Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Goedereede

Huisvestingsverordening 1994 van Goedereede

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Goedereede
Officiële naam regelingHuisvestingsverordening 1994 van Goedereede
CiteertitelHuisvestingsverordening 1994 van Goedereede
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Huisvestingswet, artikel 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-06-199412-11-2013nieuwe regeling

16-06-1994

Publicatieblad 26 november 1996 nr: 96 - 40

994 - 88 - 8

Tekst van de regeling

De raad der gemeente Goedereede;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders dd. 7 juni 1994;

gelet op artikel 2 van Huisvestingswet;

               b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende VERORDENING, HOUDENDE REGELS OMTRENT DE VERDELING VAN WOONRUIMTE EN DE WIJGIGING VAN DE SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD.

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet:de huisvestingswet;

  • b.

    besluit:het huisvestingsbesluit;

  • c.

    woonruimte:het daaromtrent in artikel 1, sub 1.b van de wet bepaalde;

  • d.

    huurprijs:het daaromtrent in artikel 1, sub 1.f. van de wet bepaalde;

  • e.

    koopprijs:het daaromtrent in artikel 1, sub g van de wet bepaalde;

  • f.

    huurprijsgrens:het daaromtrent in artikel 6, lid 3 van de wet bepaalde;

  • g.

    koopprijsgrens:het daaromtrent in artikel 6, lid 3 van de wet bepaalde;

  • h.

    woningzoekende:het huishouden dat in het register als bedoeld in artikel 2.2.1 is ingeschreven;

  • i.

    economische binding:het daaromtrent in artikel 2 van het besluit bepaalde;

  • j.

    maatschappelijke binding:het daaromtrent in artikel 2 van het besluit bepaalde;

  • k.

    huishouden:een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een (duurzame) gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

  • l.

    inkomen:het daaromtrent in artikel 7, juncto artikel 8, lid 3 en lid 4 van het besluit bepaalde;

  • m.

    huisvestingsvergunning:de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • n.

    eigenaar:het daaromtrent in artikel 1, lid 2 van de wet bepaalde;

  • o.

    ingezetene:degene die in het bevolkingsregister van de gemeente Goedereede is opgenomen, en het feitelijk in de gemeente Goedereede hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;

  • p.

    onzelfstandige woonruimte:woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • q.

    inwoning:het bewonen van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;

  • r.

    standplaats:een standplaats op een centrum als bedoeld in artikel 2 van de Woonwagenwet (stb. 1968, 98), of een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Woningwet (Stb. 1991,439);

  • s.

    woonwagen:een woonwagen als bedoeld in artikel 1 van de Woonwagenwet;

  • t.

    onttrekkingvergunning:de vergunning als bedoeld in artikel 30 van de wet;

  • u.

    splitsingsvergunning:de vergunning als bedoeld in artikel 33 van de wet.

Hoofdstuk 2 VERDELING VAN WOONRUIMTE

Paragraaf 2.1 Werkingsgebied
Artikel 2.1.1 Huurprijs- en koopprijsgrens

Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op :

  • a.

    woonruimten met een huurprijs benende de huurprijsgrens;

  • b.

    woonruimten met een koopprijs beneden ƒ 250.000,-- de koopprijsgrens.

Artikel 2.1.2 Nadere afperking

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1.1 is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op: woonruimten, als bedoeld in artikel 6, lid 1 van de wet (inwoning, woonwagens, woonschepen en bejaardenoorden).

Paragraaf 2.2 Inschrijving
Artikel 2.2.1 Register van woningzoekenden
  • 1. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden;

  • 2. In dit register worden op hun verzoek als woningzoekenden ingeschreven:

    • a.

      de huishoudens die een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 2.6.1.A bezitten;

    • b.

      de huishoudens waarvan tenminste één der volwassen leden een economische of maatschappelijke binding met de gemeente heeft, dan wel gedurende een termijn van tenminste 5 jaar ingezeten van de gemeente is, dan wel in de positie verkeert als aangegeven in artikel 5, lid 1 van het besluit (de zgn. beschermde groep);

  • 3. In het register van woningzoekende worden ingeschreven degen of zijn echtgenote, die gedurende een periode van maximaal 5 jaar deze gemeente als ingezetene heeft verlaten door vestiging elders en kan aantonen, da hij of zijn echtgenote voor zijn vertrek uit deze gemeente gedurende tenminste een aaneengesloten periode van 5 jaar ingezetene van deze gemeente is geweest.Ten aanzien van degen of zijn echtgenote, die kan aantonen, dat hij of zijn echtgenote wegens studie deze gemeente heeft verlaten geldt, een termijn van maximaal 8 jaren, dat hij of zijn echtgenote niet meer als ingezetene van deze gemeente is te beschouwen, doch hierbij geldt eveneens de verplichting dat betrokkene of zijn echtgenote moet kunnen aantonen onmiddellijk voorafgaand aan deze termijn gedurende tenminste een aaneengesloten periode van 5 jaar ingezeten van deze gemeente te zijn geweest.

     

Artikel 2.2.2 Verzoek om inschrijving

Het verzoek om als woningzoekende te worden ingeschreven in het vorige artikel bedoeld register wordt gericht aan burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende bewijsstukken:a. het hiervoor bestemde inschrijfformulier;b. arbeidscontract als bewijs van economische binding;c. jaaropgave/aanslag inkomstenbelasting, 

Artikel 2.2.3 Bewijs van inschrijving
  • 1. Burgemeester en wethouders verstrekken aan de in het register ingeschreven woningzoekenden een bewijs van inschrijving, waarop et volgende gegeven wordt vermeld: datum van inschrijving;

    • a.

      Het bewijs van inschrijving blijft, behoudens het in het derde en vierde lid gestelde, 2 jaar geldig;

    • b.

      De inschrijving in het register van woningzoekende kan met een periode van 2 jaar verlengd worden, indien de woningzoekende uiterlijk binnen 1 maand vóór het eindigen van de in het vorig lid bedoelde termijn daarom schriftelijk heeft verzocht;

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een inschrijving doorhalen indien:

    • a.

      de woningzoekende is verhuisd;

    • b.

      de woningzoekende niet meer aan de vereisten voor inschrijving voldoet;

    • c.

      de woningzoekende daarom verzoekt;

    • d.

      een woning is aangeboden.

Paragraaf 2.3 Huisvestingsvergunning
Artikel 2.3.1 Vergunningsvereiste
  • 1. Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte, aangewezen c.q. uitgezonderd in de artikelen 2.1.1 en 2.1.2, in gebruik te nemen voor bewoning;

  • 2. Het is verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestigingsvergunning.

Artikel 2.3.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
  • 1. De aanvraag van een huisvestingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van het volgende bewijsstuk:

    • a.

      Het huishouden dat de huisvestigingsvergunning aanvraat behoort tot de ingevolge paragraaf 2.4 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestigingsvergunning in aanmerking komen;

    • b.

      De woonruimte wordt met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.5 passend geacht voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt.

Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlening

vervallen

Artikel 2.3.4 Vruchtloze aanbieding
  • 1. In afwijking van het in artikel 2.3.3 bepaalde wordt de vergunning altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig in de lid 2 weergegeven procedure gedurende drie maanden vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge het eerste lid van artikel 2.3.3 voor die woonruimte in aanmerking komen;

  • 2. De eigenaar moet de woonruimte in de in het vorige lid genoemde termijn tenminste die maal door middel van een advertentie, geplaatst in de streekpers te koop hebben aangeboden.Deze advertentie moet in ieder geval bevatten:

    • a.

      het adres van de woonruimte:

    • b.

      de overeenkomstig artikel 26, lid 2 van de wet bepaalde huurprijs of koopprijs van de woonruimte.

    De in het vorige lid genoemde termijn begint te lopen op de datum van plaatsing van de eerste advertentie die voldoet aan het hier bepaalde.

Artikel 2.3.5 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestigingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    de vergunninghouder de er in vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van de door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Paragraaf 2.4.1 Toelating
Artikel 2.4.1 Leeftijd

Tenminste één der leden het huishouden moet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.

Artikel 2.4.2 Economische en maatschappelijke binding
  • 1. Tenminste één der volwassen leden van het huishouden moet maatschappelijk of economisch gebonden zijn aan de gemeente, dan wel (gedurende een termijn van tenminste 5 jaar) ingezetene van de gemeente zijn, dan wel in de positie verkeren als aangegeven in artikel 5, lid 1 van het besluit (de zgn. beschermde groepen);

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt de eis van economische of maatschappelijke binding niet, indien zich een situatie voordoet als beschreven in artikel 6 van het besluit (woningruil met iemand behorende tot de zgn. beschermde groepen of iemand die van baan verandert of personeel van een met name genoemd ruimtelaboratorium);

  • 3. De eis van economische of maatschappelijke binding geldt eveneens niet voor degene of zijn echtgenote, die gedurende een periode van maximaal 5 jaar deze gemeente als ingezeten heeft verlaten doorvestiging elders en kan aantonen, dat hij of zijn echtgenote voor zijn vertrek uit deze gemeente gedurende tenminste een aaneengesloten periode van 5 jaar ingezetene van deze gemeente is geweest.Ten aanzien van degene of zijn echtgenote, die kan aantonen, dat hij of zijn echtgenote wegen studie deze gemeente heeft verlaten geldt, een termijn van maximaal 8 jaren, dat hij of zijn echtgenote niet meer als ingezetene van deze gemeente is te beschouwen, doch hierbij geldt eveneens de verplichting dat betrokkene of zijn echtgenote moet kunnen aantonen onmiddellijk voorafgaand aan deze termijn gedurende tenminste een aangesloten periode van 5 jaar ingezetene van deze gemeente te zijn geweest. 

Artikel 2.4.3 Verblijfstatus

De leden van het huishouden moeten of de Nederlandse nationaliteit bezitten of over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikken.

Paragraaf 2.5 Passendheid
Artikel 2.5.1 Verhouding inkomen huurprijs
  • 1. Het inkomen van het huishouden moet in een redelijke verhouding tot de huurprijs of de koopprijs van de woonruimte staan;

  • 2. Indien voor een woonruimte met een huurprijs van minder dan ƒ 600.—per maand geen gegadigde met een inkomen overeenkomstig de in het vorige lid weergegeven tabel bij burgemeester en wethouders bekend is wordt de woonruimte ook passend geacht voor een gegadigde met een inkomen dat ten hoogste bedraagt:

    (peildatum 1 juli 1994)                                                                                                                                 INKOMENHUUR                                              alleenst.                              alleenst.                           mphh.                           mphh.PRIJS                                             jonger dan 65 jr           ouder dan 65 jr            jonger dan 65 jr              ouder dan 65 jrhuurprijsminder dan ƒ 600.—p/mnd             ƒ 52.500,--                     ƒ 43.500,--                     ƒ 69.000,--                        ƒ 58.500,--

  • 3. Voor de bepaling van het inkomen dat in de lid 2 weergegeven tabel wordt toegepast hanteren burgemeester en wethouders de volgende nadere uitvoeringsregels:

    • a.

      als inkomen wordt het laatst bekende belastbare jaarinkomen gehanteerd; als bewijsstuk geldt de daarop betrekking hebbende aanslag in de inkomstenbelasting;

    • b.

      indien geen aanslag in de inkomstenbelasting is opgelegd, geld als bewijsstuk de laatste jaaropgave van de werkgevers(s) of uitkerende instantie(s) met betrekking tot het bruto-inkomen;

    • c.

      indien de aanvrager kan aantonen dat het inkomen sinds de vaststelling van het laatst bekende inkomen overeenkomstig a en b is verminderd of spoedig zal verminderen (bijvoorbeeld in verband met pensionering of VUT), geldt in afwijking van het in sub a of b gestelde dat lagere inkomen;

    • d.

      de burgemeester en wethouders kunnen de woningzoekende vragen een zgn. IB-60 formulier met betrekking tot het meest recente kalenderjaar te overleggen ter verificatie van het opgegeven huishoudeninkomen;

    • e.

      indien alleen bewijsstukken van het meest recente bruto-inkomen worden gehanteerd, gebruiken burgemeester en wethouders voor de omrekening van bruto-inkomen naar belastbaar inkomen het programma Berini.

Paragraaf 2.6.A Urgentie: digitale variant
Artikel 2.6.1.A Urgentieverklaring
  • 1. Indien een woningzoekende dringend behoefte heeft aan een (andere woonruimte, kan hij aan burgemeester en wethouders verzoeken hem een urgentieverklaring te verstekken;

  • 2. De urgentieverklaring houdt het volgende in:

    • a.

      de erkenning dat verhuizing van de woningzoekende dringend gewenst is en dat burgemeester en wethouders dientengevolge overeenkomstig artikel 2.6.4.A bemiddeling zullen verlenen bij het verkrijgen van een (andere) woonruimte;

    • b.

      de toezegging dat binnen een indicatieve termijn één aanbieding van woonruimte zal worden gedaan.

Artikel 2.6.2.A Aanvragen van een urgentieverklaring
  • 1. De aanvraag van een urgentieverklaring wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de noodzakelijke bewijsstukken verbandhoudend met de urgentie;

  • 2. Op of bij de urgentieverklaring vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie: de inhoud van de urgentieverklaring, zoals bedoeld in artikel 2.6.1A.

Artikel 2.6.3.A Criteria voor verlening van een urgentieverklaring

Burgemeester en wethouders verlenen de urgentieverklaring, indien aan één of meer van de volgende voorwaarden voldaan wordt:

  • a.

    echtscheiding of beëindiging samenwoning;

  • b.

    medische indicatie;

  • c.

    sociale indicatie;

  • d.

    dakloos niet door eigen schuld.

Artikel 2.6.4.A Bemiddeling
  • 1. Voor woningzoekende die beschikken over een urgentieverklaring bemiddelen burgemeester en wethouders bij eigenaren van woonruimte, opdat aan hen een overeenkomstig paragraaf 2.5 passende en overeenkomstig artikel 2.6.1.A, lid 2 nader omschreven woonruimte wordt aangeboden;

  • 2. Het recht op bemiddeling vervalt nadat de woningzoekende een aanbieding van een naar het oordeel van burgemeester en wethouders passende woonruimte heeft geweigerd.

Artikel 2.6.5.A Wijziging en intrekking
  • 1. Bij gewijzigde omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de inhoud van de afgegeven urgentieverklaring te wijzigen. Dit wordt ter kennis van de woningzoekende gebracht door middel van de verstrekking van een gewijzigde urgentieverklaring, waarbij tevens wordt meegedeeld dat de voordien verstrekte urgentieverklaring is vervallen. Op de termijnen voor beslissing tot en mededeling van een wijziging is het bepaalde in artikel 2.6.2.A, lid 3 t/m 6 van overeenkomstige toepassing;

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een urgentieverklaring intrekken, indien:

    • a.

      aan de vereisten voor het verkrijgen van een urgentieverklaring niet meer wordt voldaan;

    • b.

      de urgentieverklaring is verstrekt op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Paragraaf 2.7 Afwijkende bepalingen voor bijzondere woonvormen
Artikel 2.7.1 Standplaatsen voor een woonwagen
  • 1. Burgemeester en wethouders hanteren de regel dat zij in volgorden van inschrijving worden genoteerd;

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 2.3.3 wordt de huisvestingsvergunning voor een standplaats voor een woonwagen verleend, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de standplaatszoekende behoort tot de ingevolge paragraaf 2.4 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;

    • b.

      de standplaatszoekende kan aantonen dat hij is gerechtigd om volgens de Woonwagenweg in een woonwagen te wonen;

    • c.

      de standplaatszoekende neemt op de in het vorige lid bedoelde lijst de bovenste plaats in, of de boven hem staande standplaatszoekende willen niet in aanmerking komen voor de standplaats. Ingeval van bijzondere medische en/of sociale omstandigheden van de standplaatszoekende kunnen burgemeester en wethouders van deze voorwaarden afwijken.

Paragraaf 2.8 Organisatie en bevoegdheden
Artikel 2.8.1 Overeenkomsten

Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren overeenkomsten sluiten over het in gebruik geven van woonruimte, welke overeenkomsten voor het bezig van deze eigenaren in de plaats treden van delen van deze verordening. De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De overeenkomsten worden ter goedkeuring aan de gemeenteraad voorgelegd. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeenten en andere belanghebbenden.

Hoofdstuk 3 WIJZIGING VAN DE SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD

Paragraaf 3.1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting
Artikel 3.1.1 Vergunningvereiste

Het is verboden om zonder onttrekkingsvergunning een woonruimte:

  • a.

    geheel of gedeeltelijk aan de bestemming tot bewoning te onttrekken. Onder het onttrekken aan de bestemming tot bewoning wordt in deze verordening verstaan het slopen of het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden;

  • b.

    met andere woonruimte samen te voegen;

  • c.

    van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.

Artikel 3.1.2 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning
  • 1. De aanvraag van een onttrekkingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijsstukken:

    • a.

      naam en adres van de eigenaar;

    • b.

      gegevens over de huidige situatie:- huur- of koopprijs;- aantal kamers;- woonoppervlak;- staat van onderhoud;

    • c.

      gegevens over de beoogde situatie:- bestemming;- bouwtekening/bouwvergunning;- compensatievoorstel;

    • d.

      gegevens bij voorgenomen samenvoeging:- verwachte huur- of koopprijs;- naam van toekomstige bewoner;- omvang van het huishouden van de toekomstige bewoners;- schriftelijke verklaring van toestemming van de huurder;

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen bij de beoordeling van aanvragen tot onttrekking ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf advies inwinnen bij de Kamer van Koophandel;

  • 3. Bij de beoordeling van aanvragen tot onttrekking ten behoeve van de praktijkuitoefening door officieel erkende medici of para-medici winnen burgemeester en wethouders steeds het advies in van de adviescommissie Huisvesting beoefenaars van Medische en Para-medische Beroepen.

  • 4. Op of bij de onttrekkingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie;

    • a.

      de mededeling dat binnen één jaar van de onttrekkingsvergunning gebruik gemaakt kan worden;

    • b.

      de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

    • c.

      de opgelegde compensatie;

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor tijdelijke onttrekking, indien de onttrekking voorziet in een tijdelijke behoefte.

Artikel 3.1.3 Criteria voor vergunningverlening
  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen de onttrekkingsvergunning, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad;

  • 2. Indien de aanvraag betrekking heeft op samenvoeging of omzetting van woonruimte en één of meer van de betrokken woonruimten een huur- of koopprijs heeft beneden de huur- of koopprijsgrens en er, ongeacht de nieuw huur- of koopprijs, naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende compensatie als bedoeld in artikel 3.1.4 wordt geboden, wordt de onttrekkingsvergunning in ieder geval verleend, indien:

    • a.

      de samenvoeging of omzetting een woonruimte oplevert met een huur- of koopprijs beneden de huur of koopprijsgrens, of:

    • b.

      bij samenvoeging de vergunningaanvrager eigenaar-bewoner is, de bestemming tot bewoning gehandhaafd blijft en de samengevoegde woonruimte overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 2.5 passend is voor het huishouden van de eigenaar-bewoner, of;

    • c.

      de aanvraag geschiedt door een verhuurder/beheerder ten behoeve van een te krap wonend huishouden dat na samenvoeging passen woont overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 2.5;

  • 3. Indien burgemeester en wethouders hebben vastgesteld, dat zowel het belang van de aanvrager als het belang van de volkshuisvesting zwaar wegen, of dat het belang van de aanvrager niet opweegt tegen het belang van de volkshuisvesting, wordt de onttrekkingsvergunning verleend, indien voldoende compensatie als bedoeld in artikel 3.1.5 wordt geboden en overigens aan door burgemeester en wethouders gestelde voorwaarden en voorschriften is voldaan.

Artikel 3.1.4 Compensatie
  • 1. Compensatie kan worden geboden door het toevoegen aan de woningvoorraad van andere, vervangende woonruimte, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gelijkwaardig is aan de te onttrekken woonruimte;

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen beslissen tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling van compensatie:

    • a.

      in gevallen, genoemd in artikel 3.1., lid 2, sub b (samenvoeging of omzetting met redelijke huur);

    • b.

      bij samenvoeging, indien de eigenaar-bewoner een eigen investering doet ten behoeve van noodzakelijk bouwkundig herstel. Daarbij geldt dat de vrijstelling afhangt van de hoogte van de investering in relatie tot de economische marktwaarde van de (kleinste) woning.

Artikel 3.1.5 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunne een onttrekkingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    niet binnen één jaar, nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot onttrekking, samenvoeging of omzetting;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Artikel 3.1.6 Verzegeling

Indien sprake is van het gebruik van woonruimte zonder onttrekkingsvergunning anders dan voor permanente bewoning, kunnen burgemeester en wethouders de woonruimte verzegelen.Deze verzegeling wordt opgeheven op het moment dat de woonruimte in gebruik genomen wordt voor bewoning, of dat de woonruimte door verhuur of verkoop opnieuw voor bewoning wordt bestemd, of indien alsnog een onttrekkingsvergunning wordt verleend. 

Paragraaf 3.2 Splitsing in appartementsrechten
Artikel 3.2.1 Vergunningsvereiste
  • 1. Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw te splitsen in appartementrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van één of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte;

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van deelneming- of lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis daartoe door een rechtspersoon met betrekking tot een gebouw als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.2.2 Aanvragen van een splitsingsvergunning
  • 1. De aanvraag van een splitsingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende stukken:

    • a.

      een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en het krachtens dat artikel vastgestelde Besluit betreffende splitsing in appartementsrechten;

    • b.

      een taxatierapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw, opgemaakt door een beëdigd makelaar. Dit rapport bevat in elk geval mede een beschrijving en een beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw;

  • 2. Op of bij de splitsingsvergunning vermelden burgemeester en wetouders de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat binnen één jaar van de splitsingsvergunning gebruik gemaakt kan worden;

    • b.

      het gebouwd onroerend goed waarop de splitsing betrekking heeft.

Artikel 3.2.3 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
  • 1. Burgemeester en wethouders weigeren een splitsingsvergunning, indien;

    • a.

      het bouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest, dan wel, indien het gebouw of het gedeelte van een gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd is met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Stb. 1985, 626) of met enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik genomen;

    • b.

      de aanvrager niet kan waarborgen, dat de woonruimte of woonruiten na de voorgenomen splitsing bestemd blijft of blijven c.q. de voormalige woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verhuur ter bewoning;

    • c.

      het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet op weegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad voor die voor de verhuur is bestemd. Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van het gebouw opgenomen woonruimten betrokken.

  • 2. Burgemeester en wethouders weigeren eveneens een splitsingsvergunning, indien:

    • a.

      voor het gebied waarin het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft is gelegen, een stadvernieuwingsplan als bedoeld in artikel 31 van de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing of leefmilieuverordening als bedoeld in artikel 9 van die wet van kracht is, dan wel een ontwerp voor zodanig plan of zodanige verordening of voor een herziening daarvan in procedure is;

    • b.

      het ontwerp voor dat plan of voor die verordening, dan wel voor de herziening daarvan ter inzage is gelegd voordat de aanvraag van de splitsingsvergunning is ingediend, dan wel, indien de aanvraag krachtens artikel 3.2.5 is aangehouden, voordat die aanhouding is geëindigd;

    • c.

      de voorgenomen splitsing naar het oordeel van burgemeester en wethouders nadelige gevolgen heeft voor de met het plan of de verordening nagestreefde of na te streven doeleinden;

    • d.

      het belang dat de vergunningaanvrager bij de splitsing heeft, niet opweeft tegen het belang van het voorkomen van belemmering van de stadsvernieuwing.

  • 3. Burgemeester en wethouders weigeren tenslotte een splitsingsvergunning, indien;

    • a.

      de toestand van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft zich uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud geheel of ten dele tegen splitsing verzet;

    • b.

      de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden geheven, dan wel onvoldoende is verzekerd dat die gebreken zullen worden opgeheven;

  • 4. Van gebreken als bedoeld in het vorige lid is in ieder geval sprake, indien:

    • a.

      burgemeester en wethouders ingevolge de artikelen 14 t/m 25 van de Woningwet een aanschrijving hebben gedaan en deze aanschrijving nog niet is uitgevoerd;

    • b.

      het gebouw, waarop de aanvraag om een splitsingsvergunning betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat, die ingevolge de artikelen 29 t/m 38 van de Woningwet onbewoonbaar zijn verklaard.

Artikel 3.2.4 Aanhouding van de splitsingsaanvraag
  • 1. Burgemeester en wethouders houden de beslissing op de vaanvraag an een splitsingsvergunning aan, indien:

    • a.

      voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op Ruimtelijke Ordening van kracht is met het oog op de voorbereiding van een stadsvernieuwingsplan of van een herziening daarvan;

    • b.

      dat het besluit is genomen voordat de aanvraag om vergunning werd ingediend;

    • c.

      redelijkerwijs verwacht mag worden dat de in het stadvernieuwingsplan op te nemen maatregelen nadelig kunnen worden beïnvloed door de opgenomen splitsing;

  • 2. De aanhouding als bedoeld in het vorige lid duurt tot het moment dat het voorbereidingsbesluit ingevolge artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is vervallen;

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing op een aanvraag om splitsingsvergunning aanhouden, indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij binnen een daarvoor redelijke termijn de gebreken, als bedoeld in artikel 3.2.3, lid 3 met het oog op de voorgenomen splitsing zal opheffen;

  • 4. Indien burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhouden, vermelden zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moet worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk achten. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de vergunning verleend.

Artikel 3.2.5 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien;

  • a.

    niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelneming- of lidmaatschapsrechten;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Hoofdstuk 4 VERDERE BEPALINGEN

Artikel 4.1 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Artikel 4.2 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.3.1, 3.1.1 of 3.2.1 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 4.3 Handhaving
  • 1. met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren;

  • 2. met de opsporing van de bij artikel 4.2 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafverordening en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de Minister van Justitie daartoe zijn aangewezen;

  • 3. de in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 76, 77 en 78 van de wet.

Artikel 4.4 Restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.

Artikel 4.5 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid van de Woningwet (Stb.1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Hoofdstuk 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 5.1 Overgangsbepaling
  • 1. De vóór de inwerkingtreding van deze verordening gedane inschrijvingen van woningzoekenden worden geacht inschrijvingen te zijn als bedoeld in paragraaf 2.2 van deze verordening;

  • 2. Aanvragen tot inschrijving als woningzoekende of om verlening van een met een vergunning volgens deze verordening gelijkgestelde vergunning welke vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend worden behandeld volgens het voordien geldende recht, inzien dit oor de betrokkene gunstiger is.

Artikel 5.2 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening 1994 van Goedereede.

Artikel 5.3 Inwerkingtreding
  • 1. Deze verordening treedt in werking op de derde dag na de door burgemeester en wethouders vast te stellen dag van de afkondiging;

  • 2. Op de datum van inwerkingtreding vervalt de Woonruimteverordening 1984.

            Aldus vastgesteld in de openbare vergadering         van 16 juni 1994.

            De secretaris,                                De voorzitter,                mr. H. Scholtens                           G. van Velzen