Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Spijkenisse

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Spijkenisse
Officiële naam regelingVerordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren
CiteertitelParkeerverordening Spijkenisse
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

1. De datum van inwerkingtreding van deze regeling is bij benadering vastgesteld

2. Deze regeling vervangt de Parkeerverordening 1993

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. gemeentewet, art. 168
  2. Wegenverkeerswet, art. 6

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-11-201001-04-2012wijziging van art. 14

10-11-2010

DIT! is Spijkenisse, 22-11-2010

SWVV/2010/109
01-01-199423-11-2010wijziging van art. 2, 4 en 16

17-11-1993

Onbekend

BJZB/93/183A
01-11-199301-01-1994nieuwe regeling

13-10-1993

Onbekend

RABN/93/023A

Tekst van de regeling

De raad der gemeente Spijkenisse;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 oktober 1993;

gelezen het advies van de commissie stadsbeheer en volkshuisvesting d.d. 11 maart 1993 en 17 juni 1993;

gelet op artikel 168 van de gemeentewet en artikel 6 van de Wegenverkeerswet,

besluit:

vast te stellen de Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren.

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • c.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • g.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990, of

    • 2.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • h.

    vergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • i.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • j.

    dagvergunning: een vergunning, welke kan worden verstrekt aan degene die woont in een parkeergebied, ten einde het parkeren door het bezoek van diegene in de nabijheid van diens woning mogelijk te maken;

  • k.

    maand: kalendermaand.

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, de desbetreffende commissie(s) gehoord, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, de desbetreffende commissie(s) gehoord, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren of belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2. Een vergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze

    • a.

      woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, dan wel

    • b.

      een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren.

  • 3. De eigenaar of houder van een motorvoertuig die voldoet aan beide in het tweede lid gestelde voorwaarden wordt, voor wat betreft de eerste aangevraagde vergunning, geacht te beantwoorden aan de onder a genoemde voorwaarde.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders van motorvoertuigen die niet voldoen aan één van de in het tweede lid genoemde voorwaarden.

  • 5. Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

  • 7. De vergunning geeft geen recht op een parkeerplaats.

Artikel 4
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, regels geven voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen twee maanden na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste twee maanden verlengen.

Artikel 5
  • 1. Een vergunning wordt voor ten hoogste één jaar verleend.

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig of een ander kenmerk van het motorvoertuig of de motorvoertuigen, waarvoor de vergunning is verleend;

    • b.

      de geldigheidstermijn van de vergunning;

    • c.

      het parkeerterrein en/of het weggedeelte en/of weggedeelten, waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 6

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • c.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • d.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • e.

    om redenen van openbaar belang;

  • f.

    indien de voor de parkeervergunning verschuldigde parkeerbelasting niet of niet tijdig is voldaan.

Artikel 7

Een parkeervergunning vervalt met onmiddellijke ingang van rechtswege:

  • a.

    indien een vergunninghouder het gebied, waarop de vergunning betrekking heeft, metterwoon verlaat of het daarin uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

  • b.

    indien voor de in het gebied, waarop de vergunning betrekking heeft, gelegen weggedeelten of terreinen die bestemd zijn voor parkeerapparatuurplaatsen en/of belanghebbendenplaatsen, het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • c.

    in geval van overlijden van de vergunninghouder.

Artikel 8
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen dagvergunningen op aanvraag verlenen aan degene, die woont in het gebied waarop deze verordening van toepassing is, ten einde het parkeren door het bezoek van diegene in de nabijheid van diens woning mogelijk te maken.

  • 2. De dagvergunning wordt verleend voor een of meer bepaalde weggedeelten. De dagvergunning geeft geen recht op een parkeerplaats.

  • 3. Aan de dagvergunning kunnen burgemeester en wethouders voorschriften verbinden.

  • 4. De dagvergunning wordt verleend voor een bepaalde termijn.

Artikel 9

De dagvergunning vermeldt ten minste:

  • a.

    de geldigheidstermijn van de dagvergunning;

  • b.

    het weggedeelte of de weggedeelten waarvoor de dagvergunning is verleend.

Artikel 10

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels geven inzake het aanvragen van een dagvergunning alsmede het verbinden van voorschriften aan een vergunning.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel 11
  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik ervan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 12

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel 13

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.

Artikel 15

Deze verordening kan worden aangehaald als "Parkeerverordening Spijkenisse".

Artikel 16
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op een door burgemeester en wethouders bij openbaar besluit bekend te maken datum.

  • 2.

    Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de "Parkeerverordening 1993", vastgesteld d.d. 4 november 1992.

  • 3.

    Vergunningen welke zijn verleend krachtens de "Parkeerverordening 1993" worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

  • 4.

    Bezoekersdagkaarten welke zijn aangekocht krachtens de "Parkeerverordening 1993" blijven tot en met 31 december 1993 geldig onder de voorwaarden zoals deze genoemd worden in de "Parkeerverordening 1993".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Spijkenisse d.d. 13 oktober 1993

de secretaris,
B.J. de Jong (loco)
de voorzitter,
L. Vleggeert