Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Stadsgewest Haaglanden

Stadsgewestelijke verordening woninggebonden subsidies 2006

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieStadsgewest Haaglanden
Officiële naam regelingStadsgewestelijke verordening woninggebonden subsidies 2006
CiteertitelStadsgewestelijke verordening woninggebonden subsidies 2006
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Stadsgewestelijke verordening woninggebonden subsidies 1998

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet gemeenschappelijke regelingen, artikel 33 jo. Gemeentewet, artikel 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-12-201001-10-201012-07-2012art. 47, 49

24-12-2010

De Posthoorn d.d. 1 december 2010 e.a.

geen
21-12-200601-01-2006nieuwe regeling

13-12-2006

De Posthoorn d.d. 20 december 2006 e.a.

geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Stadsgewestelijke verordening woninggebonden subsidies 2006

Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden;

gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 1 november 2006;

BESLUIT:

vast te stellen bijgevoegde:

STADSGEWESTELIJKE VERORDENING WONINGGEBONDEN SUBSIDIES 2006

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf 1.1 Begripsbepalingen
Artikel 1.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden;

  • 2.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het Stadsgewest Haaglanden;

  • 3.

    burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van een aan de ‘Regeling stadsgewest Haaglanden 1995’ deelnemende gemeente;

  • 4.

    gemeenteraad: de raad van een aan de ‘Regeling stadsgewest Haaglanden 1995’ deelnemende gemeente;

  • 5.

    vereniging sociale verhuurders Haaglanden (SVH): de vereniging van de in Haaglanden georganiseerde toegelaten instellingen;

  • 6.

    aanvrager: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een verzoek indient tot verlening van subsidie;

  • 7.

    subsidieontvanger: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een verzoek indient tot vaststelling en betaling van de verleende subsidie;

  • 8.

    subsidiecategorie: dat deel van het voor de gemeente gereserveerde bedrag dat door de gemeenteraad beschikbaar is gesteld voor een categorie woningen, standplaatsen, woonwagens of ingrijpende voorzieningen;

  • 9.

    huurder: degene die met de verhuurder een huurovereenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 7:201 van het Burgerlijk Wetboek;

  • 10.

    huurprijs: prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woning, standplaats of woonwagen uitgedrukt in een bedrag per maand;

  • 11.

    goedkope huurwoning: huurwoningen met een huur tot de huurprijsgrens uit de Wet op de Huurtoeslag. Deze grens wordt jaarlijks door het Rijk aangepast;

  • 12.

    betaalbare huurwoning: huurwoningen met een prijs tot aan de aftoppingsgrens;

  • 13.

    aftoppingsgrenzen: huurgrenzen binnen het stelsel van de Wet op de Huurtoeslag, waaronder huishoudens die behoren tot de Besluit Beheer Sociale Huursectordoelgroep huursubsidie kunnen ontvangen;

  • 14.

    gereedkomingsdatum:

    • 1.

      de dag waarop de woning, de standplaats of de woonwagen voor bewoning gereed komt of

    • 2.

      de dag waarop de werkzaamheden aan de woning dan wel de standplaats gereedkomen of

    • 3.

      de dag waarop de administratief in een plan samengevoegde woningen gemiddeld voor bewoning gereed komen of

    • 4.

      de dag waarop de werkzaamheden aan de administratief in een plan samengevoegde woningen gemiddeld gereedkomen of

    • 5.

      de dag waarop een buiten de standplaats gebouwde woonwagen op de standplaats wordt geplaatst;

  • 15.

    kosten van verkrijgen in eigendom: de door het dagelijks bestuur vast te stellen noodzakelijke, direct met de bouw samenhangende kosten; inclusief de koopsom van de grond van een woning of een standplaats, met dien verstande dat:

    • 1.

      indien een woning of standplaats wordt gebouwd op grond waarop een recht van opstal rust of waarop een recht van erfpacht is gevestigd dan wel de grond en de woning of de standplaats afzonderlijk in eigendom worden verkregen of de grond al geruime tijd eigendom is van de eigenaar, als koopsom van de bouwrijpe grond een door het dagelijks bestuur te bepalen bedrag wordt aangehouden;

    • 2.

      indien een koopwoning, een koopstandplaats of een koopwoonwagen geheel of gedeeltelijk met eigen arbeid of in eigen beheer wordt gebouwd, als kosten van het verkrijgen in eigendom een door het dagelijks bestuur te bepalen bedrag wordt aangehouden;

    • 3.

      de kosten van het verkrijgen in eigendom in voorkomende gevallen kunnen worden verminderd met subsidie, verleend als bijdrage ten behoeve van voorzieningen voor gehandicapten op grond van het Besluit Wvg-woonvoorzieningen.

  • 16.

    goedkope koopwoning: koopwoningen waarvan de geraamde kosten voor het

    in eigendom verkrijgen niet hoger zijn dan goedkope koopgrens;

  • 17.

    kosten van ingrijpende voorzieningen:

    • 1.

      de door het dagelijks bestuur vast te stellen noodzakelijke, direct met het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een woning samenhangende kosten;

    • 2.

      indien de aanvraag betrekking heeft op het treffen van ingrijpende voorzieningen aan meer dan één woning wordt het kostenbedrag per woning bepaald door het quotiënt van de geaccepteerde kosten en het aantal woningen na verbetering;

  • 18.

    toegelaten instelling: instelling, toegelaten krachtens artikel 70 van de Woning- wet;

  • 19.

    bouwplan: de beschrijving van de te bouwen woningen, standplaatsen of woonwagens, of de te treffen voorzieningen aan woningen of standplaatsen, vergezeld van alle voorgeschreven gegevens, zoals vereist op grond van deze verordening;

  • 20.

    tijdsplanning van de voorgenomen werkzaamheden: een planning waarin wordt aangegeven op welke tijdstippen de diverse mijlpalen (zoals de start van de bouw, bereiken begane-grondvloer en gereedkomingsdatum) in het bouwproces zullen worden gerealiseerd;

  • 21.

    particuliere huurwoning: huurwoning, welke niet in eigendom is van de gemeente of een toegelaten instelling;

  • 22.

    vrijvallende middelen: bedragen die beschikbaar komen als gevolg van gehele of gedeeltelijke intrekking van verleende en/of vastgestelde subsidie;

  • 23.

    inkomen: onder inkomen wordt verstaan het toetsingsinkomen zoals bedoeld in artikel 8 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.

Paragraaf 1.2 Grondslag en werkingssfeer
Artikel 2.

Voor de toepassing van deze verordening wordt mede verstaan onder:

  • 1.

    eigenaar: opstaller, erfpachter, vruchtgebruiker, gerechtigde tot een appartementsrecht of degene die lid is van een coöperatie en op die grond het uitsluitende gebruik heeft van een aan die coöperatie in bloot eigendom toebehorende woning;

  • 2.

    eigendom: opstal, erfpacht, vruchtgebruik, appartementsrecht of lidmaatschapsrecht als bedoeld in het eerste lid;

  • 3.

    bouwen: het verbouwen van gebouwd onroerend goed tot woonruimte, waarbij de bestemming van het onroerend goed wordt gewijzigd;

  • 4.

    bouwen van standplaatsen: het treffen van ingrijpende voorzieningen aan bestaande huurstandplaatsen.

Artikel 3.

Deze verordening is niet van toepassing op:

  • 1.

    woningen die niet geschikt of bestemd zijn om voortdurend door dezelfde persoon of personen te worden bewoond;

  • 2.

    woningen die als ambts- of dienstwoning in gebruik zijn of als zodanig bestemd;

Artikel 4.

Op grond van deze verordening kan uitsluitend subsidie worden verleend voor de volgende subsidiecategorieën:

  • 1.

    betaalbare en goedkope huurwoningen;

  • 2.

    huurstandplaatsen;

  • 3.

    huurwoonwagens;

  • 4.

    goedkope koopwoningen;

  • 5.

    koopstandplaatsen;

  • 6.

    koopwoonwagens;

  • 7.

    ingrijpende voorzieningen aan huurwoningen

Paragraaf 1.3 Vaststelling en reservering van de budgetten
Artikel 5.
  • 1. Ieder jaar wordt conform bijlage 1 van deze verordening voor 1 april door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente een verslag woninggebonden subsidies bij het dagelijks bestuur van het Stadsgewest Haaglanden ingediend.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verslag wordt voor 1 juni door een accountant van het Stadsgewest Haaglanden gecontroleerd.

  • 3. Als uit het verslag blijkt dat voldoende budget vrijvalt doet het dagelijks bestuur een voorstel tot verdeling aan het algemeen bestuur.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt voor 1 oktober na inventarisatie van projecten een reservering per gemeente vast in een verdeelbesluit en deelt dit mee aan de gemeenteraden.

  • 5. Bij de reservering van het budget als bedoeld in het vierde lid neemt het algemeen bestuur de Regionale Woonvisie in acht.

  • 6. Bij de reservering van budgetten stelt het algemeen bestuur subsidiecategorieën vast.

  • 7. Het algemeen bestuur stelt per subsidiecategorie het normbedrag per woning vast. Tevens kan hierbij het verhoudingsgetal tussen een woning en een onzelfstandige woonruimte worden vastgesteld.

  • 8. Het algemeen bestuur kan voorwaarden en voorschriften verbinden aan de besteding van de reservering als bedoeld in het vierde lid.

Paragraaf 1.4 Uitgangspunten voor subsidiëring en verdeelbesluit
Artikel 6.
  • 1. De gemeenteraad neemt, nadat het algemeen bestuur het budget verdeeld heeft over de gemeenten, voor 1 december een gemeentelijk verdeelbesluit.

  • 2. In het verdeelbesluit noemt de gemeenteraad de subsidiecategorieën, het daarbij behorende normbedrag en de bijzondere verplichtingen die worden gesteld aan de indiening van subsidieaanvragen.

  • 3. De gemeenteraad stelt de prioriteiten vast ten aanzien van de bij het dagelijks bestuur in te dienen aanvragen om verlening van subsidie voor het bouwen van woningen, standplaatsen en woonwagen en voor het treffen van ingrijpende voorzieningen.

  • 4. De gemeenteraad kan, binnen het op grond van artikel 5 lid 4 gereserveerde budget, besluiten om af te wijken van het bij het algemeen bestuur aangemelde bouwprogramma en van de door het algemeen bestuur vastgestelde normbedragen. Voordat de gemeenteraad hiertoe besluit dient het verdeelbesluit ter goedkeuring te worden gebracht aan het dagelijks bestuur.

  • 5. De gemeenteraad kan de bevoegdheid van het nemen van een gemeentelijk verdeelbesluit, mandateren aan het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 7.
  • 1. De gemeenteraad kan burgemeester en wethouders toestemming verlenen het verdeelbesluit te wijzigen tot nader door hem te bepalen grenzen en onder nader door hem te bepalen voorwaarden.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen het verdeelbesluit wijzigen, indien het dagelijks bestuur gebruik maakt van zijn bevoegdheid, als bedoeld in artikel 9.

Artikel 8.
  • 1. Het dagelijks bestuur kan alleen in bijzondere gevallen en slechts op verzoek van de aanvrager van de subsidie de categorie waarvoor de subsidie is verleend wijzigen in een andere categorie.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan de omzetting, bedoeld in het eerste lid, weigeren indien de aanvankelijk verleende subsidie ontoereikend is.

Artikel 9.

Het dagelijks bestuur kan afwijken van de op grond van artikel 5 lid 4 vastgestelde verdeling over de gemeenten, indien de gemeente(n) waarvoor een kleiner deel van het budget wordt gereserveerd, met de herverdeling instem(t)men.

Paragraaf 1.5 Budgetbeheer, vrijvallende middelen en financiële verplichtingen
Artikel 10.
  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met het feitelijk budgetbeheer.

  • 2. Renterisico's en andere financiële gevolgen komen ten goede dan wel ten laste van de gemeente(n) waar deze zijn ontstaan.

Artikel 11.

Vrijvallende middelen als gevolg van besluiten tot het intrekken van subsidie of het vaststellen van een andere hoogte van de subsidie worden toegevoegd aan het Stadsgewestelijke BWS-budget.

Hoofdstuk 2 Aanvragen, verlenen en vaststellen van subsidie

Paragraaf 2.1 Aanvraag om subsidie
Artikel 12.
  • 1. De aanvrager vraagt subsidie aan bij het dagelijks bestuur door tussenkomst van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de woningen gebouwd worden.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend door middel van een daartoe door het dagelijks bestuur vastgesteld formulier.

Artikel 13.
  • 1. De aanvrager dient de aanvraag als bedoeld in artikel 12 in vóór 31 december van het jaar waarin de beslissing wordt gevraagd.

  • 2. Indien een aanvraag na de in het eerste lid genoemde datum wordt ontvangen, kan de aanvraag worden aangemerkt als een aanvraag voor het volgende verdeelbesluit.

  • 3. Een beslissing als bedoeld in het tweede lid kan voor datzelfde plan eenmaal worden genomen.

Artikel 14.
  • 1. Een aanvraag, als bedoeld in artikel 12, gaat in elk geval vergezeld van de in het aanvraagformulier genoemde documenten.

  • 2. Een aanvraag, als bedoeld in artikel 12, gaat tevens vergezeld van de op grond van hoofdstuk 3 vereiste door de aanvrager te verstrekken gegevens.

Artikel 15.
  • 1. Het dagelijks bestuur kan de aanvraag aanhouden indien de voor de gemeente gereserveerde subsidie overschreden zou worden wanneer de subsidie wordt verleend en de verwachting is dat bij een herverdeling of volgend budgetjaar wel subsidie kan worden verleend.

  • 2.Een besluit tot aanhouding van een plan kan voor datzelfde plan eenmaal genomen worden.

Artikel 16.

Het dagelijks bestuur beslist binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag als bedoel in artikel 12.

Paragraaf 2.2 De verlening van subsidie
Artikel 17.

Het dagelijks bestuur verleent slechts subsidie indien:

  • 1.

    is voldaan aan de door het algemeen bestuur gestelde voorwaarden en voorschriften als bedoeld in artikel 5 lid 7;

  • 2.

    is voldaan aan de bijzondere verplichtingen als bedoeld in artikel 6 lid 2;

  • 3.

    niet reeds een begin met de werkzaamheden is gemaakt zonder zijn instemming;

  • 4.

    de bouwvergunning, voor zover die is vereist, is verleend of zal worden verleend;

  • 5.

    een tijdsplanning wordt overgelegd en deze naar het oordeel van het

    dagelijks bestuur aanvaardbaar is.

Artikel 18.

Het dagelijks bestuur verleent subsidie onder voorwaarde dat:

  • 1.

    zonder toestemming van het dagelijks bestuur bij de werkzaamheden wordt niet afgeweken van het bouwplan;

  • 2.

    terstond nadat met de werkzaamheden een aanvang is gemaakt, de aanvrager het dagelijks bestuur, door tussenkomst van burgemeester en wethouders, hiervan schriftelijk in kennis stelt;

  • 3.

    de voortgang van de bouw overeenkomt met de door het dagelijks bestuur aanvaarde tijdsplanning;

  • 4.

    de gereedmelding van de werkzaamheden plaatsvindt overeenkomstig artikel 22;

  • 5

    voor een koopwoning of een koopwoonwagen een garantiecertificaat wordt

    afgegeven door een door de minister erkende terzake kundige instantie;

  • 6.

    de gemeentelijke bijzondere verplichtingen worden nageleefd.

Artikel 19.
  • 1. Het bepaalde in artikel 18 lid 5 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

    • 1.

      een woning of een woonwagen die geheel of in belangrijke mate wordt gebouwd door degene die deze als eigenaar zal bewonen;

    • 2.

      een koopwoning die een klein onderdeel is van een complex waarvan ook andere woningen of niet voor bewoning bestemde onderdelen deel uitmaken;

    • 3.

      woonruimte die ontstaat door het verbouwen van een niet voor bewoning geschikte gebouwde onroerende zaak;

    • 4.

      een huurwoning die op grond van artikel 8 wordt omgezet in een koopwoning.

  • 2. Het bepaalde in 18 lid 5 is evenmin van toepassing indien naar het oordeel van het dagelijks bestuur voldoende is gewaarborgd dat aan de doelstellingen van een garantiecertificaat wordt voldaan.

Artikel 20.

In aanvulling op het gestelde in artikel 18 verleent het dagelijks bestuur subsidie voor een koopwoning, een koopstandplaats of een koopwoonwagen onder de verplichting dat de subsidieontvanger degene is die:

  • 1.

    de woning, de standplaats of de woonwagen als eigenaar en eerste bewoner bewoont, en

  • 2.

    de woning, de standplaats of de woonwagen bewoont met ingang van een tijdstip dat minder dan een jaar ligt na de gereedkomingsdatum.

Artikel 21.

Het dagelijks bestuur dan wel burgemeester en wethouders kunnen toezichthouders aanwijzen die toezicht houden op het bepaalde in deze verordening.

Paragraaf 2.3 De gereedmelding
Artikel 22.
  • 1. De subsidieontvanger meldt door tussenkomst van burgemeester en wethouders aan het dagelijks bestuur dat de te bouwen woning, standplaats of woonwagen gereed is, dan wel dat de werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2. De gereedmelding wordt ingediend door middel van een daartoe door het dagelijks bestuur vastgesteld formulier.

  • 3. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de

    subsidie.

  • 4. De subsidieontvanger dient de gereedmelding, bedoeld in het eerste lid, terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch binnen 3 jaar na het verlenen van subsidie in.

Artikel 23.
  • 1. De gereedmelding als bedoeld in artikel 22 gaat vergezeld van:

    • 1.

      een verklaring van de subsidieontvanger dat bij de bouw respectievelijk het treffen van de voorzieningen is of wordt voldaan aan de verplichtingen waaronder de subsidie is verleend;

    • 2.

      een opgave van de kosten van verkrijgen in eigendom, dan wel de kosten van het treffen van ingrijpende voorzieningen, als de gereedmelding tevens is bedoeld als verzoek om vaststelling en uitbetaling van de subsidie;

    • 3.

      een opgave van de gereedkomingsdatum.

  • 2. Indien de subsidieontvanger een ander is dan de aanvrager, gaat de gereedmelding, bedoeld in het eerste lid, vergezeld van een opgave van de afwijkingen van bestek en tekeningen, indien deze hebben plaatsgevonden.

  • 3. De aanvrager dient gedurende een periode van vijf jaar na de datum van gereedmelding alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

Artikel 24.

Indien de gereedmelding betrekking heeft op een koopwoning, koopstandplaats of een koopwoonwagen gaat de gereedmelding als bedoeld in artikel 22 in aanvulling op het gestelde in artikel 23 vergezeld van:

  • 1.

    een bewijs van eigendom in de vorm van een afdruk van de akte als bedoeld in artikel 3:89 van het Burgerlijk Wetboek;

  • 2.

    een bewijs van de datum van eerste bewoning, in de vorm van een gewaarmerkt afschrift uit de Gemeentelijke Basisadministratie;

  • 3.

    aan afschrift van de vergunning van de gemeente tot het bewonen van de woning of de standplaats voor zover deze is vereist;

  • 4.

    een door de Inspecteur der Directe Belastingen te verstrekken formulier waarop is aangegeven het definitief vastgestelde of nog vast te stellen inkomen, van de personen bedoeld in artikel 1 sub 24 voor zoverre de gereedmelding betrekking heeft op een goedkope koopwoning.

Paragraaf 2.4 Vaststelling van de subsidie
Artikel 25.
  • 1. Het dagelijks bestuur neemt binnen acht weken na ontvangst van de gereedmelding als bedoeld in artikel 22 lid 1 een besluit op het verzoek tot vaststelling en betaling van de subsidie;

  • 2. Het dagelijks bestuur kan een besluit als bedoeld in het eerste lid eenmaal acht weken verdagen voor zover de controle op juistheid van de gegevens daartoe aanleiding geeft;

  • 3. Bij een besluit bedoeld in het eerste lid neemt het dagelijks bestuur de in artikel 27 bedoelde termijnen voor de betaling van de subsidie in acht.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt de subsidie vast overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:46 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 26.

Indien de gereedmelding betrekking heeft op een koopwoning, koopstandplaats of een koopwoonwagen stelt het dagelijks bestuur de subsidie vast, mits de woning, de standplaats of de woonwagen ten behoeve waarvan subsidie is verstrekt, wordt bewoond door de eigenaar.

Paragraaf 2.5 Betaling van subsidie
Artikel 27.

De subsidie wordt uitbetaald:

  • 1.

    binnen acht weken na het besluit tot vaststelling en betaling;

  • 2.

    ingeval van een koopwoning, koopstandplaats of koopwoonwagen wordt het bedrag uitbetaald aan de natuurlijke persoon die de woning als eigenaar bewoont.

Paragraaf 2.6 Intrekking en wijziging van subsidie
Artikel 28.

De intrekking en wijziging van de beschikking tot subsidieverlening en subsidievaststelling geschieden door het dagelijks bestuur overeenkomstig artikel 4:48 tot en met 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht.

Paragraaf 2.7 Nadere bepalingen
Artikel 29.
  • 1. Het dagelijks bestuur kan op een daartoe strekkend en gemotiveerd verzoek van de aanvragen of subsidieontvanger ontheffing verlenen van de termijnen, bedoeld in dit hoofdstuk. Een dergelijk verzoek wordt voor het verstrijken van de betreffende termijn bij het dagelijks bestuur ingediend.

  • 2. Indien het dagelijks bestuur een verzoek als bedoeld in het eerste lid honoreert, geeft hij een nieuwe termijn aan.

Artikel 30.

Het dagelijks bestuur kan voor uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.

Artikel 31.

De werking van artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht wordt uitgesloten.

Hoofdstuk 3 Bepalingen per subsidiecategorie

Paragraaf 3.1 Algemeen
Artikel 32.

De subsidiebedragen en categorieën met de daarbij behorende maximale aanvangshuren, kosten van verkrijgen in eigendom en het maximale inkomen worden door het algemeen bestuur vastgesteld in het verdeelbesluit.

Artikel 33.

Op basis van de subsidiebedragen en categorieën wordt door het algemeen bestuur een bedrag per gemeente vastgesteld.

Paragraaf 3.2 Betaalbare en goedkope huurwoningen
Artikel 34.
  • 1. Het dagelijks bestuur kan aan een bij de SVH aangesloten toegelaten instelling subsidie verlenen voor het bouwen van een betaalbare en goedkope huurwoning. Behoudens in gevallen waarin de bij de SVH aangesloten toegelaten instelling, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, goedkope woningbouwplannen niet voor haar rekening neemt kan aan een niet bij de SVH aangesloten toegelaten instelling subsidie worden verleend.

  • 2. De gemeenteraad kan in de bij het verdeelbesluit vastgestelde uitgangspunten voor het subsidiebeleid bepalen dat in afwijking van het eerste lid ten behoeve van bijzondere projecten de subsidie ook kan worden verleend aan aanvragers, niet zijnde toegelaten instellingen.

Artikel 35.

In aanvulling op artikel 34 lid 2 verleent het dagelijks bestuur subsidie aan een niet- toegelaten instelling onder de voorwaarde dat de exploitatie van de woningen en het bijbehorend perspectief terzake van het huurniveau voor tien jaar wordt gehandhaafd.

Paragraaf 3.3 Huurstandplaatsen
Artikel 36.

Het dagelijks bestuur kan aan een toegelaten instelling of een gemeente subsidie verlenen voor het bouwen van een huurstandplaats.

Paragraaf 3.4 Huurwoonwagens
Artikel 37.

Het dagelijks bestuur kan aan een toegelaten instelling of een gemeente subsidie verlenen voor het bouwen van een huurwoonwagen.

Paragraaf 3.5 Goedkope koopwoningen
Artikel 38.

Het dagelijks bestuur kan aan een natuurlijke persoon die de woning als eigenaar zal bewonen subsidie verlenen voor het bouwen van een goedkope koopwoning.

Artikel 39.

In aanvulling op het bepaalde in artikel 17 verleent het dagelijks bestuur de subsidie, indien de aanvrager verklaart dat het aangaan van de koopovereenkomst of koop- en aanneemovereenkomst niet afhankelijk wordt gesteld van het tegen meerprijs afnemen van voorzieningen, leveringen of diensten.

Paragraaf 3.6 Koopstandplaatsen
Artikel 40.

Het dagelijks bestuur kan aan een natuurlijke persoon die de standplaats als eigenaar zal bewonen subsidie verlenen voor het bouwen van een koopstandplaats.

Paragraaf 3.7 Koopwoonwagens
Artikel 41.

Het dagelijks bestuur kan aan een natuurlijke persoon die de woonwagen als eigenaar zal bewonen subsidie verlenen voor het bouwen van een koopwoonwagen.

Paragraaf 3.8 Ingrijpende voorzieningen aan woningen
Artikel 42.

Het dagelijks bestuur kan aan een eigenaar van een particuliere huurwoning subsidie verlenen voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een verhuurde woning.

Artikel 43.
  • 1.

    Een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 42 gaat in ieder geval vergezeld van

    • 1.

      een bewijs van eigendom blijkend uit een authentiek afschrift van de koopakte en een gewaarmerkt recent uittreksel uit de kadastrale legger;

    • 2.

      voor zover van toepassing, een afschrift van de akte van splitsing alsmede van een afschrift van het reglement van splitsing;

    • 3.

      voor zover van toepassing een verklaring van de Vereniging van Eigenaren welke bouwdelen gemeenschappelijk dan wel niet gemeenschappelijk zijn;

    • 4.

      een verklaring waaruit blijkt dat in voldoende mate overleg over het verbeteringsplan heeft plaatsgevonden met de huurder(s) van de woning(en) waarop het verbeteringsplan betrekking heeft en/of de hen vertegenwoordigende organisaties en deze akkoord is/zijn met het treffen van de voorzieningen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur wijkt af van het vereiste dat alle huurders van de woningen waarop de aanvraag betrekking heeft akkoord zijn met het treffen van de voorzieningen, indien een belangrijke meerderheid van de huurders wel akkoord is met het treffen van de voorzieningen en naar het oordeel van het dagelijks bestuur de belangen van de volkshuisvesting zwaarder wegen dan de belangen van diegenen, die niet akkoord zijn met het treffen van de voorzieningen.

Artikel 44.
  • 1. De gemeenteraad kan bepalen dat het bepaalde in artikel 42 van dit hoofdstuk slechts van toepassing is binnen door hem aangewezen gebieden van de bebouwde kom.

  • 2. Indien en voor zover de gemeenteraad gebruik maakt van zijn bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid, kan hij voorts bepalen dat de subsidie, als bedoeld in artikel 46 slechts wordt verleend voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan huurwoningen binnen complexen, welke daartoe door burgemeester en wethouders zijn aangewezen.

Artikel 45.

In aanvulling op het bepaalde in artikel 17 verleent het dagelijks bestuur de subsidie indien:

  • 1.

    de kosten van de voorzieningen aan de woning meer bedragen dan € 22.689;

  • 2.

    naar het oordeel van het dagelijks bestuur in voldoende mate overleg over het verbeteringsplan heeft plaatsgevonden met de huurder(s) van de woning(en), waarop het verbeteringsplan betrekking heeft en/of de hen vertegenwoordigende organisaties;

  • 3.

    voor de woning waaraan de voorzieningen worden getroffen, geen gemeenteraadsbesluit tot onteigening dan wel tot ontbinding van de erfpachtrechten is genomen;

  • 4.

    de warmteweerstand van de gevel en het dak na het treffen van de voorzieningen gelijk is of hoger is dan 1,3 m² K/W met inbegrip van de afwijkingsmogelijkheden:

    • a.

      De gevel niet geschikt is voor het daaraan aanbrengen van spouwmuurisolatie;

    • b.

      Het dak niet geschikt is voor het aanbrengen van isolatie tussen de dakbedekking of het dakbeschot of;

    • c.

      De betrokken woning een beschermd monument is in de zin van artikel 3 van de Monumentenwet 1988, door het treffen van de voorzieningen onder naleving van dat onderdeel dat monument zou worden gewijzigd en om die reden daarvoor geen vergunning als bedoeld in artikel 11 van die wet zou worden verleend.

  • 5.

    de werkzaamheden worden uitgevoerd door een ondernemer die:

    • 1.

      in het bezit is van de daarvoor vereiste vergunning(en);

    • 2.

      voldoet aan de Vestigingswet Bedrijven 1954 c.q. het Vestigingsbesluit Bouwbedrijven;

Artikel 46.

Het dagelijks bestuur verleent de subsidie onder de voorwaarden dat de eigenaar alsmede diens rechtsopvolger, de woning de eerste tien jaar na het treffen van de voorzieningen ten genoegen van het dagelijks bestuur zal onderhouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 47.
  • 1.

    Op aanvragen die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend en waarop een bijdrage is verleend, blijven de bepalingen van de regeling op grond waarvan de bijdrage is veleend van toepassing.

  • 2.

    De bijdrage die voor de inwerkingtreding van deze verordening is

    verleend op basis van de Stadsgewestelijke verordening

    woninggebonden subsidies 1993, kan indien de subsidieontvanger ermee instemt, vervroegd worden vastgesteld en uitbetaald

    overeenkomstig het Besluit verplichte afkoop woninggebonden

    subsidies.

  • 3.

    Voor zover de uitvoering van deze verordening is opgedragen aan burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 49, kunnen de aan een budgetbeherende gemeente toegekende budgetten overeenkomstig het Besluit verplichte afkoop woninggebonden subsidies, in een keer uitbetaald worden.

Artikel 48.

Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van het dagelijks bestuur zou leiden tot een onredelijke beslissing, kan het dagelijks bestuur afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 49.
  • 1. Het dagelijks bestuur kan de uitvoering van deze verordening, voor zover

    deze betrekking heeft op het verlenen, vaststellen, uitbetalen en vervroegd vaststellen en uitbetalen van subsidie, opdragen aan

    burgemeester en wethouders.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan voorwaarden verbinden aan de uitvoering van de verordening door burgemeester en wethouders als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. In het geval het dagelijks bestuur gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid, sturen burgemeester en wethouders van de besluiten die zij op grond van deze verordening nemen onverwijld een afdruk aan het dagelijks bestuur.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van de uitvoering van de hen in het eerste lid opgedragen taak ondermandaat verlenen aan door hen daartoe speciaal aan te wijzen ambtenaren. Van een besluit tot onder mandaat van ambtenaren sturen burgemeester en wethouders een afschrift aan het dagelijks bestuur.

Artikel 50.

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening vervalt de ‘Stadsgewestelijke verordening woninggebonden subsidies 1998’.

Artikel 51.

De verordening treedt in werking de dag na bekendmaking van het besluit en werkt terug tot 1 januari 2006.

Artikel 52.

Deze verordening kan worden aangehaald als de ‘Stadsgewestelijke verordening woninggebonden subsidies 2006’.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur d.d. 13 december 2006,

de voorzitter, DRS. W.J. DEETMAN

de secretaris, DRS. A. HARKES

TOELICHTING BIJ DE STADSGEWESTELIJKE

VERORDENING WONINGGEBONDEN SUBSIDIES 2006

Algemene toelichting

1.Algemeen

In 2000 zijn de laatste budgetten in het kader van het Besluit Woninggebonden Subsidies door het Ministerie van VROM toegekend aan het Stadsgewest Haaglanden. Per 1 januari 2005 is het BWS formeel afgesloten. Eind 2005 is door het Stadsgewest een accountantsrapportage BWS 2000-2004 ingediend bij het Ministerie van VROM. Ondanks dat het BWS formeel is afgesloten zullen jaarlijks budgetten vrijvallen, doordat projecten waaraan budget is toegekend in de voorgaande jaren niet aan de voorwaarden voldoen. Het dagelijks bestuur heeft op 18 januari 2006 besloten dat alle middelen die nog vrijvallen terugvallen aan het Stadsgewest voor subsidie voor woningen, standplaatsen en woonwagens. Verdeling van deze middelen gebeurt conform de verordening van 1998. Doordat het Rijk geen budgetten meer toekent, is deze verordening gewijzigd.

2.Kerncriteria

Net als in 1998 moet het budget besteed worden aan de nieuwbouw van woningen, woonwagens en standplaatsen en voor de ingrijpende verbetering van woningen. Om te waarborgen dat de middelen zo doelmatig mogelijk worden ingezet dient de verlening van geldelijke steun op zodanige wijze te geschieden dat:

  • a.

    daardoor zo veel mogelijk wordt voldaan aan de behoefte aan woningen op het grondgebied van de ontvanger;

  • b.

    daardoor de bouwtechnische kwaliteit van de huurwoningen binnen dat grondgebied op een zo hoog mogelijk peil wordt gebracht en gehouden;

  • c.

    daarbij rekening wordt gehouden met de financiële draagkracht van de binnen dat gebied werkzame sociale verhuurders;

  • d.

    daarmee zo veel mogelijk wordt voldaan aan de bij ministeriële regeling gestelde regels inzake de naar financiële draagkracht van de bewoners evenwichtige verdeling van de huurwoningen; en

  • e.

    daarmee wordt bevorderd dat de woningvoorraad in elke wijk binnen dat grondgebied naar prijsklasse zo gedifferentieerd mogelijk van samenstelling is.

Uit de formulering van de kerncriteria blijkt dat het geen harde voorwaarden zijn, aan de hand waarvan gemakkelijk kan worden vastgesteld of zij bij de besteding van de subsidies zijn nageleefd of niet. Er bestaat geen rangorde tussen de vijf kerncriteria.

3. Bepaling en uitbetaling van het jaarlijkse budget

Het budget BWS wordt niet meer gevoed door het Rijk, maar zal gevoed worden door vrijvallende middelen van budgetten die gereserveerd zijn voor gemeenten. Deze vrijvallende middelen zijn:

  • -

    vrijval budgetten 1992, 1993 en 1994 doordat de subsidieontvanger de woning waarvoor hij subsidie ontvangt niet meer bewoont;

  • -

    vrijval budgetten 1992, 1993 en 1994 doordat na de inkomenstoets de subsidie lager is vastgesteld;

  • -

    vrijval budgetten na 1998 doordat een project niet is uitgevoerd conform de voorwaarden bij aanvraag van de subsidie afgesproken.

Daarnaast wordt het budget gevoed door niet-beschikte middelen van het afgelopen jaar. Jaarlijks zal door het dagelijks bestuur bepaald worden of het budget voldoende is voor verdeling of dat de verdeling van het vrijgevallen budget doorgeschoven wordt naar het komende jaar.

Jaarlijks dienen de mandaatgemeenten en het Stadsgewest voor de niet-mandaat gemeenten voor 1 april een accountantsverslag op te stellen, waaruit blijkt welk bedrag verdeeld kan worden.

Het te verdelen budget dient als stimuleringsbijdrage voor nieuwbouw. Jaarlijks wordt in het verdeelbesluit bepaald welke categorie hierbij prioriteit krijgt en wat het normbedrag per woning is.

De betaling van het toegezegde budget vindt plaats na controle van het verslag. Niet-beschikte budgetten en vrijvallende middelen worden met het toegezegde budget verrekend.

De jaarlijkse afrekening van een gemeente ziet er dan als volgt uit:

Beschikt budget (jaar voor accountantsrapportage)

  • -

    /- vrijvallende middelen (oudere jaren)

  • -

    /- vaststelling andere hoogte (door inkomenstoets)

Te betalen door het Stadsgewest (in jaar van accountantsrapportage)

Bij een negatief bedrag dient de gemeente terug te betalen aan het Stadsgewest.

Het algemeen bestuur dient voor 1 oktober budgetten voor de gemeenten te reserveren. Gemeentelijke verdeelbesluiten moeten voor 1 december van het jaar genomen zijn. De aanvragen dienen voor 31 december binnen te zijn. De beschikking van de budgetten dient voor 1 maart van het volgende jaar te geschieden.

Onderstaand staat in een tijdbalk schematisch aangegeven op welke manier de jaarlijkse verdeling plaats heeft.

Jaar X Jaar X+1

1/1 1/3 1/4 1/6 1/10 1/12 1/1 1/3 1/4

                 
Beschikking jaar X-1Opmaak verslag jaar X-1 door gemeen-tenControle verslag jaar X-1 door HLReservering budget jaar X per gemeente door ABVerdeling budget jaar X door ge-meente-radenIndienen aan-vragen corpo- ratiesBeschik-king jaar XOpmaak verslag jaar X door gemeen-ten  

4.Woonvisie als richtsnoer

Op 26 november 2003 heeft het algemeen bestuur de Regionale Woonvisie van het Stadsgewest Haaglanden vastgesteld.

De Woonvisie, dient ter vervanging van het Volkshuisvestingsplan en dient als beleidskader voor de regio tot 2010, met een doorkijk naar 2015. De regionale woonvisie geeft een aantal doelstellingen aan:

  • -

    samenhang brengen in het gevarieerde woonaanbod van Haaglanden;

  • -

    duidelijk maken welke ambities de gemeenten samen hebben;

  • -

    afstemming en bijsturing van lokaal beleid mogelijk maken;

  • -

    inspiratie bieden voor uitwerking in concrete plannen en acties;

  • -

    handvatten bieden voor uitvoeringsafspraken met beheerders en investeerders;

  • -

    inzet zijn in gesprekken met andere overheden.

Het Stadsgewest zet met de Woonvisie de strategie uiteen. Het echte werk gebeurt op lokaal niveau.

De Woonvisie wordt jaarlijks geëvalueerd tijdens het Woonvisiedebat en dient zonodig te worden bijgesteld of geactualiseerd. Het geformuleerde beleid vormt de basis voor de uitvoering van de concrete stadsgewestelijke taken en bevoegdheden ten aanzien van de woningbouwplanning en -programmering, de woningdifferentiatie van de grote uitleglocaties, de inzet van de woninggebonden subsidies en de woonruimteverdeling. Het beleidsdocument vormt de onderlegger voor afspraken met gemeenten, sociale verhuurders en andere partijen. Het vormt in die zin het kader voor de samenwerking die nodig is om de regionale en grootstedelijke woningbouwproblematiek op te lossen.

In het verdeelbesluit BWS wordt vastgesteld aan welke categorie woningen prioriteit wordt gegeven. De Regionale Woonvisie en de actualisatie ervan dienen als richtsnoer. Naar aanleiding van de prioriteitstelling wordt een inventarisatie gemaakt van concrete projecten die gesubsidieerd kunnen worden.

Op 21 september 2005 is de overeenkomst prestatieafspraken tussen de vereniging sociale verhuurders Haaglanden (SVH) en het Stadsgewest 2005-2010 door het algemeen bestuur vastgesteld. Hierin benadrukken partijen onder andere dat de Haaglandse corporaties een sleutelpositie innemen bij het oplossen van de genoemde regionale doelstelling en lokale vraagstukken en dat deze positie ook voor de toekomst behouden dient te blijven.

Het hierboven genoemde primaat voor de sociale woningbouw strekt zich ook uit tot de geldelijke bijdragen voor de sociale nieuwbouw op basis van de stadsgewestelijke subsidieverordening en verdeelbesluit BWS, behoudens in gevallen waarin de SVH-corporaties na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld sociale woningbouwplannen niet voor hun rekening nemen.

5.Regionaal budgetbeheer

De taak van het Stadsgewest als budgetbeheerder is de sturing, coördinatie en afstemming op regionaal niveau van bovenlokale aspecten, zoals het ruimtelijke ordeningsbeleid, woningdifferentiatie en planaanbod.

In deze verordening is de volgende taakverdeling tussen het Stadsgewest en de deelnemende gemeenten terug te vinden.

  • 1.

    Taken van het algemeen bestuur van het Stadsgewest:

    • -

      vaststellen van de subsidieverordening en randvoorwaarden voor het gemeentelijk subsidiebeleid;

    • -

      verdelen van de budgetten over de gemeenten;

    • -

      raadplegen belanghebbenden.

  • 2.

    Taken van het dagelijks bestuur van het Stadsgewest:

    • -

      wijzigen en/of herverdelen van reserveringen in lopend jaar;

    • -

      feitelijk budgetbeheer (deels*);

    • -

      financiële gevolgen zowel positief als negatief van het budgetbeheer in rekening brengen bij gemeenten;

    • -

      sparen op Stadsgewestelijk niveau;

    • -

      behandeling subsidieaanvragen *;

    • -

      planbeoordeling *;

    • -

      verlenen van subsidie *;

    • -

      vaststellen van subsidie *;

    • -

      uitbetalen van subsidie *;

    • -

      intrekken van subsidie *;

    • -

      bezwaar / beroepsprocedures.

      Het dagelijks bestuur kan de colleges van burgemeesters en wethouders mandaat verlenen om de met * aangegeven taken namens hem uit te voeren.

  • 3.

    Taken van de gemeenteraden:

    • -

      het jaarlijks vaststellen van een gemeentelijk verdeelbesluit. Deze bevoegdheid kan via een mandaat uitgevoerd worden door het college van burgemeester en wethouders.

  • 4.

    Taken van de colleges van burgemeester en wethouders:

    • -

      vaststellen aanvraag- en gereedmeldingsformulieren;

    • -

      het wijzigen van het verdeelbesluit binnen door de raad aangegeven grenzen;

      toegevoegde taken in geval van mandaat van het dagelijks bestuur:

    • -

      ontsparen;

    • -

      behandeling subsidieaanvraag; *

    • -

      planbeoordeling; *

    • -

      verlenen van subsidie; *

    • -

      vaststellen van subsidie; *

    • -

      uitbetalen van subsidie; *

    • -

      intrekken van subsidie; *

(* namens het dagelijks bestuur van Haaglanden.)

In de systematiek van de verordening bepaalt het Stadsgewest jaarlijks de hoogte van het te verdelen budget aan de hand van accountantsverslagen. Daarna verdeelt het Stadsgewest het budget over de deelnemende gemeenten.

Bij de verdeling over de gemeenten neemt het Stadsgewest de kerncriteria en de (actualisatie van) de Regionale Woonvisie in acht.

Jaarlijks stelt de gemeenteraad eveneens een verdeelbesluit vast. Daarin kunnen bijzondere voor-waarden worden opgenomen; bijvoorbeeld een opsomming van bouwplannen die in het budgetjaar voor subsidie in aanmerking komen.

In de verordening wordt de hele procedure, vanaf de aanvraag tot en met het besluit tot vaststelling van subsidie, beschreven. In de procedure kunnen vier momenten worden aangegeven, waaruit besluiten voortvloeien waarop de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is:

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen namens het dagelijks bestuur op een aanvraag om subsidie;

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen namens het dagelijks bestuur op de aanvraag om bevoorschotting van de subsidie;

  • 3.

    Burgemeester en wethouders beslissen namens het dagelijks bestuur op de aanvraag tot vaststelling en betaling van de subsidie.

Daarnaast is ook een eventueel besluit van burgemeester en wethouders, namens het dagelijks bestuur, tot gehele of gedeeltelijke intrekking van een besluit tot verlening of tot vaststelling van subsidie een Awb-besluit.

Naast de specifieke eisen die de verordening stelt aan de aanvraag, de voorbereiding en de beslissing, zijn hierop derhalve ook de voorschriften van de Awb van toepassing. De volgende artikelen van de Awb zijn relevant voor de procedures van de verordening:

  • -

    De artikelen 4:1 tot en met 4:6 zijn van toepassing op de aanvraag tot het geven van een beschikking. De voorschriften hebben onder andere betrekking op de wijze waarop de aanvraag moet worden ingediend, welke gegevens ten minste op de aanvraag moeten staan en wanneer de aanvraag in behandeling kan worden genomen.

  • -

    De artikelen 4:7 tot en met 4:12 hebben betrekking op het in de gelegenheid stellen van de aanvrager of subsidieontvanger om zijn zienswijze naar voren te brengen voordat een bestuursorgaan een afwijzende beschikking geeft.

  • -

    In de verordening worden de termijnen aangegeven waarbinnen de beschikkingen genomen moeten worden. Artikel 4:15 is hierbij van belang. In dit artikel is bepaald dat de termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort wanneer de aanvrager de gelegenheid krijgt de aanvraag met de ontbrekende gegevens en bescheiden aan te vullen. De beslistermijn wordt opgeschort tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

  • -

    De artikelen 3:46 tot en met 4:50 zijn van toepassing op de motivering van de beschikking.

    Het uitgangspunt van deze artikelen is dat een beschikking dient te berusten op een deugdelijke motivering en dat de motivering wordt vermeld bij de bekendmaking van de beschikking.

  • -

    De artikelen 3:40 tot en met 3:42 en 3:45 regelen de bekendmaking van de beschikking.

    Een beschikking treedt niet in werking voordat deze is bekendgemaakt.

Bovengenoemde artikelen van de Awb zijn op de drie beschikkingsmomenten van deze verordening van toepassing. Ieder van de drie momenten houdt een aanvraag tot het geven van een beschikking in. Onder aanvraag verstaat de Awb "een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen" (artikel 1:3, derde lid). Een beschikking behoort tot de categorie besluiten. Een beschikking wordt in de Awb omschreven als "een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, die niet van algemene strekking is, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling, met inbegrip van de afwijzing van de aanvraag daarvan" (artikel 1:3, eerste en tweede lid).

Toelichting per artikel

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

De algemene bepalingen van hoofdstuk 1, alsmede de bepalingen van hoofdstuk 2, gelden voor alle onderdelen. Specifieke bepalingen of aanvullingen op deze algemene bepalingen staan in hoofdstuk 3. De bepalingen van hoofdstuk 1 en 2 zijn derhalve naast de in hoofdstuk 3 genoemde voorwaarden van toepassing.

Paragraaf 1.1 Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 5.

    Op basis van de in 2005 tussen de SVH en het Stadsgewest gesloten overeenkomst prestatie-afspraken wordt in de verordening de preferente positie van de SVH vast-gelegd. Derhalve is deze begripsbepaling aan de verordening toegevoegd.

    Op dit moment zijn 18 toegelaten instellingen in Haaglanden lid van de SVH.

  • 8.

    Het begrip "subsidiecategorie" duidt op een onderdeel van het voor een gemeente gereserveerde bedrag. Er is geen sprake van een echt budget, maar van een reser-vering voor de gemeente voor een bepaalde categorie binnen het totaal van de voor de gemeente door de budgetbeheerder vastgestelde reservering.

  • 14.

    5. Een woonwagen wordt meestal niet op de standplaats gebouwd. Voor een elders geproduceerde nieuwe wagen wordt daarom als gereedkomingsdatum de dag van plaatsing op de standplaats aangehouden.

  • 15.

    De kosten van het verkrijgen in eigendom worden gedefinieerd als de som van de koopsom van de grond en de koop- of koop/aanneemsom van de woning, de stand-plaats of de woonwagen. Tot deze kosten worden ook de overdrachtskosten gere-kend. Als er voor een van beide geen of relatief weinig kosten worden gemaakt, omdat de woning of de standplaats op grond wordt gebouwd die reeds geruime tijd in bezit is, of omdat de woning, de standplaats of de woonwagen voor een belangrijk deel door de eigenaar-bewoner zelf wordt gebouwd, worden de kosten van het verkrijgen in eigendom door burgemeester en wethouders bepaald.

    Zij zullen daarbij uitgaan van de waarde in het maatschappelijk verkeer of van ver-gelijkbare grondprijzen van vergelijkbare woningen of standplaatsen in het Stads-gewest.

    Datzelfde geldt voor het geval waarin de grond geen eigendom wordt, maar in erfpacht wordt uitgegeven. In dat geval zal worden uitgegaan van het bedrag waarvoor de erfpacht kan worden afgekocht.

    Indien dat niet mogelijk is, wordt uitgegaan van de uitgifteprijs van gronden voor soortgelijke woningen of standplaatsen in de gemeente of in een naburige ge-meente.

    Ten slotte is bepaald dat de kosten van het verkrijgen in eigendom kunnen worden verminderd met een bijdrage voor woningaanpassing ten behoeve van gehandi-capten.

    Als gevolg van deze aanpassing kunnen de kosten van het verkrijgen in eigendom zodanig worden verhoogd dat het maximum volgens de verordening wordt over-schreden. Daarom kan subsidie voor deze woningaanpassingen worden afgetrokken.

  • 16.

    Deze afbakening is opgenomen in het besluit van het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden d.d. 16 februari 2005 over de hoofdlijnen besteding BLS-Vinac en sluit aan bij de door het Rijk in het beleidskader voor het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing, periode 2, gehanteerde afbakening van de grens tussen goedkope en (middel)dure koopwoningen. Deze (ISV-2) stichtingskostengrens wordt door het ministerie VROM geïndexeerd.

  • 20.

    Voor de controle van de voortgang van de bouw is een 'mijlpalenbewaking' onont-beerlijk. Om te kunnen nagaan of er sprake is van een reële verplichting dient dus te worden gecontroleerd of het bouwplan tijdig wordt gerealiseerd. In de verschillende 'oude' rijksregelingen was daarvoor de bepaling opgenomen dat - voor wat betreft de nieuwbouw - binnen 6 maanden na het besluit tot verlenen van de subsidie de bovenkant van de begane-grond-vloer moest zijn bereikt. In de praktijk heeft de uitvoering van deze bepaling in een groot aantal gevallen tot ongewenste situaties geleid. De aanvrager kan door middel van het overleggen van een tijdsplanning zelf aangegeven op welke momenten de verschillende mijlpalen (start-bouw, bereiken begane-grondvloer, gereedmelding en financiële eindafrekening) naar verwachting zullen worden gehaald. Artikel 17 lid 5 bepaalt dat de tijdplanning naar het oordeel van het dagelijks bestuur aanvaardbaar moet zijn.

    De gereedmelding moet uiterlijk 3 jaar na de beschikkingsdatum plaatsvinden. Overigens is de aanvrager vrij in de opgave van de tijdsplanning. De door de aanvrager overgelegde tijdsplanning is voor hem bindend.

    Aanpassing van de tijdsplanning zal de aanvrager schriftelijk moeten aanvragen. Artikel 18 lid 3 bepaalt dat de subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat de voortgang van de bouw overeenkomt met de door het dagelijks bestuur aanvaarde tijdsplanning.

  • 23.

    Definiëring van het begrip inkomen is noodzakelijk omdat het verlenen van subsidie voor koopwoningen, koopstandplaatsen en koopwoonwagens aan inkomensgrenzen is gebonden.

Artikel 2

Verbouw van bestaande panden, geen woningen zijnde, tot woningen wordt volgens artikel 2 lid 3 gelijkgesteld aan nieuwbouw.

Artikel 19, lid 1, van het BWS staat subsidiëring van ingrijpende voorzieningen aan stand-plaatsen niet toe. De reden hiervoor is niet inhoudelijk maar praktisch: deregulering. Vandaar dat onder het bouwen van standplaatsen mede het treffen van ingrijpende voorzieningen wordt begrepen (artikel 2 lid 5). Dit betekent dat wanneer subsidie wordt toegekend voor de ingrijpende verbetering van standplaatsen, deze verbeterde stand-plaatsen geacht worden nieuwe standplaatsen te zijn.

Paragraaf 1.2 Grondslag en werkingssfeer

Artikel 4

Het vaststellen van subsidiecategorieën is een belangrijk sturingsinstrument bij de subsi-diëring.

Paragraaf 1.3 Vaststelling en reservering van de budgetten

Artikel 5

Jaarlijks moeten gemeenten voor 1 april een verslag opstellen conform bijlage 1. De verslagen worden door een accountant van het Stadsgewest gecontroleerd. Vervolgens kan het budget van het jaar worden vastgesteld en verdeeld worden over de gemeenten. Daarbij worden de categorieën en het daarbij behorende normbedrag vastgesteld. Daarnaast kunnen voorwaarden verbonden worden aan het budget.

Paragraaf 1.4 Uitgangspunten voor subsidiëring en verdeelbesluit

Artikel 6

De gemeenteraad stelt de uitgangspunten voor het subsidiebeleid vast. Op basis van deze uitgangspunten kunnen burgemeester en wethouders de onderhandelingen met de aanvragers van subsidie starten.

In het verdeelbesluit worden, op basis van de vastgestelde uitgangspunten, de prioriteiten genoemd: de plannen die in het jaar van subsidie kunnen worden voorzien. Dat wil zeggen, de aanvragen die door burgemeester en wethouders naar het dagelijks bestuur worden doorgestuurd. Tevens worden de subsidiehoogten en de bijzondere verplichtingen weergegeven.

De in het verdeelbesluit genoemde bijzondere verplichtingen betreffen voorwaarden boven de in de verordening vermelde voorwaarden. Zij zijn een vertaling van de uitgangspunten voor het subsidiebeleid naar de concrete bouwplannen.

Het verdeelbesluit vormt ook een weigeringgrond: alleen de aanvragen die in het besluit voorkomen, kunnen in dat jaar van subsidie worden voorzien. Aanvragen die daarin niet voorkomen kunnen dus worden geweigerd. Dat wil niet zeggen dat dergelijke plannen in dat jaar kansloos zijn.

De verordening geeft aan gemeenten binnen het Stadsgewest voldoende houvast om hun subsidiebeleid overeenkomstig de hiervoor beschreven procedure vorm te geven.

Artikel 7

Omdat de gemeentelijke planning op veel manieren kan worden verstoord, kan de gemeenteraad besluiten onder nader door hem te bepalen grenzen en nader te bepalen voorwaarden het verdeelbesluit te wijzigen.

Aanpassing van het verdeelbesluit kan noodzakelijk zijn als een in het verdeelbesluit opgenomen bouwplan wordt gewijzigd (bijvoorbeeld een ander aantal woningen). Gelet op de rechtszekerheid voor de aanvragers van plannen die in het verdeelbesluit zijn opge-

nomen, ligt het voor de hand dat burgemeester en wethouders pas overgaan tot een dergelijke wijziging van het verdeelbesluit indien de aanvrager daarom verzoekt.

Artikel 8

Alleen in bijzondere gevallen is het dagelijks bestuur bereid medewerking aan een verzoek tot omzetting te verlenen. Volgens dit artikel verzoekt de aanvrager om de wijziging. In het geval er sprake is van bijzondere omstandigheden kan de omzetting ondanks dat toch nog worden geweigerd, indien de aanvankelijk verleende subsidie ontoereikend is. De omzetting kan immers worden gevraagd nadat het budgetjaar reeds verstreken is. Daardoor is het mogelijk dat er geen ruimte meer is om extra subsidie aan het bouwplan te verlenen.

Paragraaf 1.5 Budgetbeheer, vrijvallende middelen en financiële verplichtingen

Artikel 11

Op grond van het besluit van het dagelijks bestuur over de toekomst van de BWS op 18 januari 2005 moeten vrijvallende middelen in alle gevallen aan het budget worden toegevoegd.

Hoofdstuk 2 Aanvragen, verlenen en vaststellen van subsidie

Algemeen

De verordening gaat uit van vier te onderscheiden momenten:

  • -

    de aanvraag om subsidie (paragraaf 2.1);

  • -

    de verlening van subsidie (paragraaf 2.2);

  • -

    de gereedmelding (paragraaf 2.3);

  • -

    de vaststelling van subsidie (paragraaf 2.4).

De behandeling van aanvragen en gereedmeldingen geschiedt in beginsel - krachtens mandaat - door de gemeente. Alleen in de gevallen dat gemeenten het mandaat niet accepteren neemt het Stadsgewest de onderscheiden beslissingen voor deze gemeente.

Paragraaf 2.1 Aanvraag om subsidie

Artikel 12

De feitelijke behandeling van de subsidieaanvragen vindt plaats door de gemeenten zelf. De aanvraagformulieren moeten dan ook om onnodig tijdverlies te voorkomen bij de gemeentebesturen worden ingediend. Op grond van het bepaalde in het tweede lid worden aanvragen alleen in behandeling genomen, wanneer deze op de daarvoor bestemde formulieren worden ingediend.

Artikel 13

Aanvragen om subsidie moeten vóór 31 december bij burgemeester en wethouders worden ingediend. Om te kunnen beoordelen in hoeverre het voor de gemeente gereserveerde bedrag of de door de gemeenteraad vastgestelde subsidiecategorieën worden benut of dreigen te worden overschreden, is het voor de gemeente nodig tijdig een overzicht te hebben van het totaal aantal aanvragen om subsidie. Aanvragen om subsidie worden - behoudens eventuele bijzondere bepalingen in het verdeelbesluit en/of de uitgangspunten voor het subsidiebeleid - in principe op volgorde van binnenkomst behandeld, met inachtneming van de termijn van dit artikel.

Aanvragen om subsidie die na 31 december worden ingestuurd, moeten in principe buiten beschouwing worden gelaten op grond van artikel 4:5 Awb. Dit buiten behandeling laten is een beslissing die voor bezwaar en beroep vatbaar is. Zij kunnen echter wel worden doorgeschoven naar het volgende verdeelbesluit (zie lid 2). Dit doorschuiven komt in de plaats van het oude aanhouden. Aanhouding is namelijk niet geregeld in de Awb. Een te late indiening van een aanvraag die aan alle overige criteria voldoet, kan dus worden doorgeschoven als een aanvraag voor het volgende verdeelbesluit, maar er dient tegelijkertijd wel een voor bezwaar en beroep vatbare ‘buiten behandeling laten’-beslissing te worden genomen. Beoordeling van de aanvraag geschiedt op basis van de in het jaar van verlening van subsidie geldende voorwaarden, uitgangspunten en dergelijke. Om te voorkomen dat plannen jarenlang worden doorgeschoven, kan dit slechts eenmaal plaatsvinden (zie lid 3).

In het volgende jaar dient wel een positieve of negatieve beslissing te worden genomen. Het staat de aanvrager vrij opnieuw een aanvraag in te dienen.

Artikel 14

Met name met het oog op het feit dat voor de beoordeling van subsidieaanvragen de informatiebehoefte van de verschillende gemeenten niet eensluidend is, is afgezien van een limitatieve opsomming van gegevens en documenten, die bij de aanvraag moeten worden overgelegd.

Artikel 15

Op basis van dit artikel kan de eventueel in het verdeelbesluit opgenomen prioriteitsstelling ten aanzien van bepaalde plannen worden geëffectueerd. Plannen die niet in het verdeelbesluit zijn opgenomen en plannen die niet voldoen aan de uitgangspunten voor het subsidiebeleid worden aangehouden. In principe worden deze aangehouden tot het volgende jaar. Het eerste lid regelt eveneens dat bij mogelijke budgetoverschrijding plannen moeten worden aangehouden. Een besluit tot aanhouding kan op grond van het tweede lid voor datzelfde plan slechts eenmaal worden genomen. De achtergrond van deze bepaling moge duidelijk zijn. Voorkomen moet worden dat bouwplannen tot in lengte van jaren kunnen worden aangehouden.

Artikel 16

De termijn voor de behandeling van de aanvraag is gesteld op 8 weken. Deze termijn wordt gehanteerd, zodat voor het eind van het jaar alle plannen beschikt zijn.

Paragraaf 2.2 Verlening van subsidie

Artikel 17

Wanneer het dagelijks bestuur op grond van artikel 5 lid 6 voorwaarden en/of voor-schriften heeft verbonden aan de reservering, dient bij de beoordeling van subsidie-aanvragen daarmee rekening te worden gehouden. Deze bepaling is van belang omdat feitelijk de gemeente de subsidieaanvraag beoordeelt.

De in het verdeelbesluit genoemde bijzondere verplichtingen (tweede lid) betreffen voorwaarden boven de in de verordening vermelde voorwaarden. Zij zijn een vertaling van de uitgangspunten voor het subsidiebeleid naar de concrete bouwplannen.

In zowel het verdeelbesluit als in de uitgangspunten voor het subsidiebeleid kunnen nadere regels worden gegeven voor de beoordeling van subsidieaanvragen.

In beginsel mag niet worden begonnen met de bouw voordat de aanvraag is behandeld. Dit artikel biedt in het derde lid de ruimte om, vooruitlopend op het indienen van de aanvraag om subsidie, toestemming te verkrijgen met de bouw te beginnen zonder het recht op subsidie te verliezen. Vanzelfsprekend zal de aanvrager hiertoe pas overgaan, indien hij een redelijke zekerheid heeft dat subsidie zal worden toegekend.

Het is echter niet de bedoeling dat woningen die reeds gebouwd of ingrijpend verbeterd zijn alsnog voor subsidie in aanmerking komen.

Wanneer burgemeester en wethouders instemmen met het begin van de werkzaamheden, wordt het bouwplan wel getoetst aan de vereisten op grond van deze verordening.

Alleen de afwijzingsgrond dat niet met de bouw mag worden gestart voordat subsidie wordt aangevraagd, vervalt dan.

Een van de uitgangspunten in het kader van de verlening van subsidies is, dat het moet gaan om reële verplichtingen. Het dagelijks bestuur is van oordeel dat er geen sprake is van een reële verplichting, wanneer geen duidelijkheid bestaat of voor het ingediende bouwplan een bouwvergunning zal worden verleend. In verband hiermede is in het vierde lid de subsidievoorwaarde opgenomen dat de bouwvergunning, voor zover die is vereist, is verleend of zal worden verleend.

De voorwaarde in het vijfde lid heeft een vergelijkbaar doel. In de toelichting op de begripsomschrijving van de tijdsplanning hebben wij daaraan reeds aandacht besteed.

Wij verwijzen naar de toelichting op artikel 1 sub 21.

Artikel 18

Deze voorwaarden worden gesteld naar aanleiding van hetgeen is geregeld in Artikel 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 19

Op grond van artikel 18 lid 6 moet er een garantiecertificaat worden afgegeven. Dit certificaat is bedoeld ter bescherming van de koper in het geval de aannemer tijdens de bouw failliet gaat of er bouwfouten zijn.

Er zijn echter een aantal situaties waarin het garantie-instituut een dergelijk certificaat niet afgeeft en deze derhalve niet vereist kan worden.

Artikel 20

In dit artikel zijn de aanvullende verplichtingen voor de verlening van subsidie opgenomen, indien het bouwplan betrekking heeft op een koopwoning, koopstandplaats of koopwoonwagen. Genoemde verplichtingen hebben betrekking op de subsidie-ontvanger.

Artikel 21

Voor toezichthouders zijn bepalingen opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht (artikelen 5:11 tot en met 5:20). Deze dienen bij of krachtens wettelijk voorschrift te worden belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde in of krachtens enig wettelijk voorschrift. Het is niet nodig om in dit artikel te bepalen, dat aan de toezichthouders de noodzakelijke inlichtingen worden verstrekt en inzage in de bescheiden en tekeningen wordt verleend. Deze verplichtingen vloeien voort uit artikel 4:45 van de Algemene wet bestuursrecht. De bevoegdheid tot het binnentreden van terreinen is eveneens geregeld in de Algemene wet bestuursrecht. Het binnentreden in woningen mag echter niet worden geregeld.

Dit is namelijk in strijd met de Grondwet.

Paragraaf 2.3 Gereedmelding

Artikel 22

De gereedmelding vindt plaats door de subsidieontvanger.

De procedure is analoog aan de aanvraagprocedure. In veel gevallen zullen aanvrager ensubsidieontvanger dezelfde zijn, zoals bij huurwoningen. Dit hoeft echter niet altijd het geval te zijn. Bij koopwoningen is bijvoorbeeld de koper de subsidieontvanger en (veelal) een projectontwikkelaar de aanvrager. Wanneer de aanvrager niet tevens subsidie-ontvanger is, heeft de aanvrager geen belang bij de gereedmelding en zou de subsidie-ontvanger (de koper) de dupe kunnen worden. Om deze reden is er voor gekozen de subsidieontvanger de gereedmelding te laten doen.

Artikel 23

Het gerealiseerde bouwplan moet overeenstemmen met het goedgekeurde bouwplan.

De gemeente controleert dus achteraf of aan de bijzondere verplichtingen bij het verlenen van subsidie is voldaan.

De in het verdeelbesluit genoemde bijzondere verplichtingen betreffen voorwaarden boven de in de verordening vermelde voorwaarden. Zij zijn een vertaling van de uitgangspunten voor het subsidiebeleid naar de concrete bouwplannen.

Om te voorkomen dat iedere voorwaarde daadwerkelijk moet worden gecontroleerd, is er voor gekozen een verklaring te vragen. Indien later blijkt dat bij de bouw van de woning(en) is afgeweken van het goedgekeurde bouwplan, kan de subsidie alsnog worden ingetrokken en eventueel teruggevorderd.

Met het oog op de betaling van de subsidie is het van belang te weten wanneer de woningen, de standplaatsen of de woonwagens (gemiddeld) zijn voltooid.

Paragraaf 2.4 Vaststelling van subsidie

Artikel 25

De hoogte van de subsidie wordt allereerst opgenomen in het verdeelbesluit en daarna door burgemeester en wethouders gecontroleerd bij de verlening van de subsidie.

De vaststelling is de formele bevestiging daarvan door het dagelijks bestuur. Artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht noemt in lid 2 de gronden om de subsidie lager vast te stellen. Het dagelijks bestuur kan deze mogelijkheid slechts gebruiken nu dit artikel van toepassing is verklaard.

Paragraaf 2.5 Betaling van subsidie

Artikel 27

Voor alle subsidiecategorieën geldt dat zij worden betaald als bijdrage-ineens.

Paragraaf 2.6 Intrekking en wijziging van subsidie

Artikel 28

In de artikelen 4:48 tot en met 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht zijn facultatieve regels opgenomen over intrekking en wijziging van verleende of vastgestelde subsidie. Deze intrekking- en wijzigingsbepalingen gelden via de Algemene wet bestuursrecht.

Paragraaf 2.7 Nadere bepalingen

Artikel 29

Dit artikel strekt ertoe voor de gestelde termijnen een algemene ontheffingsgrond te geven om indien nodig betrokkenen meer tijd te gunnen. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het aanleveren van noodzakelijke gegevens of het verlengen van de gereedmeldingstermijn.

Voor de verlenging van de termijn moeten goede gronden aanwezig zijn, omdat de voorwaarde anders ontkracht wordt. Voorbeelden daarvan zijn onvoorziene technische of financiële complicaties.

Artikel 31

Artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt, dat er ten minste eenmaal in de vijf jaar een verslag moet worden gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Dit is een verslag aan de subsidieontvangers en is dus een ander verslag dan het verantwoordingsverslag dat het budgethoudende bestuursorgaan jaarlijks aan de Minister moet verzenden. In de verordening is de toepassing van dit artikel uitgesloten. Dit betekent, dat het gemeentebestuur een dergelijk verslag aan de subsidieontvangers niet hoeft uit te brengen.

Hoofdstuk 3 Bepalingen per subsidiecategorie

Paragraaf 3.2 Betaalbare en goedkope huurwoningen

Artikel 34

Uitgangspunt voor de subsidiëring van betaalbare en goedkope huurwoningen is dat in beginsel toegelaten instellingen daarvoor in aanmerking komen. Het BWS verbiedt niet dat ook andere dan sociale verhuurders subsidie ontvangen voor de bouw van huur-

woningen.

Argumenten om slechts de toegelaten instellingen als subsidieontvanger toe te staan vloeien voort uit de taakstelling van de sociale verhuurders en het gemeentelijke toezicht daarop. Op deze manier kan worden gewaarborgd dat de goedkopere woningen beschik-baar blijven voor de doelgroep.

In de prestatie-overeenkomst tussen de SVH en het Stadsgewest is de preferente positie van de bij de SVH aangesloten toegelaten instellingen vastgelegd. In het eerste lid wordt hiertoe onder andere uitvoering gegeven.

Niettemin zijn er situaties denkbaar dat subsidies worden verleend aan niet-toegelaten instellingen. Bijvoorbeeld voor bouwplannen waarbij een combinatie plaatsvindt van winkelvoorzieningen en woningen of bouwplannen waarbij (grote) bedrijfs- en/of kantoorpanden worden geschikt gemaakt voor de huisvesting van jongeren.

Het tweede lid van het artikel opent daarvoor de mogelijkheid. Het moge duidelijk zijn dat, indien de gemeenteraad besluit van de in het tweede lid geopende mogelijkheid gebruik te maken, in dat geval niet louter kan worden volstaan met een verantwoording richting kerncriteria, doch dat de gemeenteraad het besluit zodanig motiveert dan wel het besluit met zodanige (nadere) voorwaarden omkleed, dat gesteld kan worden dat de gelden worden ingezet overeenkomstig de doelstellingen waarvoor deze aan het Stadsgewest/de gemeenten zijn toegekend.

In de afspraken zoals die zijn gemaakt in het bestuurlijk overleg tussen het Stadsgewest en de SVH is vastgelegd dat het primaat van de SVH-corporaties zal worden gedeeld met andere toegelaten instellingen indien deze instellingen een substantiële bijdrage (gaan) leveren aan de in de overeenkomst opgenomen volkshuisvestelijke prestaties (zowel in de nieuwbouw, als ook in de bestaande voorraad) in de regio.

In concrete situaties zullen SVH en het Stadsgewest in overleg vaststellen of een instelling aan deze voorwaarde voldoet.

Artikel 35

Met ingang van 1996 is in Haaglanden het beleid ingezet om aan de subsidiëring van de goedkope huursector de voorwaarde te stellen dat sprake moet zijn van een meerjarig perspectief voor wat betreft het beoogde huurniveau. Deze voorwaarde is met name van belang voor niet-toegelaten instellingen omdat toegelaten instellingen via het BBSH kunnen worden aangesproken op de huurontwikkeling en relatie tot de primaire doelgroep. Indien aan die voorwaarde wordt voldaan kunnen ook niet-toegelaten instellingen subsidies worden verstrekt voor de goedkope woningbouw.

Paragraaf 3.10 Ingrijpende voorzieningen aan woningen

Artikel 42

Wat de ingrijpende voorzieningen aan woningen betreft wordt het BWS-budget nog slechts gevoed voor ingrijpende voorzieningen aan slechte en zeer slechte particuliere huurwoningen.

Deze paragraaf biedt in beginsel alleen particuliere eigenaren de mogelijkheid subsidie te krijgen voor het treffen van ingrijpende voorzieningen.

Artikel 43

In geval van meerdere eigenaren of samenwonende partners kan de gemeente aan de aanvrager een machtiging vragen.

Daarnaast kan in aanvulling op het eerste lid voor gemeenten die een rechtstreekse aansluiting hebben bij het kadaster worden volstaan met een print in plaats van het gewaarmerkte uittreksel uit de kadastrale legger.

Gemeenten kunnen er voor kiezen de verklaring waaruit blijkt dat in voldoende mate overleg over het bouwplan heeft plaatsgevonden met de huurder(s) van de woning(en) in het aanvraagformulier op te nemen.

Artikel 44

De gebieds- en complexaanwijzing voor de particuliere woningverbetering is een bepaling die overgenomen is uit de Haagse Verordening Woninggebonden Subsidies. In de veror-dening is deze thans opgenomen als een zogenaamde 'kan-bepaling'. Gemeenten die niet tot gebieds- en/of complexaanwijzing willen overgaan, zijn daartoe daarom niet verplicht. De bepaling is van eminent belang voor die gemeenten die de woningverbetering proces-matig aanpakken, waarbij steeds prioriteit wordt gesteld voor de verbetering van panden in aangewezen complexen binnen een aantal aangewezen (stadsvernieuwings)gebieden.

Artikel 45

Ingrijpende voorzieningen kunnen slechts worden gesubsidieerd wanneer de kosten van ingreep van het bouwplan meer bedragen dan € 22.689.

Voor het treffen van ingrijpende voorzieningen moet overleg worden gevoerd met de huurders van de woningen waaraan de voorzieningen worden getroffen. Dit om zeker te weten dat het plan voldoende draagvlak heeft onder de bewoners. Uitgangspunt is dat de huurders van de woning akkoord gaan met het treffen van de voorzieningen.

Indien de huurders niet akkoord gaan, kan de aanvraag worden afgewezen. Een uitzon-dering hierop is geregeld in artikel 49 lid 2. Voorkomen moet worden dat 'verbeter-plannen' geen doorgang vinden, omdat een minderheid van de huurders zich daartegen verzet. Overigens wordt er op gewezen dat het feit dat subsidie voor het treffen van de voorzieningen wordt verleend, de rechtsverhouding huurder/verhuurder onaangetast laat.

In het 4e lid wordt voorgeschreven dat de warmteweerstand van de gevel en het dak na het treffen van de voorzieningen aan een woning gelijk is aan of hoger is dan 1,3 m²K/W. Tevens is bepaald dat hiervan ontheffing kan worden verleend in een aantal omschreven gevallen, namelijk indien:

  • 1.

    de gevel niet geschikt is voor het daaraan aanbrengen van spouwmuurisolatie;

  • 2.

    het dak niet geschikt is voor het aanbrengen van isolatie tussen de dakbedekking en het dakbeschot; of

  • 3.

    de betrokken woning een beschermd monument is in de zin van artikel 3 van de Monumentenwet 1988, door het treffen van de voorzieningen dat monument zou worden gewijzigd en daarvoor geen vergunning als bedoeld in artikel 11 van die wet zou worden verleend.

Artikel 46

In veel gevallen moeten ingrijpende voorzieningen worden getroffen, omdat de eigenaar geen of onvoldoende onderhoud aan de woning heeft gepleegd.

De subsidie wordt verleend, wanneer de te uit te voeren werkzaamheden voldoen aan het Programma van Eisen. Op grond van dit programma van eisen moet de woning, na de ingreep, tenminste 15 jaar vrij zijn van groot onderhoud.

Op de subsidie-ontvanger ligt de plicht om (tenminste gedurende 10 jaar) het noodzakelijk onderhoud aan de woning te plegen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 47

De bepalingen van de regeling op grond waarvan subsidie is verleend blijven van toepassing zoals deze luidden op het moment van de verlening van de subsidie. Dit kan ook van belang zijn in verband met een ingesteld beroep.

Artikel 48

Voor de toepassing van de verordening geldt een algemene hardheidsclausule. Een hardheidsclausule kan slechts in bijzondere omstandigheden worden toegepast.

Artikel 49

Op grond van artikel 55 kan het dagelijks bestuur de uitvoering van de verordening, voorzover deze betrekking heeft op het verlenen, vaststellen en uitbetalen van subsidie, opdragen aan burgemeester en wethouders. Daarbij is tevens de mogelijkheid geopend om het mandaat voor de uitvoering te verlenen aan een samenwerkingsverband van gemeenten, althans voorzover de betrokken gemeenten hebben besloten dat dit samenwerkingsverband voor die gemeenten het BWS zal uitvoeren.

BIJLAGE 1

Naam gemeente

VERSLAG OVER HET JAAR xxxx

Model, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Verordening woninggebonden subsidies 2006

Totaal toegekend budget:

(zie verdeelbesluit)

Restantbudgetten vorige jaren: + €

Correctie budget, afrekening intrekkingen/ vast. andere hoogte - €

Totaal beschikbaar budget: €

Besluiten tot het bouwen van woningen, standplaatsen,

woonwagens of ingrijpende voorzieningen aan woningen

of het verlenen van geldelijke steun of daarvoor ten

laste van het beschikbaar budget, gespecificeerd

volgens de tabellen A tot en met D versie, ten bedrage van: - €

Besluiten tot intrekking van besluiten voor het bouwen van woningen,

standplaatsen of woonwagens of ingrijpende voorzieningen aan woningen

of standplaatsen of het verlenen van geldelijke steun daarvoor,

die waren genomen ten laste van het beschikbaar budget of ten laste

van een op voet van het Besluit woninggebonden subsidies van 1992

toegekend budget, gespecificeerd volgens tabel E, ten bedrage van: + €

Besluiten omtrent vaststelling andere hoogte geldelijke steun voor het

bouwen van woningen, standplaatsen of woonwagens of ingrijpende

voorzieningen aan woningen of standplaatsen of het verlenen

van geldelijke steun dan in een eerder besluit dat was genomen

ten laste van een op voet van het Besluit woninggebonden subsidies

van 1992 toegekend budget, gespecificeerd volgens tabel F,

waarbij het verschil bedraagt: + €

Totaal restant budget: €

Indien het totaal restant budget, na vermindering met een bedrag ter hoogte van het toegekende budget ter uitvoering van het programma voor het jaar dat volgt op het verslagjaar, op 31 december van het verslagjaar meer bedraagt dan het budget ter uitvoering van het programma voor het verslagjaar, wordt het verschil teruggevorderd.

Tabel A tot en met E versie

Tabel A. Afgegeven beschikkingen voor woningen

 HuurKoop
BijdrageAantalBedragHuurprijsAantalBedragVerkoopprijs
             
             
             
             

Tabel B. Overzicht locaties

LocatieAantal woningen
   
   
   
   
   

Tabel C. Afgegeven beschikkingen voor ingrijpende voorzieningen aan woningen

 Kosten van ingreep
 € 22.869 – € 50.000> € 50.000
BijdrageAantalBedragAantalBedrag
         
         
         
         

Tabel D. Afgegeven beschikkingen voor standplaatsen en woonwagens

 BijdrageAantalBedrag
Woonwagens      
Standplaatsen      

Tabel E. Ingetrokken beschikkingen (inclusief intrekking door verkoop sociale koop)

 JaartalAantal waarvoor beschikking is ingetrokkenTotaal met intrekkingen gemoeid bedrag
Woningen      
Ingrijpende voorzieningen      
Woonwagens      
Standplaatsen      

Tabel F. Vaststelling ander hoogte per jaartal

Jaartal toekenningOorspronkelijk toegekend bedragVaststelling andere hoogteVerschil