Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Goedereede

Treasurystatuut Goedereede

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Goedereede
Officiële naam regelingTreasurystatuut Goedereede
CiteertitelTreasurystatuut gemeente Goedereede
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt het Treasurystatuut vastgesteld op 2 maart 2006

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 212, Wet financiering decentrale overheden (Fido), Financiële verordening Goedereede

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-07-201430-07-2014vervallen verklaard

22-10-2013

Gemeenteblad, 42641

Z-13-09598
01-01-201030-07-2014Nieuwe regeling

17-12-2009

2009-11

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Goedereede;

gelezen het voorstel van het Presidium d.d. 7 december 2009;

overwegende, dat ingevolge de Financiële verordening gemeente Goedereede het huidige Treasurystatuut iedere vier jaar dient te worden geactualiseerd;

gelet op het bepaalde in artikel 212 van de Gemeentewet, Wet financiering decentrale overheden (Fido) en de Financiële verordening Goedereede;

b e s l u i t :

vast te stellen het: TREASURYSTATUUT GEMEENTE GOEDEREEDE

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Beleggen: Uitzetten van overtollige middelen voor korte of lange termijn;

  • b.

    Callgeld: Lening (zowel opname als uitzetting) voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Ook wel daggeld genoemd;

  • c.

    Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een be- paalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en fi- nancieringskosten te minimaliseren;

  • d.

    Deposito: Niet verhandelbare belegging van tijdelijke liquiditeitsoverschot- ten bij een bank. Hierbij wordt een bedrag voor een vaste periode tegen een vast percentage uitgezet;

  • e.

    Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een pe- riode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

  • f.

    Financiële instelling: Instelling die voldoet aan de voorwaarden van de Regeling uit- zettingen en derivaten decentrale overheden;

  • g.

    Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en der den (betalingsverkeer);

  • h.

    Intern liquiditeitsrisico: De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

  • i.

    Kasgeldlening: Niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage;

  • j.

    Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percen- tage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aan vang van het jaar;

  • k.

    Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

  • l.

    Kredietrisico: De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

  • m.

    Liquiditeitenbeheer: Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

  • n.

    Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid;

  • o.

    Prudent: Voorzichtig en bedachtzaam, ofwel actief handelen met inacht- neming en verantwoorde afweging van de risico’s;

  • p.

    Rating: De inschatting door een ratinginstituut van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

  • q.

    Renterisico: Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) re- sultaten van de gemeente voortvloeiend uit rentewijzigingen;

  • r.

    Renterisiconorm: Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido ge- fixeerd percentage van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

  • s.

    Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waar in op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

  • t.

    Rentevisie: Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;

  • u.

    Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

  • v.

    Solvabiliteit: Vermogen om te betalen;

  • w.

    Solvabiliteitsratio: Status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

  • x.

    Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toe- zicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, ge- meentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbe- heer;

  • y.

    Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uit- zettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en lang lopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Artikel 2 Doelstellingen van de treasuryfunctie

  • 1. Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities.

  • 2. Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s.

  • 3. Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 4. Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

Artikel 3 Uitgangspunten verstrekkingen

  • 1. De gemeente mag leningen of garanties aan derde partijen uit hoofde van de “publieke taak” verstrekken nadat de betreffende partij een deskundig rapport, opgesteld of getoetst door een extern adviseur – bij voorkeur een accountant – overlegt, waarin wordt aangegeven de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij.

  • 2. De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

  • 3. Leningen aan woningmarktstarters mogen verstrekt worden onder de voorwaarden die zijn opgenomen in de “Verordening VROM Starterslening Goedereede”.

  • 4. Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.

Artikel 4 Garantiebeleid

  • 1. Uitgangspunt is het voeren van een terughoudend garantiebeleid. Dit blijkt uit het doorverwijzen van aanvragers naar sectorale waarborgfondsen en het afbouwen van de omvang van de garantieportefeuille.

  • 2. Garanties op leningen wordt uitsluitend verstrekt aan partijen die de publieke taak dienen en waarbij de navolgende voorwaarden worden gesteld:

    • a.

      de minimale looptijd van de te garanderen lening bedraagt één jaar;

    • b.

      sprake dient te zijn van een langdurige rentevaste periode;

    • c.

      aanwezigheid van een vooraf opgesteld aflossingsschema;

  • 3. Het particuliere bedrijfsleven (bankinstellingen) zonder gemeentegarantie niet bereid is tot het verstrekken van de geldlening of dat deze alleen tegen bijzondere hoge kosten (rentevergoeding) over wil gaan tot het verstrekken van de geldlening.

  • 4. Alvorens over te gaan tot garanderen van leningen, dient eerst een solvabiliteitsonderzoek plaats te vinden.

  • 5. Gestreefd dient te worden naar het vestigen van hypothecaire zekerheden.

Artikel 5 Renterisicobeheer

  • 1. De kasgeldlimiet wordt niet overschreden, tenzij de toezichthouder ontheffing heeft verleend.

  • 2. De renterisiconorm wordt niet overschreden, tenzij de toezichthouder ontheffing heeft verleend.

  • 3. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning.

  • 4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

  • 5. Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen.

Artikel 6 Koersrisicobeheer bij uitzettingen

  • 1. Voor uitzettingen geldt in het algemeen dat de inleg gegarandeerd moet zijn.

  • 2. Voor langlopende uitzettingen, minimaal voor één jaar, wordt bij tenminste twee instellingen offertes opgevraagd, welke schriftelijk worden vastgelegd.

  • 3. De omvang voor het aangaan van een langlopende uitzetting is zonder voorafgaande toestemming van de gemeenteraad beperkt tot een bedrag van € 2 miljoen.

  • 4. Voor het uitzetten in producten die niet voldoen aan de eis van een gegarandeerde inleg is toestemming nodig van de gemeenteraad.

  • 5. Slechts in producten die door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als “FIDO-proof”zijn aangemerkt, kan belegd worden.

Artikel 7 Kredietrisicobeheer

  • 1. Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten:Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij:- Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitsratio van 0%;- Financiële instellingen met ten minste een A-rating, afgegeven door een erkend ratingbureau. Wanneer de uitzetting meer dan € 1 miljoen bedraagt of een looptijd van meer dan 1 jaar betreft, is minimaal een AA-rating vereist.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden indien mogelijk zekerheden of garanties geëist.

Artikel 8 Intern liquiditeitsrisicobeheer

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 4 jaar.

Artikel 9 Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de Nederlandse geldeenheid, de Euro.

Artikel 10 Langlopende opgenomen leningen

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.

  • 2.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn onderhandse leningen.

  • 3.

    Alvorens een financiering wordt aangetrokken worden minimaal twee offertes opgevraagd, welke schriftelijk worden vastgelegd.

  • 4.

    Nieuwe leningen ter financiering van bestaande leningen kunnen door het college van burgemeester en wethouders zonder voorafgaande mededeling aan de raad worden opgenomen.

  • 5.

    Leningen ter financiering van (investerings)uitgaven en ter consolidering van de vlottende schuld kunnen zonder voorafgaande mededeling aan de raad worden opgenomen tot een bedrag van € 3 miljoen.

  • 6.

    Het aantrekken van leningen teneinde deze te beleggen is niet toegestaan.

Artikel 11 Relatiebeheer

De gemeente hanteert voor het aanhouden van bankrelaties de navolgende minimale uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 7.

  • 2.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EU-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

  • 3.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Artikel 12 Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldo- en liquiditeitenbeheer gelden de volgende richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de overtollige liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bankinstelling.

  • 2.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen, deposito’s.

  • 3.

    Het benutten van het kredietlimiet op rekening courant.

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen en deposito’s.

Artikel 13 Uitgangspunten AO/IC treasuryfunctie

  • 1. Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd.

  • 2. Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • b.

      de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 3. Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties.

  • 4. De transacties worden onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten en gecontroleerd door de functionaris die belast is met de interne controle.

Artikel 14 Verantwoordelijkheden

transponeringstabelkDe belangrijkste verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd:

   
De Gemeenteraad- Het vaststellen en bijstellen van treasurydoelstellingen, richtlijnen en limieten;- Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan.
Het college van B en W- Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);- Het achteraf bekrachtigen van de afgesloten transacties;- Het rapporteren aan de gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.
Het hoofd stafafdeling BMO comptabele- Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;- Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;- Rapportage aan het college van B en W inzake treasuryactiviteiten (IC).
De sectorhoofden- Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie uit hun sector met betrekking tot de uitgaven en ontvangsten.
De budgethouders- Het verstrekken van informatie over de uitgaven en inkomsten met betrekking tot de producten;- Het fiatteren van betalingen ten laste van hun budgetten.

 

Artikel 15 Bevoegdheden

In onderstaande tabel staan de belangrijkste bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

 (eerste handtekening)(tweede handtekening)
   
 1. Kortlopende uitzettingen (art. 12 lid 4) Kassier Comptabele
 2. Langlopende uitzettingen (art. 6 lid 2/3) Comptabele B en W
 3. Langlopende uitzettingen (art. 6 lid 4) B en W Gemeenteraad
 4. Betalingsopdrachten verrichten Kassier Comptabele
   
 5. Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen Een medewerker BMO Comptabele
 6. Bankcondities Een medewerker BMO Comptabele
   
 7. Aantrekken kortlopende financiering (art.12 lid 2) Een medewerker BMO Comptabele
 8. Aantrekken onderhandse leningen (art. 10) Comptabele B en W
 9. Het verstrekken van leningen en garanties (art. 3) B en W Gemeenteraad

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 16 Informatievoorziening

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

     I
1. Het opstellen en actualiseren van de    investeringsparagraaf bij de Voorjaarsnota Jaarlijks BudgethoudersHoofd stafbureauBMO
2. Maraps t.b.v. de Voorjaars- en Eindejaarsnota Halfjaarlijks BudgethoudersHoofd StafbureauBMO
3. Verantwoording treasuryactiviteiten in    treasuryparagraaf via jaarverslag Jaarlijks B en WGemeenteraad
4. Informatie aan derden (toezichthouder en CBS)     zoals genoemd in art. 8 Wet fidi Kwartaal Stafbureau BMODerden

 

 

 

 

 

 

Artikel 17 Rechtmatigheidstoetsing

Voor wat betreft deze regeling worden de voor de minimale rechtmatigheidsvereisten relevante bepalingen weergegeven in bijgaand overzicht, dat als zodanig geacht wordt van dit besluit deel uit te maken.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

  • 2. Met het in werking treden van deze verordening vervalt het Treasurystatuut, vastgesteld op 2 maart 2006.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Treasurystatuut gemeente Goedereede.

                  Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de                  gemeente Goedereede, gehouden op 17 december 2009.

                 De griffier,                                                         De voorzitter,

                  D.A. Koppenol.                                                 J. Klepper.

1 Toelichting Treasurystatuut gemeente Goedereede.

AlgemeenHet doel van het treasurystatuut is het door de raad vastleggen van de uitgangspunten voor de uitvoering van de financiële functie. In artikel 212 van de Gemeentewet wordt beschreven welke regels omtrent treasury vastgelegd dienen te worden.

Artikel 212 Gemeentewet: Lid 1:De raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.Lid 2De verordening bevat in ieder geval: c. regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie.. Financiële verordening GoedereedeArtikel 13 Financiering

  • 1.

    Het college draagt zorg voor actualisatie van het treasurystatuut. Dit dient tenminste te geschieden door het statuut eenmaal in de vier jaar aan de gemeenteraad voor herziening aan te bieden. In het treasurystatuut wordt minimaal geregeld hetgeen in artikel 212 van de Gemeentewet heeft bepaald t.a.v. de financieringsfunctie.

  • 2.

    In de financieringsparagraaf van zowel de beleidsbegroting als het jaarverslag wordt onder meer ingegaan op:a. treasuryfunctie:b. liquiditeitsbeheer;c. risicobeheer;d. financieringspositie.

In het treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie. Vervolgens geeft het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet Fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd. De treasuryparagraaf in de begroting geeft aan de uitvoering van de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar. Het gaat hierbij vooral over het risicobeheer, liquiditeitsbeheer, financieringspositie en de limieten (kasgeld en renterisiconorm). Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet Fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag beschrijft hoe de treasuryfunctie in het afgelopen jaar is uitgevoerd.

Artikelsgewijs

Artikel 2 Doelstellingen van de treasuryfunctieIn de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.In het tweede lid wordt beschreven de taak van de treasury inzake de financiële risico’s, die de gemeente door haar activiteiten loopt, zo veel mogelijk te beperken. De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.De vierde doelstelling is het optimaliseren van de renteresultaten. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling. Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet Fido en dit treasurystatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 Uitgangspunten verstrekkingenDe Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.Het bevoegde orgaan is uitgewerkt in artikel 6 van de Financiële verordening Goedereede, het vijfde lid stelt:

“Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voor zover het betreft niet bij de begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake: d. het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 50.000,--, deze bepaling geldt niet voor transacties in het kader van schuldhulpverlening.”De wet stelt geen eisen aan het in het eerste lid genoemde verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In artikel 4 wordt het garantiebeleid verder uitgewerkt.Lid 2 bepaalt dat conform de Wet Fido, uitzettingen “uit hoofde van treasury” een prudent karakter dienen te hebben. In de Wet Fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido en zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen. Deze hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.In lid 3 wordt aangegeven dat leningen aan starters op de woningmarkt mogen worden verstrekt onder de daarvoor vastgestelde condities in de “Verordening VROM Starterslening Goedereede”. In deze verordening zijn o.a. de voorwaarden voor deelname, de hoogte van de koopsom van de woning en het maximale te lenen bedrag vastgelegd.De in lid 4 genoemde derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet Fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s. Wegens onvoldoende kennis wordt geen gebruik gemaakt van derivaten.

Artikel 4 GarantiebeleidIn het eerste lid is het uitgangspunt geformuleerd inzake het beleid met betrekking tot het verlenen van gemeentegaranties. Uitgegaan wordt dat instellingen, verenigingen enz. meer zelfstandig gaan opereren en dat de terugtredende overheid zich terughoudend opstelt in het verlenen van garanties. In het verleden werd veelvuldig medewerking verleend met betrekking tot de zorgsector. Ingevolge het huidige overheidsbeleid aangaande de gezondheidszorg ontstaan er grote risico’s ten aanzien van de bedrijfsvoering, resultaat en financiële verplichtingen. Met ingang van 1 juli 2010 worden de garanties overgedragen aan het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WfZ). De verleende garanties aan de plaatselijke woningbouwvereniging zijn overgedragen naar het waarborgfonds sociale woningbouw (WSW). Hierdoor heeft de gemeente nog slechts een achtervangfunctie , waarbij sprake is van een marginaal risico.Ook voor andere sectoren bestaan er waarborgfondsen. Lid 2 is gebaseerd op het uitgangspunt van de wet Fido. De genoemde voorwaarden komen overeen met die welke het Rijk hanteert. Lid 3 geeft aan dat de geldlening middels de private sector niet of nagenoeg niet tot de mogelijkheden behoren en dat de publieke taak alleen gerealiseerd kan worden met gemeentegarantie. Garanties welke enkel en alleen beogen om tegen gunstigere (rente) voorwaarden te kunnen lenen is uitgesloten. In lid 4 wordt aangegeven dat onderzocht wordt hoe solvabel de instelling is. Dat wil zeggen in hoeverre de instelling naar verwachting in staat is de aangegane verplichtingen te voldoen. Hierbij worden onder meer de jaarstukken van voorgaande jaren beoordeeld.Lid 5 geeft aan dat wanneer een garantie wordt afgegeven, zoveel mogelijk getracht zal worden een positieve/negatieve hypotheekverklaring te bedingen.Een positieve hypotheekverklaring houdt in dat de geldnemer zich bereid verklaart om op eerste verzoek van de geldgever/garant mee te werken aan de vestiging van een feitelijke hypothecaire inschrijving in het register.Een negatieve hypotheekverklaring houdt in dat de geldnemer verklaart het registergoed niet te zullen bezwaren ten behoeve van derden zonder voorafgaande toestemming van de geldgever/garant.

Artikel 5 RenterisicobeheerRenterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente.De bepaling in het eerste lid vloeit voort uit een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido, namelijk het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.De bepaling in het tweede lid heeft tot doel de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage te vermenigvuldigen met het begrotingstotaal van het betreffende boekjaar.Het derde lid, afstemming op de liquiditeitenplanning, beoogt te bereiken dat bedragen geleend of uitgezet worden gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig dan wel beschikbaar zijn. De liquiditeitenplanning komt jaarlijks tot uiting in de financieringsparagraaf van de programmabegroting.De in het vierde lid genoemde rentevisie is een toekomstverwachting over de lenteontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.

Artikel 6 KoersrisicobeheerDe uitzettingen moeten in beginsel aan de garantie voldoen, dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Vormen hiervan zijn: spaarrekening, beleggingsfonds (met expliciete bepaling van garantie van de hoofdsom), daggeld, deposito’s. Uitzettingen die niet de hoofdsom garanderen maar wel voldoen aan de Wet Fido worden afzonderlijk voorgelegd aan de gemeenteraad.

Artikel 7 KredietrisicobeheerTer beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen uitzet / belegt. Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door de WSW geborgde leningen van woningcorporaties).Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard en Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard en Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”. Teneinde de kredietrisico’s te verkleinen kunnen bij het verstrekken van leningen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Artikel 8 Intern liquiditeitsrisicobeheerInterne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito). Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten. Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van vier jaar op te stellen. In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen.

Artikel 9 ValutarisicobeheerGoedereede heeft deze risico’s volledig uitgesloten door alleen in de nationale valuta eenheid te handelen.

Artikel 10 Langlopende opgenomen leningenOnderdeel 1 sluit het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen uit. Dit is in overeenstemming met artikel 2 lid 2 van de Wet Fido. De onder sub 2 genoemde onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.Middels het opvragen van meerdere offertes (sub 3) wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.De onder sub 4 en 5 genoemde bevoegdheden van het college van burgemeester en wethouders beogen de handelingssnelheid te verhogen. Bestaande leningen die worden hergefinancierd hebben doorgaans geen ingrijpende gevolgen voor de gemeente. Nieuwe leningen worden aangetrokken om nieuwe investeringen te financieren. De grotere investeringskredieten worden expliciet gevoteerd door de raad. Om voor de financiering van deze investeringen weer een raadsbesluit te moeten nemen, vergt onnodige tijdsverlies. Gevolg zou zijn dat direct reageren op de markt onmogelijk zou worden.Sub 6 geeft aan dat de gemeente niet zelf mag gaan “bankieren”.

Artikel 11 RelatiebeheerOp het gebied van relatiebeheer wordt belangrijk gevonden de kwaliteit en betrouwbaarheid van de relaties.

Artikel 12 Saldo- en liquiditeitenbeheerHet saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.In het derde lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant.

Artikel 13 Uitgangspunten AO/IC treasuryfunctie Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. De bevoegdheden worden geregeld via delegatie en mandaat. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen. De bevoegdheden van de verschillende medewerkers op het stafbureau BMO zijn verdeeld over de administratieve medewerkers, fiatteurs, kassiers en comptabelen.

Artikel 14 VerantwoordelijkhedenDe verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verschillende organen en functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in dit en het volgende artikel beschreven. Het treasurybeleid is vastgelegd middels deze verordening en de jaarlijkse paragraaf in de programmabegroting en jaarrekening.Het college van B en W rapporteert aan de gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid via de treasuryparagraaf in de jaarrekening en zo nodig bij de tussenrapportages ingevolgde de planning en controlcyclus.Het hoofd stafafdeling BMO draagt zorg voor het intern regelen van de diverse processen, zoals het opstellen van een procesbeschrijving voor de crediteurenadministratie en het regelen van de functiescheiding.De sectorhoofden en de budgethouders dienen goede informatie te verstrekken over de uitgaven en inkomsten. Dit is met name belangrijk voor de planning en control en voor de liquiditeitenplanning.

Artikel 15 BevoegdhedenDe eindverantwoordelijkheid voor het uitvoeren van het treasurybeleid ligt primair bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het college een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.Het aanhouden van een aantal bankrekeningen dient beperkt te blijven. Dit voorkomt versnippering van liquiditeiten en de daarmee samenhangende derving aan opbrengsten en kosten.Onder bankcondities wordt onder andere verstaan het bepalen c.q. afspreken van de kredietlimiet.Het aantrekken van een onderhandse geldlening wordt ambtelijk uitgevoerd en achteraf bekrachtigt door het college. Veelal is de portefeuillehouder Financiën nauw betrokken bij het aantrekken van een dergelijke lening.

Artikel 16 InformatievoorzieningDe tabel in dit artikel geeft weer wie informatie dient te verstrekken en aan wie.

Artikel 17 RechtmatigheidstoetsingDeze bepaling is van belang zowel voor de interne als de externe controle. Juist hierdoor wordt bereikt dat reeds bij de vaststelling van de regeling bekend is welke onderdelen direct relevant zijn voor met name de financiële rechtmatigheid (voorwaardencriterium). Aan de hand van deze indeling kunnen de medewerkers bovendien op tamelijk eenvoudige wijze komen tot het opstellen van een (werk)checklist.