Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Stadsregio Rotterdam

Verordening Woninggebonden Subsidies 1994

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieStadsregio Rotterdam
Officiële naam regelingVerordening Woninggebonden Subsidies 1994
CiteertitelVerordening Woninggebonden Subsidies 1994
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De historie bij “Het overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen” is mogelijk niet compleet.

 

De datum inwerkingtreding is bij benadering ingevuld. Bron bekendmaking is onbekend.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. gemeenschappelijke regeling “Samenwerkingsverband Rijnmondgemeenten ter regionale uitvoering van het Besluit Woninggebonden Subsidies
  2. gemeentewet
  3. Besluit Woninggebonden Subsidies
  4. Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-03-199416-10-2014Onbekend

21-03-1994

Onbekend

SRA 94/005

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING WONINGGEBONDEN SUBSIDIES 1994

Samenwerkingsverband Rijnmondgemeenten ter regionale uitvoering van het Besluit Woninggebonden Subsidies

 

nummer: SRA 94/005

 

Het Algemeen Bestuur van het Samenwerkingsverband Rijnmondgemeenten,

 

Gelet op de bepalingen van de gemeenschappelijke regeling “Samenwerkingsverband Rijnmondgemeenten ter regionale uitvoering van het Besluit Woninggebonden Subsidies", de gemeentewet, het Besluit Woninggebonden Subsidies en de Algemene wet bestuursrecht;

 

b e s l u i t:

 

de volgende verordening vast te stellen:

 

VERORDENING WONINGGEBONDEN SUBSIDIES 1994

 

SAMENWERKINGSVERBAND RIJNMONDGEMEENTEN

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1
  • a. Algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het openbaar lichaam “Samenwerkingsverband Rijnmondgemeenten ter regionale uitvoering van het Besluit Woninggebonden Subsidies".

  • b. Begunstigde: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een verzoek doet om vaststelling en uitbetaling van de door het openbaar lichaam verleende geldelijke steun.

  • c. Belegger: rechtspersoon als bedoeld in het Besluit woninggebonden subsidies.

  • d. Het Besluit: het Besluit woninggebonden subsidies (Staatsblad 1991, 440 en nadien gewijzigd).

  • e. Bouwplan: de beschrijving van de te bouwen woningen, standplaatsen of woonwagens of de te treffen voorzieningen aan woningen of standplaatsen zoals deze op het door het dagelijks bestuur voorgeschreven formulier door de aanvrager is gedaan, vergezeld van alle voorgeschreven gegevens, zoals vereist op grond van deze verordening.

  • f. Bouwprogramma: besluit van de gemeenteraad, waarin voor zover mogelijk wordt vastgesteld welke bouwplannen van welke gegadigden op welke lokaties in aanmerking kunnen komen voor geldelijke steun vanuit een subsidiecategorie.

  • g. Budget: bedrag aan geldelijke steun dat jaarlijks door de minister aan het openbaar lichaam beschikbaar wordt gesteld, alsmede het bedrag dat resteert van in vorige jaren toegekende budgetten, alsmede daaraan op grond van het Besluit of op grond van een besluit van het algemeen bestuur toegevoegde vrijvallende middelen ten behoeve van:

    1. Sociale-huurwoningen, huurstandplaatsen, huurwoonwagens, sociale-koopwoningen, koopstandplaatsen, koopwoonwagens, ingrijpende voorzieningen aan huurwoningen en ingrijpende voorzieningen aan huurstandplaatsen, te noemen het budget voor de sociale-bouwsector, of

    2. huurwoningen van beleggers en premiewoningen,

    of

    3. toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden, of

    4. toeslagen ten behoeve van huurverlaging.

  • h. Burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van een deelnemende gemeente.

  • i. Dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Samenwerkingsverband Rijnmondgemeenten ter regionale uitvoering van het Besluit Woninggebonden Subsidies.

  • j. Datum eerste bewoning: datum waarop de eerste eigenaar zich als bewoner in heeft laten schrijven bij het bevolkingsregister.

  • k. Deelbudget: dat deel van een budget dat door het algemeen bestuur beschikbaar is gesteld voor een categorie woningen, standplaatsen, woonwagens of voorzieningen dan wel toeslagen als bedoeld in de artikelen 5 en 6 juncto 8.

  • l. Geluidwerende maatregelen: voorzieningen als bedoeld onder hh, die strekken tot het op het, ingevolge het Besluit geluidwering gebouwen (Staatsblad 1982, 755) vereiste, niveau brengen van de geluidwering van de gevel waarvoor op grond van hoofdstuk 3 paragraaf 10 geldelijke steun kan worden verleend.

  • m. Gemeenteraad: de raad van een deelnemende gemeente.

  • n. Gereedkomingsdatum: de dag waarop de woning, de standplaats of de woonwagen gereed komt, dan wel de dag waarop de administratief in een plan samengevoegde woningen gemiddeld gereedkomen, dan wel de dag waarop een buiten de standplaats gebouwde woonwagen op de standplaats wordt geplaatst. Indien de Uniforme Administratieve Voorwaarden 1989 (UAV) van toepassing zijn valt de gereedkomingsdatum samen met de in paragraaf 10, lid 1 of 2 van de UAV bedoelde datum van oplevering.

  • o. Hoofdsom: het op de datum waarop de geldelijke steun wordt verleend te bepalen bedrag aan geldelijke steun aan de hand van de desbetreffende, bij ministeriële regeling vastgestelde tabel.

  • p. Huurder: degene die met de verhuurder een huurovereenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 7A: 1584 van het Burgerlijk Wetboek.

  • q. Huurprijs: prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd conform het Besluit.

  • r. Huurwoning: verhuurde of te verhuren woning.

  • s. Ingrijpende voorziening aan een woning: voorziening aan een huurwoning waarvan de bouw is voltooid voor 1 januari 1946 en waarvan de kosten verminderd met de op grond van paragraaf 10 van hoofdstuk 3 verleende toeslag per woning meer bedragen dan de in het Besluit genoemde minimum kosten.

  • t. Initiatiefnemer: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een aanvraag indient voor de verlening van geldelijke steun.

  • u. Kosten van het verkrijgen in-eigendom: de door burgemeester en wethouders vast te stellen noodzakelijke direct met de bouw samenhangende kosten, verminderd met de eventueel op grond van paragraaf 10 van hoofdstuk 3 toegekende toeslagen.

  • v. Kosten van ingrijpende voorzieningen: de door burgemeester en wethouders vast te stellen kosten die direct samenhangen met het treffen van ingrijpende voorzieningen.

  • w. De minister: de minister van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer.

  • x. Particuliere huurwoning: huurwoning die niet in eigendom is van de gemeente of een toegelaten instelling.

  • y. Projectovereenkomst: overeenkomst tussen burgemeester en wethouders en een initiatiefnemer waarin per bouwplan afspraken worden vastgelegd.

  • z. Reservering: de door het algemeen bestuur voor een gemeente gereserveerde financiële middelen in een budgetjaar.

  • aa. Sociale-huurwoning: huurwoning in eigendom van de gemeente of een toegelaten instelling.

  • bb. Sociale-koopwoning: te bouwen woning waarvoor op grond van paragraaf 3 van hoofdstuk 3 geldelijke steun wordt verleend.

  • cc. Splitsingsvergunning: een vergunning zoals bedoeld in artikel 33 Huisvestingswet (Stb.1992, 548).

  • dd. Subsidiecategorie: dat deel van de door het algemeen bestuur voor de gemeente gereserveerde geldelijke steun dat door de gemeenteraad beschikbaar is gesteld voor een categorie woningen, standplaatsen, woonwagens of voorzieningen dan wel toeslagen als bedoeld in de artikelen 5 en 6 juncto 11 en 12.

  • ee. Toegelaten instelling: instelling, toegelaten krachtens artikel 70 van de Woningwet.

  • ff. Vaststellen van geldelijke steun: het besluit van het dagelijks bestuur waarbij de hoogte van de verleende geldelijke steun wordt vastgesteld en het openbaar lichaam zich verplicht tot uitbetaling, mits voldaan is aan de in deze verordening opgenomen voorwaarden die van toepassing zijn op de desbetreffende subsidie-categorie.

  • gg. Verlenen van geldelijke steun: het besluit van het dagelijks bestuur dat een opschortend voorwaardelijke aanspraak op geldelijke steun verschaft.

  • hh. Voorziening: bouwkundige of bouwtechnische maatregel aan een woning of standplaats, die strekt tot verbetering van de indeling of het woongerief, waaronder begrepen de daartoe noodzakelijke opheffing van technische gebreken, of tot bouwkundige splitsing of samenvoeging.

  • ii. Vrije-sectorwoning: een nieuw te bouwen woning die in het kader van het besluit alleen in aanmerking kan komen voor een bijdrage uit het fonds bedoeld in artikel 11 lid 2 onder c.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt mede verstaan onder:

  • 1.

    Eigenaar: opstalIer, erfpachter, gerechtigde tot een appartementsrecht of degene aan wie door een rechtspersoon een deelnemings- of lidmaatschapsrecht is verleend dat recht geeft op gebruik van een woning.

  • 2.

    Eigendom: opstal, erfpacht, appartementsrecht of door een rechtspersoon verleend deelnemings-of lidmaatschapsrecht dat recht geeft op gebruik van een woning.

  • 3.

    Woning: onzelfstandige woonruimte.

  • 4.

    Het verlenen van geldelijke steun aan een toegelaten instelling: het verlenen van geldelijke steun ten behoeve van het bouwen dan wel het treffen van voorzieningen van gemeentewege.

  • 5.

    Bouwen: het verbouwen van een gebouwde onroerende zaak tot woonruimte, waarbij de bestemming van de onroerende zaak wordt gewijzigd.

Artikel 3

Deze verordening is niet van toepassing op:

  • a.

    woningen die niet geschikt of bestemd zijn om voortdurend door dezelfde persoon of personen te worden bewoond;

  • b.

    woningen die als ambts-of dienstwoning in gebruik zijn of als zodanig bestemd;

  • c.

    bejaardenoorden als bedoeld in de Wet op de bejaardenoorden (Staatsblad 1990, 468);

  • d.

    woonschepen als bedoeld in de Wet op de woonwagens en woonschepen (Staatsblad 1918, 492), en;

Artikel 4

De algemene bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing, tenzij in de overige hoofdstukken van deze verordening hiervan nadrukkelijk wordt afgeweken.

Paragraaf 2. Grondslag en werkingssfeer

Artikel 5

Op grond van deze verordening kan het dagelijks bestuur geldelijke steun verlenen voor:

  • a.

    het bouwen van sociale-huurwoningen;

  • b.

    het bouwen van huurstandplaatsen;

  • c.

    het bouwen van huurwoonwagens;

  • d.

    het bouwen van sociale-koopwoningen;

  • e.

    het bouwen van koopstandplaatsen;

  • f.

    het bouwen van koopwoonwagens;

  • g.

    het treffen van ingrijpende voorzieningen aan sociale-huurwoningen;

  • h.

    het treffen van ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen;

  • i.

    het treffen van ingrijpende voorzieningen aan huurstandplaatsen;

  • j.

    het bouwen van huurwoningen van beleggers;

  • k.

    het bouwen van premiewoningen;

  • l.

    het bouwen van vrije-sectorwoningen.

Artikel 6
  • 1. Het dagelijks bestuur kan geldelijke steun verlenen in de vorm van een toeslag ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden voor het bouwen van woningen of standplaatsen of het treffen van ingrijpende voorzieningen aan huurwoningen of huurstandplaatsen.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan geldelijke steun verlenen in de vorm van een toeslag ten behoeve van huurverlaging aan een toegelaten instelling die een sociale-huurwoning of een huurstandplaats beheert:

    • a.

      die wordt gebouwd ter vervanging van een andere woning of een huurstandplaats, of

    • b.

      waaraan ingrijpende voorzieningen worden getroffen.

Paragraaf 3. Vaststelling en reservering van de budgetten

Artikel 7
  • 1. Burgemeester en wethouders verstrekken jaarlijks voor 1 juli aan,het algemeen bestuur een overzicht van de in het eerstkomende begrotingsjaar te verwachten bouwplannen alsmede een overzicht van bouwplannen die in de drie daarop volgende jaren naar hun oordeel te verwachten zijn.

  • 2. Bij het in het eerste lid bedoelde overzicht worden de in artikel 5 onderscheiden bouwplannen afzonderlijk vermeld.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan per onderscheiden categorie bouwplannen nadere eisen stellen aan de, met betrekking tot deze categorie door de gemeenten te leveren, gegevens.

Artikel 8
  • 1. Jaarlijks besluit het algemeen bestuur welk deel van de budgetten voor geldelijke steun voor de gemeenten wordt gereserveerd.

  • 2. Het algemeen bestuur deelt jaarlijks acht weken na ontvangst van de budgetbrief, met inachtneming van de in artikel 7 door de gemeenten overgelegde informatie, schriftelijk aan de gemeenten mee hoeveel geldelijke steun uit de onderscheiden budgetten in het volgende jaar is gereserveerd voor het bouwen van woningen, standplaatsen en woonwagens, het treffen van voorzieningen aan woningen en standplaatsen, en het verstrekken van toeslagen voor plaatselijk verschillende omstandigheden en voor huurverlaging in hun gemeenten.

  • 3. Bij de reservering van de budgetten als bedoeld in het tweede lid houdt het algemeen bestuur rekening met door het rijk en de provincie gestelde prioriteiten, alsmede met in het kader van de ontwikkeling van een regionaal volkshuisvestingsplan gemaakte afspraken.

  • 4. Bij de reservering van budgetten ten laste waarvan geldelijke steun kan worden verleend waarvan de hoogte per bouwplan kan variëren maakt het algemeen bestuur gebruik van door hem vast te stellen normbedragen

  • 5. Indien de minister een besluit heeft genomen als bedoeld in artikel 11 van het Besluit, houdt het algemeen bestuur daarmee rekening bij de verdeling als bedoeld in het tweede lid.

  • 6. Het algemeen bestuur kan terzake van de in het tweede lid bedoelde budgetreservering bepalen dat een deel van dit budget slechts mag worden aangewend ten behoeve van het realiseren van door het algemeen bestuur aangewezen bouwplannen dan wel ten behoeve van het realiseren van bouwplannen met nader door het algemeen bestuur omschreven plankenmerken.

  • 7. Het algemeen bestuur stelt de gemeenteraden tevens op de hoogte van de voorgenomen reservering voor de drie jaar volgend op het eerstvolgende jaar.

Paragraaf 4. Prioriteiten en nadere voorwaarden

Artikel 9
  • 1. De gemeenteraad besluit welke prioriteiten hij stelt bij het voorleggen van aanvragen aan het dagelijks bestuur om verlening van geldelijke steun voor het bouwen van woningen, standplaatsen en woonwagens en het treffen van voorzieningen aan huurwoningen en huurstandplaatsen.

  • 2. De gemeenteraad besluit welke nadere voorwaarden hij stelt aan het voorleggen van aanvragen aan het dagelijks bestuur om verlening van geldelijke steun voor het bouwen van woningen, standplaatsen en woonwagens of het treffen van voorzieningen aan huurwoningen en huurstandplaatsen.

  • 3. De voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, zullen functioneel zijn ten opzichte van de beleidsdoelstelling van het subsidie-instrument.

Artikel 10
  • 1. Burgemeester en wethouders doen eerst een voorstel tot het stellen van prioriteiten en nadere voorwaarden aan de gemeenteraad nadat daaromtrent door hen de in artikel 18, eerste lid, bedoelde organisaties zijn geraadpleegd.

  • 2. Burgemeester en wethouders doen schriftelijk verslag van deze raadpleging aan de raad. Tevens geven zij voor zover nodig een reactie op de daarbij naar voren gebrachte argumenten.

Artikel 11
  • 1. De gemeenteraad kan de voor de gemeente gereserveerde geldelijke steun in subsidiecategorieën onderverdelen.

  • 2. De volgende subsidiecategorieën kunnen worden onderscheiden:

    • a.

      binnen het budget voor de sociale-bouwsector:

      1. sociale-huurwoningen;

      2. huurstandplaatsen;

      3. huurwoonwagens;

      4. sociale-koopwoningen;

      5. koopstandplaatsen;

      6. koopwoonwagens;

      7. ingrijpende voorzieningen aan sociale-huurwoningen;

      8. ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen;

      9. ingrijpende voorzieningen aan huurstandplaatsen.

    • b.

      binnen het budget huurwoningen van beleggers en premiewoningen:

      1. huurwoningen van beleggers;

      2. premiewoningen.

    • c.

      toeslagen in verband met plaatselijk verschillende omstandigheden

    • d.

      huurverlagingstoeslagen.

  • 3. De gemeenteraad kan een subsidiecategorie bedoeld in het eerste lid in meerdere onderdelen splitsen; dergelijke onderdelen zijn ook subsidiecategorieën in de zin van deze verordening.

Artikel 12
  • 1. Jaarlijks stelt de raad het bouwprogramma vast.

  • 2. Jaarlijks bespreekt de raad de evaluatie van de produktie van het voorafgaande jaar.

Artikel 13

Indien het vooruitzicht bestaat, dat een bepaalde subsidiecategorie niet of niet geheel zal worden bestreken met hierop betrekking hebbende subsidieaanvragen zijn burgemeester en wethouders bevoegd het als gevolg hiervan niet door subsidieaanvragen bestreken deel van deze subsidiecategorie, met inachtneming van het hieromtrent in deze verordening en het Besluit gestelde, geheel of gedeeltelijk aan een andere subsidiecategorie toe te voegen.

Artikel 14
  • 1. Het dagelijks bestuur kan op verzoek van de initiatiefnemer en na goedkeuring door burgemeester en wethouders, binnen het budget voor de sociale-bouwsector verleende geldelijke steun wijzigen in geldelijke steun voor een andere categorie dan waarvoor de geldelijke steun is verleend indien hiervoor naar zijn oordeel redelijke termen aanwezig zijn.

  • 2. Bij een omzetting als bedoeld in het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders de in artikel 11 genoemde subsidiecategorieën dienovereenkomstig wijzigen.

Artikel 15

Indien door de minister op grond van het Besluit een budget wordt herzien kan het dagelijks bestuur afwijken van de op grond van artikel 8, eerste lid, vastgestelde voor gemeenten gereserveerde geldelijke steun en van de op grond van artikel 8, tweede lid, vastgestelde verdeling over de gemeenten.

Artikel 16

Het algemeen bestuur kan afwijken van de op grond van artikel 8, tweede lid, vastgestelde verdeling over de gemeenten indien:

  • a.

    de betrokken gemeenten de herverdeling instemmen, of,

  • b.

    op 1 augustus een zodanig aantal aanvragen om geldelijke steun bij het dagelijks bestuur is ingediend dat bij toekenning daarvan meer dan vijftig procent resteert van een of meer budgetten die voor dat jaar zijn toegekend.

Paragraaf 5. Raadpleging belanghebbende personen en organisaties

Artikel 17
  • 1. Deze verordening wordt niet gewijzigd dan nadat over het ontwerp door het dagelijks bestuur voorafgaand geraadpleegd zijn de gemeenteraden, de lokaal of regionaal toegelaten instellingen en andere naar het oordeel van het algemeen bestuur daarvoor in aanmerking komende natuurlijke en rechtspersonen, waaronder woonconsumentenorganisaties

  • 2. Ingeval de lokaal of regionaal toegelaten instellingen zijn verenigd in een hun vertegenwoordigend lichaam, kan de in het eerste lid bedoelde raadpleging zich tot een dergelijk lichaam beperken.

Artikel 18
  • 1. Ten minste eenmaal per jaar raadplegen burgemeester en wethouders de in hun gemeente werkzame toegelaten instellingen en andere naar het oordeel van de gemeenteraad daarvoor in aanmerking komende natuurlijke en rechtspersonen, waaronder woonconsumentenorganisaties, over de uitvoering van deze verordening door de gemeente.

  • 2. Het tweede lid van artikel 17 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19

In de in artikel 18 bedoelde raadpleging komt ten minste aan de orde:

  • a.

    een raming, voor zover mogelijk, van de plannen waarvoor geldelijke steun zal worden gevraagd voor de komende jaren;

  • b.

    de door burgemeester en wethouders voorgenomen verdeling van de geldelijke steun voor het eerstkomende budgetjaar;

  • c.

    het door burgemeester en wethouders nagestreefde huurniveau voor de verschillende categorieën woningen, standplaatsen en woonwagens.

Artikel 20
  • 1. Het dagelijks bestuur-namens het openbaar lichaam- en burgemeester en wethoudersnamens de gemeente voor zover hiertoe gemachtigd door de betrokken gemeenteraad kunnen ter uitvoering van deze verordening overeenkomsten sluiten met daarvoor in aanmerking komende natuurlijke en rechtspersonen als bedoeld in de artikelen 17 en 18.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, indien de betrokken gemeenteraad hen daartoe heeft gemachtigd, in het belang van de voortgang van bouwplannen projectovereenkomsten aangaan.

  • 3. Indien de in het eerste lid bedoelde overeenkomsten worden gesloten brengt het dagelijks bestuur deze ter kennis van het algemeen bestuur en brengen burgemeester en wethouders deze ter kennis van de gemeenteraad en het algemeen bestuur.

HOOFDSTUK 2. AANVRAGEN, VERLENEN EN VASTSTELLEN VAN GELDELIJKE STEUN

Paragraaf 1. Algemene bepaling

Artikel 21a

Het dagelijks bestuur neemt een beslissing op een aanvraag als in dit hoofdstuk bedoeld voorzover de bevoegdheid tot het nemen van deze besluiten in deze verordening niet is toegekend aan burgemeester en wethouders.

Paragraaf 2. De aanvraag om geldelijke steun

Artikel 21
  • 1. De initiatiefnemer vraagt de geldelijke steun aan bij het dagelijks bestuur door tussenkomst van burgemeester en wethouders.

  • 2. Een aanvraag om het verlenen van geldelijke steun geschiedt op een door het dagelijks bestuur vastgesteld en door de initiatiefnemer volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier.

Artikel 22
  • 1. De initiatiefnemer dient de aanvraag als bedoeld in artikel 21 in bij burgemeester en wethouders voor één september van het jaar waarin de beslissing wordt gevraagd, dan wel op het in de projectovereenkomst afgesproken tijdstip.

  • 2. Indien de aanvraag wordt ontvangen na de in het eerste lid bedoelde datum kan de aanvraag worden aangehouden tot het volgende jaar.

  • 3. Een beslissing tot aanhouding van een plan voor datzelfde plan slechts eenmaal genomen worden.

  • 4. Burgemeester en wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 21.

Artikel 23
  • 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 21 gaat in elk geval vergezeld van de volgende gegevens:

    • a.

      de geraamde kosten van het verkrijgen in eigendom dan wel van het treffen van ingrijpende voorzieningen;

    • b.

      bestekken en tekeningen van het bouwplan;

    • c.

      een opgave van het aantal woningen, standplaatsen of woonwagens waarop het bouwplan betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid gaat tevens vergezeld van de op grond van hoofdstuk 3 vereiste gegevens.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan op een daartoe strekkend en gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer of burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het verstrekken van één of meer van de in het eerste en tweede lid genoemde gegevens.

  • 4. Een verzoek als genoemd in het derde lid afkomstig van burgemeester en wethouders kan betrekking hebben op een algemene ontheffing ten behoeve van een nader aangeduide categorie aanvragen in het kader van een door de gemeente gewenste vereenvoudiging van de planbehandelingsprocedure.

  • 5. Ingeval van een besluit als genoemd in het derde lid stelt het dagelijks bestuur de hiermee samenhangende voorwaarden waaronder de verlening van de geldelijke steun plaats moet vinden vast.

Artikel 24
  • 1. Indien een aanvraag niet voldoet aan de prioriteiten gesteld op grond van artikel 9, eerste lid, kunnen burgemeester en wethouders de aanvraag aanhouden tot 1 september van het jaar waarin de beslissing om verlening van geldelijke steun wordt gevraagd.

  • 2. In afwijking van artikel 28 beslissen burgemeester en wethouders, op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, voor 1 december van het hetzelfde jaar.

Artikel 25
  • 1. Indien het bouwplan niet in het bouwprogramma is opgenomen dan wel de betreffende subsidiecategorie of de voor de gemeente gepleegde reservering overschreden zou worden wanneer geldelijke steun wordt verleend, houden burgemeester en wethouders de aanvraag aan tot het volgende jaar.

  • 2. Een besluit tot aanhouding van een plan kan voor dat zelfde plan slechts eenmaal genomen worden.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid afwijken indien:

    • a.

      de betreffende subsidiecategorie in het bouwprogramma dan wel de voor de gemeente gepleegde reservering niet of slechts gedeeltelijk wordt bestreken met aanvragen om geldelijke steun.

    • b.

      bouwplannen die opgenomen zijn in het bouwprogramma in het betreffende jaar geen doorgang vinden.

Artikel 26

Burgemeester en wethouders leggen een aanvraag om geldelijke steun aan het dagelijks bestuur voor indien:

  • a.

    de noodzaak van het bouwen van de woning(en), de standplaats, de woonwagen of van het treffen van de ingrijpende voorzieningen is aangetoond;

  • b.

    met het bouwplan het belang van de volkshuisvesting in voldoende mate wordt gediend;

  • c.

    het bouwplan sober en doelmatig is; hieronder wordt onder meer verstaan dat de geraamde kosten van de voorzieningen geacht worden in een redelijke verhouding te staan tot het te bereiken resultaat;

  • d.

    is voldaan aan de nadere voorwaarden als bedoeld in artikel 91 tweede lid;

  • e.

    voor het bouwplan een bouwvergunning is verleend of zal kunnen worden verleend;

  • f.

    voor het besluit tot het verlenen van de geldelijke steun niet reeds een begin met de werkzaamheden is gemaakt zonder hun instemming.

Artikel 27

De noodzaak van een bouwplan bedoeld in artikel 26, onder a, en het belang van de volkshuisvesting als bedoeld in artikel 26, onder b worden geacht te zijn aangetoond, indien dit plan opgenomen is in het bouwprogramma als bedoeld in artikel 12.

Artikel 28
  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen dertien weken na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in artikel 21 of de aanvraag wordt voorgelegd aan het dagelijks bestuur.

  • 2. Aanvragen welke overeenkomstig het gestelde in artikel 22 lid 2 of 25 lid 1 zijn aangehouden tot een volgend jaar worden voor wat betreft de werking van dit artikel geacht te zijn ontvangen op 1 januari van dit volgende jaar.

Artikel 29

De indiening van de aanvraag bij het dagelijks bestuur gaat vergezeld van een verklaring van burgemeester en wethouders dat is voldaan aan het gestelde in deze verordening.

Artikel 30

Een aanvraag om geldelijke steun als bedoeld in artikel 21 wordt door burgemeester en wethouders aan het dagelijks bestuur voorgelegd voor 1 december van het jaar waarin de beslissing wordt gevraagd.

Paragraaf 3. De verlening van geldelijke steun

Artikel 31

De hoogte van de te verlenen geldelijke steun wordt, onverminderd het gestelde in artikel 47, berekend overeenkomstig het hieromtrent in het Besluit gestelde.

Artikel 32

Het dagelijkse bestuur bevestigt binnen twee weken aan burgemeester en wethouders en aan de initiatiefnemer dat de aanvraag bedoeld in artikel 29 door burgemeester en wethouders aan het dagelijks bestuur is voorgelegd.

Artikel 33

Het dagelijks bestuur beslist binnen vier weken na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in artikel 29.

Artikel 34

Het dagelijks bestuur verleent geldelijke steun indien de voor de gemeente gepleegde reservering niet wordt overschreden.

Artikel 35

Het dagelijks bestuur verleent geldelijke steun onder voorwaarde dat:

  • a.

    Wordt voldaan aan de door de gemeenteraad gestelde prioriteiten en andere voorwaarden als bedoeld in artikel 9;

  • b.

    zonder toestemming van burgemeester en wethouders bij de werkzaamheden niet wordt afgeweken van het bouwplan;

  • c.

    binnen zeventien weken na het besluit tot verlening van geldelijke steun de eerste paal is geslagen dan wel ingeval van verbouw, het bouwen van woonwagens of standplaatsen of het treffen van voorzieningen met de werkzaamheden is gestart en een regelmatige voortgang van de werkzaamheden gerealiseerd wordt; de initiatiefnemer dient dit moment schriftelijk te melden aan burgemeester en wethouders;

  • d.

    de gereedmelding van de werkzaamheden plaatsvindt overeenkomstig artikel 37;

  • e.

    De initiatiefnemer de informatie als bedoeld in artikel 55 van het Besluit beschikbaar houdt en op verzoek van het dagelijks bestuur of burgemeester en wethouders terstond levert;

Artikel 36

Het dagelijks bestuur verleent geldelijke steun onder de voorwaarde dat de door burgemeester en wethouders daartoe aangewezen personen op door burgemeester en wethouders te bepalen tijdstippen:

  • a.

    toegang wordt verleend tot de bouwplaats, de woning, de standplaats, de woonwagen of het gebouw dat tot woning wordt verbouwd;

  • b.

    inzage wordt verleend in de op de bouw betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

  • c.

    alle inlichtingen worden verstrekt die naar hun oordeel noodzakelijk zijn voor de beoordeling of aan de voorwaarden verbonden aan het verlenen van geldelijke steun wordt voldaan.

Paragraaf 4 De gereedmelding

Artikel 37
  • 1. De begunstigde verklaart door tussenkomst van burgemeester en wethouders aan het dagelijks bestuur, onder overlegging van een door het dagelijks bestuur vastgesteld en door begunstigde volledig ingevuld en ondertekend gereedmeldingsformulier, dat de bedoelde werkzaamheden volledig zijn uitgevoerd.

  • 2. De gereedmelding wordt tevens aangemerkt als een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de geldelijke steun.

  • 3. De begunstigde dient de gereedmelding, bedoeld in het eerste lid, terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen drie jaar na het verlenen van de geldelijke steun in bij burgemeester en wethouders.

Artikel 38
  • 1. De gereedmelding bedoeld in artikel 37, eerste lid, gaat vergezeld van een verklaring dat bij de bouw respectievelijk het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de geldelijke steun is verleend.

  • 2. De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid gaat tevens vergezeld van de op grond van hoofdstuk 3 vereiste gegevens.

  • 3. De initiatiefnemer dient gedurende een periode van vijf jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

Artikel 39

Burgemeester en wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de gereedmelding, bedoeld in artikel 37.

Artikel 40
  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen dertien weken na ontvangst van een gereedmelding, bedoeld in artikel 37, of de gereedmelding wordt ingediend bij het dagelijks bestuur.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een besluit bedoeld in het eerste lid eenmaal met vier weken verdagen.

Artikel 41

De indiening van de gereedmelding gaat vergezeld van een verklaring van burgemeester en wethouders dat is voldaan aan het gestelde in deze verordening.

Paragraaf 5. De vaststelling van de geldelijke steun

Artikel 42

Het dagelijks bestuur bevestigt binnen twee weken aan burgemeester en wethouders en aan de initiatiefnemer de ontvangst van de gereedmelding bedoeld in artikel 41 .

Artikel 43
  • 1. Binnen vier weken na ontvangst van de gereedmelding bedoeld in artikel 41, neemt het dagelijks bestuur een besluit op het verzoek tot vaststelling en uitbetaling van de geldelijke steun.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan een besluit als bedoeld in het eerste lid eenmaal met vier weken verdagen.

Artikel 44
  • 1. Indien het dagelijks bestuur instemt met het verzoek tot vaststelling en uitbetaling van de geldelijke steun, stelt het de geldelijke steun vast overeenkomstig het bij of krachtens het Besluit bepaalde.

  • 2. De geldelijke steun wordt in beginsel slechts vastgesteld en uitbetaald wanneer aan alle in deze verordening genoemde voorwaarden is voldaan die van toepassing zijn op de desbetreffende subsidiecategorie.

Paragraaf 6. De intrekking van geldelijke steun

Artikel 45
  • 1. Het dagelijks bestuur kan een besluit tot verlening of vaststelling van geldelijke steun geheel of gedeeltelijk intrekken alsmede een reeds betaalde bijdrage geheel of gedeeltelijk terugvorderen indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      een bijdrage op grond van deze verordening is verleend of vastgesteld op grond van gegevens en gebleken is dat deze zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Indien in een geval als bedoeld in het eerste lid onder b de begunstigde wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat de aldaar bedoelde gegevens onjuist waren, vordert het dagelijks bestuur reeds betaalde geldelijke steun met vergoeding van wettelijke rente volledig terug.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan een besluit tot het verlenen of vaststellen van een toeslag in verband met plaatselijk verschillende omstandigheden intrekken, indien de verlening of vaststelling van de voor dezelfde woningen, op grond van artikel 11, tweede lid, onder a of b, wordt ingetrokken.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan een besluit tot verlening of vaststellen van een toeslag ten behoeve van huurverlaging intrekken indien de verlening of vaststelling van de geldelijke steun voor dezelfde woningen op grond van artikel 11, tweede lid onder a1 en a3 wordt ingetrokken.

  • 5. Het dagelijks bestuur trekt zijn besluit tot verlening van geldelijke steun in ieder geval in, indien de initiatiefnemer door tussenkomst van burgemeester en wethouders meldt dat de bouw geen doorgang zal vinden.

Paragraaf 7. Nadere bepalingen

Artikel 46

Het dagelijks bestuur en burgemeester en wethouders delen een besluit als bedoeld in dit hoofdstuk onverwijld schriftelijk mee aan hetzij de initiatiefnemer hetzij de begunstigde, onder vermelding van de gronden waarop het besluit berust.

Artikel 47

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing, tenzij in hoofdstuk 3 hiervan nadrukkelijk is afgeweken.

Artikel 48
  • 1. Het dagelijks bestuur kan op een daartoe strekkend en gemotiveerd verzoek van burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de in artikel 30 genoemde termijn. Een dergelijk verzoek wordt vóór het verstrijken van de betreffende termijn bij het dagelijks bestuur ingediend.

  • 2. Indien het dagelijks bestuur een verzoek als bedoeld in het eerste lid honoreert, geeft het een nieuwe termijn aan en stelt hiervan de initiatiefnemer in kennis.

Artikel 49
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkend gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer dan wel de begunstigde ontheffing verlenen van de termijnen genoemd in de artikelen 22, 35 en 37. Een dergelijk verzoek wordt schriftelijk voor het verstrijken van de betreffende termijn bij burgemeester en wethouders ingediend

  • 2. Indien burgemeester en wethouders een verzoek als in het eerste lid bedoeld honoreren, geven zij een nieuwe termijn aan.

Artikel 49a
  • 1. Van een melding start bouw als bedoeld in artikel 35 sub c wordt het dagelijks bestuur onverwijld door burgemeester en wethouders in kennis gesteld.

  • 2. Indien op grond van artikel 49 uitstel wordt verleend van de termijn waarop met de uitvoering van de werkzaamheden een aanvang moet zijn gemaakt is het in het eerste lid gestelde van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Een opgave van het subsidierendement als bedoeld in artikel 75 wordt door burgemeester en wethouders onverwijld ter kennis gebracht van het dagelijks bestuur.

  • 4. De gemeenteraad en burgemeester en wethouders verstrekken op verzoek van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur alle informatie met betrekking tot de op grond van de bepalingen van deze verordening door hen uitgevoerde werkzaamheden.

Artikel 50

Het dagelijks bestuur kan voor de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.

HOOFDSTUK 3. BEPALINGEN PER SUBSIDIECATEGORIE

Paragraaf 1. Sociale-huurwoningen

Artikel 51

Het dagelijks bestuur kan ten laste van het deelbudget genoemd in artikel 11, tweede lid, onder a.1, geldelijke steun verlenen voor het bouwen van sociale-huurwoningen aan een toegelaten instelling.

Artikel 52

Een aanvraag als bedoeld in artikel 21 om geldelijke steun gaat in aanvulling op de gegevens van artikel 23 vergezeld van:

  • a.

    een opgave van de voorgestelde gemiddelde huurprijs per woning;

  • b.

    de gemiddelde koopsom van de bouwrijpe grond;

  • c.

    de in het aanvraagformulier genoemde bescheiden.

Artikel 53
  • 1. Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun in aanvulling op artikel 26 slechts in indien:

    • a.

      de koopsom van de bouwrijpe grond waarop de woningen worden gebouwd, niet meer bedraagt dan de in het Besluit bepaalde maximum koopsom van de bouwrijpe grond;

    • b.

      naar hun oordeel in voldoende mate overleg over het bouwplan heeft plaatsgevonden met de toekomstige huurder(s) van de woning(en), waarop het bouwplan betrekking heeft en/of de hen vertegenwoordigende organisaties.

  • 2. Indien de toepassing van het bepaalde in het eerste lid onder a betrekking heeft op het bouwen van een aantal administratief in een complex samengevoegde woningen geldt het van toepassing zijnde bedrag, genoemd in het eerste lid onder a, als de gemiddelde koopsom van de bouwrijpe grond van de in dat complex opgenomen woningen.

  • 3. In gevallen waarin een woning wordt gebouwd op grond waarop een recht van opstal rust of waarop een recht van erfpacht is gevestigd dan wel de grond en de woning afzonderlijk in eigendom worden verkregen of de grond reeds geruime tijd eigendom is van de eigenaar, wordt als koopsom van de bouwrijpe grond aangehouden een door burgemeester en wethouders te bepalen bedrag.

Artikel 54
  • 1. Het dagelijks bestuur verleent in aanvulling op artikel 35 en 36 geldelijke steun onder de voorwaarde dat de voor te stellen huurprijs per woning bij de gereedmelding niet hoger is dan de in het Besluit bepaalde maximum huurprijs.

  • 2. Het dagelijks bestuur verleent op verzoek van burgemeester en wethouders in aanvulling op het gestelde in het eerste lid de geldelijke steun onder de voorwaarde dat de voorgestelde gemiddelde huurprijs per woning niet hoger is dan het door burgemeester en wethouders vastgestelde percentage van de kosten van het verkrijgen in eigendom, na aftrek van de regio-bijdrage.

  • 3. Het in het tweede lid bedoelde percentage zal zodanig zijn dat naar het oordeel van burgemeester en wethouders bij een daaraan gelijke gemiddelde huurprijs bij aanvang van de eerste huur naar verwachting een kostendekkende exploitatie van het complex waarvan de woning deel uit maakt mogelijk is met behulp van uitsluitend de huuropbrengst en de te verlenen bijdragen.

Artikel 55

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 37, eerste lid, gaat in aanvulling op de verklaring bedoeld in artikel 38 vergezeld van een opgave van de voorgestelde huurprijs per woning, de gemiddelde gereedkomingsdatum van het bouwplan en van de in het gereedmeldingsformulier genoemde bescheiden.

Artikel 56

De geldelijke steun wordt ter keuze van het algemeen bestuur uitbetaald:

  • a.

    of in jaarbedragen, voor de eerste maal een jaar na de gemiddelde gereedkomingsdatum en telkens een jaar nadien.

  • b.

    of als een bijdrage-ineens binnen 14 werkdagen na het besluit tot vaststellen van geldelijke steun zoals bedoeld in artikel 44, waarbij er vanaf de gemiddelde gereedkomingsdatum rente wordt vergoed, mits het complex binnen dertien weken na de oplevering van de laatste woning gereed gemeld is. Deze rentevergoeding wordt berekend aan de hand van het subsidierendement minus 0,5 procent;

Artikel 57
  • 1. Het dagelijks bestuur beëindigt de uitbetaling van de geldelijke steun voor een sociale huurwoning en stelt de geldelijke steun opnieuw vast op het op dat moment ontvangen bedrag, indien de eigendom van een sociale-huurwoning, waarvoor geldelijke steun wordt verleend, overgaat op een ander dan de gemeente of een toegelaten instelling, indien de woning gesloopt wordt of indien de woning aan de woonbestemming onttrokken wordt.

  • 2. Indien de eigendom van de woning overgaat op de gemeente of een toegelaten instelling, wordt deze vanaf het moment van de eigendomsoverdracht de begunstigde.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan, indien de geldelijke steun als bijdrage ineens is uitbetaald, in de in het eerste lid bedoelde gevallen, de bijdrage terugvorderen tot een bedrag van de restant hoofdsom dat nog verschuldigd zou zijn geweest op het moment dat de bijdrage als jaarlijkse bijdrage betaald zou zijn.

Paragraaf 2. Huurstandplaatsen en huurwoonwagens

Artikel 58
  • 1. Het dagelijks bestuur kan ten laste van de deelbudgetten genoemd in artikel 11, tweede lid, onder a2 en a3, geldelijke steun verlenen voor het bouwen van een huurstandplaats of een huurwoonwagen aan een toegelaten instelling.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan gelijktijdig met de verlening van geldelijke steun voor een huurstandplaats aanvullende geldelijke steun verlenen voor sanitaire voorzieningen op die standplaats of aan of in de daarop te plaatsen woonwagen.

Artikel 59

Een aanvraag om geldelijke steun als bedoeld in artikel 21 gaat in aanvulling op de gegevens van artikel 23 vergezeld van:

  • a.

    een opgave van de voorgestelde gemiddelde huurprijs per huurstandplaats of huurwoonwagen;

  • b.

    de gemiddelde koopsom van de bouwrijpe grond;

  • c.

    de in het aanvraagformulier genoemde bescheiden.

Artikel 60

Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun voor een huurstandplaats in aanvulling op artikel 26 slechts in indien:

  • a.

    de standplaats wordt gebouwd overeenkomstig een goedgekeurd bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, dan wel overeenkomstig een vrijstelling daarvan als bedoeld in artikel 19 van die wet; en

  • b.

    door het bouwen van de standplaats in de onmiddellijke nabijheid van andere standplaatsen het aantal bijeen gelegen standplaatsen niet meer dan 15 zal bedragen, tenzij met instemming van Gedeputeerde Staten daarvan wordt afgeweken.

Artikel 61

Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun voor een huurwoonwagen in aanvulling op artikel 26 en 60 slechts in indien de standplaats waarop die woonwagen wordt geplaatst is gebouwd met geldelijke steun van rijkswege op voet van enige voor 1 januari 1993 geldende wettelijke regeling, dan wel wordt gebouwd met geldelijke steun op voet van het Besluit.

Artikel 62

Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun voor het bouwen van een huurstandplaats of een huurwoonwagen slechts in indien naar hun oordeel in voldoende mate overleg over het bouwplan heeft plaatsgevonden met de toekomstige huurder(s) van de huurstandplaats of huurwoonwagen, waarop het bouwplan betrekking heeft en/of de hen vertegenwoordigende organisaties.

Artikel 63

Burgemeester en Wethouders dienen in aanvulling op artikel 26, 60, 61 en 62 een aanvraag voor aanvullende geldelijke steun voor sanitaire voorzieningen in indien:

  • a.

    geen sanitaire voorzieningen aanwezig zijn in of aan de daarop te plaatsen woonwagen; en

  • b.

    de huurwoonwagen op 1 januari 1993 bestaat.

Artikel 64

Het dagelijks bestuur verleent in aanvulling op artikel 35 en 36 de geldelijke steun onder de voorwaarde dat de voor te stellen huurprijs per huurstandplaats of huurwoonwagen bij de gereedmelding niet hoger is dan de in het Besluit bepaalde maximum huurprijs.

Artikel 65
  • 1. Het dagelijks bestuur verleent op verzoek van burgemeester en wethouders in aanvulling op artikel 64 de geldelijke steun onder de voorwaarde dat de voorgestelde gemiddelde huurprijs per huurstandplaats of huurwoonwagen niet hoger is dan het door burgemeester en wethouders vastgestelde percentage van de kosten van het verkrijgen in eigendom, na aftrek van de regio-bijdrage.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde percentage zal zodanig zijn dat naar het oordeel van burgemeester en wethouders bij een daaraan gelijke gemiddelde huurprijs bij aanvang van de eerste huur naar kostendekkende exploitatie van het complex waarvan de huurstandplaats of huurwoonwagen deel uit maakt mogelijk is met behulp van uitsluitend de huuropbrengst en de te verlenen bijdragen.

Artikel 66
  • 1. Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun in aanvulling op artikel 26, 60, 61 en 62 slechts in indien de koopsom van de bouwrijpe grond waarop de huurstandplaats wordt gebouwd, niet meer bedraagt dan de in het Besluit bepaalde maximum koopsom van de bouwrijpe grond.

  • 2. In gevallen waarin een huurstandplaats wordt gebouwd op grond waarop een recht van opstal rust of waarop een recht van erfpacht is gevestigd dan wel de grond en de standplaats afzonderlijk in eigendom worden verkregen of de grond reeds geruime tijd eigendom is van de eigenaar, wordt als koopsom van de bouwrijpe grond aangehouden een door burgemeester en wethouders te bepalen bedrag.

Artikel 67

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 37, eerste lid, gaat in aanvulling op de verklaring bedoeld in artikel 38 vergezeld van:

  • a.

    een opgave van de voorgestelde huurprijs per huurstandplaats of huurwoonwagen;

  • b.

    de gemiddelde van het bouwplan; en

  • c.

    de in het gereedmeldingsformulier genoemde bescheiden.

Artikel 68

De geldelijke steun wordt ter keuze van het algemeen bestuur uitbetaald:

  • a.

    of in jaarbedragen, voor de eerste maal een jaar na de gemiddelde gereedkomingsdatum en telkens een jaar nadien.

  • b.

    of als een bijdrage-ineens binnen 14 werkdagen na het besluit tot vaststellen van geldelijke steun zoals bedoeld in artikel 44, waarbij er vanaf de gemiddelde gereedkomingsdatum rente wordt vergoed, mits het complex binnen drie maanden na de oplevering van de laatste huurstandplaats of huurwoonwagen gereedgemeld is. Deze rentevergoeding wordt berekend aan de hand van het subsidierendement minus 0,5 procent;

Artikel 69
  • 1. Het dagelijks bestuur beëindigt de uitbetaling van geldelijke steun voor een huurstandplaats of huurwoonwagen en stelt de geldelijke steun opnieuw vast op het op dat moment ontvangen bedrag, indien de eigendom van een huurstandplaats en huurwoonwagen, waarvoor geldelijke steun wordt verleend, overgaat op een ander dan de gemeente of een toegelaten instelling, indien de huurstandplaats of huurwoonwagen gesloopt wordt of indien de huurstandplaats of huurwoonwagen aan de woonbestemming onttrokken wordt.

  • 2. Indien de eigendom van de huurstandplaats of huurwoonwagen overgaat op de gemeente of een toegelaten instelling, wordt deze vanaf het moment van de eigendomsoverdracht de begunstigde.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan, indien de geldelijke steun als bijdrage ineens is uitbetaald, in de in het eerste lid bedoelde gevallen, de bijdrage terugvorderen tot een bedrag van de restant hoofdsom dat nog verschuldigd zou zijn geweest op het moment dat de bijdrage als jaarlijkse bijdrage betaald zou zijn.

Paragraaf 3. Sociale-koopwoningen

Artikel 70

Het dagelijks bestuur kan ten laste van het deelbudget genoemd in artikel tweede lid, onder a.4, geldelijke steun verlenen ten behoeve van een sociale-koopwoning aan een natuurlijke persoon die de woning als eigenaar zal bewonen.

Artikel 71

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder kosten van het verkrijgen in eigendom verstaan:

  • a.

    de som van de bedragen afzonderlijk vermeld als koopsom van de bouwrijpe grond en de koopsom of de koop- aanneemsom van de woning in de overeenkomst van koop en verkoop of koop en aanneming, of

  • b.

    in gevallen waarin een woning wordt gebouwd op grond waarop een recht van opstal rust of waarop een recht van erfpacht is gevestigd dan wel de grond en de woning afzonderlijk in eigendom worden verkregen of de grond reeds geruime tijd eigendom is van de eigenaar, wordt als koopsom van de bouwrijpe grond aangehouden een door burgemeester en wethouders te bepalen bedrag;

  • c.

    indien een woning geheel of gedeeltelijk met eigen arbeid of in eigen beheer wordt gebouwd wordt als kosten van het verkrijgen in eigendom aangehouden een door burgemeester en wethouders te bepalen bedrag;

  • d.

    de kosten van het verkrijgen in eigendom in voorkomende gevallen verminderd met de geldelijke steun verleend als bijdrage ten behoeve van voorzieningen voor gehandicapten op grond van artikel 52 van het Besluit.

Artikel 72

Een aanvraag als bedoeld in artikel 21 om geldelijke steun gaat in aanvulling op de gegevens van artikel 23 vergezeld van:

  • a.

    de koopsom van de bouwrijpe grond per woning;

  • b.

    de in het aanvraagformulier genoemde bescheiden.

Artikel 73

Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun in aanvulling op het gestelde in artikel 26 slechts in indien:

  • a.

    de kosten van het verkrijgen in eigendom niet meer bedragen dan het in het Besluit bepaalde maximum bedrag voor een sociale-koopwoning;

  • b.

    de koopsom van de bouwrijpe grond waarop de woning wordt gebouwd niet meer bedraagt dan de in het Besluit bepaalde maximum koopsom van de bouwrijpe grond;

  • c.

    een garantiecertificaat wordt afgegeven dooreen door de minister erkende ter zake kundige instantie;

  • d.

    de risicoverrekening wordt afgekocht;

Artikel 74
  • 1. Het dagelijks bestuur verleent in aanvulling op artikel 35 en 36 geldelijke steun onder de voorwaarde dat het aangaan van de koopovereenkomst of de koop- en aanneemovereenkomst niet afhankelijk wordt gesteld van het tegen een meerprijs afnemen van voorzieningen, leveringen of diensten.

  • 2. Het dagelijks bestuur verleent in aanvulling op artikel 35 en 36 geldelijke steun onder de voorwaarde dat de begunstigde degene is die:

    • a.

      de woning als eerste eigenaar bewoont, of

    • b.

      de woning bewoont met ingang van een tijdstip dat minder dan een jaar ligt na het tijdstip van het verlijden van de akte, bedoeld in artikel 3:89 van het Burgerlijk Wetboek, of

    • c.

      indien zodanige akte voor het verkrijgen in eigendom niet noodzakelijk was, met ingang van een tijdstip dat minder dan een jaar ligt na de dag waarop het dagelijks bestuur de geldelijke steun voor de eerste eigenaar heeft vastgesteld, de woning als eigenaar bewoont, of

    • d.

      de woning heeft bewoond bedoeld onder a, b en c, indien na diens vertrek diens partner in de woning is blijven wonen.

  • 3. Bij overlijden van een eigenaar, als bedoeld in het eerste lid, worden diens erfgenamen die de woning blijven bewonen beschouwd als begunstigde.

Artikel 75

Ter vaststelling van het subsidierendement dient een afschrift van de door beide partijen ondertekende koop- en aanneemovereenkomst aan burgemeester en wethouders te worden overlegd. Het subsidierendement wordt vastgesteld op de datum waarop de gemeente de genoemde overeenkomst heeft ontvangen. Dit kan geschieden op een door de eigenaar-bewoner te bepalen moment na het verlenen van de geldelijke steun doch uiterlijk bij de gereedmelding door de eigenaar-bewoner.

Artikel 76
  • 1. Het bepaalde in artikel 73, onder c, is niet van toepassing, indien de aanvraag betrekking heeft op:

    • a.

      een woning die geheel of in belangrijke mate wordt gebouwd door degene die deze als eigenaar zal bewonen;

    • b.

      een woning die wordt gebouwd als casco;

    • c.

      een woning die onderdeel is van een complex waarvan ook andere woningen of niet voor bewoning bestemde onderdelen deel uitmaken;

    • d.

      woonruimte die ontstaat door het verbouwen van een niet voor bewoning geschikt gebouwde onroerende zaak;

    • e.

      een sociale-huurwoning die op grond van artikel 14 wordt omgezet in een sociale-koopwoning.

  • 2. In de onder het eerste lid genoemde gevallen kunnen burgemeester en wethouders in plaats van het garantiecertificaat een bankgarantie verlangen en eisen dat de bouwer is aangesloten bij een door de minister erkende ter- zake kundige instantie.

  • 3. Het bepaalde in artikel 73, onder c, is evenmin van toepassing indien naar het oordeel burgemeester en wethouders voldoende is gewaarborgd dat aan de doelstelling van een garantiecertificaat is voldaan.

Artikel 77

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 37, eerste lid, door de initiatiefnemer gaat naast de in artikel 38 bedoelde verklaring vergezeld van de in het gereedmeldingsformulier genoemde bescheiden.

Artikel 77a
  • 1. In afwijking van het gestelde in artikel 40 lid 1 beslissen burgemeester en wethouders binnen acht weken na ontvangst van een gereedmelding, bedoeld in artikel 37, of de gereedmelding wordt ingediend bij het dagelijks bestuur.

  • 2. In afwijking van het gestelde in artikel 43 lid 1 neemt het dagelijks bestuur binnen acht weken na ontvangst van de gereedmelding als bedoeld in artikel 41, een besluit op het verzoek tot vaststelling en uitbetaling van de geldelijke steun.

  • 3. Het tweede lid van artikel 40 en 43 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 78
  • 1. Een gereedmelding als bedoeld in artikel 37, eerste lid, door de eigenaar-bewoner gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a.

      een door de inspecteur der directe belastingen te verstrekken formulier, waarop is aangegeven het definitief vastgestelde of nog vast te stellen inkomen, dan wel het brutoloon van de personen bedoeld in bijlage VI van het Besluit, in het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de geldelijke steun werd verleend; op dit formulier is tevens aangegeven of bedoelde personen wel of niet vermogensbelasting verschuldigd zijn;

    • b.

      de in het gereedmeldingsformulier genoemde bescheiden.

  • 2. Indien op het tijdstip van gereedmelding nog geen opgave van het definitief vastgestelde inkomen als bedoeld in het eerste lid, onder a, verstrekt kan worden, wordt de vaststelling van de geldelijke steun aangehouden tot het moment dat de opgave van het definitief vastgestelde inkomen wordt overgelegd.

Artikel 79

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 37, eerste lid, door de eigenaar-bewoner gaat naast het in artikel 78 gestelde vergezeld van:

  • a.

    een bewijs van eigendom in de vorm van een afschrift van de akte, bedoeld in artikel 3:89 van het Burgerlijk Wetboek;

  • b.

    een bewijs van de datum van eerste bewoning, in de vorm van een uittreksel uit het persoonsregister; en

  • c.

    een door beide partijen ondertekende koop- en aanneemovereenkomst indien deze nog niet aan burgemeester en wethouders is overlegd zoals bedoeld in artikel 75.

Artikel 80

Het dagelijks bestuur stemt in met het verzoek bedoeld in artikel 37, tweede lid, mits:

  • a.

    de woning ten behoeve waarvan geldelijke steun is verleend wordt bewoond door de eigenaar;

  • b.

    de eigenaar of diens erfgenaam over het kalenderjaar dat voorafgaat aan het tijdstip waarop geldelijke steun is verleend geen vermogensbelasting in de zin van de Wet op de vermogensbelasting 1964 (Staatsblad 520) verschuldigd is, dan wel geen gemeenschappelijke huishouding voert met een persoon die krachtens die wet vermogensbelasting verschuldigd is; en

  • c.

    de som der inkomens, bepaald volgens bijlage VI bij het Besluit, bij uitbetaling van de geldelijke steun als jaarlijkse bijdrage gedurende de hele uitbetalingsduur niet meer bedraagt dan het bij het Besluit bepaalde maximum.

Artikel 81

De som van de inkomens, bedoeld in bijlage VI van het Besluit op grond waarvan de geldelijke steun wordt berekend, wordt bepaald aan de hand van de in artikel 78 genoemde gegevens, over het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de geldelijke steun is verleend.

Artikel 82
  • 1. Vier weken voor het verstrijken van het eerste jaar van bewoning en telkens een jaar nadien dient de begunstigde door tussenkomst van burgemeester en wethouders een bewoningsverklaring in op een daartoe door het dagelijks bestuur beschikbaar gesteld en volledig ingevuld formulier.

  • 2. De geldelijke steun wordt uitbetaald in jaarbedragen binnen acht weken na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde verklaring.

Artikel 83

Indien de geldelijke steun wordt uitbetaald als bijdrage-ineens geldt als voorwaarde dat de woning gedurende ten minste één jaar is bewoond door de eigenaar of in geval van overlijden van de eigenaar diens in de woning woonachtige erfgenaam of in geval van vertrek van de eigenaar uit de woning diens in de woning woonachtige gewezen partner.

Artikel 84
  • 1. Het dagelijks bestuur beëindigt de uitbetaling van geldelijke steun voor een koopwoning en stelt de geldelijke steun opnieuw vast op het tot dat moment uitbetaalde bedrag, indien wordt geconstateerd dat:

    • a.

      de eigenaar bedoeld in artikel 75 dan wel de op het tijdstip van diens overlijden in de woning woonachtige erfgenaam, dan wel de op het moment van diens vertrek uit de woning diens in de woning woonachtige gewezen partner de woning niet langer bewoont;

    • b.

      eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden;

  • 2. Het dagelijks bestuur komt tot een besluit als bedoeld in het eerste lid aan de hand van het in artikel 82 bedoelde door de eigenaar jaarlijks in te zenden formulier.

Artikel 85

Het dagelijks bestuur stelt de geldelijke steun opnieuw vast overeenkomstig het in het Besluit bepaalde, indien het constateert dat de som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit zodanig is gestegen ten opzichte van de som van de inkomens op grond waarvan de geldelijke steun werd vastgesteld, respectievelijk op grond waarvan een herziene vaststelling als bedoeld in dit artikel heeft plaatsgevonden, dat daarbij volgens het Besluit een ander bedrag aan geldelijke steun moet worden vastgesteld.

Artikel 86
  • 1. Ten behoeve van een vaststelling als bedoeld in artikel 85 dient de eigenaar, terstond nadat het vijfde jaarbedrag is uitbetaald, onderscheidenlijk telkens vijf jaar nadien een door de inspecteur der directe belastingen verstrekte opgave van inkomens te overleggen van die personen waarvan het inkomen ingevolge het Besluit deel uitmaakt van de som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit over de in het Besluit bepaalde periode.

  • 2. Indien de in het eerste lid genoemde gegevens niet of onvoldoende binnen de in het eerste lid genoemde termijn vanwege de eigenaar worden overgelegd doet het dagelijks bestuur daarvan schriftelijk mededeling aan de eigenaar onder vermelding van de nog te leveren gegevens en de termijn waarbinnen zij geleverd dienen te zijn.

  • 3. Indien de in het tweede lid gegeven termijn door de eigenaar wordt overschreden, wordt de uitbetaling van de geldelijke steun met onmiddellijke ingang gestaakt en de hoogte van de geldelijke steun opnieuw vastgesteld op het tot dat moment uitbetaalde bedrag.

Artikel 87

Het dagelijks bestuur besluit omtrent een vaststelling als bedoeld in artikel 85 binnen zesentwintig weken nadat de in artikel 86, eerste lid, bedoelde gegevens zijn verstrekt.

Artikel 88

Op een daartoe strekkend verzoek stelt het dagelijks bestuur de geldelijke steun eenmalig opnieuw vast overeenkomstig het in Besluit bepaalde, indien uit dit verzoek blijkt dat in het kalenderjaar waarin de eigenaar de woning heeft betrokken of in één van de zes daaropvolgende kalenderjaren één van de personen van wie het inkomen mede bepalend is geweest voor de som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit en met wie de eigenaar in bedoeld kalenderjaar een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd, geen inkomen heeft genoten, doch in het jaar voorafgaande aan dat jaar wel een inkomen heeft genoten.

Artikel 89

In afwijking van het bepaalde in artikel 86, eerste lid, dient de eigenaar de in dat artikel genoemde gegevens te leveren vijf jaar na de herziene vaststelling bedoeld in artikel 88 en telkens vijf jaren nadien.

Paragraaf 4. Koopstandplaatsen en koopwoonwagens

Artikel 90
  • 1. Het dagelijks bestuur kan ten laste van de deelbudgetten genoemd in artikel 11, tweede lid, onder a5 en a6, geldelijke steun verlenen ten behoeve van een koopstandplaats of een koopwoonwagen aan een natuurlijke persoon die de standplaats of de woonwagen als eigenaar zal bewonen.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan gelijktijdig met de verlening van geldelijke steun voor een koopstandplaats steun verlenen voor sanitaire voorzieningen op die standplaats of aan of in de daarop te plaatsen woonwagen.

Artikel 91

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder kosten van het verkrijgen in eigendom verstaan:

  • a.

    de som van de bedragen afzonderlijk vermeld als koopsom van de bouwrijpe grond en de koopsom of de koop-/aanneemsom van de standplaats of de woonwagen in de overeenkomst van koop en verkoop of koop en aanneming; of

  • b.

    in gevallen waarin de standplaats wordt gebouwd op grond waarop een recht van opstal rust of waarop een recht van erfpacht is gevestigd dan wel de grond en de standplaats afzonderlijk in eigendom worden verkregen of de grond reeds geruime tijd eigendom is van de eigenaar, wordt als koopsom van de bouwrijpe grond aangehouden een door burgemeester en wethouders te bepalen bedrag;

  • c.

    indien een standplaats of woonwagen geheel of gedeeltelijk met eigen arbeid of in eigen beheer wordt gebouwd, wordt als kosten van het verkrijgen in eigendom aangehouden een door burgemeester en wethouders te bepalen bedrag;

  • d.

    de kosten van het verkrijgen in eigendom in voorkomende gevallen verminderd met de geldelijke steun verleend als bijdrage ten behoeve van voorzieningen voor gehandicapten op grond van artikel 52 van het Besluit.

Artikel 92

Een aanvraag als bedoeld in artikel 21 om geldelijke steun gaat in aanvulling op de gegevens van artikel 23 vergezeld van:

  • a.

    de koopsom van de bouwrijpe grond per standplaats;

  • b.

    de in het aanvraagformulier genoemde bescheiden.

Artikel 93

Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun in aanvulling op het gestelde in artikel 26 slechts in indien:

  • a.

    de kosten van het verkrijgen in eigendom niet meer bedragen dan het in het Besluit bepaalde maximum bedrag voor een koopstandplaats of een koopwoonwagen;

  • b.

    de koopsom van de bouwrijpe grond waarop de standplaats wordt gebouwd niet meer bedraagt dan de in het Besluit bepaalde maximum koopsom van de bouwrijpe grond;

  • c.

    voor een woonwagen een garantiecertificaat wordt afgegeven door een door de minister erkende terzake kundige instantie;

  • d.

    de risicoverrekening wordt afgekocht;

Artikel 94

Het dagelijks bestuur verleent in aanvulling op artikel 35 en 36 geldelijke steun voor een koopstandplaats onder voorwaarde dat:

  • a.

    de standplaats wordt gebouwd overeenkomstig een goedgekeurd bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, dan wel overeenkomstig een vrijstelling daarvan als bedoeld in artikel 19 van die wet; en

  • b.

    door het bouwen van de standplaats in de onmiddellijke nabijheid van andere standplaatsen het aantal bijeen gelegen standplaatsen niet meer dan 15 zal bedragen, tenzij met instemming van Gedeputeerde Staten daarvan wordt afgeweken.

  • c.

    het aangaan van de koopovereenkomst of de koop- en aanneemovereenkomst niet afhankelijk wordt gesteld van het tegen een meerprijs afnemen van voorzieningen, leveringen of diensten.

Artikel 95

Het dagelijks bestuur verleent in aanvulling op artikel 35 en 36 geldelijke steun voor een koopwoonwagen, indien de standplaats waarop de woonwagen wordt geplaatst is gebouwd met geldelijke steun van rijkswege op voet van enige voor 1 januari 1993 geldende wettelijke regeling, dan wel wordt gebouwd met geldelijke steun op voet van het Besluit.

Artikel 96

Het dagelijks bestuur verleent in aanvulling op artikel 35, 36, 94 en 95 geldelijke steun voor sanitaire voorzieningen indien:

  • a.

    geen sanitaire voorzieningen aanwezig zijn in of aan de daarop te plaatsen woonwagen; en

  • b.

    de woonwagen op 1 januari 1993 bestaat.

Artikel 97
  • 1. Het dagelijks bestuur verleent in aanvulling op artikel 35, 36, 94, 95 en 96 geldelijke steun onder de voorwaarde dat de begunstigde degene is die:

    • a.

      de standplaats of woonwagen als eerste eigenaar bewoont, of

    • b.

      de standplaats of woonwagen bewoont met ingang van een tijdstip dat minder dan een jaar ligt na het tijdstip van het verlijden van de akte, bedoeld in artikel 3:89 van het Burgerlijk Wetboek, of

    • c.

      indien zodanige akte voor het verkrijgen in eigendom niet noodzakelijk was, met ingang van een tijdstip dat minder dan een jaar ligt na de dag waarop het dagelijks bestuur de geldelijke steun voor de eerste eigenaar heeft vastgesteld, de standplaats of woonwagen als eigenaar bewoont, of

    • d.

      de standplaats of heeft bewoond bedoeld onder a, b en c, indien na diens vertrek diens partner in de standplaats of woonwagen is blijven wonen.

  • 2. Bij overlijden van een eigenaar, als bedoeld in het eerste lid, worden diens erfgenamen die de standplaats of woonwagen blijven bewonen beschouwd als begunstigde.

  • 3. Het dagelijks bestuur verleent in aanvulling op het eerste lid geldelijke steun voor een koopwoonwagen onder de voorwaarde dat ten aanzien van de begunstigde zich een van de gevallen voordoet, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel b, onder 2 o, van de Woonwagenwet juncto artikel 11 van de wet van 30 oktober 1974 (Staatsblad 703) tot wijziging van eerstgenoemde wet.

  • 4. Het tweede lid is, voor zover het de erfgenaam van de eerste eigenaar van een koopwoonwagen betreft, slechts van toepassing op de erfgenaam die voldoet aan de voorwaarde bedoeld in het derde lid.

Artikel 98

Ter vaststelling van het subsidierendement dient een afschrift van de door beide partijen ondertekende koop- en aanneemovereenkomst aan burgemeester en wethouders te worden overlegd. Het subsidierendement wordt vastgesteld op de datum waarop de gemeente de genoemde overeenkomst heeft ontvangen. Dit kan geschieden op een door de eigenaar-bewoner te bepalen moment na het verlenen van de geldelijke steun doch uiterlijk bij de gereedmelding door de eigenaar-bewoner.

Artikel 99
  • 1. Het bepaalde in artikel 93 sub c, is niet van toepassing, indien de aanvraag betrekking heeft op een woonwagen die geheel of in belangrijke mate wordt gebouwd door degene die deze als eigenaar zal bewonen.

  • 2. In het onder het eerste lid genoemde geval kan het dagelijks bestuur in plaats van het garantiecertificaat een bankgarantie verlangen en eisen dat de bouwer is aangesloten bij een door de minister erkende ter zake kundige instantie.

Artikel 100

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 37, eerste lid, door de initiatiefnemer gaat naast de in artikel 38 bedoelde verklaring vergezeld van de in het gereedmeldingsformulier genoemde bescheiden.

Artikel 101
  • 1. Een gereedmelding als bedoeld in artikel 37, eerste lid, door de gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a.

      een door de inspecteur der directe belastingen te verstrekken formulier, waarop is aangegeven het definitief vastgestelde of nog vast te stellen inkomen, dan wel het brutoloon van de personen bedoeld in bijlage VI van het Besluit; op dit formulier is tevens aangegeven of bedoelde personen wel of niet vermogensbelasting verschuldigd zijn;

    • b.

      de in het gereedmeldingsformulier genoemde bescheiden.

  • 2. Indien op het tijdstip van gereedmelding nog geen opgave van het definitief vastgestelde inkomen als bedoeld in het eerste lid, onder a, verstrekt kan worden, wordt de vaststelling van de geldelijke steun aangehouden tot het moment dat de opgave van het definitief vastgestelde inkomen wordt overgelegd.

Artikel 102

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 37, eerste lid, door de eigenaar-bewoner gaat naast het in artikel 101 gestelde vergezeld van:

  • a.

    een bewijs van eigendom in de vorm van een afschrift van de akte, bedoeld in artikel 89 van het Burgerlijk Wetboek;

  • b.

    een bewijs van de datum van eerste bewoning, in de vorm van een uittreksel uit het persoonsregister; en

  • c.

    een door beide partijen ondertekende koop- en aanneemovereenkomst indien deze nog niet aan burgemeester en wethouders is overlegd zoals bedoeld in artikel 98.

Artikel 103

Het dagelijks bestuur stemt in met het verzoek bedoeld in artikel 37, tweede lid, mits:

  • a.

    de standplaats of de woonwagen ten behoeve waarvan geldelijke steun is verleend wordt bewoond door de eigenaar;

  • b.

    de eigenaar of diens erfgenaam over het kalenderjaar dat voorafgaat aan het tijdstip waarop geldelijke steun is verleend geen vermogensbelasting in de zin van de Wet op de vermogensbelasting 1964 (Staatsblad 520) verschuldigd is, dan wel geen gemeenschappelijke huishouding voert met een persoon die krachtens die wet vermogensbelasting verschuldigd is; en

  • c.

    de som der inkomens, bepaald volgens bijlage VI van het Besluit, bij uitbetaling van de geldelijke steun als jaarlijkse bijdrage gedurende de hele uitbetalingsduur niet meer bedraagt dan het bij het Besluit bepaalde maximum.

Artikel 104

De som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit op grond waarvan de geldelijke steun wordt berekend, wordt mede bepaald aan de hand van de in artikel 101 genoemde gegevens, over het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de geldelijke steun is verleend.

Artikel 105
  • 1. Vier weken voor het verstrijken van het eerste jaar van bewoning en telkens een jaar nadien dient de begunstigde een bewoningsverklaring in op een daartoe door het dagelijks bestuur beschikbaar gesteld en volledig ingevuld formulier.

  • 2. De geldelijke steun wordt uitbetaald in jaarbedragen binnen acht weken na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde verklaring.

Artikel 106

Het dagelijks bestuur verhoogt een koopstandplaats het eerste jaarbedrag met het in bijlage VI van het Besluit bepaalde bedrag indien op grond van artikel 90, tweede lid, aanvullende geldelijke steun voor sanitaire voorzieningen is verleend.

Artikel 107

Indien de geldelijke steun wordt uitbetaald als bijdrage-ineens geldt als voorwaarde dat de standplaats of de woonwagen gedurende ten minste één jaar is bewoond door de eigenaar of in geval van overlijden van de eigenaar diens in de standplaats of in de woonwagen woonachtige erfgenaam of in geval van vertrek van de eigenaar van de standplaats of uit de woonwagen diens op de standplaats of in de woonwagen woonachtige gewezen partner.

Artikel 108
  • 1. Het dagelijks bestuur beëindigt de uitbetaling van geldelijke steun voor een koopstandplaats of een koopwoonwagen en stellen de geldelijke steun opnieuw vast op het tot dat moment uitbetaalde bedrag, indien zij constateren dat:

    • a.

      de eigenaar bedoeld in artikel 98, eerste lid, dan wel de op het tijdstip van diens overlijden op de standplaats of in de woonwagen woonachtige erfgenaam, dan wel de op het moment van diens vertrek van de standplaats of uit de woonwagen diens op de standplaats of in de woonwagen woonachtige gewezen partner de standplaats of de woonwagen niet langer bewoont;

    • b.

      eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden.

  • 2. Het dagelijks bestuur komt tot een besluit als bedoeld in het eerste lid aan de hand van het in artikel 105 bedoelde door de eigenaar jaarlijks in te zenden formulier.

Artikel 109

Het dagelijks bestuur stelt de geldelijke steun opnieuw vast overeenkomstig het in het Besluit bepaalde, indien het constateert dat de som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit zodanig is gestegen ten opzichte van de som van de inkomens op grond waarvan de geldelijke steun werd vastgesteld, respectievelijk op grond waarvan een herziene vaststelling als bedoeld in dit artikel heeft plaatsgevonden, dat daarbij volgens het Besluit een ander bedrag aan geldelijke steun moet worden vastgesteld.

Artikel 110
  • 1. Ten behoeve van een vaststelling als bedoeld in artikel 109 dient de eigenaar, terstond nadat het vijfde jaarbedrag is uitbetaald, onderscheidenlijk telkens vijf jaar nadien een door de inspecteur der directe belastingen verstrekte opgave van inkomens te overleggen van die personen waarvan het inkomen ingevolge het Besluit deel uitmaakt van de som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit over de in het Besluit bepaalde periode.

  • 2. Indien de in het eerste lid genoemde gegevens niet of onvoldoende binnen de in het eerste lid genoemde termijn vanwege de eigenaar worden overlegd doet het dagelijks bestuur daarvan schriftelijk mededeling aan de eigenaar onder vermelding van de nog te leveren gegevens en de termijn waarbinnen zij geleverd dienen te zijn.

  • 3. Indien de in het tweede lid gegeven termijn door de eigenaar wordt overschreden, wordt de uitbetaling van de geldelijke steun met onmiddellijke ingang gestaakt en de hoogte van de geldelijke steun opnieuw vastgesteld op het tot dat moment uitbetaalde bedrag.

Artikel 111

Het dagelijks bestuur besluit omtrent een vaststelling als bedoeld in artikel 109 binnen zesentwintig weken nadat de in artikel 110, eerste lid, bedoelde gegevens zijn verstrekt.

Artikel 112

Op een daartoe strekkend verzoek stelt het dagelijks bestuur de geldelijke steun eenmalig opnieuw vast overeenkomstig het in het Besluit bepaalde, indien uit dit verzoek blijkt dat in het kalenderjaar waarin de eigenaar de standplaats of de woonwagen heeft betrokken of in één van de zes daaropvolgende kalenderjaren één van de personen van wie het inkomen mede bepalend is geweest voor de som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit en met wie de eigenaar in bedoeld kalenderjaar een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd, geen inkomen heeft genoten, doch in het jaar voorafgaande aan dat jaar wel een inkomen heeft genoten.

Artikel 113

In afwijking van het bepaalde in artikel 110, eerste lid, dient de eigenaar de in dat artikel genoemde gegevens te leveren vijf jaar na de herziene vaststelling bedoeld in artikel 112 en telkens vijf jaren nadien.

Paragraaf 5. Ingrijpende voorzieningen aan sociale-huurwoningen

Artikel 114

Het dagelijks bestuur kan ten laste van het deelbudget genoemd in artikel 11, tweede lid, onder a.7, geldelijke steun verlenen voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan sociale-huurwoningen aan een toegelaten instelling.

Artikel 115

Een aanvraag als bedoeld in artikel 21 om geldelijke steun gaat in aanvulling op de gegevens van artikel 23 vergezeld van:

  • a.

    een opgave van de voorgestelde gemiddelde huurprijs per woning na het treffen van de ingrijpende voorzieningen.

  • b.

    de in het aanvraagformulier als bedoeld in artikel 21 genoemde bescheiden.

Artikel 116
  • 1. Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun in aanvulling op artikel 26 slechts in indien:

    • a.

      de kosten van het treffen van de ingrijpende voorzieningen verminderd met de krachtens paragraaf 10 van dit hoofdstuk verleende toeslagen meer bedragen dan de in het Besluit bepaalde minimum kosten;

    • b.

      de warmteweerstand van de gevel en het dak na het treffen van ingrijpende voorzieningen gelijk of hoger is dan het in het Besluit bepaalde met inbegrip van de daarbij gegeven uitzonderingsbepalingen;

    • c.

      naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate overleg over het bouwplan heeft plaatsgevonden met de huurder(s) van de woning(en}, waarop het bouwplan betrekking heeft en/of de hen vertegenwoordigende organisaties;

  • 2. Indien de in het eerste onder a. bedoelde kosten betrekking hebben op een aantal administratief in een plan voor het treffen van ingrijpende voorzieningen samengevoegde woningen en aan die woningen ingrijpende voorzieningen worden getroffen die in financieel opzicht met elkaar vergelijkbaar zijn, geldt het daartoe in het Besluit bepaalde.

Artikel 117
  • 1. Het dagelijks bestuur verleent in aanvulling op artikel 35 en 36 geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen onder de voorwaarde dat de voor te stellen huurprijs per woning na het treffen van de ingrijpende voorzieningen niet hoger is dan de in het Besluit bepaalde maximum huurprijs;

  • 2. Het dagelijks bestuur verleent op verzoek van burgemeester en wethouders in aanvulling op het gestelde in het eerste lid de geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen onder de voorwaarde dat de voorgestelde gemiddelde huurprijs per woning na het treffen van de ingrijpende voorzieningen niet hoger is dan het door burgemeester en wethouders vastgestelde percentage van de gezuiverde stichtingskosten zoals bepaald in het aanvraagformulier als bedoeld in artikel 21 .

  • 3. Het in het tweede lid bedoelde percentage zal zodanig zijn dat naar het oordeel van burgemeester en .wethouders na het treffen van de ingrijpende voorzieningen op termijn een kostendekkende exploitatie mogelijk is.

Artikel 118

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 37, eerste lid, gaat in aanvulling op de verklaring als bedoeld in artikel 38 vergezeld van een opgave van de voorgestelde huurprijs per woning, de gemiddelde gereedkomingsdatum van het bouwplan en van de in het gereedmeldingsformulier genoemde bescheiden.

Artikel 119

De geldelijke steun wordt ter keuze van het algemeen bestuur uitbetaald:

  • a.

    of in jaarbedragen, voor de eerste maal een jaar na de gemiddelde gereedkomingsdatum en telkens een jaar nadien.

  • b.

    of als een bijdrage-ineens binnen 14 werkdagen na het besluit tot vaststellen van geldelijke steun zoals bedoeld in artikel 44, waarbij er vanaf de gemiddelde gereedkomingsdatum rente wordt vergoed, mits het complex binnen drie maanden na de oplevering van de laatste woning gereed gemeld is. Deze rentevergoeding wordt berekend aan de hand van het subsidierendement minus 0,5 procent;

Artikel 120
  • 1. Het dagelijks bestuur beëindigt de uitbetaling van geldelijke steun voor een sociale-huurwoning en stelt de geldelijke steun opnieuw vast op het op dat moment ontvangen bedrag, indien de eigendom van een sociale-huurwoning, waarvoor geldelijke steun wordt verleend, overgaat op een ander dan de gemeente of een toegelaten instelling, indien de woning gesloopt wordt of indien de woning aan de woonbestemming onttrokken wordt.

  • 2. Indien de eigendom van de woning overgaat op de gemeente of een toegelaten instelling, wordt deze vanaf het moment van de eigendomsoverdracht de begunstigde.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan, indien de geldelijke steun als bijdrage ineens is uitbetaald, in de in het eerste lid bedoelde gevallen, de bijdrage terugvorderen tot een bedrag van de restant hoofdsom dat nog verschuldigd zou zijn geweest op het moment dat de bijdrage als jaarlijkse bijdrage betaald zou zijn.

Artikel 121
  • 1. Het dagelijks bestuur kan de geldelijke steun opnieuw vaststellen, indien na het uitbetalen van een bijdrage-ineens, wederom geldelijke steun wordt aangevraagd voor het aanbrengen van ingrijpende voorzieningen op een tijdstip waarop nog niet alle jaarbedragen zouden zijn uitbetaald indien sprake zou zijn geweest van een uitbetaling in jaarlijkse bijdragen.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan in het onder lid 1 genoemde geval, het eventueel meerdere aan reeds uitbetaalde geldelijke steun dan het opnieuw vastgestelde bedrag, verrekenen met de opnieuw te verlenen geldelijke steun.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan nadere regels stellen bij de uitvoering van de in lid 1 en 2 bedoelde vaststellingen en verrekeningen.

Artikel 122 [Vervallen]

Paragraaf 6. Ingrijpende voorzieningen aan huurstandplaatsen

Artikel 123
  • 1. Het dagelijks bestuur kan ten laste van de deelbudgetten genoemd in artikel 11, tweede lid, onder a9 geldelijke steun verlenen voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een huurstandplaats.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan gelijktijdig met de verlening van geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een huurstandplaats aanvullende geldelijke steun verlenen voor sanitaire voorzieningen op die standplaats of aan of in de daarop te plaatsen woonwagen.

Artikel 124

Een aanvraag als bedoeld in artikel 21 om geldelijke steun gaat in aanvulling op de gegevens van artikel 23 vergezeld van:

  • a.

    een opgave van de voorgestelde gemiddelde huurprijs per standplaats na het treffen van de ingrijpende voorzieningen.

  • b.

    de in het aanvraagformulier als bedoeld in artikel 21 genoemde bescheiden.

Artikel 125

Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun in aanvulling op artikel 26 slechts in indien:

  • a.

    de kosten van het treffen van de ingrijpende voorzieningen verminderd met de krachtens paragraaf 10 van dit hoofdstuk verleende toeslagen meer bedragen dan de in het Besluit bepaalde minimum kosten.

  • b.

    naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate overleg over het bouwplan heeft plaatsgevonden met de huurder(s) van de standplaats(en), waarop het bouwplan betrekking heeft en/of de hen vertegenwoordigende organisaties.

  • c.

    voor de standplaats waaraan de ingrijpende voorzieningen worden getroffen, geen gemeenteraadsbesluit tot onteigening dan wel tot ontbinding van de erfpachtsrechten is genomen.

Artikel 126
  • 1. Het dagelijks bestuur verleent in aanvulling op artikel 35 en 36 geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen onder de voorwaarde dat de voor te stellen huurprijs na het treffen van de ingrijpende voorzieningen niet hoger is dan de bij of krachtens het Besluit bepaalde maximum huurprijs;

  • 2. Het dagelijks bestuur verleent op verzoek van burgemeester en wethouders in aanvulling op het gestelde in het eerste lid -indien de eigenaar een toegelaten instelling is- de geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen onder de voorwaarde dat de voorgestelde gemiddelde huurprijs per standplaats na het treffen van de ingrijpende voorzieningen niet hoger is dan een door burgemeester en wethouders vastgesteld percentage van de gezuiverde stichtingskosten zoals bepaald in het aanvraagformulier als bedoeld in artikel 21;

  • 3. Het in het tweede lid bedoelde percentage zal zodanig zijn dat na het treffen van de ingrijpende voorzieningen op termijn een kostendekkende exploitatie mogelijk is.

Artikel 127

Het dagelijks bestuur verleent in aanvulling op artikel 35, 36 en 126 slechts geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een standplaats, indien de standplaats niet is gelegen op een centrum als bedoeld in artikel 2 van de Woonwagenwet dat bij ministeriële regeling, in een woonwagenplan als bedoeld in artikel 4a van die wet, in een streekplan als bedoeld in artikel 4a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of bij een ander besluit van Provinciale Staten is aangewezen om te worden opgeheven of verkleind.

Artikel 128

Het dagelijks bestuur verleent aanvullende geldelijke steun voor sanitaire voorzieningen indien:

  • a.

    geen sanitaire voorzieningen aanwezig zijn op de standplaats of in of aan de daarop te plaatsen woonwagen; en

  • b.

    de woonwagen op 1 januari 1993 bestaat.

Artikel 129

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 37, eerste lid, gaat in aanvulling op de verklaring als bedoeld in artikel 38 vergezeld van de voorgestelde huurprijs per standplaats, de gemiddelde gereedkomingsdatum van het bouwplan en van de in het gereedmeldingsformulier genoemde bescheiden.

Artikel 130

De geldelijke steun wordt ter keuze van het algemeen bestuur uitbetaald:

  • a.

    of in jaarbedragen, voor de eerste maal een jaar na de gemiddelde gereedkomingsdatum en telkens een jaar nadien.

  • b.

    of als een bijdrage-ineens binnen 14 werkdagen na het besluit tot vaststellen van geldelijke steun zoals bedoeld in artikel 44, waarbij er vanaf de gemiddelde gereedkomingsdatum rente wordt vergoed, mits het complex binnen drie maanden na de oplevering van de laatste woning gereed gemeld is. Deze rentevergoeding wordt berekend aan de hand van het subsidierendement minus 0,5 procent;

Artikel 131
  • 1. Het dagelijks bestuur beëindigt de uitbetaling van de geldelijke steun en stelt de geldelijke opnieuw vast op het op dat moment ontvangen bedrag, indien de eigendom van een standplaats waaraan met geldelijke steun ingrijpende voorzieningen zijn getroffen, overgaat op een ander dan de gemeente of een toegelaten instelling, indien de standplaats gesloopt wordt of indien de standplaats aan de woonbestemming onttrokken wordt.

  • 2. Indien de eigendom van de standplaats overgaat op de gemeente of een toegelaten instelling, wordt deze vanaf het moment van de eigendomsoverdracht de begunstigde.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan, indien de geldelijke steun als bijdrage ineens is uitbetaald, in de in het eerste lid genoemde gevallen, de bijdrage terugvorderen tot een bedrag van de restant hoofdsom dat nog verschuldigd zou zijn geweest op het moment dat de bijdrage als jaarlijkse bijdrage betaald zou zijn.

Artikel 132
  • 1. Het dagelijks bestuur kan de geldelijke steun opnieuw vaststellen, indien na het uitbetalen van een wederom geldelijke steun wordt aangevraagd voor het aanbrengen van ingrijpende voorzieningen aan een standplaats, op een tijdstip waarop nog niet alle jaarbedragen zouden zijn uitbetaald indien sprake was geweest van een uitbetaling in jaarlijkse bijdragen.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan in het onder lid 1 genoemde geval, het eventueel meerdere aan reeds uitbetaalde geldelijke steun dan het opnieuw vastgestelde bedrag, verrekenen met de opnieuw te verlenen geldelijke steun.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan nadere regels stellen bij de uitvoering van de in lid 1 en lid 2 bedoelde vaststelling en verrekeningen.

Paragraaf 7. Ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen

Artikel 133

In aanvulling op en deels in afwijking van hetgeen is gesteld onder de begripsbepalingen in Hoofdstuk I, paragraaf 1 wordt in deze paragraaf verstaan onder:

  • a.

    actieve woningverbeteringsprojecten: door burgemeester en wethouders geselecteerde woningverbeteringsprojecten;

  • b.

    convenant: een overeenkomst tussen burgemeester en wethouders enerzijds en een toekomstige subsidieaanvrager anderzijds op basis waarvan burgemeester en wethouders overgaan tot reservering ten behoeve van een nader aangeduid woningverbeteringsproject in een bepaald jaar ten laste van een bepaalde subsidiecategorie en waarin de toekomstige subsidieaanvrager toezegt te zullen overgaan tot de planvoorbereiding met inachtneming van de in het convenant bepaalde randvoorwaarden;

  • c.

    onderhoudsplan: een door burgemeester en wethouders goedgekeurd overzicht van onderhoudswerkzaamheden die gedurende een periode van 10 jaar nodig worden geacht, om het bouwtechnische kwaliteitsniveau dat met de voorzieningen is of zal worden bereikt, te handhaven;

  • d.

    passieve woningverbeteringsprojecten: niet actieve woningverbeteringsprojecten waarvoor geen convenant is of wordt

  • e.

    uitvoeringsschema: overzicht van een nauwkeurige planning van de uit te voeren werkzaamheden en een daaraan gekoppelde termijnbetalingsregeling voor de aannemer, conform het 1000-puntensysteem, een en ander overeenkomstig een door burgemeester en wethouders vastgesteld model;

  • f.

    woningverbeteringscontract: overeenkomst tussen huurder en verhuurder inhoudende een samenstel van afspraken betreffende de uitvoering van de werkzaamheden, de eventuele huurverhoging en mogelijke andere gevolgen van het treffen van de voorzieningen, een en ander overeenkomstig een door burgemeester en wethouders vastgesteld model.

Artikel 134
  • 1. Deze paragraaf is niet van toepassing op woningen die bedrijfsmatig kamergewijs worden verhuurd.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan op verzoek van burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen afwijken van het in het eerste lid gestelde.

Artikel 135
  • 1. Het dagelijks bestuur kan ten laste van het deelbudget genoemd in artikel 11, tweede lid, onder a.8, geldelijke steun verlenen voor particuliere huurwoningen.

  • 2. De geldelijke steun wordt verleend aan de eigenaar van de woning waaraan ingrijpende voorzieningen worden getroffen.

  • 3. Ingeval van brandschade worden de subsidiabele kosten berekend aan de hand van de kosten van de voorzieningen bedoeld in artikel 137 minus de verzekeringspenningen.

Artikel 136
  • 1. De geldelijke steun wordt verleend:

    • a.

      als jaarlijkse bijdrage overeenkomstig het hieromtrent bij of krachtens het Besluit bepaalde of

    • b.

      indien de betreffende gemeenteraad deze mogelijkheid nadrukkelijk heeft geopend, op verzoek van de eigenaar, in afwijking van artikel 44 lid 1, als een bijdrage-ineens op termijn.

  • 2. De bijdrage-ineens, als bedoeld in het eerste lid onder b, bedraagt naar keuze van de eigenaar 50, 70 of 100 procent van de bij verlening van de geldelijke steun door burgemeester en wethouders goedgekeurde kosten van de voorzieningen met een maximum van zeventigduizend gulden.

  • 3. De termijn als bedoeld in het eerste lid onder b is de tijdsduur die nodig is om de hoofdsom, vermeerderd met een eventueel hiertoe bestemde toeslag ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden alsmede overige beschikbare subsidies, na de vaststelling van de geldelijke steun door belegging te laten aangroeien tot respectievelijk 50, 70 of 100 procent van de kosten van de voorzieningen als bedoeld in het tweede lid, welke termijn wordt verlengd tot aan het einde van het lopende kwartaal van het jaar waarin de belegging tot bedoelde 50, 70 of 100 procent is aangegroeid.

  • 4. De hoofdsom als bedoeld in het derde lid is de hoofdsom op het moment van de verlening van de geldelijke steun als bedoeld in het Besluit.

  • 5. Het bij belegging als bedoeld in het derde lid geldende rentepercentage is gelijk aan het op het moment van verlening van de geldelijke steun geldende gemiddelde van de percentages die grotere landelijk opererende hypotheekinstellingen berekenen voor ongegarandeerde leningen met een rentevastheidsperiode van 10 jaar en langer minus 1,5 procent.

  • 6. In afwijking van het gestelde in het tweede en derde lid bedraagt de bijdrage-ineens ingeval van eigendomsoverdracht, voor de afloop van de in het eerste lid onder b bedoelde termijn. de som van de in het vierde lid bedoelde hoofdsom, een eventuele toeslag plaatselijk verschillende omstandigheden en overige subsidies, vermeerderd met de hierop tot op het moment van verkoop, ingevolge het vijfde lid geldende rentepercentage, verkregen rentebaten minus 5 procent mits aan de voorwaarden en verplichtingen zoals in deze verordening bepaald wordt voldaan.

Artikel 137

Onder kosten van ingrijpende voorzieningen als bedoeld in artikel 1, sub v, wordt in deze paragraaf verstaan de door burgemeester en wethouders goedgekeurde kosten die worden gemaakt ter zake van:

  • a.

    de aanneemsom voor het verrichten van de werkzaamheden;

  • b.

    de risicoverrekening van en materiaalprijsstijgingen, met inachtneming van het bedoelde in de Risicoregeling 1991;

  • c.

    het architectenhonorarium;

  • d.

    het toezicht op de uitvoering;

  • e.

    de aansluiting op de nutsvoorzieningen;

  • f.

    de leges op de bouwvergunning;

  • g.

    huurderving, voor zover deze verband houdt met het treffen van de voorzieningen;

  • h.

    renteverlies, voor zover dit verband houdt met het treffen van de voorzieningen;

  • i.

    kosten planadvisering;

  • j.

    onderzoek en adviezen op het gebied van constructies of op installatietechnisch of bouwfysisch gebied;

  • k.

    administratieve kosten;

  • l.

    een vergoeding van door de verhuurder verstrekte tegemoetkomingen voor door de huurder met toestemming van de verhuurder aangebrachte voorzieningen, voor zover deze gehandhaafd kunnen blijven en één of meer van de te treffen voorzieningen overbodig maakt of maken;

  • m.

    de kosten van een bouwtechnisch garantiecertificaat;

  • n.

    collectieve begeleidingskosten;

  • o.

    een reservering voor kostenverhogingen, goedgekeurd door burgemeester en wethouders, die ten tijde van de raming van de onder ten a tot en met n genoemde kosten redelijkerwijs niet voorzienbaar waren.

Artikel 138
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stenen met betrekking tot:

    • a.

      de normering van de in artikel 137 genoemde kostensoorten bij het treffen van ingrijpende voorzieningen;

    • b.

      de wijze van specificatie van elk van die kostensoorten;

    • c.

      de wijze waarop, bij een gemeenschappélijke aanpak, de uitvoering van de heden juridisch en financieel georganiseerd.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, indien de betrokken gemeenteraad hen daartoe heeft gemachtigd, in het belang van de ontwikkeling en voortgang van woningverbeteringsprojecten aangaan.

Artikel 139
  • 1. Overeenkomstig het gestelde in artikel 11, derde lid, kan de raad jaarlijks de in artikel tweede lid sub a onder 8 genoemde subsidiecategorie in de nagenoemde subsidiecategorieën verdelen:

    • a.

      de subsidiecategorie Actief en Convenanten, ten behoeve van actieve woningverbeteringsprojecten en woningverbeteringsprojecten waarvoor door burgemeester en wethouders met toekomstige subsidieaanvragers een convenant is afgesloten;

    • b.

      de subsidiecategorie Passief, ten behoeve van de overige woningverbeteringsprojecten.

  • 2. Indien het vooruitzicht bestaat, dat een bepaalde subsidiecategorie niet of niet geheel zal worden besteed, zijn burgemeester en wethouders gerechtigd deze subsidiecategorie geheel of gedeeltelijk aan een andere subsidiecategorie toe te kennen.

  • 3. In afwijking van het in het eerste lid en van het in artikel 133 sub d gestelde, kunnen burgemeester en wethouders ten laste van het deelbudget passief in het belang van de verbetering van door de gemeenteraad aangewezen woonhuismonumenten convenanten aangaan, in welk geval artikel 147 lid 5 van toepassing is.

Artikel 140
  • 1. Een aanvraag om geldelijke steun als bedoeld in artikel 135 gaat in aanvulling op de gegevens van artikel 23 vergezeld van:

    • a.

      een opgave van de huurprijs voor en na het treffen van de voorzieningen per woning;

    • b.

      een verklaring dat na het treffen van de voorzieningen naar verwachting een op termijn kostendekkende exploitatie mogelijk is;

    • c.

      een opgave van de verwachte woningkwaliteit na het treffen van de voorzieningen, uitgedrukt in punten volgens het Besluit Huurprijzen woonruimte en gespecificeerd volgens een door burgemeester en wethouders voorgeschreven model

    • d.

      een kort verslag van het met de huurder gevoerde overleg, de uitkomsten daarvan en een schriftelijke verklaring van de huurder dat deze instemt met de te treffen voorzieningen en de nieuwe huurprijs na het treffen van de voorzieningen;

    • e.

      een bewijs van eigendom blijkend uit een authentiek afschrift van de koopakte en een gewaarmerkt recent uittreksel uit de kadastrale legger;

    • f.

      voor zover van toepassing een afschrift van de akte van splitsing;

    • g.

      voor zover van toepassing een verklaring van de Vereniging van Eigenaren welke bouwdelen gemeenschappelijk dan wel niet gemeenschappelijk zijn;

    • h.

      een opnamestaat van de woningen waarin de gebreken per woning zijn genoteerd ingedeeld volgens de Q en Q elementenclassificatie (basisbestek vernieuwbouw) overeenkomstig een door burgemeester en wethouders voorgeschreven model.

    • i.

      een akoestisch onderzoeksrapport van een daartoe binnen de gemeenteverantwoordelijke dienst waarin wordt aangegeven of, en in welke mate, de wettelijke grenswaarden welke ingevolge de Wet Geluidhinder aan de verschillende geluidsbronnen worden gesteld, worden overschreden;

    • j.

      ingeval van overschrijding van de grenswaarden als bedoeld in dit lid, onder i, een, door de binnen de gemeente hiervoor verantwoordelijke dienst goed te keuren, akoestisch-bouwtechnisch rapport waarin de te treffen geluidwerende maatregelen zijn aangegeven;

    • k.

      een gespecificeerde begroting van de kosten uitgesplitst in lonen en materiaalkosten per te treffen voorziening waarbij de delen A en C van het Standaard Referentiebestek voor Onderhoud en Woningverbetering (SROW) zijn toegepast, en verder ingedeeld volgens de Q en Q elementenclassificatie (basisbestek vernieuwbouw), zodanig dat de kosten per woning te herleiden zijn;

    • l.

      een bestek met voorwaarden waarbij de delen A en C van het Standaard Referentiebestek voor Onderhoud en Woningverbetering (SROW) zijn toegepast, en verder ingedeeld volgens de Q en Q elementen-classificatie (basisbestek vernieuwbouw) en tekeningen van de bestaande en de te maken toestand van de woning (schaal 1:100), zodanig dat de werkzaamheden per woning te herleiden zijn;

    • m.

      de naam en het adres van de aannemer alsmede het inschrijvingsnummer van deze aannemer bij de Kamer van Koophandel en het Sociaal Fonds Bouwnijverheid;

    • n.

      een uitsplitsing van de gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde kosten;

    • o.

      indien de aanvraag om geldelijke steun gepaard gaat met een verzoek aan de gemeente om de betaling van rente en aflossing op een lening ter financiering van de kosten van het treffen van de voorzieningen op enigerlei wijze te garanderen, en de gemeenteraad van de betreffende gemeente hiertoe de mogelijkheid nadrukkelijk heeft geopend, de hiertoe in het aanvraagformulier genoemde bescheiden;

    • p.

      alle overige bescheiden en gegevens die naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig zijn voor een juiste beoordeling van de aanvraag.

  • 2. De in artikel 23 en het eerste lid gevraagde gegevens dienen in drievoud geleverd te worden.

Artikel 141

Geldelijke steun wordt slechts verleend voor woningen, gereed gekomen voor 1 januari 1946, gelegen in die delen van het grondgebied van een gemeente die voor het betreffende jaar door de gemeenteraad aangewezen zijn voor particuliere woningverbetering.

Artikel 142
  • 1. Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun in aanvulling op artikel 26 slechts in indien:

    • a.

      de kosten van het treffen van de voorzieningen verminderd met de krachtens paragraaf 10 van dit hoofdstuk verleende toeslagen meer bedragen dan de bij of krachtens het Besluit bepaalde minimum kosten;

    • b.

      de warmteweerstand van de gevel en het dak na het treffen van voorzieningen gelijk of hoger is dan het bij of krachtens het Besluit bepaalde met inbegrip van de daarbij gegeven uitzonderingsbepalingen;

    • c.

      de woning na het treffen van de voorzieningen zoals bedoeld in artikel 1, onder s, voldoet aan het kwaliteitsniveau zoals dat vooraf door burgemeester en wethouders is omschreven, welk kwaliteitsniveau kan zijn neergelegd in een door burgemeester en wethouders vastgesteld programma van eisen.

    • d.

      de verdeling van de kosten van de voorzieningen, conform de in de betreffende akte van splitsing opgenomen kostenverdeelsleutel, niet leidt tot een onredelijk resultaat, tenzij hiervan wordt afgeweken;

    • e.

      de woning waaraan de voorzieningen worden getroffen niet binnen 15 jaar voor het tijdstip van de indiening van de aanvraag met geldelijke steun ingevolge deze verordening is verbeterd.

    • f.

      naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate overleg over het bouwplan heeft plaatsgevonden met de huurder(s) van de woning(en), waarop het bouwplan betrekking heeft en/of de hen vertegenwoordigende organisaties;

    • g.

      voor het pand waarin de woning waaraan de voorzieningen worden getroffen gelegen is, geen raadsbesluit tot onteigening dan wel tot ontbinding van de erfpachtsrechten is genomen;

  • 2. Indien de in het eerste lid onder a. bedoelde kosten betrekking hebben op een aantal administratief in een plan voor het treffen van voorzieningen samengevoegde woningen van één eigenaar en aan die woningen voorzieningen worden getroffen die in financieel opzicht met elkaar vergelijkbaar zijn geldt het daartoe in het Besluit bepaalde.

  • 3. Bij de beoordeling van de redelijkheid van de verdeling van de kosten van de voorzieningen als bedoeld in het eerste lid onder d, wordt tenminste rekening gehouden met de functie en de binnenwerkse kernoppervlakte (bko) van die gedeelten van het gebouw, die bestemd zijn of worden om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt en waarvan volgens de akte van splitsing het uitsluitend gebruik in een appartementsrecht is begrepen, alsmede met alle overige factoren die naar het oordeel van burgemeester en wethouders voor deze beoordeling relevant zijn.

  • 4. Plannen met betrekking tot woningen, waaraan voor de laatste maal voorzieningen zijn getroffen op voet van een andere regeling kunnen voor verlening van geldelijke steun in de kosten van het treffen van voorzieningen in aanmerking worden gebracht op of na 1 januari 2008, tenzij de op het voor de laatste maal treffen van voorzieningen aan de desbetreffende woning van toepassing zijnde regeling een eerder tijdstip mogelijk maakt, in welk geval dat eerdere tijdstip van toepassing blijft.

Artikel 143
  • 1. Het dagelijks bestuur verleent in aanvulling op artikel 35 en 36 geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen onder de voorwaarde dat:

    • a.

      de huurprijs na het treffen van de voorzieningen niet hoger is dan de bij of krachtens het Besluit bepaalde maximum huurprijs;

    • b.

      niet tot verkoop van de woning wordt overgaan tot aan het moment van vaststelling van de geldelijke steun conform de bepalingen van deze verordening, tenzij voor een zodanige verkoop vooraf door burgemeester en wethouders toestemming is verleend.

  • 2. De in het eerste lid onder b, bedoelde toestemming kan slechts worden verleend indien:

    1. is gewaarborgd dat de woning voor de bestaande huurvoorraad blijft behouden;

    2. de koper zich schriftelijk akkoord verklaart met de projectgewijze aanpak en overname van alle rechten en verplichtingen welke voor de aanvrager uit de verleningsbeschikking voortvloeien;

    3. de koopprijs gezien de getaxeerde waarde van de woning voor het treffen van de voorzieningen niet onevenredig hoog is als gevolg van de verlening van de geldelijke steun;

    4. financiering van de ingreep naar het oordeel van burgemeester en wethouders afdoende is zeker gesteld.

Artikel 144
  • 1. Het dagelijks bestuur verleent in aanvulling op en deels in afwijking van het gestelde in artikel 35, 36 en 143 slechts geldelijke steun onder de voorwaarde dat:

    • a.

      binnen drie maanden na de dag waarop aan de aanvrager het besluit tot verlening van geldelijke steun is toegezonden, een plan van uitvoering bij burgemeester en wethouders wordt ingeleverd, tenzij op verzoek van burgemeester en wethouders door het dagelijks bestuur is aangegeven dat een plan van uitvoering niet is vereist. Onder een plan van uitvoering dient ten minste te worden verstaan: -een uitvoeringsschema; -woningverbeteringscontracten;

    • b.

      de aanvang van de werkzaamheden tenminste 14 werkdagen van te voren schriftelijk wordt gemeld bij burgemeester en wethouders met dien verstande dat deze melding, en dienovereenkomstig de start van de uitvoering, niet eerder plaatsvindt dan nadat het plan van uitvoering door burgemeester en wethouders schriftelijk is goedgekeurd;

    • c.

      in afwijking van artikel 35 sub c, met de uitvoering van de werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt binnen zesentwintig weken na de dag waarop het besluit tot verlening van de geldelijke steun is verzonden;

    • d.

      binnen 14 werkdagen na de dag waarop het totale werk is opgeleverd, conform het goedgekeurde plan van uitvoering, de voltooiing van de werkzaamheden bij burgemeester en wethouders wordt gemeld, onder vermelding van de werkzaamheden die niet of niet geheel conform het goedgekeurde plan zijn verricht (melding voltooiing). Heeft de melding voltooiing mede betrekking op geluidwerende voorzieningen, dan wordt een schriftelijke verklaring overgelegd, waaruit blijkt aan welke woningen, aangegeven met straat, huisnummer en postcode, geluidwerende voorzieningen zijn getroffen onder vermelding van de in het plan begrepen woningen waaraan eventueel geen geluidwerende voorzieningen zijn aangebracht;

    • e.

      de melding voltooiing plaatsvindt binnen 18 maanden nadat met de uitvoering van de werkzaamheden, overeenkomstig het hierboven onder sub c bepaalde, een aanvang is gemaakt;

    • f.

      uiterlijk binnen dertien weken na de dag waarop de melding voltooiing heeft plaatsgevonden en nadat de werkzaamheden door burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden, de werkzaamheden met inachtneming van de in artikel 37, lid 3 genoemde termijn door tussenkomst van burgemeester en wethouders bij het dagelijks bestuur worden gereedgemeld.

  • 2. Het treffen van de voorzieningen, zonder een goedgekeurd plan van uitvoering, alsmede het zonder toestemming afwijken van het goedgekeurde plan en de goedgekeurde raming van de kosten van het treffen van de voorzieningen is voor eigen rekening en risico van de aanvrager.

  • 3. Controle van de werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid, onder f, vindt plaats binnen veertien werkdagen na de dag waarop de melding voltooiing van alle in het plan van uitvoering begrepen werkzaamheden, overeenkomstig het eerste lid, onder d, heeft plaatsgevonden.

  • 4. Binnen 7 werkdagen na de dag waarop de werkzaamheden overeenkomstig het derde lid zijn gecontroleerd, wordt het besluit omtrent de goedkeuring van deze werkzaamheden, aan de aanvrager gezonden.

  • 5. In op en deels in afwijking van artikel 43 kan het dagelijks bestuur bij de verlening van de geldelijke steun een termijn bepalen, in verband met het beschikbare budget, waarvoor niet tot vaststelling van geldelijke steun wordt overgegaan.

Artikel 145
  • 1. Een gereedmelding als bedoeld in artikel 37, gaat naast de in artikel 38 bedoelde verklaring vergezeld van:

    • a.

      een opgave van de gereedkomingsdatum van het bouwplan;

    • b.

      een volledig ingevuld door burgemeester en wethouders voorgeschreven gereedmeldingsformulier;

    • c.

      een kostenoverzicht volgens een door burgemeester en wethouders voorgeschreven model;

    • d.

      alle rekeningen welke per kostencomponent, als in het kostenoverzicht aangegeven, zijn gerangschikt en waarbij het totaal van deze kostencomponent afzonderlijk is aangegeven;

    • e.

      alle betalingsbewijzen welke op datum van betaling zijn gerangschikt;

    • f.

      indien de kosten van het meer- en minderwerk ingevolge het gestelde in artikel 146 lid 3 sub b nog niet door burgemeester en weth9uders zijn vastgesteld; een gespecificeerde begroting van de kosten die verband houden met de goedgekeurde planafwijking(en);

    • g.

      ingeval geluidwerende voorzieningen zijn aangebracht, een meetrapport van de binnen de betreffende gemeente met controle belaste gemeentelijke organisatie waaruit blijkt dat deze voorzieningen zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • h.

      een verklaring van een accountant waaruit blijkt, dat het overgelegde kostenoverzicht juist en volledig is.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op verzoek van het dagelijks bestuur, nadere eisen stellen aan de aard en de omvang van het in het eerste lid onder h, bedoelde accountantsonderzoek.

Artikel 146
  • 1. Indien gedurende het treffen van de voorzieningen, zich de noodzaak voordoet om van het vastgestelde bouwplan, zoals bedoeld in artikel 1, onder e, af te wijken, behoeft die afwijking de voorafgaande toestemming van burgemeester en wethouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen terzake van een planafwijking als bedoeld in het eerste lid de kosten van het meer- en minderwerk vast.

  • 3. Toestemming als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend indien:.

    • a.

      genoegzaam is aangegeven om welke redenen de afwijking noodzakelijk is;

    • b.

      een gespecificeerde begroting is, of uiterlijk bij de gereedmelding als bedoeld in artikel 145 eerste lid wordt overgelegd van de kosten die verband houden met de

    • c.

      de kosten van het treffen van de voorzieningen als gevolg van de afwijking niet lager worden dan in artikel 1, sub s bedoelde minimum kosten;

    • d.

      een opgaaf is verstrekt van de eventuele gevolgen die de afwijking zal hebben op de berekening van de huurprijs na verbetering, alsmede zonodig een schriftelijke instemming van de huurder met die veranderde huurprijs;

    • e.

      opgegeven is tot welke andere wijzigingen de afwijking leidt in de gegevens zoals vermeld in de aanvraag;

    • f.

      ook overigens door de afwijking geen strijd ontstaat met enige bepaling in deze verordening.

  • 4. Vervalt.

  • 5. Indien de kosten van het meer- en minderwerk, ingevolge het gestelde in het derde lid onder b, niet gelijktijdig met de goedkeuring van de planafwijking kunnen worden vastgesteld, draagt de aanvrager risico van het in het derde lid onder c en f gestelde.

  • 6. De besteding van de reservering voor kostenverhogingen als bedoeld in artikel 137, sub o, vindt plaats na voorafgaande schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders.

  • 7. Indien zonder voorafgaande toestemming van burgemeester en wethouders, als in het eerste lid bedoeld, van het bouwplan wordt afgeweken worden de hiermee kosten van het meerwerk niet gerekend tot de kosten van de voorzieningen als in artikel 1 sub s en evenmin gecompenseerd met kostenbesparingen als gevolg van eventueel minderwerk.

  • 8. Burgemeester en wethouders beslissen binnen dertig dagen na ontvangst van een verzoek tot afwijking. Een beslissing tot weigering is met redenen omkleed.

Artikel 147
  • 1. Aanvragen voor het verlenen van geldelijke steun krachtens deze paragraaf worden afgehandeld naar volgorde van indiening.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid voor wat betreft de volgorde van indiening geacht te zijn ingediend, op het moment dat de aanvrager heeft voldaan aan het gestelde in artikel 23 en 140.

  • 3. Indien een subsidiecategorie als bedoeld in artikel 139 niet toereikend is om alle aanvragen te honoreren, zijn burgemeester en wethouders bevoegd voor deze subsidiecategorie een indieningsstop met betrekking tot aanvragen om verlening van geldelijke steun, als bedoeld in artikel 140, af te kondigen. Een indieningsstop wordt bekend gemaakt in één of meer of nieuwsbladen en geldt voor een door burgemeester en wethouders te bepalen termijn.

  • 4. In afwijking van het in het eerste lid gestelde, kan het dagelijks bestuur, op verzoek van burgemeester en wethouders, de beslissing omtrent aanvragen voor het verlenen van geldelijke steun in de tijd naar voren of naar achter schuiven, indien dit ten behoeve van een projectgewijze aanpak waarbij sprake is van een gemengde eigendomsstructuur redelijkerwijs noodzakelijk is, dan wel een afwijking als hier bedoeld noodzakelijk is, om tot een volledige uitputting van een subsidiecategorie als bedoeld in artikel 11, tweede lid, sub a, onder 8 of de subsidiecategorieën, als bedoeld in artikel 139, te kunnen komen.

  • 5. In afwijking van het in het eerste lid gestelde geven burgemeester en wethouders en het dagelijks bestuur voorrang aan aanvragen met betrekking tot welke een convenant als bedoeld in artikel 139 lid 3 is aangegaan.

Artikel 148
  • 1. Indiening van de gereedmelding door burgemeester en wethouders bij het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 40 vindt plaats nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden op een daartoe door burgemeester en wethouders te verstrekken formulier zijn gereedgemeld;

    • b.

      de onder a bedoelde werkzaamheden door of vanwege burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • c.

      de bij de gereedmelding behorende gegevens en bescheiden als genoemd in artikel 145, zijn overgelegd en door of vanwege burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • d.

      is voldaan aan de gestelde voorwaarden in de artikelen 142,143,144 en 146;

    • e.

      een overzicht is overgelegd van de getroffen gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde voorzieningen en de daarop betrekking hebbende kosten.

  • 2. De geldelijke steun wordt bepaald aan de hand van de bij vaststelling goedgekeurde en door middel van rekeningen en betalingsbewijzen aantoonbaar gemaakte kosten.

Artikel 149
  • 1. In aanvulling op artikel 36, 143 en 144 verleent het dagelijks bestuur de geldelijke steun en stelt het deze vast, onder de voorwaarde dat de eigenaar, alsmede de rechtsopvolger, de woning deugdelijk zal onderhouden.

  • 2. Het dagelijks bestuur verleent, op verzoek van burgemeester en wethouders, de geldelijke steun en stelt deze vast onder de voorwaarde dat de eigenaar, alsmede de rechtsopvolger:

    - de woning zal onderhouden overeenkomstig een door burgemeester en wethouders goed te keuren onderhoudsplan als bedoeld in artikel 133 sub c;

    - deelneemt aan een door burgemeester en wethouders goed te keuren cascofondsconstructie ten behoeve van het gezamenlijk planmatig onderhoud door eigenaren op complexniveau;

    - periodiek een bouwkundig inspectierapport overlegt, opgemaakt door een daartoe naar het oordeel van burgemeester en wethouders deskundige partij, onder de verplichting om de in een dergelijk rapport geconstateerde bouwkundige gebreken onverwijld te (laten) herstellen.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan op verzoek van burgemeester en wethouders nadere voorwaarden stellen met betrekking tot het eerste en het tweede lid.

Artikel 150

In aanvulling op artikel 35, 36, 143, 144 en 149 verleent het dagelijks bestuur de geldelijke steun en stelt het deze vast, onder de voorwaarde dat:

  • a.

    de huurprijs van de woning in overeenstemming zal zijn met de Huurprijzenwet Woonruimte en het Besluit huurprijzen woonruimte;

  • b.

    gedurende 15 jaren na de vaststelling van de geldelijke steun op verzoek van het dagelijks bestuur dan wel burgemeester en wethouders een opgave van de op dat moment geldende huur wordt gedaan op een hiervoor ter beschikking gesteld formulier hetwelk is ondertekend door de verhuurder en de huurder.

Artikel 151
  • 1. In aanvulling op artikel 35, 36, 143, 144, 149 en 150 verleent het dagelijks bestuur de geldelijke steun en stelt het deze vast onder de voorwaarde dat de eigenaar, alsmede de rechtsopvolger, de eigendom van de woning niet laat overgaan op een derde tenzij voor een zodanige eigendomsoverdracht vooraf door het dagelijks bestuur toestemming is verleend.

  • 2. Toestemming als bedoeld in het eerste lid kan worden verleend indien:

    • a.

      bij de eigendomsoverdracht de voorwaarden en verplichtingen, zoals in deze verordening bepaald, mede worden overgedragen, en;

    • b.

      leningen welke, ter financiering van de kosten van het treffen van de voorzieningen, door de eigenaar dan wel de rechtsopvolger, zijn aangegaan en waarbij de betaling van rente en aflossing door 'of vanwege de gemeente op enigerlei wijze is gegarandeerd, voor de eigendomsoverdracht, algeheel worden afgelost.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan, al dan niet op verzoek van burgemeester en wethouders, voorwaarden verbinden aan de toestemming als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 152

In aanvulling op artikel 35, 36, 143, 144, 149, 150 en 151 verleent het dagelijks bestuur de geldelijke steun en stelt het deze vast onder de voorwaarde dat, gedurende 15 jaren na de vaststelling, de rechthebbende op de jaarlijkse termijnen tevens eigenaar van de gesubsidieerde woning is.

Artikel 153
  • 1. In aanvulling op artikel 35, 36, 143, 144, 149, 150, 151, en 152 verleent het dagelijks bestuur de geldelijke steun en stelt het deze vast onder de voorwaarde dat:

    • a.

      de eigenaar, alsmede de rechtsopvolger, geen splitsingsvergunning aanvraagt, of indien reeds een splitsingsvergunning verleend is, niet tot splitsing overgaat van het gebouw in appartementsrechten en dit gebouw ook niet inbrengt in een vereniging of vennootschap tot verlening van deelnemings- of lidmaatschapsrechten, indien deze deelnemings- of lidmaatschapsrechten recht geven op gebruik van één of meer gedeelten van het gebouw als woning;

    • b.

      de woning waaraan de voorzieningen zijn getroffen niet wordt gesloopt of aan de bestemming tot woning wordt onttrokken, dan wel wordt onttrokken aan de bestemming om gedurende het gehele jaar door dezelfde persoon of personen te worden bewoond.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan, al dan niet op verzoek van burgemeester en wethouders, aan de verlening en vaststelling van de geldelijke steun voorwaarden verbinden.

Artikel 154

De voorwaarden als bedoeld in de artikelen 149 t/m 153 gelden gedurende een periode van 15 jaren na de vaststelling van de geldelijke steun.

Artikel 155
  • 1. Ingeval van overtreding van de voorwaarden als bedoeld in de artikelen 149 t/m 153 zal het dagelijks bestuur:

    • a.

      een besluit tot verlening en vaststelling van geldelijke steun geheel of gedeeltelijk intrekken;

    • b.

      reeds betaalde geldelijke steun geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 2. Ingeval overtreding van de voorwaarden als bedoeld in het eerste lid niet of niet geheel verwijtbaar is kan het dagelijks bestuur besluiten geheel of gedeeltelijk van het gestelde in eerste lid onder b af te wijken.

  • 3. Artikel 45, lid 3 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 156
  • 1. De geldelijke steun wordt uitbetaald aan de eigenaar van de woningen waaraan ingrijpende voorzieningen zijn getroffen.

  • 2. De geldelijke steun zoals bedoeld in artikel 136 lid 1 onder a, wordt uitbetaald in jaarbedragen, voor de eerste maal een jaar na de gereedkomingsdatum en telkens een jaar nadien.

  • 3. De geldelijke steun zoals bedoeld in artikel 136 lid 1 onder b, wordt uitbetaald binnen 14 werkdagen na de afloop van de in artikel 136 lid 3 bedoelde termijn.

  • 4. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet indien het gaat om:

    • a.

      woningen terzake waarvan dégene, die als eigenaar of uit anderen hoofde bevoegd is voor het treffen van voorzieningen is aangeschreven krachtens artikel 14 van de Woningwet, ingeval de in de aanschrijving bepaalde termijn, gedurende welke de voorzieningen te worden getroffen, is verstreken;

    • b.

      woningen die op grond van de Huisvestingswet zijn gevorderd.

Paragraaf 8. Huurwoningen van beleggers

Artikel 157
  • 1. Het dagelijks bestuur kan ten laste van het deelbudget genoemd in artikel 11, tweede lid onder b.1, geldelijke steun verlenen ten behoeve van een belegger of een toegelaten instelling die de woning zal verhuren.

  • 2. Artikel 71, onder a, ben d, is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat ingeval de woning tot stand wordt gebracht krachtens meerdere, onderscheidene overeenkomsten van koop, aanneming en andere, daarmede samenhangende overeenkomsten, als kosten van het verkrijgen in eigendom wordt aangehouden het door burgemeester en wethouders te bepalen bedrag.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid geldt artikel 2, vierde lid, niet.

Artikel 158

Een aanvraag als bedoeld in artikel 21 om geldelijke steun gaat in aanvulling op de gegevens van artikel 23 vergezeld van een opgave van de voorgestelde gemiddelde huurprijs van het complex en van de in het aanvraagformulier genoemde bescheiden.

Artikel 159

Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun in aanvulling op artikel 26 slechts in indien de kosten van het verkrijgen in eigendom niet meer bedragen dan het in het Besluit genoemde maximum bedrag voor een huurwoning van een belegger;

Artikel 160

Het dagelijks bestuur verleent op verzoek van burgemeester en wethouders de geldelijke steun onder de voorwaarde dat:

  • a.

    de voorgestelde gemiddelde huurprijs per woning niet hoger zal zijn dan een door burgemeester en wethouders vastgesteld percentage van de kosten van het verkrijgen in eigendom;

  • b.

    de voor te stellen huurprijs per woning bij de gereedmelding niet hoger is dan een door burgemeester en wethouders vastgestelde maximum huurprijs;

  • c.

    de woning gedurende ten minster vijf jaar voor verhuur beschikbaar blijft;

  • d.

    de woning op het moment van gereedmelding eigendom is van een belegger of toegelaten instelling;

Artikel 161

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 37, eerste lid, gaat naast de verklaring bedoeld in artikel 38 vergezeld van:

  • a.

    een opgave van de voorgestelde huurprijs per woning;

  • b.

    een verklaring dat de woning waarvoor geldelijke steun is aangevraagd eigendom is van de begunstigde en dat de woning ten minste vijf jaar verhuurd blijft;

  • c.

    een opgave van de gereedkomingsdatum van het bouwplan;

  • d.

    de in het gereedmeldingsformulier genoemde bescheiden.

Artikel 162
  • 1. De geldelijke steun wordt uitbetaald in jaarbedragen voor de eerste maal een jaar na gereedkomingsdatum en telkens een jaar nadien.

  • 2. Indien de gereedmelding als bedoeld in artikel 37 later plaats vindt dan drie maanden voor de onder lid 1 genoemde datum, vindt uitbetaling van de eerste bijdrage plaats binnen 14 werkdagen na vaststelling van de geldelijke steun, doch niet eerder dan een jaar na de gereedkomingsdatum. Het volgende jaarbedrag wordt uitbetaald twee jaar na de gereedkomingsdatum en telkens een jaar nadien.

Artikel 163

Het dagelijks bestuur kan ten laste van het deelbudget genoemd in artikel 11, tweede lid, onder geldelijke steun verlenen ten behoeve van een natuurlijke persoon die de woning als eigenaar zal bewonen of een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die de woning zal verhuren.

Artikel 164

Een aanvraag bedoeld als in artikel 21 om geldelijke steun gaat in aanvulling op de gegevens van artikel 23 vergezeld van:

  • a.

    indien het een woning betreft die verhuurd zal worden: de voorgestelde gemiddelde huurprijs per complex;

  • b.

    de in het aanvraagformulier genoemde bescheiden.

Artikel 165

Artikel 71 is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat, indien de woning een huurwoning is die tot stand wordt gebracht krachtens meerdere, onderscheidene overeenkomsten van koop, aanneming en andere, daarmede samenhangende overeenkomsten, als kosten van het verkrijgen in eigendom wordt aangehouden het door burgemeester en wethouders te bepalen bedrag.

Artikel 166

Burgemeester en wethouders dienen aanvraag om geldelijke steun in aanvulling op het gestelde in artikel 26 slechts in indien:

  • 1.

    De kosten van het verkrijgen in eigendom niet meer bedragen dan het in het Besluit bepaalde maximum bedrag voor een premiewoning.

  • 2.

    Indien het een woning betreft die bewoond zal worden door de eigenaar:

    • a.

      een garantiecertificaat is afgegeven door een door de minister erkende ter zake kundige instantie;

    • b.

      de risicoverrekening is afgekocht.

Artikel 167
  • 1. Het bepaalde in artikel 166, tweede lid, onder is niet van toepassing, indien de aanvraag betrekking heeft op:

    • a.

      een woning die geheel of in belangrijke mate wordt gebouwd door degene die deze als eigenaar zal bewonen;

    • b.

      een woning die wordt gebouwd als casco;

    • c.

      een woning die onderdeel is van een complex waarvan ook andere woningen of niet voor bewoning bestemde onderdelen deel uitmaken;

    • d.

      woonruimte die ontstaat door het verbouwen van een niet voor bewoning geschikt gebouwde onroerende zaak.

  • 2. In de onder het eerste lid genoemde gevallen kunnen burgemeester en wethouders in plaats van het garantiecertificaat een bankgarantie verlangen en eisen dat de bouwer is aangesloten bij een door de minister erkende ter zake kundige instantie.

  • 3. Het bepaalde in artikel 166, tweede lid, onder a, is evenmin van toepassing indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is gewaarborgd dat aan de doelstelling van een garantiecertificaat is voldaan.

Artikel 168
  • 1. Het dagelijks bestuur verleent de geldelijke steun in aanvulling op het gestelde in artikel 35 en 36 op verzoek van burgemeester en wethouders indien het een woning betreft die verhuurd zal worden, onder de voorwaarde dat:

    • a.

      de voorgestelde gemiddelde huurprijs per woning niet hoger zal zijn dan het door burgemeester en wethouders vastgestelde percentage van de kosten van het verkrijgen in eigendom.;

    • b.

      de voor te stellen huurprijs per woning bij de gereedmelding niet hoger zal zijn dan een door burgemeester en wethouders vastgestelde maximum huurprijs.

  • 2. Het dagelijks bestuur verleent de geldelijke steun in aanvulling op het gestelde in artikel 35 en 36 op verzoek van burgemeester en wethouders indien het een woning betreft die bewoond zal worden door de eigenaar, onder de voorwaarde dat:

    • a.

      het aangaan van de koopovereenkomst of de koop- en aanneemovereenkomst niet afhankelijk wordt gesteld van het tegen een meerprijs afnemen van voorzieningen, leveringen of diensten;

Artikel 169

Een gereedmelding, als bedoeld in artikel 37, eerste lid, door de initiatiefnemer gaat naast de in artikel 38 bedoelde verklaring vergezeld van een opgave van de voorgestelde huurprijs per woning, de gereedkomingsdatum en van de in het gereedmeldingsformulier genoemde bescheiden.

Artikel 170

Een gereedmelding, als bedoeld in artikel 37, eerste lid, door de eigenaar-bewoner gaat naast de in het gereedmeldingsformulier genoemde bescheiden vergezeld van de volgende gegevens:

  • a.

    een bewijs van eigendom in de vorm van een afschrift van de akte, bedoeld in artikel 3:89 van het Burgerlijk Wetboek;

  • b.

    een bewijs van de datum van eerste bewoning, in de vorm van een uittreksel uit het persoonsregister.

Artikel 171

Uitbetaling vindt plaats binnen twee maanden na de beslissing bedoeld in artikel 44.

Paragraaf 10 Toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden

Artikel 172

Het dagelijks bestuur kan ten laste van het deelbudget genoemd in artikel 11, tweede lid, onder c, een toeslag verlenen aan de initiatiefnemer ten behoeve van de bouw van woningen, woonwagens, standplaatsen en het treffen van ingrijpende voorzieningen aan woningen of standplaatsen.

Artikel 173

Een aanvraag als bedoeld in artikel 21 om een toeslag vindt plaats door tussenkomst van burgemeester en wethouders op een door het dagelijks bestuur beschikbaar gesteld formulier en gaat vergezeld van de op dit formulier genoemde bijlagen en bescheiden.

Artikel 174
  • 1. Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om een toeslag slechts in in aanvulling op een aanvraag om geldelijke steun ingevolge de paragrafen 1 tot en met 9 van dit hoofdstuk.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het gestelde in het eerste lid een aanvraag om een toeslag indienen ten behoeve van de bouw van vrije-sectorwoningen die niet vallen onder de paragrafen 1 tot en met 9.

  • 3. Met uitzondering van de situatie als bedoeld in het tweede lid wordt de toeslag door het dagelijks bestuur verleend en vastgesteld in aanvulling op een besluit als bedoeld in de paragrafen 1 tot en met 9.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorwaarden stellen aan het indienen van een aanvraag om een toeslag bij het dagelijks bestuur.

  • 5. Deze voorwaarden kunnen per onderscheiden subsidiecategorie verschillen.

  • 6. De in het vierde lid bedoelde voorwaarden kunnen in ieder geval betrekking hebben op de projectgrootte, de locatie en andere specifieke kenmerken van het bouwplan alsmede op de berekeningswijze van de toeslag.

Artikel 175
  • 1. Het dagelijks bestuur kan i.v.m. het gestelde in artikel 8 lid 6 nadere voorwaarden stellen aan het verlenen van een toeslag als bedoeld in artikel 172.

  • 2. Deze voorwaarden kunnen voor onderscheiden subsidiecategorieën en voor verschillende gemeenten verschillend worden gesteld.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde voorwaarden kunnen in ieder geval betrekking hebben op de projectgrootte, de locatie en andere specifieke kenmerken van het bouwplan alsmede op de berekeningswijze van de toeslag.

Artikel 176
  • 1. Een toeslag wordt uitbetaald als bijdrage-ineens:

    • a.

      aan een toegelaten instelling, waarbij 50 procent van de toegekende toeslag gedeclareerd kan worden bij de melding van de start van het werk en 50 procent bij het gereedkomen van de laatste woning. De uitbetaling vindt plaats binnen 14 werkdagen na de datum van goedkeuring van de declaratie;

    • b.

      aan iedere andere initiatiefnemer geen toegelaten instelling zijnde, waarbij de toegekende toeslag wordt uitbetaald binnen 14 werkdagen na de beslissing als bedoeld in artikel 44.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan op verzoek van burgemeester en wethouders besluiten om in afwijking van het gestelde in het eerste lid onder b, een toeslag overeenkomstig hieromtrent door burgemeester en wethouders nader aan te geven regels uit te betalen.

Paragraaf 11 Toeslagen ten behoeve van huurverlaging

Artikel 177

Het dagelijks bestuur kan ten laste van het deelbudget als genoemd in artikel 11, tweede lid, onder d, aan een toegelaten instelling die een sociale-huurwoning of een huurstandplaats beheert die is gebouwd ter vervanging van een andere woning of standplaats of waaraan ingrijpende voorzieningen zijn getroffen een toeslag verlenen ten behoeve van het verlagen van de huurprijs.

Artikel 178

Een aanvraag om een toeslag ten behoeve van huurverlaging vindt door tussenkomst van burgemeester en wethouders plaats op hetzelfde formulier waarmee geldelijke steun wordt aangevraagd ingevolge de paragrafen 1, 2, 5 of 6 van dit hoofdstuk, en gaat vergezeld van de op dit formulier genoemde bescheiden.

Artikel 179
  • 1. Het dagelijks bestuur verleent een toeslag en stelt deze vast in aanvulling op een besluit tot het verlenen of vaststellen van geldelijke steun als bedoeld in de paragrafen 1, 2, 5 of 6 van dit hoofdstuk.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan i.v.m. het gestelde in artikel 8 lid 6 nadere voorwaarden stellen aan het verlenen van een toeslag als bedoeld in artikel 177.

Artikel 180
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorwaarden stellen aan het indienen van een aanvraag om een toeslag bij het dagelijks bestuur.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen de hoogte van de aan te vragen toeslag ten behoeve van huurverlaging vast met inachtneming van de door de gemeenteraad gestelde prioriteiten en nadere voorwaarden bedoeld in artikel 9.

Artikel 181

De geldelijke steun wordt uitbetaald:

  • a.

    of in jaarbedragen, voor de eerste maal een jaar na de gemiddelde gereedkomingsdatum. Het brutobedrag per eenheid is f 4.032,--. De eerste jaarlijkse betaling bedraagt 2/9 deel van het brutobedrag en het volgende bedrag wordt telkens een jaar nadien uitbetaald en jaarlijks met f 112,--.

  • b.

    of als een bijdrage-ineens binnen 14 werkdagen na het besluit tot vaststelling van geldelijke steun zoals bedoeld in artikel 44, waarbij er vanaf de gemiddelde gereedkomingsdatum rente wordt vergoed, mits het complex binnen drie maanden na de oplevering van de laatste woning gereed gemeld is. Deze rentevergoeding wordt berekend aan de hand van het subsidierendement minus O,S procent. De hoogte van de bijdrage is gelijk aan de netto contante waarde van de bijdragen wanneer deze als jaarlijkse bijdrage zouden zijn uitbetaald. De bijdrage wordt contant gemaakt met het subsidierendement, zoals dit geldt op het moment van de geldelijke steun.

Artikel 182
  • 1. Het dagelijks bestuur beëindigt de uitbetaling van geldelijke steun en stellen de geldelijke steun opnieuw vast op het op dat moment ontvangen bedrag, indien de eigendom van een woning of huurstandplaats, waarvoor geldelijke steun wordt verleend, overgaat op een ander dan de gemeente of een toegelaten instelling, indien de woning of de standplaats gesloopt wordt of indien de woning of de standplaats aan de woonbestemming onttrokken wordt.

  • 2. Indien de eigendom van de woning of de standplaats overgaat op de gemeente of een toegelaten instelling, wordt deze vanaf het moment van de eigendomsoverdracht de begunstigde.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan, indien de geldelijke steun als bijdrage ineens is uitbetaald, de bijdrage terugvorderen tot een bedrag van de restant hoofdsom dat nog verschuldigd zou zijn geweest op het moment dat de bijdrage als jaarlijkse bijdrage betaald zou zijn voor de onder lid 1 genoemde situaties.

HOOFDSTUK 4. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 183

Op aanvragen die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend en waarop een bijdrage is verleend en/of vastgesteld, blijven de bepalingen van de verordening op grond waarvan de bijdrage is verleend van toepassing.

Artikel 184

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de uitvoering van deze verordening voor zover die uitvoering tot hun bevoegdheid behoort, opdragen aan één of meer door hen aan te wijzen gemeenteambtenaren.

  • 2. In besluiten van ambtenaren bedoeld in het eerste lid wordt tot uitdrukking gebracht dat dezen namens burgemeester en wethouders zijn genomen.

Artikel 185

  • 1. Het dagelijks bestuur kan uitvoering van deze verordening, voor zover die uitvoering tot zijn bevoegdheid behoort, opdragen aan door hem aan te wijzen ambtenaren van het openbaar lichaam.

  • 2. In besluiten van ambtenaren bedoeld in het eerste lid wordt tot uitdrukking gebracht dat dezen namens het dagelijks bestuur zijn genomen

Artikel 186

Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van het dagelijks bestuur dan wel naar het oordeel van burgemeester en wethouders, ieder voor zover zij tot het nemen van een dergelijke beslissing bevoegd zijn, zou leiden tot een onredelijk besluit kunnen het dagelijks bestuur en burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 187

Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening Woninggebonden Subsidies 1994.

Artikel 188

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op de dag waarop zij overeenkomstig het gestelde in afdeling 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht is bekendgemaakt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur het Samenwerkingsverband Rijnmondgemeenten ter regionale uitvoering van het Besluit Woninggebonden Subsidies van 21 maart 1994.

 

De Voorzitter,                                          De Secretaris,

 

 

TOELICHTING BIJ DE VERORDENING WONINGGEBONDEN SUBSIDIES 1994

SAMENWERKINGSVERBAND RIJNMONDGEMEENTEN

14 maart 1994

Algemeen

Het Besluit woninggebonden subsidies (BWS) biedt samenwerkingsverbanden van gemeenten met ingang van 1993 de mogelijkheid het budgetbeheer voor de deelnemende gemeenten uit te oefenen. Het samenwerkingsverband dient een openbaar lichaam te zijn en de gemeenten moeten samen ten minste 30.000 inwoners tellen. Er zijn veel mogelijkheden om aan de taakverdeling tussen het openbaar lichaam en de gemeenten gestalte te geven. Twee uitersten zijn denkbaar: het zwaartepunt van de taakuitoefening ligt bij het openbaar lichaam of bij de afzonderlijke gemeenten. Voor het tweede model is deze verordening ontwikkeld. Hierin behouden de gemeenten een belangrijk deel van hun mogelijkheden om beleidsmatige keuzen voor de subsidiëring in hun gemeente te maken. Dit model sluit aan bij de huidige praktijk en kan als uitgangspunt worden gekozen voor een beheerste groei van de regionale samenwerking. Bij het invullen van de gemeentelijke taken ligt de nadruk op beleidskeuzen. Er wordt van uitgegaan dat alle aan het openbaar lichaam deelnemende gemeenten dezelfde rechten en plichten hebben. Deze verordening bevat niet alleen procedureregels voor het regionaal budgetbeheer, maar tevens voor de lokale verdeling van subsidies. Als gevolg daarvan is een aparte gemeentelijke verordening niet noodzakelijk.

Deze verordening gaat uit van de volgende taakverdeling tussen het openbaar lichaam en de deelnemende gemeenten.

Openbaar lichaam Gemeente

Vaststellen van de subsidieverordening Prioriteiten stellen

Sparen Vaststellen subsidiecategorieen

Verdelen van budgetten over gemeenten Verdeelbesluit

Verlenen van subsidie Planbeoordeling

Vaststellen subsidie Indienen van aanvragen

Uitbetalen subsidie Indienen van gereedmelding

Intrekken subsidie Raadplegen belanghebbenden

Raadplegen belanghebbenden

Aanwenden vrijvallende middelen

Feitelijk budgetbeheer

Herverdelen

Verantwoorden achteraf aan het Rijk

Dit leidt globaal tot de volgende procedure. Het openbaar lichaam besluit vóór 1 november voorafgaand aan het budgetjaar welk deel van de budgetten wordt gespaard. Het restant wordt verdeeld over de gemeenten. Dat wil zeggen dat een gemeente vóór 1 november weet welk bedrag aan geldelijke steun voor het volgende jaar beschikbaar is. Het openbaar lichaam reserveert als het ware een bepaald bedrag voor een gemeente. Deze systematiek wordt in 1992 ook gehanteerd door het Rijk als budgethouder voor gemeenten kleiner dan 30.000 inwoners. Het betreft geen harde aantallen te bouwen of te verbeteren woningen, standplaatsen of woonwagens. Fluctuaties in de rente (met gevolgen voor de aantallen) worden binnen de gemeente opgevangen. Herverdeling van (gereserveerde) middelen over de gemeenten kan een oplossing bieden indien bepaalde plannen door rentestijging onhaalbaar zijn geworden.

Geldelijke steun wordt door de initiatiefnemer door tussenkomst van de gemeente aangevraagd bij het openbaar lichaam. De gemeente toetst het plan aan de door de gemeenteraad vastgestelde subsidiecategorieën en het verdeelbesluit (de gemeentelijke prioriteiten) en kijkt of de voor de gemeente gereserveerde geldelijke steun niet wordt overschreden. Daarnaast toetst de gemeente het plan aan de voorwaarden, die in de verordening en het Besluit worden genoemd en de nadere gemeentelijke voorwaarden. De prioriteitsstelling vindt dus plaats door de gemeente bij het al dan niet doorsturen van de aanvraag naar het openbaar lichaam. De gereedmelding vindt eveneens plaats door de initiatiefnemer door tussenkomst van de gemeente. Ook hier toetst de gemeente of aan de voorwaarden is voldaan.

Het openbaar lichaam verleent de geldelijke steun. Hij weigert aanvragen slechts wanneer de voor de gemeente gereserveerde geldelijke steun wordt overschreden. Vaststelling, uitbetaling en eventuele intrekking geschieden eveneens door het openbaar lichaam. Initiatiefnemers c.q. begunstigden hebben dus na de vaststelling verder met het openbaar lichaam te maken.

Deze verordening kan gezien worden als een startpunt in het regionale budgetbeheer en sluit aan bij de huidige taken van gemeenten.

Verordening en Algemene wet bestuursrecht

In de verordening wordt de hele procedure, vanaf de aanvraag tot en met het besluit tot vaststelling van geldelijke steun, beschreven. In de procedure kunnen vier beschikkingsmomenten worden aangegeven:

  • 1.

    burgemeester en wethouders beslissen of de aanvraag om geldelijke steun wordt ingediend bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam;

  • 2.

    het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam beslist vervolgens of de geldelijke steun wordt verleend;

  • 3.

    burgemeester en wethouders beslissen of de gereedmelding wordt ingediend bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam;

  • 4.

    het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam neemt een besluit op het verzoek tot vaststelling van de geldelijke steun.

Naast de specifieke eisen die de verordening stelt aan de aanvraag, de voorbereiding en de beslissing, zijn hierop de voorschriften van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (AWB, Stb. 1992, 315). De AWB is door het parlement (gedeeltelijk) vastgesteld en is op 1 januari 1994 (gedeeltelijk) in werking getreden. De redactie van de onderliggende verordening is aangepast aan de AWB.

Ieder van de vier momenten houdt een aanvraag tot het geven van een beschikking in. Onder aanvraag verstaat de AWB: een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, AWB). Een beschikking behoort tot de categorie besluiten. Een beschikking wordt in de AWB als volgt omschreven: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, dat niet van algemene strekking is, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling, met inbegrip van de afwijzing van de aanvraag daarvan (artikel 1:3, eerste en tweede lid, AWB).

Het gebruik van de bovengenoemde artikelen van de AWB bij de behandeling van een aanvraag

tot het geven van een beschikking vereist geen afzonderlijk besluit van burgemeester en wethouders of het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam.

Deze wet is onverkort op de verordening van toepassing.

Naast de AWB is er ook een nieuwe Gemeentewet (Stb. 1992, 96). De nieuwe Gemeentewet is per 1 januari 1994 in werking getreden. Van belang is artikel 140. Dit artikel regelt de bekendmaking van besluiten die algemeen verbindende regels inhouden. Bekendmaking is voorwaarde voor verbindendheid. Artikel 140 van de Gemeentewet is bij voorbeeld van toepassing op de besluiten van de gemeenteraad als bedoeld in artikel 9 van de verordening waarin prioriteiten en nadere voorwaarden bij de verlening van geldelijke steun worden gesteld.

De voor deze verordening relevante artikelen van de AWB en de nieuwe Gemeentewet zijn in de bijlage bij deze toelichting opgenomen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

De algemene bepalingen van hoofdstuk 1, alsmede de standaardbepalingen van hoofdstuk 2, gelden voor alle onderdelen. Specifieke bepalingen of aanvullingen op deze algemene bepalingen staan in hoofdstuk 3. Indien de bepalingen van hoofdstuk 1 en 2 niet nadrukkelijk zijn uitgezonderd, zijn zij naast de in hoofdstuk 3 genoemde voorwaarden van toepassing.

Getracht is de verordening zo leesbaar mogelijk te maken voor alle categorieën gebruikers. Met het oog hierop is een aantal bepalingen uit het Besluit in de verordening overgenomen.

§ 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

  • e.

    Zie voor bouwen woningen" de toelichting onder b.b.

  • f.

    Zie de toelichting artikel 12.

  • g.

    De budgetten in de verordening bevatten ook het restant van de in vorige jaren van het Rijk verkregen budgetten. Dit restant kan zowel positief als negatief zijn. Vrijvallende middelen zijn meevallers voor de kas, die ontstaan indien jaarlijkse bijdragen voortijdig worden verminderd of beëindigd. Zoals blijkt uit deze bepaling, besluit het algemeen bestuur welk deel van de vrijvallende middelen (waar het Besluit dit niet vereist) wordt toegevoegd aan de budgetten.

  • n.

    Een woonwagen wordt meestal niet op de standplaats gebouwd. Voor een elders geproduceerde wagen wordt daarom als gereedkomingsdatum de dag van plaatsing op de standplaats aangehouden.

  • u.

    In de verordening wordt een algemene omschrijving gegeven van het begrip kosten van het verkrijgen in eigendom. De term "kosten van het verkrijgen in eigendom" is gebruikt ter vervanging van het vaak gebruikte begrip stichtingskosten" en sluit ook de kosten van het treffen van voorzieningen in. Dit is de uitvoering van de voorwaarde uit het Besluit, dat de verordening bepalingen bevat over de vaststelling van de kosten van het bouwen van woningen, standplaatsen en woonwagens en van het treffen van voorzieningen aan woningen en standplaatsen die voor geldelijké steun in aanmerking komen. In deze verordening kunnen burgemeester en wethouders hieraan zo nodig nadere inhoud geven. In paragrafen 3, 4, 8 en 9 van hoofdstuk 3 zijn de kosten van het verkrijgen in eigendom apart omschreven; deze gelden de sociale-koopwoningen, koopstandplaatsen, koopwoonwagens, huurwoningen van beleggers en premie-woningen. In paragraaf 7 worden de kosten van ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen nader omschreven.

  • aa.

    Definiëring van sociale-huurwoningen is slechts nodig om deze woningen bij het stellen van prioriteiten bij voorrang in aanmerking te doen komen voor geldelijke steun anders dan uit de subsidiecategorie sociale-huurwoningen; de gestelde voorwaarden in paragraaf 1 van hoofdstuk 3 zijn op zichzelf immers voldoende duidelijk om vast te stellen wanneer geldelijke steun verstrekt kan worden. Voor de toepassing van hoofdstuk 3, paragraaf 5, worden alle woningen in eigendom van toegelaten instellingen en gemeenten aangemerkt als sociale-huurwoningen. Dit kan met name van belang zijn voor door de gemeenten aangekocht particulier bezit.

  • bb.

    Een woning, waarmee reeds met de bouw is begonnen, maar die nog niet is voltooid, kan als te bouwen woning worden beschouwd bij toepassing van artikel 14. Essentie van de bepaling is dat het gaat om nieuw gebouwde woningen. Deze omzetting zal naar verwachting slechts bij uitzondering plaatsvinden. Overigens kan hetgeen in de toelichting onder u in het eerste gedeelte omtrent sociale-huurwoningen is gesteld analoog op sociale-koopwoningen worden toegepast, met dien verstande dat naar de voorwaarden uit paragraaf 3 van hoofdstuk 3 kan worden verwezen.

  • dd.

    Het begrip "subsidiecategorie" duidt op een onderdeel van de voor een gemeente gereserveerde geldelijke steun. Een reservering door de gemeente voor een bepaalde categorie binnen het totaal van de voor een gemeente door de budgethouder gereserveerde middelen.

  • hh.

    Indien het verlenen van geldelijke steun betrekking heeft" op een aantal administratief in "een plan voor het treffen van voorzieningen samengevoegde woningen en aan die woningen voorzieningen worden getroffen die in bouwtechnisch opzicht met elkaar vergelijkbaar zijn, gelden als kosten van het verkrijgen in eigendom de gemiddelde kosten van de voorzieningen per in dat plan opgenomen woning. Een bouwtechnische maatregel kan zowel van bouwtechnische als woontechnische aard zijn.

Artikel 2

Onzelfstandige woonruimte is niet uitgesloten van verlening van geldelijke steun (derde lid). Een openbaar lichaam dan wel een gemeente is vrij te bepalen of hij respectievelijk zij ook ten behoeve van onzelfstandige woonruimte geldelijke steun wenst te verlenen. Het is in dat geval verstandig bij de prioriteitsstelling aan te geven in welke gevallen deze woningen in aanmerking komen voor geldelijke steun. Ten behoeve van woningen in eigendom van of te bouwen door een gemeente kan geldelijke steun worden verleend (vierde lid). Hierbij gelden dezelfde voorwaarden als voor een toegelaten instelling. In het geval de gemeenten deze taak aan het samenwerkingsverband hebben overgedragen, kan deze met geldelijke steun nieuwe woningen bouwen. Het zogenaamde nieuwbouwprimaat van toegelaten instellingen geldt dan op regionaal niveau. Gemeentelijke samenwerking komt bij de bouw van woonwagens en standplaatsen ook voor in zogenaamde woonwagenschappen. Een uitzondering op de bouw door een gemeente vormen huurwoningen van beleggers, die niet door een gemeente kunnen worden gebouwd (artikel 157, derde lid). Verbouw van bestaande panden, geen woningen zijnde, wordt volgens het vijfde lid gelijkgesteld aan nieuwbouw.

Artikel 4

De voorwaarden die in de hoofdstukken 2 en 3 worden gesteld zijn aanvullingen op de algemene bepalingen, tenzij hiervan nadrukkelijk wordt afgeweken. In het laatste geval worden de algemene bepalingen vervangen door de bijzondere.

§ 2 Grondslag en werkingssfeer

Artikel 6

De toeslag ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden kan worden verleend naast geldelijke steun op grond van artikel 5, maar ook ten behoeve van woningen waarvoor overigens geen geldelijke steun wordt verleend. Van deze laatste mogelijkheid is uitgegaan in paragraaf 10 van hoofdstuk 3. Een huurverlagingstoeslag kan slechts worden verleend aan een toegelaten instelling die een sociale-huurwoning of een huurstandplaats beheert die gebouwd wordt ter vervanging van een gesloopte woning of standplaats, of een woning of een standplaats beheert waaraan ingrijpende voorzieningen worden getroffen.

§ 3 Vaststelling en reservering van de budgetten

Artikel 8

De minister deelt jaarlijks voor 1 oktober de omvang van de budgetten voor het volgende jaar aan het openbaar lichaam mee. Volgens dit artikel deelt het openbaar lichaam vervolgens 2 maanden na ontvangst van de budgetbrief aan de gemeenten mee welk deel van de budgetten voor de onderscheiden gemeenten beschikbaar is. Het algemeen bestuur besluit daarmee welk deel van de budgetten in het budgetjaar wordt aangewend en welk deel wordt gespaard. Er wordt verondersteld dat hieraan niet zozeer beleidsoverwegingen ten grondslag liggen, maar vooral "technische" argumenten met betrekking tot het budgetbeheer. Er kan bij voorbeeld worden gedacht aan het vormen van een buffer om aan eventuele risico's het hoofd te kunnen bieden. Het is ook mogelijk een soort knelpuntenpot in het leven te roepen ten behoeve van plannen die onverwacht (bij voorbeeld als gevolg van een stijging van de rente) niet gerealiseerd kunnen worden met de voor een gemeente gereserveerde geldelijke steun. In de mogelijkheid tot sparen door de afzonderlijke gemeenten voorziet deze verordening niet. De normbedragen krijgen hun resultante in het verdeelbesIuit. De verdeling over de gemeenten van de op grond van het eerste lid vastgestelde geldelijke steun geschiedt door middel van reserveringen. Het openbaar lichaam reserveert een bepaalde hoeveelheid geldelijke steun voor een gemeente.

In het vijfde lid wordt gewezen op de mogelijkheid dat de minister bepaalt dat een deel van het budget jaarlijkse bijdragen aan een onderdeel van het programma moet worden besteed. Indien de minister van deze mogelijkheid gebruik maakt, dient het algemeen bestuur hiermee rekening te houden bij de verdeling over de gemeenten.

In deze verordening is ervoor gekozen alle gemeenten zoveel mogelijk zekerheid te verschaffen. Om de gemeenten zoveel mogelijk meerjarige zekerheid te geven verdeelt het algemeen bestuur volgens het zevende lid tevens de voorlopige programma's voor de drie jaren volgend op het budgetjaar. De mate van zekerheid is overigens betrekkelijk. Het voorlopige programma bevat geen garanties en kan ingrijpende wijzigingen ondergaan.

§ 4 Prioriteiten en nadere voorwaarden

Artikel 9

Prioriteiten worden in de systematiek van deze verordening niet door het algemeen bestuur, maar door de gemeenteraad geformuleerd. Hieruit blijkt dat de beleidskeuzen met betrekking tot de subsidiëring van nieuwbouw en verbetering door de gemeente worden gemaakt.

Over dit artikel heeft in 1991 tijdens de voorbereiding van de voorbeeld-verordening voor budgetbeherende gemeenten een discussie plaatsgevonden tussen de staatssecretaris van VROM en de VNG. In een brief aan de Tweede Kamer (12 juli 1991, TK 20066, nr. 66) heeft de staatssecretaris uiteengezet op welke wijze de gemeenten met de mogelijkheden van de regelgeving kunnen omgaan. Het is van belang dat gemeenten en samenwerkingsverbanden van gemeenten in de geest van deze brief handelen bij de uitoefening van hun bevoegdheden. Eisen die voor alle woningen gelden, zoals bij voorbeeld aanvullende bouw- en woontechnische eisen, behoren primair in algemene regelgeving te worden vastgesteld en niet in de subsidieverordening.

In artikel 9 is een onderscheid gemaakt in het stellen van prioriteiten en het stellen van aanvullende voorwaarden. Door middel van het stellen van prioriteiten en voorwaarden kan nader inhoud worden gegeven aan de voorwaarden van artikel 12 van het Besluit, op grond waarvan het budgethoudende bestuursorgaan zich moet overtuigen van de noodzaak, de soberheid en de doelmatigheid van het bouwen van woningen, standplaatsen of woonwagens of het treffen van voorzieningen aan woningen of standplaatsen. Tevens wordt aan gegadigden inzicht gegeven hoe aan deze voorwaarden wordt getoetst. Op grond van gestelde prioriteiten {eerste lid} kunnen bouwplannen bij voorrang boven andere plannen voor geldelijke steun in aanmerking komen (zie ook artikel 24). Als een bouwplan niet aan gestelde nadere voorwaarden (tweede lid) voldoet, wordt een aanvraag om het verlenen van geldelijke steun niet bij het dagelijks bestuur ingediend (zie artikel 26, onder d).

Wat zich leent voor enerzijds het stellen van prioriteiten en anderzijds het stellen van nadere voorwaarden betreft een beleidskeuze. Bij het maken van deze keuze is de genoemde brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer van belang. Het stellen van nadere voorwaarden is de meest vergaande bemoeienis van een gemeente met door opdrachtgevers te ontwikkelen plannen. Het stellen van nadere voorwaarden wordt alleen als acceptabel gezien, indien:

  • 1.

    gelet is op de hiërarchie van instrumenten: voorliggende instrumenten moeten bezien worden op hun mogelijkheden. Indien een ander instrument geschikter is om het gestelde doel te bereiken, dan dient dat gebruikt te worden. Te denken valt bij voorbeeld aan bestemmingsplanvoorschriften om globale stedenbouwkundige randvoorwaarden vast te leggen.

  • 2.

    de nadere voorwaarden de functionaliteitstoets kunnen doorstaan: de nadere voorwaarden dienen functioneel te zijn ten opzichte van de beleidsdoelstellingen van het subsidie-instrument, derhalve gegrond te zijn op de zorg voor het tot stand komen van goede en betaalbare woningen voor diegenen die zelf niet of onvoldoende in staat zijn deze te verkrijgen. Deze functionaliteit kan worden aangegeven in het volkshuisvestingsplan. Beleidsuitgangspunten, zoals huurklasse, woningtype en woninggrootte lenen zich voor zowel het stellen van prioriteiten als het stellen van nadere voorwaarden. Ten aanzien van deze beleidsuitgangspunten zal het de gemeente geen moeite kosten om aan te tonen dat er geen ander instrument dan de subsidieverordening ter regulering voorhanden is. Ook aan de eis van functionaliteit zal kunnen worden voldaan. Lokale beleidsoverwegingen en de woningmarktsituatie kunnen" evenwel tot het oordeel leiden, dat het stellen van prioriteiten een meer voor de hand liggende weg is dan het stellen van nadere voorwaarden, omdat het beleidsuitgangspunt, dat er in ieder geval woningbouw gerealiseerd moet worden, belangrijker wordt geacht dan de beleidsuitgangspunten over huurklasse, woningtype en woning¬grootte. Overigens moet er rekening mee worden gehouden dat een opdrachtgever in staat moet zijn te komen tot een kostendekkende' exploitatie, rekening houdend met de ontvangen huuropbrengst en de te verlenen bijdragen.

De beleidsuitgangspunten, die de gemeente ten aanzien van overige kwaliteitsaspecten hanteert, lenen zich in ieder geval voor het stellen van prioriteiten. Het gaat daarbij niet om kwaliteitseisen op het terrein van bouw- en woontechniek in enge zin, zoals bij voorbeeld materiaalkeuze, maar om die aspecten van architectuur, sociale veiligheid, milieu en aanpasbaar bouwen, waarvan gesteld kan worden, dat het slagen van het gemeentelijk beleid op deze aspecten mede afhankelijk is van de mate waarin de opdrachtgevers hiermee rekening houden. Wil een gemeente deze beleidsuitgangspunten vastleggen in nadere voorwaarden, dan zal zij de functionaliteit daarvan moeten kunnen aangeven. Ten slotte kan de gemeente aangeven op welke wijze het gemeentelijk toezicht op de verhouding tussen kosten en kwaliteit wordt vormgegeven.

Voor de totstandkoming van prioriteiten en nadere voorwaarden is een zorgvuldige procedure als uitgangspunt genomen, namelijk het bij apart gemeenteraadsbesluit vaststellen ervan raadpleging van de belanghebbende organisaties. Het ligt voor de hand dit te doen in een volkshuisvestingsplan, waarbij tevens de relatie met het gemeentelijk beleid op andere terreinen kan worden aangegeven, zoals het gemeentelijk milieubeleid. Realisering van het gemeentelijk beleid heeft de meeste kans van slagen, indien dit in goed overleg met de betrokken partijen tot stand komt.

Prioriteiten en nadere voorwaarden kunnen, afhankelijk van de keuze van de gemeente, geheel of gedeeltelijk een langere periode beslaan en bij de vaststelling van de subsidiecategorieën en

het nemen .van het verdeelbesluit jaarlijks geconcretiseerd worden. Zo kan bij voorbeeld jaarlijks worden bepaald of een groter deel van het budget jaarlijkse bijdragen wordt besteed aan sociale-huurwoningen dan aan sociale-koopwoningen, terwijl beslissingen omtrent besteding van de huurverlagingstoeslagen ten behoeve van bepaalde wijken voor een reeks van jaren worden genomen.

De gemeenteraad kan globaal dan wel detaillistisch te werk gaan, afhankelijk van de plaatselijke situatie en afhankelijk van de categorie woningen waar het om gaat. De prioriteiten en nadere voorwaarden kunnen zowel geldelijke steun betreffen ten behoeve van bepaalde wijken als van bepaalde categorieën woningen (bij voorbeeld gelegen in bepaalde wijken of bij voorbeeld met een waarde die een bepaald bedrag te boven gaat) als van bepaalde categorieën initiatiefnemers (bij voorbeeld landelijk toegelaten instellingen of particuliere eigenaren).

Het Besluit verplicht niet tot het gebruik maken van de mogelijkheden van dit artikel, doch draagt het openbaar lichaam op een verordening op te stellen in het belang van de volkshuis¬vesting en de noodzaak, de soberheid en doelmatigheid van het bouwen van woningen, standplaatsen, woonwagens of het treffen van voorzieningen te toetsen. In deze verordening voert de gemeente deze toets uit. Indien de gemeenteraad geen prioriteiten en geen nadere voorwaarden stelt, dan worden de aanvragen afgehandeld in volgorde van binnenkomst en kan slechts geldelijke steun worden verleend voor zover aan de overige voorwaarden in de verordening en het Besluit wordt voldaan en voor zover de voor de gemeente gereserveerde geldelijke steun niet wordt overschreden.

Artikel 10

Op grond van artikel 10 worden over de prioriteiten en nadere voorwaarden vooraf belanghebbende organisaties geraadpleegd en wordt vastgelegd dat burgemeester en wethouders bij het doen van hun voorstel aan de gemeenteraad ingaan op de tijdens de raadpleging naar voren gebrachte argumenten.

Artikel 11

Het vaststellen van subsidiecategorieën is een belangrijk sturingsinstrument bij de subsidiëring.

De sturing vindt in dit geval plaats bij het indienen van aanvragen om geldelijke steun door de gemeente bij het openbaar lichaam. Zie ook de toelichting bij artikel 9. Omdat het openbaar lichaam budgethouder is, beschikt de gemeente niet over budgetten in de zin van het Besluit.

Met het begrip subsidiecategorie wordt hier gedoeld op een onderdeel van de voor een gemeente gereserveerde geldelijke steun (zie ook de toelichting op artikel 1, onder dd).

De voor een gemeente gereserveerde geldelijke steun is geen budget, maar een reservering door de budgethouder. Subsidiecategorieën vormen daarvan onderdelen. De in het tweede lid genoemde subsidiecategorieën vloeien uit het Besluit voort. Het derde lid maakt een verdere onderverdeling mogelijk. Op basis van de gestelde prioriteiten of nadere voorwaarden kan bij voorbeeld bij het treffen van ingrijpende voorzieningen onderscheid gemaakt worden tussen particuliere en sociale-huurwoningen. Ook kan een deel van de voor de gemeente beschikbare geldelijke steun worden gereserveerd ten behoeve van woningen in bepaalde met name genoemde wijken. In principe kan zelfs een subsidiecategorie worden vastgesteld per bouwplan, al ligt dat niet voor de hand. Ook de toeslagen kunnen eventueel worden gesplitst in subsidiecategorieën en worden ingezet ten behoeve van bepaalde categorieën woningen, woningen in bepaalde wijken of gegadigden.

Artikel 12

Op grond van een bouwprogramma krijgen de initiatiefnemers vooraf inzicht in hun mogelijkheden om ten behoeve van een bouwplan op een bepaalde locatie voor geldelijke steun in aanmerking te komen, indien zij een aanvraag indienen. Initiatiefnemers krijgen op deze wijze een redelijke mate van zekerheid dat zij hun planontwikkelingskosten niet vergeefs maken. Een bouwprogramma is slechts globaal van inhoud en geeft nog geen aanspraak op geldelijke steun voor een concreet bouwplan. Het bouwprogramma kan voor de onderscheiden subsidiecategorieën een meer of minder gedetailleerde inhoud hebben. De vaststelling van subsidiecategorieën (artikel 11) en het vaststellen van het bouwprogramma zullen vaak samenvallen. Een bouwprogramma kan ook worden vastgesteld indien er geen subsidiecategorieën zijn. Dit ligt voor de hand in een gemeente waarvoor weinig geldelijke steun beschikbaar is. Met het oog op de zekerheid voor initiatiefnemers dient een bouwprogramma zo snel mogelijk te worden genomen nadat bekend is hoeveel geldelijke steun voor de gemeente gereserveerd is.

Artikel 14

Bedoeld is de omzetting van sociale-huurwoningen in sociale-koopwoningen en vice versa. Het is verstandig tevoren te bepalen of een dergelijke omzetting toelaatbaar wordt geacht. Tegelijkertijd kan dan worden geregeld dat de middelen die vrijvallen door de intrekking van het besluit direct ter beschikking worden gesteld voor de sociale-koopwoningen dan wel sociale-huurwoningen, al naar gelang het verzoek. Bij het programma van eisen kan zo eventueel al rekening worden gehouden met een omzetting.

Volgens dit artikel verzoekt de initiatiefnemer door tussenkomst van burgemeester en wethouders om de wijziging. Dit verzoek wordt door burgemeester en wethouders doorgestuurd naar het openbaar lichaam. Het dagelijks bestuur beoordeelt of er naar zijn oordeel redelijke termen zijn om de subsidiecategorie, binnen het budget, te wijzigen.

Artikel 15

Op grond van dit artikel kan het dagelijks bestuur afwijken van de op grond van artikel 8 vastgestelde hoogte van de budgetten en van de verdeling over de gemeenten. Na de verdeling van de budgetten over de gemeenten kan de minister een besluit tot toekenning van een budget aan het openbaar lichaam geheel of gedeeltelijk intrekken. Reeds aangegane verplichtingen dienen nagekomen te worden. Op grond van dit artikel kan de wijziging van een budget gevolgen hebben voor de omvang van de voor een gemeente gereserveerde geldelijke steun.

Artikel 16

De verdeling over de gemeenten wordt evenals een herverdeling -vastgesteld door het algemeen bestuur (artikel 8).

Onderdeel a maakt een herverdeling in het lopende budgetjaar mogelijk, die los staat van overschrijding van de spaarlimiet. Indien plannen geen doorgang kunnen vinden en een gemeente de gereserveerde geldelijke steun in dat jaar niet volledig benut, kan deze worden aangewend voor plannen in andere gemeenten. Daarbij kan worden afgesproken dat de eerste gemeente in het volgende budgetjaar wordt gecompenseerd voor dit bedrag of voor dit aantal woningen. Het gaat hierbij in feite om het ruilen en lenen van contingenten, zoals dat in veel regionale volkshuisvestingscommissies reeds gebruikelijk was. Het dagelijks bestuur kan op grond van onderdeel a niet tot herverdeling overgaan zonder instemming van de betrokken gemeenten.

Daarnaast opent dit artikel de mogelijkheid dat het samenwerkingsverband tot een herverdeling overgaat indien dreigt dat de spaarlimiet van het openbaar lichaam wordt overschreden doordat onvoldoende plannen worden ingediend. In dit artikel is gekozen voor minder dan vijftig procent van de totaal beschikbare geldelijke steun op 1 augustus. De deelnemende gemeenten kunnen ook een lager percentage afspreken, indien men minder wenst te sparen. De herverdeling heeft tot doel gemeenten met plannen die op korte termijn gerealiseerd kunnen worden, de kans te geven daarvoor aanvragen om geldelijke steun in te dienen. De herverdeling heeft uiteraard niet de bedoeling dat voor reeds ingediende plannen geen geldelijke steun meer beschikbaar is.

Reeds aangegane verplichtingen dienen nagekomen te worden.

§ 5 Raadpleging belanghebbende personen en organisaties

Artikel 17

Aangezien de verordening pas geldt wanneer zij is vastgesteld, is in dit artikel slechts sprake van het raadplegen van belanghebbenden, wanneer de verordening wordt gewijzigd. Het Besluit stelt echter het horen van belanghebbenden ook verplicht bij de vaststelling van de verordening. Raadpleging van belanghebbenden kan schriftelijk geschieden. Het verdient aanbeveling met de toegelaten instellingen en de woonconsumentenorganisaties ook mondeling overleg te hebben. Wat betreft de woonconsumentenorganisaties is niet altijd eenvoudig te bepalen welke daarvoor in aanmerking komen. Er kunnen in het gebied van het openbaar lichaam veel van dergelijke organisaties zijn. Indien organisaties zich hebben gebundeld, zal overleg met dit samenwerkingsverband in elk geval voor de hand liggen. Volgens het derde lid wordt schriftelijk verslag gedaan aan het algemeen bestuur. Het spreekt vanzelf dat in het betreffende voorstel wordt ingegaan op de tijdens de raadpleging naar voren gebrachte standpunten en argumenten.

Artikel 18

Omdat de uitvoering van deze verordening grotendeels op gemeentelijk niveau plaatsvindt, voert de gemeente volgens dit artikel het overleg daarover (zie ook de toelichting bij artikel 17). Het ligt voor de hand dat het openbaar lichaam direct op de hoogte wordt gesteld van de resultaten van dit overleg.

Artikel 20

Dit artikel heeft betrekking op convenanten ter uitvoering van de verordening. Deze convenanten kunnen worden gesloten door zowel burgemeester en wethouders als het dagelijks bestuur.

Betreft het convenanten met een verstrekkend karakter, dan zal de gemeenteraad dan wel het algemeen bestuur deze zelf sluiten.

Hoofdstuk 2 Aanvragen, verlenen en vaststellen van geldelijke steun

Algemeen

Het systeem van deze verordening gaat uit van vier onderscheiden momenten:

  • -

    de aanvraag om geldelijke steun (paragraaf 2);

  • -

    de verlening van de geldelijke steun (paragraaf 3);

  • -

    de gereedmelding (paragraaf 4);

  • -

    de vaststelling van de geldelijke steun (paragraaf 5).

De initiatiefnemer vraagt subsidie aan bij het openbaar lichaam door tussenkomst van de gemeente. Geldelijke steun wordt verleend door het openbaar lichaam. De initiatiefnemer stuurt het aanvraagformulier aan burgemeester en wethouders. Dezen beoordelen of aan de voorwaarden en de door de gemeente vastgestelde prioriteiten en nadere voorwaarden wordt voldaan. Indien dit het geval is, dienen zij de aanvraag bij het openbaar lichaam in. In feite vindt de gehele plantoetsing door de gemeente plaats. Bij de aanvraag voegen burgemeester en wethouders de verklaring dat het plan voldoet aan de verordening. Het dagelijks bestuur hoeft niets anders na te gaan dan of het voor de gemeente gereserveerde bedrag niet wordt overschreden. Deze constructie bewerkstelligt dat de beleidskeuzen de gemeente kunnen worden gemaakt. De gereedmelding volgt dezelfde procedure. De gereedmelding geschiedt door de begunstigde (dat is niet altijd de initiatiefnemer) door tussenkomst van burgemeester en wethouders. Zij beoordelen of aan de voorwaarden is voldaan. De gereedmelding is tegelijkertijd het verzoek om vaststelling en uitbetaling van de geldelijke steun. De vaststelling en uitbetaling hebben dan ook rechtstreeks betrekking op de begunstigde, zijnde degene die de geldelijke steun ontvangt. Vaststelling, uitbetaling en intrekking behoren tot de competentie van het openbaar lichaam; uiteraard stelt het openbaar lichaam daarbij gelijktijdig de betreffende gemeente op de hoogte. Hieruit wordt duidelijk dat de inkomenstoetsen voor sociale-koopwoningen in de systematiek van deze voorbeeld-verordening door het openbaar lichaam worden uitgevoerd.

Het is mogelijk dat met name een kleinere gemeente de plantoetsing niet zelf wenst uit te voeren. De afspraak kan worden gemaakt dat deze taak wordt overgeheveld naar het openbaar lichaam of naar de gemeente die voor het lichaam de feitelijke budgetwerkzaamheden uitvoert.

Voor de aanvraagfase zijn de volgende termijnen aangehouden. Aanvragen om geldelijke steun moeten vóór 1 december van het budgetjaar bij het dagelijks bestuur zijn ingediend. Het dagelijks bestuur neemt binnen vier weken, dat wil zeggen vóór het einde van het budgetjaar, een beslissing. Een aanvraag om geldelijke steun moet door de initiatiefnemer vóór 1 september aan burgemeester en wethouders zijn gestuurd. Burgemeester en wethouders nemen binnen dertien weken, dat wil zeggen vóór de uiterste aanvraagdatum van 1 december, een beslissing. Gelet op de krappe termijnen is afgezien van een mogelijkheid voor het dagelijks bestuur of voor burgemeester en wethouders hun beslissingstermijn met 4 weken te verlengen.

§ 2 De aanvraag om geldelijke steun

Artikel 22

Om te kunnen beoordelen in hoeverre de voor de gemeente gereserveerde geldelijke steun of de door de gemeenteraad vastgestelde subsidiecategorieën worden benut of dreigen te worden overschreden, is het voor de gemeente nodig tijdig een overzicht te hebben van het totaal aantal aanvragen om geldelijke steun. Hierbij moet rekening worden gehouden met het indienen van de aanvraag bij het openbaar lichaam vóór 1 december. Aanvragen om geldelijke steun

worden in principe op volgorde van binnenkomst behandeld, met inachtneming van de termijn van dit artikel. Aanvragen die al in het bouwprogramma zijn opgenomen behoeven alleen aan de subsidievoorwaarden te worden getoetst. Bij het vaststellen van het bouwprogramma heeft de gemeenteraad uiteraard rekening gehouden met de prioriteiten. Aanvragen om het verlenen van geldelijke steun, die na 1 september aan burgemeester en wethouders worden gestuurd, kunnen worden afgewezen. Zij kunnen echter ook worden aangehouden tot het volgende jaar. De aanhouding geeft niet automatisch recht op geldelijke steun in het volgende jaar. Beoordeling van de aanvraag geschiedt op basis van de in het jaar van verlening van geldelijke steun geldende criteria. Om te voorkomen dat plannen jarenlang worden aangehouden, kan aanhouding slechts eenmaal plaatsvinden. In het volgende jaar dient wel een positieve of negatieve beslissing te worden genomen. Het staat de initiatiefnemer vrij opnieuw een aanvraag in te dienen.

Artikel 23

Op grond van het Besluit dient het bouwplan te worden getoetst op soberheid en doelmatigheid en op de noodzaak van het bouwen dan wel het treffen van voorzieningen. De gevraagde gegevens zijn nodig voor deze beoordeling en om het bouwplan te kunnen toetsen aan door de gemeente gestelde prioriteiten. Het Besluit stelt een kosten-kwaliteitstoets niet verplicht. Dit is slechts een hulpmiddel bij de beoordeling van aspecten van doelmatigheid. Voor het overige ¬met name voor de beoordeling van de soberheid -blijft altijd een gemeentelijk oordeel nodig.

Artikel 25

Naast overschrijding van een subsidiecategorie of van de voor de gemeente gereserveerde geldelijke steun, is een grond voor aanhouding de bepaling dat een bouwplan in het bouwprogramma moet zijn opgenomen om te voorkomen dat er niet voorziene aanvragen moeten worden gehonoreerd. Daardoor komen andere plannen niet in aanmerking. Als de betreffende subsidiecategorie hiervoor wel ruimte laat, kunnen plannen die niet in het bouwprogramma zijn opgenomen alsnog worden gehonoreerd. Overigens kan de toereikendheid van een subsidiecategorie al een probleem op zichzelf vormen. Bij sociale koopwoningen en eventueel bij toeslagen wordt pas na het budgetjaar bekend welk beslag op het budget is gelegd. De toereikendheid van het budget kan dan slechts onder vooronderstellingen worden vastgesteld. Ook kan het voorkomen dat er minder woningen dan aanvankelijk voorgenomen kunnen worden gebouwd, doordat als gevolg van een stijging van de rente hogere subsidies dan geraamd moeten worden verleend. Indien de beslissing omtrent het indienen van een aanvraag om geldelijke steun voor een bouwplan eenmaal is aangehouden, moet het volgende jaar wel een positieve of negatieve beslissing worden genomen. Zie ook de toelichting op artikel 22. Als gevolg van het derde lid zijn burgemeester en wethouders vrij te bevorderen dat bouwplannen die in het bouwprogramma zijn opgenomen alsnog in het betreffende jaar worden ingediend dan wel bouwplannen die niet in het bouwprogramma zijn opgenomen in plaats van de eerstgenoemde plannen, wanneer deze geen doorgang vinden, voor subsidie in aanmerking te brengen.

Artikel 26

De bepalingen onder a en b vloeien voort uit het Besluit. Om de doelmatigheid te kunnen beoordelen is het nodig een relatie met de kosten te leggen. Ook kan een relatie worden gelegd tussen de kwaliteit en de voorgestelde aanvangshuur. Met betrekking tot de noodzaak van het treffen van voorzieningen kunnen burgemeester en wethouders aangeven dat naast andere voorzieningen ook bouwtechnische voorzieningen aan het casco moeten worden getroffen. Zie ook de toelichting op artikel 9. Een kosten kwaliteitstoets kan een hulpmiddel zijn bij de beoordeling van de doelmatigheid. Het uiteindelijke oordeel over soberheid en doelmatigheid dient echter door de gemeente te worden gegeven. Het Besluit geeft met de termen "sober" en "doelmatig" een beoordelingsvrijheid die verder gaat dan de resultaten van een kosten kwaliteitstoets.

Onder e wordt bepaald dat het plan voor een bouwvergunning in aanmerking moet komen. Wanneer een bouwplan voldoet aan de criteria van deze verordening, maar om andere redenen geen bouwvergunning kan worden verleend, zou een verplichting aangegaan moeten worden terwijl het bouwplan niet gerealiseerd mag worden.

Artikel 30

Om tijdig te kunnen beoordelen in hoeverre de voor de gemeente beschikbare geldelijke steun wordt overschreden, is het nodig dat het openbaar lichaam tijdig een overzicht heeft van het totaal aantal gedane aanvragen.

§ 3 De verlening van geldelijke steun

Artikel 33

Omdat de plantoetsing door de gemeente wordt gedaan, hoeft met het verlenen van geldelijke steun door het openbaar lichaam weinig tijd gemoeid te zijn. Een termijn van vier weken moet daarom toereikend zijn.

Artikel 34

Het openbaar lichaam verleent uiteindelijk de geldelijke steun. Het verleent slechts geldelijke steun indien de voor de gemeente gereserveerde geldelijke steun niet wordt overschreden. Het dagelijks bestuur toetst niet opnieuw het bouwplan. De gemeente verklaart dat het plan voldoet aan de verordening (artikel 29). Het is van belang dat de plantoetsing door de gemeente op deugdelijke wijze geschiedt. In uiterste consequentie wordt immers het openbaar lichaam door het Rijk aangesproken. Indien achteraf dergelijke problemen ontstaan, heeft de betreffende gemeente hiervoor een bijzondere verantwoordelijkheid. Het is aan te raden dat het openbaar lichaam en de gemeenten afspraken maken over de wijze van plantoetsing.

Artikel 35

Omdat de geldelijke steun door het openbaar lichaam wordt verleend, stelt deze ook de voorwaarden. Het is de bedoeling dat de gemeente na de gereedmelding controleert of aan de voorwaarden is voldaan. In een delegatiebesluit kan worden bepaald dat grotere afwijkingen aan burgemeester en wethouders worden voorgelegd en kleinere ambtelijk worden behandeld. De onder c genoemde termijn van 17 weken dient onder andere om vroegtijdig te kunnen bepalen welke projecten (nog) geen doorgang vinden. Dat kan aanleiding zijn de beschikbare geldelijke steun anders te benutten. Op grond van artikel 49 kan eventueel ontheffing van deze bepaling worden gegeven. Voor de verlenging van de termijn moeten goede gronden aanwezig zijn, omdat de voorwaarde anders ontkracht wordt. Voorbeelden daarvan zijn onvoorziene technische of financiële complicaties. De gronden kunnen desgewenst in de verordening worden verankerd.

Onder e gaat het niet om de informatie die het openbaar lichaam over de besteding van de budgetten aan het Rijk moet leveren, maar om informatie over de afzonderlijke bouwplannen. Het Rijk zal deze informatie steekproefsgewijs opvragen. Het Rijk heeft deze informatie nodig voor de bepaling van de normbedragen, toeslagen en dergelijke. Ook heeft het Rijk de informatie nodig voor de evaluatie van het beleid. Gemeenten en openbare lichamen kunnen deze informatie ook voor hun eigen beleid gebruiken. Op grond van artikel 55 van het Besluit kan de minister inzage verlangen in:

  • a.

    bestekken, werkomschrijvingen en tekeningen van de te bouwen woning of de te treffen voorziening aan de woning;

  • b.

    inschrijfbiljetten en offertes van de aannemer en de onderaannemers die de woning zullen bouwen of de voorziening aan de woning zullen treffen;

  • c.

    gegevens inzake de kosten van het verwerven, ontruimen en bouwrijp maken van grond ten behoeve van de te bouwen woning of standplaats en van de kosten van het verkrijgen in eigendom van die woning of standplaats;

  • d.

    een specificatie van de bijkomende kosten bij het bouwen van de woning of het treffen van de voorziening aan de woning in uitsluitend kosten van:

    • 1.

      de betrokken architect;

    • 2.

      de betrokken adviseur en constructeur;

    • 3.

      het toezicht op de bouw van de woning of het treffen van de voorziening aan de woning;

    • 4.

      de rente over de kosten van het bouwen van de woning of het treffen van de voorziening aan de woning;

    • 5.

      de risicoverrekening;

    • 6.

      onvoorziene uitgaven;

    • 7.

      de administratie en het beheer van de opdrachtgever van het bouwen van de woning of het treffen van de voorziening aan de woning;

    • 8.

      precariorechten;

    • 9.

      bouwtechnisch onderzoek;

    • 10.

      aansluiting op de nutsvoorzieningen;

    • 11.

      notaris of makelaar bij het verkrijgen in eigendom van de nieuw te bouwen woning;

    • 12.

      financiering van de kosten van het verkrijgen in eigendom van de nieuw te bouwen woning;

    • 13.

      een garantiecertificaat;

    • 14.

      leges voor de vergunning tot de bouw van de woning;

    • 15.

      huurderving bij het treffen van de voorziening aan een huurwoning en

    • 16.

      een vergoeding aan de bewoner van de huurwoning indien deze de voorzieningen heeft getroffen;

  • e.

    gegevens inzake de locatie van de te bouwen woning of standplaats of de woning of standplaats waaraan een voorziening wordt getroffen, waaronder een schets van de situatie van het bouwplan;

  • f.

    gegevens inzake de geluidsbelasting van de gevel van de te bouwen woning of de woning waaraan een voorziening wordt getroffen, bepaald overeenkomstig de Wet geluidhinder (Stb. 1979, 99) of de Luchtvaartwet (Stb. 47);

  • g.

    gegevens inzake het bouwjaar van de woning waaraan een voorziening wordt getroffen;

  • h.

    een bouwtechnisch rapport van de woning waaraan een voorziening wordt getroffen;

  • i.

    een besluit tot het verlenen van geldelijke steun ter tegemoetkoming in de kosten van het verwerven, ontruimen en bouwrijp maken van de grond van de locatie waar de woning of standplaats wordt gebouwd en gegevens ten laste waarvan die geldelijke steun wordt verleend;

  • j.

    gegevens omtrent de exploitatieopzet van de grond van de locatie waar de woning of standplaats wordt gebouwd;

  • k.

    de ingediende aanvraag om geldelijke steun voor een sociale huurwoning, een huurstandplaats of een huurwoonwagen of voor een ingrijpende voorziening aan een woning of standplaats; of

  • I.

    de ingediende aanvraag om geldelijke steun voor een huurwoning van een belegger of voor een premie-woning, indien deze wordt verhuurd of voor een toeslag ten behoeve van huurverlaging.

§ 4 De gereedmelding

Artikel 37

De gereedmelding vindt plaats door de begunstigde door tussenkomst van burgemeester en wethouders. De procedure is analoog aan de aanvraagprocedure. In veel gevallen zullen initiatiefnemer en begunstigde dezelfde zijn, zoals bij sociale-huurwoningen. Dit hoeft echter niet altijd zo te zijn. Bij sociale-koopwoningen is bij voorbeeld de koper de begunstigde en (veelal) een projectontwikkelaar de initiatiefnemer. Wanneer dat het geval is, heeft de initiatiefnemer geen belang bij de gereedmelding en zou de begunstigde de dupe kunnen worden. Om deze reden is ervoor gekozen de begunstigde de gereedmelding te laten doen. Wanneer een toeslag voor plaatselijk verschillende omstandigheden wordt toegekend, wordt deze aan de initiatiefnemer verleend. Deze moet dan tevens een gereedmelding indienen. Een gereedmeldingstermijn (derde lid) is gewenst om de voortgang van de plannen te garanderen en om te voorkomen dat onnodig lang een verplichting tot uitbetaling van subsidie blijft bestaan.

Artikel 38

Het gerealiseerde bouwplan moet overeenstemmen met het door burgemeester en wethouders goedgekeurde bouwplan, inclusief nader aangebrachte en goedgekeurde wijzigingen. De gemeente controleert dus achteraf of aan de voorwaarden bij het verlenen van geldelijke steun is voldaan. Om te voorkomen dat iedere voorwaarde daadwerkelijk moet worden gecontroleerd, is ervoor gekozen een verklaring te vragen. Indien later alsnog zou blijken dat de woning(en) niet goedgekeurde afwijkingen bevat(ten), kan de subsidie alsnog worden ingetrokken en eventueel worden teruggevorderd. Dat geldt ook voor de kosten van verkrijgen in eigendom, op basis waarvan een kostenkwaliteitstoets wordt uitgevoerd en eventueel voor de toeslag voor plaatselijk verschillende omstandigheden en de huurverlagingstoeslag. Omdat de gemeente en het openbaar lichaam controle moeten kunnen uitoefenen, moeten de rekeningen en betalingsbewijzen beschikbaar worden gehouden.

§ 5 De vaststelling van geldelijke steun

Artikel 44

De hoogte van de geldelijke steun ligt, met uitzondering van de toeslagen, op grond van het Besluit vast. Voor sociale-huurwoningen, sociale-koopwoningen en ingrijpende voorzieningen wordt deze vastgesteld aan de hand van een bij ministeriële regeling vastgestelde tabel (de Regeling normering woninggebonden subsidies). Voor de vaststelling van de hoogte van de subsidie voor sociale-huurwoningen en ingrijpende voorzieningen is de datum van het verlenen van geldelijke steun bepalend, omdat het op die datum geldende gemiddelde effectief rendement op staatsobligaties uitgangspunt is. Bij sociale koop wordt uitgegaan van de datum waarop de gemeente de koopovereenkomst of de koop- en aanneemovereenkomst heeft ontvangen. Het betreffende rentepercentage wordt telkens voor één maand berekend. De jaarlijkse bijdrage voor sociale-huurwoningen en ingrijpende voorzieningen is vervolgens ten minste 10% van de hoofdsom. Het openbaar lichaam kan beslissen een hoger percentage uit te betalen (tot 100%). Het Rijk betaalt echter de budgetten uit in jaarbedragen ter hoogte van het budget, tenzij het aantal uit te keren jaarbedragen op meer dan dertig uitkomt. Zie bijlage V van het Besluit. Indien het openbaar lichaam voor een ander (hoger) percentage kiest, moet hij dus voorfinancieren. Voor een sociale-koopwoning is de jaarlijkse bijdrage altijd 10% van de hoofdsom, mits deze hoger is dan een krachtens ministeriële regeling vastgesteld minimumbedrag (zie bijlage VI). Voor een premie-woning en een beleggerswoning ligt de hoogte van de subsidie tijdens het jaar van aanvraag reeds vast. De bijdrage voor een beleggerswoning

wordt in vijf jaarbedragen uitbetaald. De bijdrage voor een premie-woning wordt uitbetaald als bijdrage-ineens.

§ 6 De intrekking van geldelijke steun

Artikel 45

Het onderscheid tussen het eerste lid, onder b, en het tweede lid betreft verwijtbaarheid. Indien geen sprake is van verwijtbaarheid wordt de subsidie vastgesteld op grond van de juiste gegevens dan wel beperkt tot het bedrag dat al is betaald. Indien wel sprake is van verwijtbaarheid kan het dagelijks bestuur de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen met vergoeding van de wettelijke rente.

§ 7 Nadere bepalingen

Artikelen 48 en 49

Deze artikelen strekken ertoe voor de gestelde termijnen een algemene ontheffingsgrond te geven voor het dagelijks bestuur en burgemeester en wethouders om indien nodig betrokkenen meer tijd te gunnen. Het kan dan bij voorbeeld gaan om het aanleveren van noodzakelijke gegevens of om het verlengen van de gereedmeldingstermijnen.

Hoofdstuk 3 Bepalingen per subsidiecategorie

§ 1 Sociale-huurwoningen

Artikel 53

Het Besluit bepaalt dat een sociale-huurwoning of een huurstandplaats slechts ten laste van het budget voor de sociale-bouwsector mogen worden gesubsidieerd, indien de koopsom van de bouwrijpe grond in 1994 niet hoger is dan f. 25.500,- in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. De essentie van deze voorwaarde is de vrijheid van de gemeente -veelal de enige aanbieder van grond -bij de vaststelling van de grondprijs in te perken. Indien de verlening van geldelijke steun een aantal administratief in een complex samengevoegde woningen betreft, hebben de genoemde bedragen betrekking op de gemiddelde koopsom van de bouwrijpe grond.

Artikel 54

Volgens het Besluit wordt geldelijke steun verleend onder de voorwaarde dat de huurprijs niet hoger is dan in het Besluit is bepaald en dat de huur een kostendekkende exploitatie mogelijk maakt. In de praktijk blijkt vaak dat de huur pas na de bouw definitief kan worden vastgesteld. Daarom wordt bij de subsidieverlening als voorwaarde gesteld dat de definitieve huurprijs (de aan de minister voorgestelde huurprijs) niet hoger mag zijn dan in het Besluit is bepaald. Bij de gereedmelding toetst de gemeente of aan de voorwaarden is voldaan. Het Besluit geeft als voorwaarde voor verlening van geldelijke steun dat de voorgestelde aanvangshuurprijs van een sociale-huurwoning bij aanvraag in 1994 niet hoger mag zijn dan f. 768,--(exclusief een huurverlagingstoeslag op grond van paragraaf 11). Dit maximum heeft betrekking op een individuele woning en dus niet op een complexgemiddelde. De maximumprijs is niet van toepassing op woningen met meer dan vier kamers. Bepalend voor de toetsing van de huurprijs is het jaar waarin de geldelijke steun is verleend.

Artikel 55

Met het oog op de betaling van de geldelijke steun is het van belang te weten wanneer de woningen, de standplaatsen of de woonwagens (gemiddeld) voltooid.

Artikel 57

De als bijdrage-ineens uitbetaalde geldelijke steun kan in het geval van verkoop, sloop of woningonttrekking opnieuw worden vastgesteld. De geldelijke steun wordt dan vastgesteld conform de methodiek bij uitbetaling als jaarlijkse bijdrage en het verschil kan worden teruggevorderd.

§ 2 Huurstandplaatsen en huurwoonwagens

Artikel 58

Volgens het tweede lid kan het dagelijks bestuur tegelijk met het verlenen van geldelijke steun voor een huurwoonwagen aanvullende geldelijke steun verlenen voor sanitaire voorzieningen. Het woonwagenbeleid gaat ervan uit sanitaire voorzieningen in de woonwagen zijn ondergebracht. Nieuwe standplaatsen zullen daarom doorgaans zonder sanitaire voorzieningen worden gebouwd. Omdat veel bestaande woonwagens geen sanitair bevatten, kan de situatie ontstaan dat noch op de standplaats, noch in de wagen sanitair aanwezig is. Om het deconcentratiebeleid .niet te belemmeren, maakt het Besluit het mogelijk geldelijke steun voor een huurstandplaats te verhogen indien daarop of aan de daarop te plaatsen woonwagen tevens sanitaire voorzieningen worden aangebracht. De hoofdsom wordt daartoe met f. verhoogd. Dit blijkt niet duidelijk uit het Besluit zelf. Uit de Regeling normering woninggebonden subsidies is af te leiden dat de hoofdsom in geval van de bouw van een huurstandplaats, een koopstandplaats of van het treffen van ingrijpende voorzieningen worden aangelegd. Op grond van het Besluit wordt de verlening van geldelijke steun volgens artikel 63 van deze verordening beperkt tot standplaatsen waarop op 1 januari 1993 bestaande woonwagens worden geplaatst die niet over sanitair beschikken.

Artikel 60

Volgens het Besluit mag slechts geldelijke steun worden verleend ten behoeve van een standplaats die wordt gebouwd op een centrum dat voldoet aan het deconcentratiebeleid voor woonwagens en standplaatsen. In beginsel mag een woonwagencentrum uit niet meer dan 15 standplaatsen bestaan.

Artikel 64

Volgens het Besluit wordt geldelijke steun verleend onder de voorwaarde dat de huurprijs niet hoger is dan in het Besluit is bepaald en dat de huur een kostendekkende exploitatie mogelijk maakt. In de praktijk blijkt vaak dat de huur pas na de bauw definitief kan worden vastgesteld. Daarom wordt bij de subsidieverlening als voorwaarde gesteld dat de definitieve huurprijs (de aan de minister voorgesteld huurprijs) niet hoger mag zijn dan in het Besluit is bepaald. Bij de gereedmelding toetst de gemeente of aan de voorwaarden is voldaan. De maximum aanvangsprijs van een huurstandplaats bedraagt in 1994 f. 307,--en van een huurwoonwagen f. 461,--. Bepalend voor de toetsing van de huurprijs is het jaar waarin de geldelijke steun is verleend.

Artikel 66

Zie de toelichting op artikel 53.

Artikel 67

Zie de toelichting op artikel 55.

Artikel 69

Zie de toelichting op artikel 57.

§ 3 Sociale-koopwoningen

Artikel 71

De kosten van het verkrijgen in eigendom worden gedefinieerd als de som van de koopsom van de grond en de koop- of koop/aanneemsom van de woning, de standplaats of de woonwagen. Tot deze kosten worden ook de overdrachtskosten gerekend. Als er voor één van beide geen of relatief weinig kosten worden gemaakt, omdat de woning of de standplaats op grond wordt gebouwd die reeds geruime tijd in bezit is, of omdat de woning, de standplaats of de woonwagen voor een belangrijk deel door de eigenaar zelf wordt gebouwd, worden de kosten van het verkrijgen in eigendom door burgemeester en wethouders bepaald. Zij zullen daarbij uitgaan van de waarde in het maatschappelijk verkeer of van vergelijkbare grondprijzen van vergelijkbare woningen of standplaatsen in de regio. Datzelfde geldt voor het geval waarin de grond geen eigendom wordt, maar in erfpacht wordt uitgegeven. In dat geval zal worden uitgegaan van het

bedrag waarvoor de erfpacht kan worden afgekocht. Indien dat niet mogelijk is, wordt uitgegaan van de uitgifteprijs van grond voor soortgelijke woningen of standplaatsen in de gemeente of in een naburige gemeente.

Onder d is bepaald dat de kosten van het verkrijgen in eigendom kunnen worden verminderd met een bijdrage ten behoeve van voorzieningen voor gehandicapten. Als gevolg van deze voorzieningen kunnen de kosten van het verkrijgen in eigendom zodanig worden verhoogd, dat het maximum volgens het Besluit wordt overschreden. Daarom kan subsidie voor deze voorzieningen worden afgetrokken.

Artikel 73

De initiatiefnemer moet bij de aanvraag dezelfde gegevens verstrekken als voor andere subsidiecategorieën. Een van de subsidievoorwaarden is dat de verkoop van extra voorzieningen, leveringen of diensten (meerwerk) niet verplicht zal worden gekoppeld aan de koopovereenkomst.

Artikel 74

Overigens is planafwijking op grond van artikel 35 niet mogelijk zonder toestemming van burgemeester en wethouders. Dat geldt ook ten aanzien van meerwerk. Burgemeester en wethouders kunnen vooraf toestemming geven voor meerwerk. Meerwerk is dus in principe vrij, tenzij hiermee de kosten-kwaliteitsverhouding wordt doorkruist. De maximum kosten van het verkrijgen in eigendom van een sociale-koopwoning bedrage in 1994 in de provincie Zuid-Holland f. 156.000,-. De koopsom van de bouwrijpe grond van een sociale-koopwoning mag in 1994 niet hoger zijn dan f. 30.000,--in de provincie Zuid-Holland. Onder d is bepaald dat de risicoverrekening moet worden afgekocht, zodat onvoorziene bouwkostenstijgingen niet ten laste van de koper kunnen worden gebracht.

Artikel 74

Hoewel geen nieuwe verplichting voor geldelijke steun aan de tweede eigenaar kan worden verstrekt op grond van het Besluit (uitgezonderd tweede eigenaar die de woning binnen een jaar betrekt), kan het openbaar lichaam deze steun wel voor eigen rekening blijven verstrekken. De op het moment van verkoop van de woning vrijvallende subsidies komen immers ten gunste van het openbaar lichaam. In geval van overlijden van de eigenaar gaat de geldelijke steun over op diens erfgenamen die de woning blijven bewonen (tweede lid.)

Artikel 76

Volgens het Besluit dient voor een sociale-koopwoning of een koopwoonwagen een garantiecertificaat te worden afgegeven, tenzij het budgetbeherend bestuursorgaan heeft bepaald dat dit niet noodzakelijk is. In de subsidieverordening dient burgemeester en wethouders te bepalen op welke gronden afgifte van een garantiecertificaat niet noodzakelijk is. In het eerste lid zijn vijf situaties aangegeven, waarbij geen certificaat vereist is. Het garantie-instituut geeft in deze gevallen geen certificaat.

De in het tweede lid genoemde doelstelling van het garantiecertificaat zijn:

  • -

    het afbouwen van de woning indien de aannemer tijdens de bouw failliet gaat; en

  • -

    het verhelpen van bouwfouten;

  • -

    het verschaffen van garanties op onderdelen.

Artikel 78

De gereedmelding van een sociale-koopwoning, een koopstandplaats of een koopwoonwagen vindt plaats door de begunstigde, dat wil zeggen de eigenaar, door tussenkomst van burgemeester en wethouders. Naar aanleiding van die gereedmelding wordt door het openbaar lichaam de subsidie, die de begunstigde zal ontvangen, vastgesteld. Met de gereedmelding moeten daarom ook de benodigde gegevens worden bepaald. Die gegevens moeten betrekking hebben op het jaar voorafgaande aan het jaar waarin voor de betreffende woning geldelijke steun is verleend. Er moet een door de inspecteur der directe belastingen afgegeven formulier worden overgelegd. Voor dit formulier wordt in de regel het IB-60-formulier gebruikt. Hierop staat het over dat jaar aangeslagen bedrag aan belastbaar inkomen vermeld. Indien uit dit formulier blijkt dat men over dat jaar nog aangeslagen moet worden, omdat een ingediende aangifte niet is behandeld, dan dient voorlopig uitgegaan te worden van het vermelde aangegeven belastbaar inkomen. In dat geval wordt de vaststelling van de hoogte van de subsidie aangehouden tot het moment dat alsnog een kopie van het definitieve aanslagbiljet wordt overgelegd. Indien geen aangifte is ingediend, met andere woorden men valt uitsluitend onder de Wet op de loonbelasting, dan staat op de IB-60 het bruto jaarloon vermeld. Bij de bepaling van het zuiver inkomen als bedoeld in artikel 9 van de hiervoor genoemde wet dient dan hiervan te worden uitgegaan. Aan de hand van het IB-60-formulier wordt tevens beoordeeld of men vermogensbelasting verschuldigd is.

Artikel 81

De vaststelling van de geldelijke steun en het aantal jaarbedragen waarin deze wordt uitbetaald gebeurt geheel conform het Besluit. Dat geldt ook voor de voorwaarden waaronder de geldelijke steun als eenmalige bijdrage wordt uitbetaald. Dat betekent dat de subsidie wordt vastgesteld aan de hand van een krachtens het Besluit vastgestelde subsidietabel, waarin de subsidie afhankelijk wordt gesteld van inkomen en rente. Voor de vaststelling wordt uitgegaan van de tabel zoals die gold op het moment dat de geldelijke steun werd verleend. De inkomens aan de hand waarvan de subsidie wordt berekend hebben betrekking op het jaar daaraan voorafgaand. Ze worden gedefinieerd conform het Besluit (bijlage VI). De rente wordt bepaald op het moment dat burgemeester en wethouders de koopovereenkomst of de koop- en aanneemovereenkomst hebben ontvangen. Het betreffende rentepercentage wordt telkens voor een maand berekend.

Artikel 82

De betaling vindt in het algemeen jaarlijks plaats. De betaling ván het eerste (en elk volgend) jaarbedrag vindt plaats binnen acht weken nadat de begunstigde een zogenaamde bewoningsverklaring heeft ingezonden.

Artikel 84

Het dagelijks bestuur beoordeelt regelmatig of de geldelijke steun nog terecht wordt verstrekt. De betaling van geldelijke steun wordt stopgezet, indien hij constateert dat dat niet het geval is. Omdat te kunnen bepalen moet de begunstigde jaarlijks op een door het dagelijks bestuur beschikbaar gesteld formulier verklaren dat hij de woning als eigenaar bewoont (bewoningsverklaring). Het dagelijks bestuur staakt de betaling van geldelijke steun zodra hij vaststelt dat degene die de subsidie ontvangt, diens erfgenaam of diens partner of gewezen partner niet meer in de woning woont, of zodra de subsidieontvanger niet langer eigenaar is van de woning.

Artikel 85

Op grond van het Besluit stelt het dagelijks bestuur de geldelijke steun ook opnieuw vast indien blijkt dat zich een inkomenswijziging heeft voorgedaan. De geldelijke steun wordt dan opnieuw vastgesteld aan de hand van de nieuwe som van de inkomens, op basis van de subsidietabel die gold op het moment dat de geldelijke steun werd verleend. Een herziene vaststelling vindt volgens het Besluit echter alleen plaats indien deze leidt tot een verlaging van de geldelijke steun. Indien blijkt dat de som van de inkomens het volgens het Besluit geldende maximum heeft overschreden, wordt de betaling van geldelijke steun conform het Besluit beëindigd. Datzelfde is het geval indien bij de hernieuwde vaststelling van de geldelijke steun blijkt dat het opnieuw vastgestelde bedrag aan geldelijke kleiner dan of gelijk is aan de tot dat moment ontvangen geldelijke steun. Om te kunnen constateren of een wijziging als bovenbedoeld zich heeft voorgedaan, toetst het dagelijks bestuur iedere vijf jaar de som van de relevante inkomens. De eerste keer dat hij dat doet is nadat het vijfde jaarbedrag is uitbetaald en vervolgens steeds vijf jaar nadien. Om dat te kunnen beoordelen moet het dagelijks bestuur beschikken over de benodigde inkomensgegevens. Deze moeten door de eigenaar voor een bepaald tijdstip worden verstrekt. Doet hij dat niet of niet tijdig, dan wordt de betaling van de geldelijke steun stopgezet en de geldelijke steun verlaagd tot het tot dat moment uitbetaalde bedrag.

Artikelen 88 en 89

Het dagelijks bestuur kan gedurende de eerste zes jaar waarin geldelijke steun wordt verstrekt deze ook opnieuw vaststellen op verzoek van de begunstigde. Hij doet dat uitsluitend indien één van de inkomens waarop de vaststelling van de geldelijke steun oorspronkelijk was gebaseerd, is komen te vervallen. In dat geval kan de geldelijke steun op een hoger bedrag worden vastgesteld. De hierboven beschreven reguliere inkomenstoets vindt dan vervolgens steeds vijf jaar na deze hernieuwde vaststelling plaats. .

§ 4 Koopstandplaatsen en koopwoonwagens

Artikel 91

Zie de toelichting op artikel 71.

Artikel 93

De initiatiefnemer moet bij de aanvraag dezelfde gegevens verstrekken als voor andere subsidiecategorieën. In aanvulling op deze gegevens wordt echter ook een verklaring gevraagd dat de verkoop van extra voorzieningen, leveringen of diensten (meerwerk) niet verplicht zal worden gekoppeld aan de koopovereenkomst. Overigens is planafwijking op grond van artikel 35 niet mogelijk zonder toestemming van burgemeester en wethouders. Dat geldt ook ten aanzien van meerwerk. Burgemeester en wethouders kunnen vooraf toestemming geven voor meerwerk onder voorwaarde dat de genoemde verklaring is verstrekt. Meerwerk is dus in principe vrij, tenzij hiermee de kosten-kwaliteitsverhouding wordt doorkruist. De maximum kosten van het verkrijgen in eigendom van een koopstandplaats bedragen f 56.500,--. De maximum kosten van het verkrijgen in eigendom van een koopwoonwagen bedragen f. 79.500,--. De koopsom van de bouwrijpe grond van een sociale koopwoning of een koopstandplaats mag in 1994 niet hoger zijn dan f. 30.000,-- in de provincie Zuid-Holland. Onder d is bepaald dat de risicoverrekening moet worden afgekocht, zodat onvoorziene bouwkostenstijgingen niet ten laste van de koper kunnen worden gebracht.

Artikel 94

Zie de toelichting op artikel 60.

Artikel 96

Zie de toelichting op artikel 58.

Artikel 97

Zie de toelichting op artikel 74.

Artikel 101

Zie de toelichting op artikel 78.

Artikel 104

Zie de toelichting op artikel 81.

Artikel 105

Zie de toelichting op artikel 82.

Artikel 106

Indien op een koopstandplaats ook sanitaire voorzieningen worden aangebracht, wordt het eerste het eerste jaarbedrag met f. 2.000,--verhoogd. Zie ook de toelichting bij artikel 58.

Artikel 108

Zie de toelichting op artikel 84.

Artikel 109

Zie de toelichting op artikel 85.

Artikel 112 en 113

Zie de toelichting op artikelen 88 en 89.

§ 5 Ingrijpende voorzieningen aan sociale-huurwoningen

Artikel 114

In dit artikel wordt bepaald aan wie en ten behoeve van welke woningen geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen wordt verleend.

Artikel 115

De onder a genoemde noodzaak van een opgave van de voorgestelde gemiddelde huurprijs per woning na het treffen van de ingrijpende voorzieningen werd al bij artikel 54 toegelicht, waarnaar hier kortheidshalve verwezen wordt.

Artikel 116 en 117

In deze artikelen worden aanvullende eisen en voorwaarden gesteld voor het verlenen van geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen. De meeste van deze eisen en voorwaarden vloeien voort uit het Besluit, andere vormen daarop een toelichting.

Artikel 116 lid 1, sub a

De kosten voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan woningen,

verminderd met een toeslag ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden, dienen ten minste gelijk te zijn aan het in het Besluit vastgestelde bedrag. De minimumkosten van het treffen van voorzieningen aan woningen waarvoor geldelijke steun wordt verleend bedragen in 1994 f. 53.000,- in Zuid-Holland.

Artikel 116 lid 1, sub b

Voor de gestelde voorwaarden met betrekking tot warmte-isolatie wordt verwezen naar het Besluit. Daarin wordt bepaald dat de warmteweerstand groter moet zijn dan 1,3 Kw. Tevens is bepaald dat hiervan ontheffing kan worden verleend in een aantal omschreven gevallen:

  • 1.

    indien de gevel niet geschikt is voor het aanbrengen van spouwmuurisolatie;

  • 2.

    indien het dak niet geschikt is voor het aanbrengen van isolatie tussen dakbedekking en dakbeschot. Volgens het Besluit is dat in de regel het geval bij hellende daken;

  • 3.

    indien de betrokken woning een monument is in de zin van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 en voor het treffen van isolerende voorzieningen geen toestemming wordt verleend op grond van artikel 11 van die wet.

In het Besluit wordt vermeld dat de drie genoemde ontheffingsgronden kunnen worden toegepast als de warmte-isolerende voorzieningen niet, of slechts tegen hoge kosten kunnen worden aangebracht.

Artikel 116 lid 1, sub c

Voor het treffen van ingrijpende voorzieningen zal overleg moeten worden gevoerd met de bewoners van de woningen waaraan de voorzieningen worden getroffen of hen vertegenwoordigende organisaties. Ten aanzien van sociale verhuurders is dat ook vastgelegd in het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting. De precieze gang van zaken bij dit overleg kan worden vastgelegd in een projectovereenkomst, welke ook aangeleverd kan worden bij aanvraag verlenen geldelijke steun (artikel 20). Indien op enigerlei wijze blijkt dat geen of onvoldoende overleg met de bewoners heeft plaatsgevonden, of dat bij dit overleg niet de in dit artikel genoemde afspraken zijn nagekomen, zulks ter beoordeling van burgemeester en wethouders, wordt de aanvraag afgewezen.

Artikel 117, sub 1

De aanvangshuur van de op voet van het Besluit te subsidiëren woningen mag niet hoger zijn dan in het Besluit vastgestelde maximum exclusief een huurverlagingstoeslag op grond van paragraaf 8. Dit maximum heeft betrekking op een individuele woning en dus niet op een complexgemiddelde. De maximum huurprijs is niet van toepassing op woningen met 5 of meer kamers. De huurprijs mag daarnaast de maximaal redelijke huurprijs niet te boven gaan ingevolge het Besluit huurprijzen woonruimte (zie ook artikel 61 van het Besluit).

Artikel 118

Behalve de in dit artikel genoemde bescheiden gaat de gereedmelding ook vergezeld van een ingevuld en ondertekend gereedmeldingsformulier.

Artikel 119

Dit artikel opent de mogelijkheid tot uitbetaling van rentevergoeding en bijdrage ineens en beschrijft tevens de betalingstermijn.

Artikel 120

Indien een woning niet langer wordt verhuurd als sociale-huurwoning, ofwel door overdracht, ofwel door sloop, ofwel door bestemmingswijziging, dan kunnen burgemeester en wethouders de vastgestelde en uitbetaalde geldelijke steun terugvorderen.

Artikel 121

Indien voor woningen waarvoor nog steeds betalingen lopen of zouden lopen op grond van ingrijpende voorzieningen in het verleden, opnieuw geldelijke steun voor ingrijpende voorzieningen zou worden aangevraagd, dan kunnen burgemeester en wethouders, als zij daar al op in willen gaan, de reeds uitbetaalde geldelijke steun verrekenen met het opnieuw vast te stellen bedrag aan geldelijke steun.

§ 6 Ingrijpende voorzieningen aan huurstandplaatsen

Artikel 123

In dit artikel wordt bepaald aan wie en ten behoeve van welke huurstandplaatsen geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen wordt verstrekt.

Artikel 124

De onder a genoemde noodzaak van een opgave van de voorgestelde gemiddelde huurprijs per standplaats na het treffen van de ingrijpende voorzieningen werd al bij artikel 54 toegelicht, waarnaar hier kortheidshalve verwezen wordt.

Artikel 125 en 126

In deze artikelen worden aanvullende eisen en voorwaarden gesteld voor het verlenen van geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen. De meeste van deze eisen en voorwaarden vloeien voort uit het Besluit, andere vormen daarop een toelichting.

Artikel 125

De kosten voor het treffen van ingrijpende voorzieningen, verminderd met een toeslag ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden, dienen ten minste gelijk te zijn aan het in het Besluit vastgestelde bedrag. Voor 1994 is dat voor een standplaats f. 18.000,--. Voor het treffen van ingrijpende voorzieningen zal overleg moeten worden gevoerd met de huurders van de standplaatsen waaraan de voorzieningen worden getroffen of hen vertegenwoordigende organisaties. Ten aanzien van sociale verhuurders is dat ook vastgelegd in het Besluit toegelaten instellingen De precieze gang van zaken bij dit overleg kan worden vastgelegd in een projectovereenkomst, welke ook aangeleverd kan worden bij aanvraag verlenen geldelijke steun (artikel 19). Indien op enigerlei wijze blijkt dat geen of onvoldoende overleg met de bewoners heeft plaatsgevonden, of dat bij dit overleg niet de in dit artikel genoemde afspraken zijn nagekomen, zulks ter beoordeling van burgemeester en wethouders, wordt de aanvraag afgewezen.

Artikel 126

De huurprijs mag daarnaast de maximaal redelijke huurprijs niet te boven gaan ingevolge het Besluit huurprijzen huurstandplaatsen (zie ook artikel 29c van het Besluit).

Artikel 127

Het streven is er op gericht naar centra van niet meer dan 15 standplaatsen. Het provinciale woonwagenplan geeft aan welke centra niet meer passen in het provinciale beleid. Het gaat dan om kleine centra die slecht zijn gelegen. De ligging voldoet dan niet aan de criteria die gesteld worden uit een oogpunt van ruimtelijke ordening, stedenbouw en volkshuisvesting.

Artikel 128

De van toepassing zijnde hoofdsom wordt verhoogd met aanvullende geldelijke steun voor sanitaire voorzieningen, vastgesteld volgens een aparte tabel.

Artikel 129

Behalve de in dit artikel genoemde bescheiden gaat de gereedmelding ook vergezeld van een ingevuld en ondertekend gereedmeldingsformulier.

Artikel 130

Dit artikel opent de mogelijkheid tot van rentevergoeding en bijdrage ineens en beschrijft tevens de betalingstermijn.

Artikel 131

Indien een standplaats niet langer wordt verhuurd als standplaats, ofwel door overdracht, ofwel door sloop, ofwel door bestemmingswijziging, kunnen burgemeester en wethouders de vastgestelde en uitbetaalde geldelijke steun terugvorderen.

Artikel 132

Indien voor huurstandplaatsen waarvoor nog steeds betalingen lopen of zouden lopen op grond van ingrijpende voorzieningen in het verleden, opnieuw geldelijke steun voor ingrijpende voorzieningen zou worden aangevraagd, dan kunnen burgemeester en wethouders, als zij daar al op in willen gaan, de reeds uitbetaalde geldelijke steun verrekenen met het opnieuw vast te stellen bedrag aan geldelijke steun.

§ 7 Ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen.

Artikel 133

Teneinde versnippering en ondoelmatige besteding van de beschikbare gelden te voorkomen is bepaald dat, indien het treffen van meer subsidiabele voorzieningen noodzakelijk is, deze voorzieningen samenhangend en tegelijk dienen te worden uitgevoerd (complexgewijze aanpak). De prioriteit hiervoor komt ook in de omvang van het deelbudget Actief en Convenant naar voren.

Artikel 134

Bedrijfsmatige kamerverhuur, met voornamelijk het oogmerk van het behalen van winst wordt uitgesloten. Indien er ideële en/of sociaal-maatschappelijke motieven aangetoond worden kan er afgeweken worden van deze bepaling.

Artikel 135

Met de eigenaar van de woning wordt bedoeld de juridisch eigenaar.

Artikel 135, lid 3

Dit betekent dat de subsidiabele kosten op de gebruikelijke manier berekend worden minus de verzekeringspenningen. Ook hier blijft de eis dat de kosten meer bedragen dan de in het Besluit genoemde minimum kosten.

Artikel 136 (het systeem van de subsidie op termijn)

  • a.

    De subsidiabele minimum investering bedraagt f. 53.000,--(conform het Besluit). De hoogte van de subsidie en de looptijd zijn renteafhankelijk en stichtingskostenonafhankelijk.

  • b.

    Het alternatief dat de eigenaar kan kiezen is het volgende: Daarbij geldt een minimum subsidiabele investering van f. 53.000,--en een maximaal subsidiabele investering per woning van f. 70.000,--. De subsidie bedraagt naar keuze van de eigenaar 50, 70 of 100% van de goedgekeurde kosten op termijn in de vorm van een bijdrage ineens op termijn. Hiermee kan de termijn waarop de subsidie wordt uitbetaald verkort worden. De stichtingskosten en de rente bepalen mede de looptijd. De eigenaar financiert de subsidie op termijn. Hij kan daarbij gebruik maken van een aflossingsvrije lening van het Nationaal Restauratiefonds. De rentekosten die de eigenaar op deze financiering maakt, minus de eventuele fiscale voordelen die hiermee samengaan, vormen de 'eigen bijdrage' van de eigenaar. Van een bevoorschotting van de subsidie op termijn is geen sprake.

Stapsgewijs gebeurt het volgende:

  • 1.

    De jaarlijkse bijdrage rijk-gemeente wordt omgezet in de netto contante waarde.

  • 2.

    De aldus verkregen netto contante waarde wordt belegd bij het Nationaal Restauratiefonds.

  • 3.

    De eigenaar kan de totale subsidiabele stichtingskosten financieren bij het Nationaal Restauratiefonds in de vorm van een aflossingsvrije lening.

De looptijd wordt bepaald door de rentestand (die de netto contante waarde bepaalt), alsmede de periode waarin de netto contante waarde "aangroeit" tot het gekozen niveau (50, 70 of 100%) van de goedgekeurde kosten van de ingreep.

De hoogte van de beleggingsrente is afhankelijk van de hypotheekrente zoals geformuleerd in lid 5.

Ter voorkoming van speculatie is het in dit artikel genoemde percentage van 5 opgenomen.

Artikel 137

In een separate stichtingskostennota zal invulling gegeven kunnen worden aan de in artikel 138 a en b bedoelde normering en specificatie. Gezien de prioriteit voor de complexmatige aanpak van de particuliere woningverbetering is in dit artikel tevens de mogelijkheid opgenomen tot het aangaan van overeenkomsten door burgemeester en wethouders om een dergelijke aanpak te realiseren. Hiertoe is wel een machtiging door de gemeenteraad vereist.

Artikel 139, lid 3

De afstemming met de subsidiemethodiek voor woonhuismonumenten vindt hier plaats. Vanuit bijzonder subsidieregelingen ten behoeve van de verbetering van monumenten kunnen eventueel aanvullende middelen ingezet worden om de monumentale meerkosten te subsidiëren. Het gestelde in artikel 139 lid 3 en 147 lid 5 leidt er toe dat aan de verbetering van woonhuismonumenten prioriteit kan worden verleend hetgeen door de cultuurhistorische waarde van deze woningen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 140

In onderdeel o worden bescheiden gevraagd in verband met de mogelijke aflossingsvrije lening bij het Nationaal Restauratiefonds.

Artikel 141

Onder gereedgekomen voor 1 januari 1946 moet conform het Besluit gelezen worden ' waarvan de bouw is voltooid voor 1 januari 1946'. Heeft de gemeenteraad geen aanwijzingsbesluit genomen maar wel een subsidiecategorie als bedoeld in artikel 11 lid 2 sub 8 vastgesteld dan geldt het gehele grondgebied van de betreffende gemeente als aangewezen gebied.

Artikel 142

sub a.

De minimum kosten van het treffen van voorzieningen aan woningen waarvoor in 1994 geldelijke steun wordt verleend bedragen in Zuid-Holland f. 53.000,--).

sub b.

Voor de gestelde voorwaarden met betrekking tot warmte-isolatie wordt verwezen naar het Besluit. Daarin wordt bepaald dat de warmteweerstand groter moet zijn dan 1,3 Kw. Tevens is bepaald dat hiervan ontheffing kan worden verleend in een aantal omschreven gevallen:

  • 1.

    indien de gevel niet geschikt is voor het aanbrengen van spouwmuurisolatie;

  • 2.

    indien het dak niet geschikt is voor het aanbrengen van isolatie tussen dakbedekking en dakbeschot. Volgens het Besluit is dat in de regel het geval bij hellende daken;

  • 3.

    indien de betrokken woning een monument is in de zin van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 en voor het treffen van isolerende voorzieningen geen toestemming wordt verleend op grond van artikel 11 van die wet.

In het Besluit wordt vermeld dat de drie genoemde ontheffingsgronden kunnen worden toegepast als de warmte-isolerende voorzieningen niet, of slechts tegen hoge kosten kunnen worden aangebracht.

sub c.

Bij het kwaliteitsniveau dat bij een gesubsidieerde ingreep zal de nadruk over het algemeen meer liggen bij het casco van de panden, de buitenkant en de constructie, dan bij de interne delen van de woning. Hier is de gewenste verlenging van de levensduur van een woning immers het meest mee gebaat.

Naast de casco-aanpak kan het echter mogelijk gemaakt wordt om tevens een aantal onderdelen in de woning met subsidie te verbeteren. Deze onderdelen kunnen zijn omschreven in een afzonderlijk onderdeel van het programma van eisen. Uitgangspunt t.a.v. de ingreep: na de gesubsidieerde ingreep moet het niet minder veilig en gezond zijn dan voor de ingreep. Uiteraard zijn en blijven de eigenaar en bewoner voor de veiligheid en gezondheid de eerst verantwoordelijken.

Artikel 142, lid 2

Het dient te gaan om in financieel opzicht met elkaar vergelijkbare voorzieningen. In bijna alle situaties zijn deze voorzieningen ook in bouwtechnisch opzicht met elkaar vergelijkbaar. Deze restrictie is aangebracht om te voorkomen dat in een plan woningen samengevoegd kunnen worden waarvan voorzieningen met een sterk uiteenlopend investeringsniveau worden getroffen, met het doel om al die woningen bij particuliere woningen onder de werking van het Besluit te brengen. De eigendomstructuur bij particuliere woningen: vereniging van eigenaren, eigenaar-bewoners en eigenaar-verhuurders, in combinatie met de financiële uitwerking van de verschillende subsidieregelingen maakt het nodig de samenvoeging te beperken tot een eigenaar.

Artikel 143

In dit artikel worden aanvullende eisen en voorwaarden gesteld voor het verlenen van geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen. De meeste van deze eisen en voorwaarden vloeien voort uit het Besluit, andere vormen daarop een aanvulling.

De maximum huurprijs ligt volgens het Besluit voor woningen waarvoor in 1994 geldelijke steun wordt verleend op f. 768,--. Volgens het Besluit kan de minister dit bedrag jaarlijks verhogen. De huurprijs mag daarnaast de maximaal redelijke huurprijs niet te boven gaan ingevolge het Besluit huurprijzen woonruimte (zie ook artikel 61 van het Besluit).

Voor het treffen van ingrijpende voorzieningen zal overleg moeten worden gevoerd met de bewoners van de woningen waaraan de voorzieningen worden getroffen of hen vertegenwoordigende organisaties. Indien op enigerlei wijze blijkt dat geen of onvoldoende overleg met de bewoners heeft plaatsgevonden, of dit overleg van onvoldoende kwaliteit blijkt te zijn geweest, zulks ter beoordeling van burgemeester en wethouders, wordt de aanvraag afgewezen.

Artikel 144

In dit artikel wordt het belang van een regelmatige voortgang van het bouwproces benadrukt. Op deze wijze kunnen problemen tijdig geconstateerd worden. Een oplossing voor het probleem is in de meeste gevallen dan ook op korte termijn mogelijk.

Artikel 144, lid 5

Om het kasverloop zonodig te sturen is deze bepaling opgenomen. Een besluit tot het stellen van zo'n termijn dient uitzondering te zijn.

Artikel 145 en 146

De eigenaar krijgt een keuze ten aanzien van planafwijkingen:

  • 1.

    melding vooraf van de planwijziging inclusief financiële consequenties. De eigenaar krijgt tijdig zekerheid hoe met de planwijziging om gegaan wordt en wat de financiële gevolgen zijn.

  • 2.

    melding vooraf van de planwijziging exclusief de financiële consequenties. Het al dan niet kwalitatief verantwoord zijn van de planwijziging zal aan de eigenaar meegedeeld worden. Is het kwalitatief verantwoord dan zal uitdrukkelijk aangegeven worden dat uiterlijk bij de gereedmelding de financiële verantwoording van de planafwijking aangeleverd wordt. Bij de melding van de planafwijking exclusief financiële consequenties heeft de eigenaar geen tussentijdse financiële zekerheid. Het uitvoeren van de planwijziging geschiedt dus voor eigen risico van de eigenaar.

Bij het achterwege laten van het vragen van toestemming is artikel 146 lid 7 van toepassing.

Artikel 146, lid 3

Naast het maximum van f. 70.000,--uit artikel 136 lid 2 blijft natuurlijk ook het bepaalde in artikel 142 lid 1 omtrent de minimumkosten van kracht.

Artikel 148, lid 2

Hier wordt nog eens benadrukt dat de gemaakte kosten inzake de ingrijpende voorzieningen aangetoond moeten worden aan de hand van rekeningen en betalingsbewijzen. Onder andere aan de hand van deze gegevens worden de goedgekeurde kosten vastgesteld.

Artikel 149 t/m 155

Deze artikelen geven de beheervoorwaarden weer, de looptijd ervan en de sancties bij overtreding van de beheervoorwaarden.

Het gaat om:

  • -

    huurvoorwaarden;

  • -

    verkoop en splitsing;

  • -

    sloop en onttrekken;

  • -

    onderhoud.

Voor alle beheervoorwaarden geldt dat de termijn, waarbinnen de voorwaarden gesteld zijn en er sancties bij overtreding zullen volgen, op 15 jaar is gesteld. Na de vaststelling van de geldelijke steun gaat deze termijn lopen. De sancties zijn in artikel 155 gesteld.

Artikel 156, lid 1

Ook hier wordt met eigenaar de juridisch eigenaar bedoeld.

Artikel 156, lid 4

In deze gevallen zal de gemeentelijke overheid de geldelijke steun toucheren.

§ 8 Huurwoningen van beleggers

Artikel 157

Hoewel huurwoningen in veel gevallen als totaalpakket op de markt worden aangeboden, kan zich de situatie voordoen waarbij de eigenaar-verhuurder de deelprodukten (grond, ontwerp, financiering, uitvoering) afzonderlijk in eigendom verkrijgt. Omdat hier geen sprake is van één overeenkomst van koop en aanneming, wordt volgens het tweede lid op basis van de afzonderlijke overeenkomsten het bedrag vastgesteld dat voor de toepassing van deze verordening kan worden aangehouden als de kosten van het verkrijgen in eigendom van de woning (zie ook de toelichting bij artikel 71).

Artikel 159

De maximum kosten van het verkrijgen in eigendom van een huurwoning van een belegger bedragen in 1994 f. 190.000,--.

Artikel 161

De voorwaarde dat de woning in ieder geval gedurende de betaling van de geldelijke steun (vijf jaar) voor de verhuur beschikbaar is, behoeft weinig toelichting. Overwogen kan worden een langere termijn in de verordening op te nemen, bij voorbeeld op grond van de verlening van een toeslag voor plaatselijk verschillende omstandigheden.

Artikel 162

De subsidie bedraagt f. 10.000,--. De subsidie wordt in jaarbedragen van f. 2.000,--uitgekeerd. Het in dit artikel opgenomen betaalritme is in procedureel opzicht het meest voor de hand liggend en is in grote lijnen in overeenstemming met het betaalritme van het Rijk aan het openbaar lichaam.

§ 9 Premie-woningen

Artikel 164

Premie-woningen kunnen zowel in de huur-als in de koopsector worden gebouwd. In het geval er in de koopsector wordt gebouwd dient, overeenkomstig het bepaalde in artikel 73, een aantal aanvullende gegevens geleverd te worden (zie de toelichting op artikel 73).

Artikel 166

De maximum kosten van het verkrijgen in eigendom bedragen in 1994 f. 190.000,--. De voorwaarden in het tweede lid komen overeen met de voorwaarden voor gen (zie toelichting op artikel 73).

Artikel 167

Zie de toelichting op artikel 76.

Artikel 170

Evenals de koper van een sociale-koopwoning dient de koper van een premiewoning bij de gereedmelding een aantal aanvullende documenten te overleggen.

Artikel 171

De subsidie bedraagt eenmalig f. 5.000,--. Uitbetaling vindt volgens dit artikel niet eerder plaats dan in het jaar dat het Rijk aan het openbaar lichaam uitbetaalt.

§ 10 Toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden

Toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden komen in het Besluit in de plaats van wat in de regelingen voor de inwerkingtreding van het Besluit kopkostenbijdragen werden genoemd. Er wordt in de toelichting verder over toeslag gesproken. Een toeslag is een vorm van geldelijke steun en als zodanig zijn de algemene bepalingen van hoofdstuk 2 omtrent het verlenen en vaststellen van geldelijke steun van toepassing.

Artikel 172

In tegenstelling tot andere vormen van geldelijke steun is bij het verlenen van een toeslag de initiatiefnemer altijd de begunstigde. De initiatiefnemer doet dus ook de gereedmelding, hetgeen tevens een verzoek tot vaststelling en uitbetaling van de toeslag is. Indien de initiatiefnemer niet tevens de begunstigde is voor de geldelijke steun in aanvulling waarop de toeslag wordt verleend, moet hij derhalve een gereedmelding als bedoeld in artikel 37 indienen.

Artikel 174

In deze verordening is ervan uitgegaan dat een toeslag wordt verleend in aanvulling op andere geldelijke steun. Toeslagen worden niet verleend, indien niet is voldaan aan de vereisten voor de verlening van geldelijke steun in aanvulling waarop toeslagen worden verstrekt.

Ook voor de bouw van vrije-sectorwoningen kunnen in beginsel toeslagen worden verleend (174 lid 2).

lid 4,5 en 6:

Binnen de randvoorwaarden gesteld door het Openbaar Lichaam op grond van artikel 8 lid 6 juncto artikel 175 kunnen burgemeester en wethouders de aanwending van de kopkosten vrijelijk besteden. Een en ander betekent dat burgemeester en wethouders voorwaarden kunnen stellen aan het indienen van een aanvraag om een toeslag. Deze voorwaarden kunnen betrek¬king hebben op alle plankenmerken die naar het oordeel van burgemeester en wethouders van belang zijn voor het toekennen dan wel de hoogte van de bijdrage.

Artikel 175

Het Openbaar Lichaam pleegt ten behoeve van de gemeente een reservering aan kopkosten. Op grond van artikel 8 lid 6 kan het Openbaar Lichaam de aanwending van de kopkosten sturen. De op deze wijze gestelde prioriteiten vinden hun vertaling in de voorwaarden genoemd in artikel 175. Hierbij valt te denken aan een situatie waarbij het Openbaar Lichaam de kopkosten slechts wenst te besteden aan bepaalde typen woningen. De volgende elementen kunnen onder meer bij het verlenen van toeslagen een rol spelen: de projectgrootte, de lokatie en andere specifieke kenmerken van het bouwplan die de stichtingskosten beïnvloeden. Voorbeelden van het laatste element zijn: bodemgesteldheid, bereikbaarheid en de mate van geluidsbelasting, de aanvangsvraaghuur dan wel de koopprijs van de woningen en andere geldelijke steun voor de betreffende woningen.

Het ligt in de lijn der verwachtingen dat aan het beleid ten aanzien van de inzet van toeslagen flexibel vorm zal worden gegeven. Zo kunnen bij verschillende categorieën woningen verschil¬lende maxima worden gesteld. Maar de beleidsmogelijkheden gaan verder: zo, ligt het bij ingrijpende woningverbetering in de rede om de toeslag te variëren met de investeringshoogte. Indien gebruik gemaakt wordt van deze mogelijkheid om in verschillende gevallen verschillende bijdragen toe te kennen, lijkt het gewenst om een en ander vast te leggen in een door burgemeester en wethouders bekrachtigde notitie.

Artikel 176, lid 2

Artikel 176 lid 2 is opgenomen om het mogelijk te maken aan bijvoorbeeld een eigenaar van een bedrijfsruimte voor een deel van de kosten die nodig zijn om woningen op te knappen subsidie te verlenen. Dit vanuit de achtergrond dat de bouwtechnische noodzakelijke voorzieningen het gehele pand dienen te omvatten. Ook indien daar bedrijfsruimten bij betrokken zijn. Gekozen kan worden om de werkzaamheden ten behoeve van de bovenliggende woningen in de bedrijfsruimte(n) te subsidiëren overeenkomstig een andere methodiek. In Rotterdam is er bijvoorbeeld voor gekozen om dit te doen overeenkomstig de methodiek van de niet-ingrijpende verbetering aan particuliere huurwoningen, zoals die in de gemeente Rotterdam werd toegepast (hoofdstuk 38 van de Subsidieverordening Stadsvernieuwing van de gemeente Rotterdam. Argumenten om hier de methodiek van de niet-ingrijpende woningverbetering toe te passen zijn:

  • -

    de kosten zijn meestal lager dan f. 40.000,--(maximum subsidiabele kosten bij niet-ingrijpende verbetering volgens deze Subsidieverordening Stadsvernieuwing);

  • -

    het gaat in veel gevallen om een andere eigenaar dan de eigenaar van de woningen (bij Verenigingen van Eigenaars) hetgeen een apart subsidiëren rechtvaardigt;

  • -

    het wordt geacht een bedrijfsmatige exploitatie te zijn.

Het kan gaan om bedrijfsruimte in combinatie met eigenaar-bewoners, ingrijpende voorzieningen en niet-ingrijpende voorzieningen. Gezien de nadruk die in Rotterdam ligt op de complexmatige aanpak waren er nogal wat mogelijkheden. Met name het onderscheid tussen eigenaar-bewoner en niet-ingrijpende verbetering enerzijds en ingrijpende verbetering is van belang. Qua geldstroom, zullen de subsidiemiddelen voor de bedrijfsruimte naar rato van die verhouding ten laste gebracht worden van enerzijds het Stadsvernieuwingsfonds en anderzijds de toeslag plaatselijk verschillende omstandigheden in het Besluit. Indien de kosten ten laste van de bedrijfsruimte door de verdeelsleutel van de Vereniging van Eigenaars te hoog worden in vergelijking met een redelijke verdeling, kan de Vereniging van Eigenaars gedwongen worden de verdeelsleutel aan te passen. Dat kan als als subsidievoorwaarde gesteld worden.

§ 11 Toeslagen ten behoeve van huurverlaging

Een toeslag ten behoeve van huurverlaging is een vorm van geldelijke steun en als zodanig zijn de algemene bepalingen van hoofdstuk 2 omtrent de verlening en vaststelling van geldelijke steun van toepassing.

In deze verordening is gekozen voor een systeem waarin de verlening van geldelijke steun gekoppeld is aan door de gemeenteraad te stellen prioriteiten en nadere voorwaarden. In verband met de rechtszekerheid moet de gemeenteraad duidelijkheid verschaffen omtrent het gemeentelijk beleid inzake de aanwending van toeslagen ten behoeve van huurverlaging. Groot voordeel hierbij is de grote mate van flexibiliteit in het gemeentelijk beleid met betrekking tot toeslagen ten behoeve van huurverlaging. In dit systeem dient de gemeenteraad elk jaar bij de vaststelling van de prioriteiten en de nadere voorwaarden (zie artikel 9) aan te geven op welke wijze de gemeente in het komende jaar het bedrag dat beschikbaar is voor de verlening van toeslagen ten behoeve van huurverlaging wenst in te zetten. De door de gemeenteraad gestelde prioriteiten kunnen bij voorbeeld betrekking hebben op een categorie (nieuwbouw, woningverbetering, standplaatsen) of gebied (stadsvernieuwingsgebieden, niet-stadsvernieuwingsgebieden). De prioriteitsstelling kan tevens tot uiting komen door het mogelijk te maken de hoogte van de toeslag te differentiëren. Bij een differentiatie dient de gemeenteraad aan te geven binnen welke bandbreedte (minimum- en maximumhoogte van de toeslag) burgemeester en wethouders de hoogte van de toeslag mogen variëren.

Net als in het normkostensysteem is de huurverlagingstoeslag een extra subsidie die doorberekend dient te worden in de huur tijdens de duur van de exploitatie van de woning. Hoe de toeslag ingepast wordt in de gehele exploitatieduur van de woning valt buiten het kader van

deze verordening. Duidelijk moge zijn dat hierbij sprake kan zijn van een aantal varianten. De precieze inzet van de toeslagen ten behoeve van huurverlaging (verlaagde aanvangshuur die in het betreffende aantal jaren afgebouwd wordt of een vaste gemiddelde bijdrage met wellicht een langere looptijd) is een zaak van de gemeente en corporaties. In dit kader dient opgemerkt te worden dat het Besluit duidelijk aangeeft dat de maximumhuur in 1994 bij aanvraag f. 768,- bedraagt, verminderd met de door het openbaar lichaam toegekende huurverlagingstoeslagen.

Bij het aanvragen van geldelijke steun nemen burgemeester en wethouders de ingevolge artikel 9 door de gemeenteraad gestelde prioriteiten en nadere voorwaarden met betrekking tot de huurverlaging in acht.

Ook voor een standplaats die is gebouwd ter vervanging van een andere standplaats kan een toeslag worden verleend. De huren van een nieuwe standplaats zijn immers hoger dan de huren van bestaande standplaatsen. Deze subsidiemogelijkheid is opgenomen in verband met het deconcentratieproces. Bij de berekening van het budget wordt met deze uitbreiding van de bestedingsmogelijkheden geen rekening gehouden.

Zoals bij het onderdeel toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden is opgemerkt, kan ook met betrekking tot huurverlagingstoeslagen geconstateerd worden dat het beleid gekenmerkt wordt door flexibiliteit en gevarieerde inzet. Te veel vastleggen in de

verordening maakt inbreuk op de flexibiliteit.

Artikel 177

Dit artikel is vrijwel identiek aan het betreffende artikel in het Besluit. Een toeslag ten behoeve van huurverlaging kan slechts verleend worden aan een toegelaten instelling of een gemeente. De bestedingsmogelijkheden van het budget voor huurverlagingstoeslagen zijn verbreed ten opzichte van de stadsvernieuwingstoeslagen van vóór 1992. Een bijdrage uit dit budget kan door de verhuurder aangewend worden voor de verlaging van de huur van een woning die wordt gebouwd zowel in stadsvernieuwings als in uitbreidingsgebieden. Ook woningen en standplaatsen waaraan ingrijpende voorzieningen worden getroffen, komen in aanmerking voor een toeslag.

Artikel 178

De aanvraag om een toeslag ten behoeve van huurverlaging maakt deel uit van de aanvraag om geldelijke steun voor hetzij het bouwen van een sociale-huurwoning of een huurstandplaats, hetzij het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een sociale-huurwoning of een huurstandplaats.

Artikel 180

Voor het vaststellen van de hoogte van de aan te vragen geldelijke steun zijn burgemeester en wethouders gehouden aan de, ingevolge artikel 9, door de gemeenteraad gestelde prioriteiten en nadere voorwaarden met betrekking tot de inzet van toeslagen ten behoeve van huurverlaging.

Artikel 182

De als bijdrage ineens uitbetaalde toeslag kan in geval van verkoop, sloop of woningonttrekking opnieuw worden vastgesteld. De toeslag wordt dan vastgesteld conform de methodiek bij uitbetaling als jaarlijkse bijdrage en het verschil kan worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 183

De bepalingen van de regeling op grond waarvan geldelijke steun is verleend blijven van toepassing zoals deze luidden op het moment van de verlening van de geldelijke steun. Dit kan ook van belang zijn in verband met een ingesteld beroep.

Artikel 184

Ingeval burgemeester en wethouders kiezen voor het mandateren van de uitvoering van de verordening aan een of meer ambtenaren, zal het opnemen van een specifieke mandaatsbepaling in de verordening niet noodzakelijk zijn. Bij mandaat is geen sprake van een bevoegdheidsverschuiving. Er wordt gehandeld namens burgemeester en wethouders, met als gevolg dat alle handelingen rechtstreeks worden toegerekend aan burgemeester en wethouders. Dit heeft tot gevolg dat belanghebbenden eerst een bezwaarschrift moeten indienen bij burgemeester en wethouders, alvorens beroep openstaat bij de administratieve kamer bij de arrondissementsrechtbank en zo mogelijk hoger beroep' bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Artikel 185

Zie de toelichting op artikel 184 waarbij in plaats van burgemeester en wethouders, het dagelijks bestuur gelezen moet worden.

Artikel 186

Voor de toepassing van de verordening geldt een algemene hardheidsclausule. Een hardheidsclausule kan slechts in bijzondere omstandigheden worden toegepast. Uiteraard blijft het dagelijks bestuur bij gebruikmaking van deze mogelijkheid gehouden aan de regels van het Besluit (een regeling van hogere aard).

Bijlage

 

behorend bij de toelichting op de verordening woninggebonden subsidies voor regionale budgetbeheerders.

 

Tekst van enkele artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1992, 315) en van artikel 140 van de Gemeentewet (Stb. 1992, 96).

 

Artikel 4:1

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen.

 

Artikel 4:2

1.         De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste:

            a. de naam en het adres van de aanvrager;

            b. de dagtekening;

            c. een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

2.         De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

 

Artikel 4:3

1.         De aanvrager kan weigeren gegevens en bescheiden te verschaffen voor zover het belang daarvan voor de beslissing van het bestuursorgaan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, met inbegrip van de bescherming van medische en psychologische onderzoeksresultaten, of tegen het belang van de bescherming van bedrijfs- en fabricagegegevens.

2.         Het eerste lid is niet van toepassing op bij wettelijk voorschrift aangewezen gegevens en bescheiden waarvan is bepaald dat deze dienen te worden overgelegd.

 

Artikel 4:4

Het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen, kan voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens een formulier vaststellen, voor zover daarin niet is voorzien bij wettelijk voorschrift.

 

Artikel 4:5

1.         Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen eën door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.

2.         Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden in een vreemde taal is gesteld en een vertaling daarvan voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een vertaling aan te vullen.

3.         Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden omvangrijk of ingewikkeld is en een samenvatting voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten te aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een samenvatting aan te vullen.

4.         Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

 

Artikel 4:6

1.         Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of omstandigheden te vermelden.

2.         Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.

 

Artikel 4:15

De termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan krachtens artikel 4:5 de aanvrager uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

 

Artikel 4:16

Een beschikking dient te berusten op een deugdelijke motivering.

 

Artikel 4:17

1.         De motivering wordt vermeld bij de bekendmaking van de beschikking.

2.         Daarbij wordt zo mogelijk vermeld krachtens welk wettelijk voorschrift de beschikking wordt gegeven.

3.         Indien de motivering in verband met de vereiste spoed niet aanstonds bij de bekendmaking van de beschikking kan worden vermeld, verstrekt het bestuursorgaan deze zo spoedig mogelijk daarna.

 

Artikel 4:18

1.         De vermelding van de motivering kan achterwege blijven indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan behoefte bestaat.

2.         Verzoekt een belanghebbende binnen redelijke termijn echter om de motivering, dan wordt deze zo spoedig mogelijk verstrekt.

 

Artikel 4:19

Ter motivering van een beschikking of een onderdeel daarvan kan worden volstaan met een verwijzing naar een met het oog daarop uitgebracht advies, indien het advies zelf de motivering bevat en het advies ter kennis van de belanghebbende is of wordt gebracht.

 

Artikel 4:20

Indien het bestuursorgaan een beschikking geeft die afwijkt van een krachtens wettelijk voorschrift met het oog daarop uitgebracht advies wordt zulks met de redenen voor de afwijking in de motivering vermeld.

 

Artikel 3:40

Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

 

Artikel 3:41

De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.

 

Artikel 3:42

De bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan een van overheidswege uitgegeven blad of een nieuws-, of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

 

Artikel 3:45

1.         Indien de mogelijkheid openstaat tegen een besluit bezwaar te maken of beroep in te stellen, wordt daarvan bij de bekendmaking en bij de mededeling van het besluit melding gemaakt.

2.         Hierbij wordt vermeld voor wie, binnen welke termijn en bij welke instantie de mogelijkheid van bezwaar of beroep openstaat.

 

Artikel 140 Gemeentewet

1.         Besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende regels inhouden, verbinden niet dan wanneer zij zijn bekendgemaakt.

2.         De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het gemeenteblad, dan wel, bij gebreke daarvan, door opneming in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave.

3.         Bij de bekendmaking van een besluit dat aan goedkeuring is onderworpen, wordt de dagtekening vermeld van het besluit waarbij die goedkeuring is verleend of de mededeling dat de termijn is verstreken waarbinnen de goedkeuring geacht wordt te zijn verleend.