Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Middelharnis

Aanpassing APV in verband met de invoering van de WABO

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Middelharnis
Officiële naam regelingAanpassing APV in verband met de invoering van de WABO
CiteertitelAanpassing APV in verband met de invoering van de WABO
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpOpenbare orde en veiligheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, art. 2.2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-201028-07-2011Nieuwe regeling

01-07-2010

Ons Eiland, 15-07-2010

Onbekend

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Middelharnis;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 juni 2010;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingenomgevingsrecht;

b e s l u i t:

vast te stellen de navolgende verordening.

Artikel I Wijziging Algemene plaatselijke verordening

De Algemene plaatselijke verordening Middelharnis 2005 wordt als volgt gewijzigd.

A Aan artikel 1.1 wordt toegevoegd, onder vervanging van de punt na onderdeel Q. dooreen puntkomma:R. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wetalgemene bepalingen omgevingsrecht.

B Artikel 1.2 wordt als volgt gewijzigd.a. In het eerste lid wordt de zinsnede “na de dag waarop de aanvraag ontvangen is” vervangendoor: "na de datum van ontvangst van de aanvraag";b. toegevoegd wordt een derde lid, dat luidt:3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien beslist wordt op een aanvraagom een vergunning als bedoeld in artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingenomgevingsrecht.

C Aan artikel 1.3 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt:4. Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de aanvraag een omgevingsvergunningals bedoeld in artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrechtbetreft.

D Artikel 1.5 komt te luiden:Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffingDe vergunning of ontheffing is persoonsgebonden en niet overdraagbaar, tenzij bij ofkrachtens de wet of deze verordening anders is bepaald.

E Artikel 2.1.1.1, derde lid, komt te luiden:3. Het is verboden zich te begeven of te bevinden op terreinen, wegen of weggedeelten,wanneer deze door of vanwege het bevoegde bestuursorgaan in het belang van deopenbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet.

F Artikel 2.1.5.3 wordt gewijzigd als volgt.a. Het eerste lid komt te luiden:1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg aan te leggen,de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedtevan de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in dewijze van aanleg van een weg.b. Onder vernummering van de leden 2, 3 en 4 tot 3, 4 en 5 wordt een tweede lid ingevoegd,dat luidt:2. De vergunning wordt verleend:a. als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verbodenbij een bestemmingsplan, een beheersverordening of een voorbereidingsbesluit;b. door het college in de overige gevallen.

G In artikel 2.1.5.4 wordt in het eerste lid het woord "college" vervangen door "bevoegd gezag".

H In artikel 2.4.15 wordt in het eerste lid het woord "college" vervangen door "bevoegd gezag".

I In artikel 4.3.2 wordt in het eerste lid het woord "college" vervangen door "bevoegd gezag".

J Artikel 4.3.3 vervalt.

K Artikel 4.3.5 vervalt.

L Artikel 4.3.5a wordt vervangen door het volgende artikel:

Artikel 4.3.5a Intrekking vergunning1. Onverminderd het bij of krachtens de wet bepaalde, kan het bevoegd gezag de vergunninggeheel of gedeeltelijk intrekken indien gedurende één jaar na de datum van inwerkingtredinggeen activiteiten zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning.2. Indien de vergunning meer dan één boom betreft, geldt het bepaalde in het eerste lidvoor iedere boom afzonderlijk.

M In het eerste lid van artikel 4.3.6 wordt het woord "college" vervangen door "bevoegd gezag".

N In het eerste en derde lid van artikel 4.3.7 wordt het woord "college" telkens vervangendoor "bevoegd gezag".

O In het eerste lid van artikel 4.5.2 wordt het woord “college” vervangen door “bevoegd gezag”.

Artikel II Overgangsbepaling

Op aanvragen om een vergunning als bedoeld in de artikelen 2.1.5.3, 2.1.5.4, 2.4.15, 4.3.2en 4.5.2 van de Algemene plaatselijke verordening Middelharnis 2005 die zijn ingediend vóórde inwerkingtreding van artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, blijfthet recht van toepassing zoals dat gold ten tijde van de indiening van de aanvraag.

Artikel III Datum van inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemenebepalingen omgevingsrecht in werking treedt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raadvan de gemeente Middelharnis op 1 juli 2010.

De griffier,                                                 De voorzitter,

1 Toelichting op de verordening tot aanpassing van de APV in verband met de invoering van de WABO

AlgemeenDe invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) heeft gevolgen voorvergunningstelsels in de Algemene plaatselijke verordening (APV).

De wetgever heeft in artikel 2.2 van de wet bepaald dat een aantal vergunningstelsels uitgemeentelijke verordeningen onder de werkingssfeer van de WABO worden gebracht. Op deaanvraag, de procedure van totstandkoming van deze vergunningen, het bevoegd gezag, ende bekendmaking zijn de voorschriften van de WABO van toepassing. Concreet gaat het inde APV van Middelharnis om de volgende vergunningen:- de vergunning voor het aanleggen/veranderen van een weg (art. 2.1.5.3);- de vergunning voor het maken/veranderen van een uitweg (art. 2.1.5.4);- de vergunning voor alarminstallaties (art. 2.4.15);- de vergunning voor het vellen van een houtopstand (art. 4.3.1 e.v.);- de reclamevergunning (art. 4.5.2).

De voorschriften met betrekking tot termijnen en procedures zijn in dezewijzigingsverordening aangepast. Inhoudelijke beleidskeuzes zijn niet gemaakt.

De meest voorkomende wijziging in deze verordening is de wijziging van het begrip "college"in "bevoegd gezag". Bij de omgevingsvergunning op grond van de WABO moet van geval totgeval bepaald worden welk orgaan het bevoegd gezag is. Dit gebeurt aan de hand van devoorschriften in de wet. Meestal is dat nog steeds het college, maar in voorkomende gevallenzouden het ook Gedeputeerde Staten of een minister kunnen zijn. Daarom legt de APV nadeze wijziging de bevoegdheid tot het verlenen van de genoemde vergunningen niet langerbij het college, maar bij het bevoegd gezag.

Bij de wijzigingen is voor zover mogelijk gebruik gemaakt van de modelverordening van deVNG. Omdat de APV Middelharnis niet 100% met het model overeenkomt, zijn echter ookeigen keuzes gemaakt. Hierna worden deze toegelicht.

Artikelsgewijs

Artikel I

A. In de definitiebepalingen van de APV wordt het begrip "bevoegd gezag" ingevoegd.Aangesloten wordt bij de WABO. Zodoende kan aan de hand van de bepalingen in de WABOworden vastgesteld welk bestuursorgaan bevoegd is de vergunningen te verlenen.

B. In artikel 1.2 worden beslistermijnen geregeld. Bepaald wordt dat dit artikel niet geldt vooromgevingsvergunningen, omdat de WABO daar een uitputtende regeling voor termijnen e.d.kent.

C. In artikel 1.3 worden indieningstermijnen gegeven. Ook dit is in de WABO geregeld endaarom wordt hier bepaald dat het artikel niet geldt voor omgevingsvergunningen.

D. In artikel 1.5 wordt het woordje "wet" ingevoegd, zodat de bepalingen uit de WABO overoverdracht van vergunningen automatisch gelden voor omgevingsvergunningen.

E. Artikel 2.1.1.1 valt niet onder de werkingssfeer van de WABO. Het artikel gebruikte echterde term "bevoegd gezag". Na aanpassing van de definitiebepalingen is dat begrip gekoppeldaan de WABO. Dat is voor dit artikel echter niet de bedoeling. Daarom wordt het begripvervangen door "bevoegd bestuursorgaan".

F. Artikel 2.1.5.3 bepaalt dat een vergunning nodig is voor het aanleggen of veranderen vaneen weg. Dit artikel valt soms onder de werkingssfeer van de WABO en soms niet. DeWABO is van toepassing als in een bestemmingsplan, beheersverordening ofvoorbereidingsbesluit is verboden om een weg aan te leggen of aan te passen, zo blijkt uitartikel 2.2 van de wet. In andere gevallen is de WABO niet van toepassing. Daarom wordt lid2 ingevoegd dat voor beide situaties een regeling bevat.

J t/m N. In de artikelen 4.3.1 t/m 4.3.9 is de regeling voor het vellen van houtopstanden,ofwel de kapvergunning, opgenomen. Op dit vergunningstelsel is de WABO van toepassing.Dat betekent dat de verordening voortaan geen voorschriften meer kan bevatten over deaanvraag, de indieningsvereisten, de termijn van beslissing en de inwerkingtreding. Dezeonderwerpen zijn geregeld in artikelen 4.3.3, 4.3.5 en 4.3.5a. Vandaar dat deze artikelenverdwijnen. Voor artikel 4.3.5a komt een nieuw artikel in de plaats, dat eenintrekkingsregeling bevat. In de oude regeling verviel de kapvergunning automatisch alsdeze gedurende een jaar niet gebruikt werd. Dat laat de wet niet toe. Wat wel mogelijk is, isdat de vergunning wordt ingetrokken. De voorgestelde criteria voor intrekking komen overeenmet de criteria voor het vervallen uit het oude artikel 4.3.5a.

Artikel IIDit artikel bepaalt dat op aanvragen die gedaan zijn vóór de datum van inwerkingtreding vande WABO, de voorschriften en termijnen van toepassing blijven die golden toen de aanvraagwerd ingediend.

Artikel IIIOmdat de datum van inwerkingtreding van de WABO niet uit de wet volgt, maar bij KoninklijkBesluit wordt bepaald, is voor deze formulering gekozen.