Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Schermer

Verordening Wet inburgering 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Schermer
Officiële naam regelingVerordening Wet inburgering 2010
CiteertitelVerordening Wet inburgering 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening Wet inburgering 2007

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet inburgering, art. 8, 19, lid 5, 23, lid 3, 24f en 35
  2. Besluit inburgering, art. 4.27, lid 3
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-10-199901-07-201001-01-2013Onbekend

28-09-2010

De Uitkomst, 05-10-2010

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Wet inburgering 2010

De raad van de gemeente;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

Gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering;

Overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een voorziening aan inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtigen voor wie een voorziening is vastgesteld,

B e s l u i t:

Vast te stellen de volgende verordening: Verordening Wet inburgering 2010

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen
  • 1.

    • In deze verordening wordt verstaan onder:

      • a.

        het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

      • b.

        de wet: de Wet inburgering;

      • c.

        voorziening: een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

      • d.

        inurgeraar: dit begrip omvat zowel inburgeringsplichtigen als vrijwillige

        inburgeraars;

      • e.

        uitkering: algemene bijstand of een uitkering op grond van bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen sociale zekerheidswetten of sociale zekerheidsregelingen.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars
  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de voorzieningen.

  • 2.

    Het college richt ten behoeve van de informatieverstrekking aan inburgeraars in ieder geval een gemeentelijk informatiepunt in.

  • 3.

    Het college zal inburgeraars actief benaderen met informatie over de wet en daarmee samenhangende aspecten.

  • 4.

    Het college beoordeelt tenminste eens in de drie jaren de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars, en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 2 Het aanbieden van een voorziening aan inburgeringsplichtigen

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen
  • 1. Het college kan aan inburgeringsplichtigen een voorziening aanbieden.

  • 2. Bij het aanwijzen van de inburgeringsplichtigen zoals bedoeld in lid 1 hanteert het college voorrangscriteria. In de onderstaande volgorde hebben inburgeringsplichtigen voorrang die:

    • a)

      een uitkering ontvangen;

    • b)

      een redelijk perspectief op de arbeidsmarkt hebben;

    • c)

      opvoedende taken hebben voor kinderen jonger dan 18 jaar.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening
  • 1. Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3. Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    a) voortgangsgesprekken;

    b) stageperiode;

    c) trajectbegeleiding.

Artikel 5 De procedure van het doen van een aanbod
  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan die voorziening worden verbonden.

  • 3. De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 2 weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 4 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de voorziening overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
  • 1. Op verzoek van de inburgeringsplichtige kan het college de voorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget aan inburgeringsplichtigen die:

    a) onderdelen van het inburgeringsexamen al beheersen en met een individueel traject sneller kunnen opgaan voor het inburgeringsexamen of het staatsexamen, of sneller een taalkennisvoorziening kunnen afronden;

    b) heel specifieke wensen hebben ten aanzien van hun voorziening welke niet passen binnen het reguliere aanbod.

  • 2. Het college kan aan andere inburgeringsplichtigen dan bedoeld onder a en b van het eerste lid een persoonlijk inburgeringsbudget aanbieden, indien daartoe naar het oordeel van het college aanleiding bestaat.

  • 3. Na goedkeuring door het college van het voorstel van de inburgeringsplichtige met betrekking tot de keuze van de inburgeringsinstantie en het inburgeringsprogramma, sluiten het college en de inburgeringsplichtige tezamen een overeenkomst met betrekking tot de inburgering en de inburgeringsinstantie.

Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage
  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste zes termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor het behalen van het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • f.

    overige verplichtingen die het bereiken van het doel van de voorziening kunnen ondersteunen.

Artikel 9 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 3. De bestuurlijke boete

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 10% van de bijstandsnorm per maand die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de Wet werk en bijstand zou zijn, indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijk gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 10% van de bijstandsnorm per maand die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de Wet werk en bijstand zou zijn, indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,-- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel q, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. Als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, wordt geen bestuurlijke boete opgelegd.

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding
  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, bedraagt ten hoogste 20 % van de bijstandsnorm per maand die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de Wet werk en bijstand zou zijn, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, bedraagt ten hoogste 20 % van de bijstandsnorm per maand die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de Wet werk en bijstand zou zijn, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt € 1.000,-- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. De bestuurlijke boete bedraagt € 1000,-- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 12 Voorziening door college

Het college beslist in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 13 Inwerkingtreding
  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2010.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt de Verordening Wet inburgering 2007.

Artikel 14 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare

vergadering van de raad, gehouden

op dinsdag 28 september 2009.

De voorzitter,

De griffier,