Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Zijpe

Subsidieverordening monumenten gemeente Zijpe 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Zijpe
Officiële naam regelingSubsidieverordening monumenten gemeente Zijpe 2010
CiteertitelSubsidieverordening Monumenten Gemeente Zijpe 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpMonumenten

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is alleen van kracht voor het grondgebied van de voormalige gemeente Zijpe. De regeling is vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Zijpe, welke is opgeheven met ingang van 1 januari 2013. Op grond van artikel 28 van de Wet algemene regels gemeentelijke indeling behoudt deze regeling haar rechtskracht voor het grondgebied waarvoor ze is vastgesteld gedurende twee jaar, tenzij de regeling eerder wordt ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-12-201003-01-2013Onbekend

07-12-2010

Schager Weekblad, 8-12-2010

voorstel college d.d. 26 oktober 2010

Tekst van de regeling

Intitulé

SUBSIDIEVERORDENING MONUMENTEN GEMEENTE ZIJPE 2010

De raad van de gemeente Zijpe; Nr. 22

Gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 oktober 2010;

gelezen het advies van de Commissie Grondgebiedszaken d.d. 1 december 2010;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

Vast te stellen de volgende verordening:

SUBSIDIEVERORDENING MONUMENTEN GEMEENTE ZIJPE 2010

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    monument:

    • 1.

      zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1.

  • b.

    gemeentelijk monument:

    monument dat overeenkomstig de bepalingen van de Erfgoedverordening Gemeente Zijpe 2010

    als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen.

  • c.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig de Erfgoedverordening Gemeente Zijpe 2010 als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a.

  • d.

    rijksmonument:

    monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • e.

    het college:

    het college van de gemeente Zijpe.

  • f.

    eigenaar:

    natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op

    een beschermd monument.

  • g.

    omgevingsvergunning:

    een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen

    omgevingsrecht.

  • h.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • i.

    bouwhistorisch onderzoek:

    in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische

    kwaliteit van een monument.

  • j.

    casco:

    de hoofdstructuur van een bouwwerk bestaande uit de dragende onderdelen en het omhulsel, waaronder in ieder geval wordt begrepen: fundering, balkdragende muren, balklagen, vloeren, buitenmuren, kap- en gebintconstructie, binnenpleisterwerk, buitenafwerking, ramen en kozijnen.

  • k.

    instandhouding:

    de onderhoudswerkzaamheden aan een beschermd monument alsmede werkzaamheden die het normale onderhoud te boven gaan en die voor het herstel van het monument noodzakelijk zijn.

  • l.

    instandhoudingsplan:

    een inspectierapport van een onafhankelijke deskundige zoals de

    Monumentenwacht Noord-Holland of een gelijkwaardige instantie.

  • l.

    subsidie:

    bijdrage in de vastgestelde subsidiabele kosten voor instandhouding van een beschermd monument.

  • m.

    subsidieplafond:

    het vastgestelde bedrag dat ten hoogste beschikbaar is voor een bepaald begrotingsjaar voor het toekennen van subsidies op grond van deze verordening.

  • n.

    subsidiabele kosten:

    kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om een beschermd monument in stand te houden.

  • o.

    verlenen van subsidie:

    het besluit van het college dat aan de eigenaar van een monument een opschortend voorwaardelijke aanspraak verschaft op een subsidie voor de subsidiabele kosten.

  • p.

    vaststellen van subsidie:

    het besluit van het college, nadat de voorzieningen zijn getroffen, waarbij de hoogte van de verleende subsidie wordt vastgesteld.

  • q.

    Brim:

    Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten.

Artikel 2. Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3. Subsidieplafonds

Voor alle subsidieregelingen in deze verordeningen geldt:

  • a.

    Aanvragen voor subsidie worden op volgorde van binnenkomst behandeld en verleend voor zover het subsidieplafond strekt.

  • b.

    De subsidieplafonds worden jaarlijks vastgesteld bij de behandeling van de gemeentelijke begroting en algemeen bekend gemaakt middels publicatie.

  • c.

    Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan het voorbehoud worden gemaakt dat voldoende financiële middelen beschikbaar worden gesteld. Het voorbehoud vervalt, indien daarop niet binnen vier weken na vaststelling of goedkeuring van

  • d.

    de gemeentebegroting een beroep is gedaan.

  • e.

    Het college kan een subsidie intrekken indien, met toepassing van het derde lid, een beroep wordt gedaan op het voorbehoud dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • f.

    De minimale en maximale subsidiebedragen worden jaarlijks per 1 januari aangepast aan het prijsindexcijfer van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

HOOFDSTUK 2. INSTANDHOUDINGSSUBSIDIE BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Artikel 4. Subsidie
  • 1. Het college kan aan een eigenaar van een gemeentelijk monument een subsidie verstrekken ten behoeve van de instandhouding van het monument.

  • 2. De subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt 35% van de door het college vast te stellen subsidiabele instandhoudingskosten, vanaf een minimaal subsidiebedrag van € 300,- tot een maximaal subsidiebedrag van € 10.000,- per monument.

  • 3. Tot de subsidiabele kosten worden gerekend de kosten verbonden aan de uitvoering van de in het tweede lid genoemde voorzieningen, voor zover het betreft:

    • a.

      de directe kosten, dat wil zeggen de loonkosten en de materiaalkosten;

    • b.

      de over de directe kosten te berekenen onvoorziene kosten;

    • c.

      de architect en de constructeur, voor zover inschakeling hiervan noodzakelijk is;

    • d.

      50% van kosten voor het opstellen van een instandhoudingsplan

    • e.

      het verrichten van bouwhistorisch onderzoek.

    • f.

      de leges omgevingsvergunning ‘activiteiten met betrekking tot monumenten of beschermde stads-of dorpsgezichten’ zoals vermeld in de tarieventabel behorende bij de legesverordening van de gemeente Zijpe;

    • g.

      de verschuldigde BTW, voor zover deze niet kan worden verrekend;

    • h.

      een reservering voor noodzakelijk meerwerk, dat ten tijde van de raming van de hierboven genoemde kosten redelijkerwijs niet voorzienbaar is, tot maximaal 5% van de aanneemsom.

  • 4. Tot de subsidiabele kosten worden tevens gerekend de kosten van de volgende werkzaamheden:

    • a.

      herstel van het casco;

    • b.

      herstel van afzonderlijke monumentale onderdelen (in- en exterieur) al dan niet in combinatie met herstel van het casco;

    • c.

      reconstructies van verdwenen of gewijzigde onderdelen, indien en voor zover deze verdwijning en wijziging afbreuk doet aan de monumentale waarde van het object;

    • d.

      herstel van specifieke technische installaties ten behoeve van bedrijf en techniek, bijvoorbeeld stoommachines, dieselmotoren, raamzagen en persen;

    • e.

      het aanbrengen van technische installaties ten behoeve van bescherming van zeer waardevolle interieurelementen, bijvoorbeeld verwarming- of luchtbevochtigingsinstallaties;

    • f.

      buiten- en daarmee samenhangend binnenschilderwerk, voor zover het betreft de buitenramen, buitenkozijnen en buitendeuren;

    • g.

      herstel en vernieuwen van rieten daken (met rietlatten en herstel van sporen);

    • h.

      herstel van dakvlakken gedekt met pannen (met tengels en panlatten), leien, lood, zink of koper en, uitsluitend in samenhang hiermee, het herstel van gedeelten van het dakbeschot en sporen;

    • i.

      herstel van goten, in zink, koper of lood, inclusief bijbehorende hemelwaterafvoeren en het aanbrengen van voor de waterafvoer noodzakelijke goten waar deze niet eerder aanwezig waren, inclusief aansluitingen op riolering en open water;

    • j.

      herstel van buitenkozijnen, buitendeuren, raampartijen, luiken en herstel of terugplaatsen van stoepen, roedeverdeling, lijstwerk en luiken;

    • k.

      herstel van windveren, schoorstenen, kapellen en loodaansluitingen;

    • l.

      herstel van dak- of torenluiken, inclusief het afgazen van torenluiken en het nemen van beperkte maatregelen tegen duivenoverlast;

    • m.

      inboeten, herstel van gedeelten van muurwerk en opvoegen of pleisteren van gevels.

    • n.

      op kleine schaal vervangen of inboeten van natuursteen;

    • o.

      behandelen van muur- of houtwerk ter regulering van de vochthuishouding, dan wel ter bestrijding van zwamaantasting of houtaantasters;

    • p.

      herstel van gedeelten van dragende constructies (ankerbalkgebinten, schoren, muurplaten, balkkoppen, en spantbenen);

    • q.

      herstel van glas-in-loodbeglazing en het aanbrengen van beschermende beglazing voor gebrandschilderd glas of historisch waardevol glas;

    • r.

      het plaatsen van achterzetbeglazing in samenhang met herstel van historisch waardevolle ramen;

    • s.

      vervangen en herstel van overige bouwelementen van grote zeldzaamheid of met grote historische waarde;

    • t.

      het gangbaar houden van historische krachtwerktuigen en machines;

    • u.

      andere daarvoor naar het oordeel van het college in aanmerking komende kosten, waarbij “Leidraad Subsidiabele Instandhoudingskosten Brim” van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed als leidraad wordt gehanteerd.

  • 5. Indien aanvrager voorzieningen in zelfwerkzaamheid verricht, worden alleen de materiaalkosten van de in zelfwerkzaamheid verrichte voorzieningen als subsidiabele kosten aangemerkt.

Artikel 5. Aanvraag subsidie
  • 1. De aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 4 moet schriftelijk bij het college worden ingediend op een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Bij een aanvraag om instandhoudingssubsidie dienen de volgende stukken overgelegd te worden:

    • a.

      bestek of gedetailleerde werkomschrijving;

    • b.

      tekeningen van de bestaande toestand en tekeningen waarop de voorgenomen herstelwerkzaamheden of wijzigingen staan aangegeven;

    • c.

      afhankelijk van de aard en omvang van de werkzaamheden: een instandhoudingsplan, niet ouder dan twee jaar;

    • d.

      een begroting van alle kosten van de werkzaamheden, niet ouder dan 2 jaar en gespecificeerd in hoeveelheden, uren en materialen.

Artikel 6. Verlening subsidie
  • 1. Het college stelt de subsidiabele instandhoudingskosten vast op basis van de stukken, zoals genoemd in artikel 5.

  • 2. De berekening van de subsidiabele instandhoudingskosten en de hierop gebaseerde subsidieverlening worden schriftelijk meegedeeld aan de aanvrager.

  • 3. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarden, dat:

    • a.

      binnen 6 maanden na datum besluit subsidieverlening met de werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt;

    • b.

      de aanvang van de werkzaamheden tenminste 2 weken van tevoren wordt gemeld bij het college;

    • c.

      binnen 24 maanden na datum besluit subsidieverlening de werkzaamheden zijn voltooid en de gereed melding als bedoeld in artikel 7 is ingediend;

    • d.

      aan de door het college met controle belaste personen gelegenheid wordt geboden het monument en de wijze waarop de werkzaamheden (zullen) worden of zijn uitgevoerd te inspecteren.

  • 4. Indien nodig kan het college afwijken van het bepaalde in het derde lid en/of in het belang van het monument aanvullende voorwaarden verbinden aan het verlenen van subsidie.

  • 5. Van werkzaamheden welke in zelfwerkzaamheid worden uitgevoerd, zijn de manuren niet subsidiabel.

Artikel 7. Vaststelling en uitbetaling subsidie
  • 1. Vaststelling van de subsidie door het college vindt plaats nadat:

    • a.

      alle werkzaamheden die betrekking hebben op de subsidie zijn uitgevoerd;

    • b.

      de werkzaamheden gereed zijn gemeld bij het college;

    • c.

      de werkzaamheden gecontroleerd en akkoord bevonden zijn door het college;

    • d.

      een overzicht is overgelegd van de uitgevoerde werkzaamheden inclusief eventueel meer- en minderwerk

    • e.

      een overzicht is overgelegd van de originele nota’s en betalingsbewijzen.

  • 2. De hoogte van de vast te stellen subsidie wordt berekend op basis van de bij de verlening vastgestelde kosten van werkzaamheden of de werkelijke kosten, indien deze lager zijn.

  • 3. Indien rekeningen en bewijzen van betaling betrekking hebben op kosten van personeel dat in loondienst is bij de eigenaar, dient tevens een verklaring van een registeraccountant te worden overlegd, waaruit blijkt hoeveel uren door dat personeel is besteed aan subsidiabele werkzaamheden.

  • 4. Het college kan bij de vaststelling van de subsidie besluiten aanvullende subsidie te verlenen voor onvoorzien noodzakelijk meerwerk, dat zich heeft geopenbaard ten tijde van uitvoering van de werkzaamheden en dat de post onvoorzien à 5%, vastgelegd in de subsidiabele kosten, genoemd in artikel 4, derde lid, sub h overstijgt. Indien het subsidieplafond in een jaar bereikt is, wordt de aanvraag voor aanvullende instandhoudingssubsidie over dit meerwerk overgeheveld naar het eerstvolgende jaar en op volgorde van binnenkomst behandeld en verleend voor zover het subsidieplafond strekt.

  • 5. De uitbetaling van de subsidie geschiedt binnen acht weken na vaststelling van het subsidiebedrag.

  • 6. Het college betaalt geen voorschotten op voorlopig toegekende subsidie uit.

Artikel 8. Weigeringsgronden
  • 1. Het college kan een subsidieaanvraag ten behoeve van de instandhouding van een beschermd gemeentelijk monument afwijzen, indien:

    • a.

      met het treffen van de voorzieningen het belang, genoemd in artikel 1, sub k, niet of niet in voldoende mate is gediend.

    • b.

      de kosten niet geacht kunnen worden te staan in redelijke verhouding tot het verkregen resultaat;

    • c.

      de werkzaamheden naar het oordeel van het college niet naar behoren zijn uitgevoerd.

    • d.

      met de werkzaamheden een aanvang is gemaakt, voordat op de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 5 is beslist;

    • e.

      er een omgevingsvergunning nodig is, maar deze niet is verleend.

    • f.

      een aanvraag instandhoudingssubsidie voor een beschermd gemeentelijk monument wordt ingediend in één van de twee kalenderjaren, die direct volgen op het kalenderjaar, waarin een eerdere subsidie (onderhoud-, restauratie- of instandhoudingssubsidie) voor datzelfde monument is verleend;

    • g.

      in dezelfde kosten reeds uit andere hoofde financiële steun tot eenzelfde of een hoger bedrag kan worden toegekend;

    • h.

      de eigenaar van het gemeentelijk monument de bouwkundige staat van dit monument niet in goede stand houdt.

  • 2. Indien in de kosten als bedoeld in deze verordening uit andere hoofde reeds financiële steun kan worden toegekend tot een lager bedrag dan de maximale bijdrage ingevolge artikel 4, tweede lid, wordt dit lagere bedrag op de subsidie in mindering gebracht.

Artikel 9. Intrekken verleende instandhoudingssubsidie

Het college kan een verleende instandhoudingssubsidie intrekken indien:

  • a.

    de werkzaamheden worden uitgevoerd in afwijking van het oorspronkelijk goedgekeurde instandhoudingsplan, zoals vastgelegd in de stukken, genoemd in artikel 5, tweede lid;

  • b.

    de eigenaar niet heeft voldaan aan de aan subsidie verbonden verplichtingen en/of voorwaarden.

HOOFDSTUK 3. INSTANDHOUDINGSSUBSIDIE BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN

Paragraaf 1. Rijksmonumenten in aanmerking komend voor Brim subsidie
Artikel 10. Subsidie
  • 1. Het college kan aan een eigenaar van een rijksmonument subsidie verstrekken ten behoeve van de instandhouding van een rijksmonument.

  • 2. Het college stelt de jaarlijkse subsidiabele kosten voor de instandhouding vast op basis van de subsidiabele kosten zoals vermeld op de beschikking van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, op grond van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim).

  • 3. De subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt 25% van de door het college vast te stellen jaarlijkse subsidiabele kosten, met in achtneming van de volgende minimale en maximale bedragen:

    • a.

      € 363,- en € 3.024,- voor een kerkgebouw;

    • b.

      € 363,- en € 3.024,- voor een boerderij;

    • c.

      € 145,- en € 908,- voor een wind- en watermolen, die al of niet als zodanig in bedrijf is;

    • d.

      € 363,- en € 3.024,- voor overige categorieën rijksmonumenten.

  • 4. De door het college vastgestelde jaarlijkse subsidiabele kosten zijn van toepassing op een periode van zes jaar.

Artikel 11. Aanvraag subsidie
  • 1. De aanvraag om een instandhoudingssubsidie als bedoeld in artikel 10 moet bij het college worden ingediend door middel van het daartoe door hen vastgestelde formulier. Tevens dient een kopie te worden overlegd van de beschikking van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, waarin op grond van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim) subsidie wordt verstrekt.

  • 2. De aanvraag moet worden ingediend in het kalenderjaar voordatde Brim periode van zes jaar ingaat.

Artikel 12. Verlening subsidie
  • 1. Het college stelt de subsidiabele instandhoudingskosten vast op basis van de stukken, zoals genoemd in artikel 11, eerste lid.

  • 2. De berekening van de subsidiabele instandhoudingskosten en het hierop gebaseerde jaarlijkse subsidiebedrag worden schriftelijk meegedeeld aan de aanvrager.

Artikel 13. Uitbetaling subsidie
  • 1. Het jaarlijkse subsidiebedrag wordt uitbetaald in het jaar volgend op het betreffende kalenderjaar.

  • 2. De uitbetaling van het zesde en laatste Brim-subsidiebedrag volgt na vaststelling van de subsidie zoals genoemd in artikel 14.

Artikel 14. Vaststelling subsidie
  • 1. Vaststelling van de subsidie door het college vindt plaats nadat:

    • a.

      de periode van 6 kalenderjaren is afgelopen;

    • b.

      Het college een kopie van het afschrift van de door de minister opgestelde beschikking tot vaststelling van de subsidie heeft ontvangen.

  • 2. De hoogte van de vast te stellen subsidie wordt berekend op basis van de beschikking tot vaststelling van de subsidie zoals genoemd in het eerste lid, sub b.

Artikel 15. Weigeringsgronden

Het college kan een subsidieaanvraag ten behoeve van de instandhouding van een beschermd rijksmonument afwijzen, indien:

  • a.

    de werkzaamheden naar het oordeel van het college niet naar behoren zijn uitgevoerd.

  • b.

    dezelfde kosten reeds uit andere hoofde financiële steun tot eenzelfde of een hoger bedrag kan worden toegekend, uitgezonderd Brim subsidie.

  • c.

    de eigenaar van het rijksmonument de bouwkundige staat van dit monument niet in goede stand houdt.

Artikel 16. Intrekken verleende instandhoudingssubsidie

Het college kan een verleende instandhoudingssubsidie intrekken indien vóór de vaststelling van de subsidie al blijkt dat, om welke reden dan ook, de aanvrager meer dan eenmaal het jaarlijkse bedrag terug zou moeten betalen na vaststelling van de subsidie.

Paragraaf 2. Rijksmonumenten niet in aanmerking komend voor Brim subsidie
Artikel 17. Subsidie
  • 1. Het college kan aan een eigenaar van een rijksmonument, door zijn categorie niet in aanmerking komend voor subsidie op basis van de rijkssubsidieregeling Brim, subsidie verstrekken ten behoeve van de instandhouding van een rijksmonument.

  • 2. De subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt 25% van de door het college vast te stellen subsidiabele instandhoudingkosten, vanaf een minimaal subsidiebedrag van € 250,- tot een maximaal subsidiebedrag van € 6.000,-.

  • 3. Tot de subsidiabele kosten worden gerekend de kosten verbonden aan de uitvoering van de in het tweede lid genoemde voorzieningen, voor zover het betreft:

    • a.

      de directe kosten, dat wil zeggen de loonkosten en de materiaalkosten;

    • b.

      de over de directe kosten te berekenen onvoorziene kosten;

    • c.

      de architect en de constructeur, voor zover inschakeling hiervan noodzakelijk is;

    • d.

      50% van kosten voor het opstellen van een instandhoudingsplan

    • e.

      het verrichten van bouwhistorisch onderzoek.

    • f.

      de leges omgevingsvergunning ‘activiteiten met betrekking tot monumenten of beschermde stads-of dorpsgezichten’ zoals vermeld in de tarieventabel behorende bij de legesverordening van de gemeente Zijpe;

    • g.

      de verschuldigde BTW, voor zover deze niet kan worden verrekend;

    • h.

      een reservering voor noodzakelijk meerwerk, dat ten tijde van de raming van de hierboven genoemde kosten redelijkerwijs niet voorzienbaar is, tot maximaal 5% van de aanneemsom.

  • 4. Tot de subsidiabele kosten worden tevens gerekend de kosten van de werkzaamheden zoals genoemd in artikel 4, vierde lid.

  • 5. Indien aanvrager voorzieningen in zelfwerkzaamheid verricht, worden alleen de materiaalkosten van de in zelfwerkzaamheid verrichte voorzieningen als subsidiabele kosten aangemerkt.

Artikel 18. Aanvraag subsidie
  • 1. De aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 17 moet bij het college worden ingediend door middel van het daartoe door hen vastgestelde formulier.

  • 2. Bij een aanvraag om instandhoudingssubsidie dienen de volgende stukken overgelegd te worden:

    • a.

      bestek of gedetailleerde werkomschrijving;

    • b.

      tekeningen van de bestaande toestand en tekeningen waarop de voorgenomen herstelwerkzaamheden of wijzigingen staan aangegeven;

    • c.

      afhankelijk van de aard en omvang van de werkzaamheden: een instandhoudingsplan, niet ouder dan twee jaar;

    • d.

      een begroting van alle kosten van de werkzaamheden, niet ouder dan 2 jaar en gespecificeerd in hoeveelheden, uren en materialen.

Artikel 19. Verlening subsidie
      • 1.

        Het college stelt de subsidiabele instandhoudingkosten vast op basis van de stukken, zoals genoemd in artikel 18.

      • 2.

        De berekening van de subsidiabele instandhoudingkosten en het hierop gebaseerde subsidiebedrag worden schriftelijk meegedeeld aan de aanvrager.

      • 3.

        De subsidie wordt verleend onder de voorwaarden, dat:

        a.binnen 6 maanden na datum besluit subsidieverlening met de werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt;

        • a

          de aanvang van de werkzaamheden tenminste 2 weken van tevoren wordt gemeld bij het college;

        • b

          binnen 24 maanden na datum besluit subsidieverlening de werkzaamheden zijn voltooid en de gereed melding als bedoeld in artikel 20 is ingediend;

        • c

          aan de door het college met controle belaste personen gelegenheid wordt geboden het monument en de wijze waarop de werkzaamheden (zullen) worden of zijn uitgevoerd te inspecteren.

  • 2. Indien nodig kan het college afwijken van het bepaalde in het derde lid en/of in het belang van het monument aanvullende voorwaarden verbinden aan het verlenen van subsidie.

  • 3. Van werkzaamheden welke in zelfwerkzaamheid worden uitgevoerd, zijn de manuren niet subsidiabel.

Artikel 20. Vaststelling en uitbetaling subsidie
  • 1. Vaststelling van de subsidie door het college vindt plaats nadat:

    • a.

      alle werkzaamheden die betrekking hebben op de subsidie zijn uitgevoerd;

    • b.

      de werkzaamheden gereed zijn gemeld bij het college;

    • c.

      de werkzaamheden gecontroleerd en akkoord bevonden zijn door het college;

    • d.

      een overzicht is overgelegd van de uitgevoerde werkzaamheden en eventueel meer- en minderwerk

    • e.

      een overzicht is overgelegd van de originele nota’s en betalingsbewijzen.

  • 2. De hoogte van de vast te stellen subsidie wordt berekend op basis van de bij de verlening vastgestelde kosten van werkzaamheden of de werkelijke kosten, indien deze lager zijn.

  • 3. Indien rekeningen en bewijzen van betaling betrekking hebben op kosten van personeel dat in loondienst is bij de eigenaar, dient tevens een verklaring van een registeraccountant te worden overlegd, waaruit blijkt hoeveel uren door dat personeel is besteed aan subsidiabele werkzaamheden.

  • 4. De uitbetaling van de subsidie geschiedt binnen acht weken na vaststelling van het subsidiebedrag.

  • 5. Het college betaalt geen voorschotten op voorlopig toegekende subsidie uit.

Artikel 21. Weigeringsgronden

Het college kan een subsidieaanvraag ten behoeve van instandhouding van een beschermd rijksmonument afwijzen, indien:

  • a.

    met het treffen van de voorzieningen het belang, genoemd in artikel 1, sub k, niet of niet in voldoende mate is gediend.

  • b.

    de kosten niet geacht kunnen worden te staan in redelijke verhouding tot het verkregen resultaat;

  • c.

    de werkzaamheden naar het oordeel van het college niet naar behoren zijn uitgevoerd.

  • d.

    met de werkzaamheden een aanvang is gemaakt, voordat op de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 18 is beslist;

  • e.

    er een omgevingsvergunning nodig is, maar deze niet is verleend;

  • f.

    een aanvraag instandhoudingssubsidie voor een beschermd gemeentelijk monument wordt ingediend in één van de twee kalenderjaren, die direct volgen op het kalenderjaar, waarin een eerdere subsidie (onderhoud-, restauratie- of instandhoudingssubsidie) voor datzelfde monument is verleend;

  • g.

    er al subsidie wordt toegekend in het kader van de rijkssubsidieregeling Brim;

  • h.

    in dezelfde kosten reeds uit andere hoofde financiële steun tot eenzelfde of een hoger bedrag kan worden toegekend;

  • i.

    de eigenaar van het gemeentelijk monument de bouwkundige staat van dit monument niet in goede stand houdt.

Artikel 22. Intrekken verleende instandhoudingssubsidie

Het college kan een verleende instandhoudingssubsidie intrekken indien:

  • 1.

    de werkzaamheden worden uitgevoerd in afwijking van het oorspronkelijk goedgekeurde instandhoudingsplan, zoals vastgelegd in de stukken, genoemd in artikel 18, tweede lid;

  • 2.

    de eigenaar niet heeft voldaan aan de aan subsidie verbonden verplichtingen en/of voorwaarden.

HOOFDSTUK 4. Bijzondere subsidie voor een abonnement op Monumentenwacht Noord-Holland

Artikel 23. Subsidie
  • 1. Het college kan aan eigenaren van een beschermd gemeentelijk, provinciaal of rijksmonument één maal per zes jaar subsidie verlenen voor een abonnement op de Stichting Monumentenwacht.

  • 2. De subsidie als bedoeld in het eerste lid is vastgesteld op 100% van de abonnementskosten voor 1 jaar.

Artikel 24. Aanvraag, vaststelling en uitbetaling subsidie
  • 1. De aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 23 eerste lid, moet schriftelijk bij het college worden ingediend.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van het inspectierapport van de Monumentenwacht, dat in het kalenderjaar waarin de subsidie wordt aangevraagd is opgesteld.

  • 3. De uitbetaling van de subsidie geschiedt binnen acht weken na vaststelling van het subsidiebedrag.

Artikel 25. Weigeringsgronden

Het college kan een subsidieaanvraag afwijzen, indien de aanvrager in de voorgaande vijf jaren reeds eerder een subsidie heeft ontvangen voor een abonnement op de Monumentenwacht.

HOOFDSTUK 5. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 26. Hardheidsclausule

Indien vanwege bijzondere omstandigheden de strikte toepassing van deze verordening naar het oordeel van het college zou leiden tot een niet gerechtvaardigde hardheid, kan het college een - al dan niet afwijkende - tegemoetkoming verstrekken. Van deze clausule wordt niet gebruik gemaakt als hierdoor strijdigheid zou ontstaan met de Algemene wet bestuursrecht of andere wettelijke regelingen.

HOOFDSTUK 6. SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 27. Overgangsbepaling
  • 1. Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die al vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend of vastgesteld.

  • 2. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een subsidie op grond van de verordening als bedoeld in artikel 28 is ingediend en op het moment van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.

Artikel 28. Intrekken oude regeling

De “Monumentenverordening Zijpe 2003”, vastgesteld bij raadsbesluit van 24 februari 2004, wordt ingetrokken.

Artikel 29. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking.

Artikel 30. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als "Subsidieverordening Monumenten Gemeente Zijpe 2010".

Ondertekening

Schagerbrug, 7 december 2010,

bijlage:

Toelichting op de subsidieverordening monumenten gemeente zijpe 2010

  • 1.

    De “Monumentenverordening Zijpe 2003” bestond uit de beschrijving van noodzakelijke procedures voor vergunningen en subsidies voor rijks- en gemeentelijke monumenten. Deze monumentenverordening is in 2010 vervangen door twee nieuwe verordeningen: de “Erfgoedverordening Gemeente Zijpe 2010” en de “Subsidieverordening Monumenten Gemeente Zijpe 2010”. Door de splitsing in twee verschillende verordeningen kon de Erfgoedverordening op tijd worden aangepast aan de Wabo en komt de verordening overeen met de standaard van de Vereniging Nederlandse Gemeenten.

  • 2.

    Besloten is om de subsidieregelingen voor monumenten niet op te nemen in een algemene subsidieverordening in verband met de duidelijkheid (overzichtelijkheid).

  • 3.

    De procedure voor subsidieverlening voor rijksmonumenten zoals omgeschreven in de “Monumentenverordening Zijpe 2003” was gebaseerd op het Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten (Brom). Deze rijkssubsidieregeling is inmiddels vervangen door het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim). Hierdoor was de systematiek van de subsidieregeling van de gemeente Zijpe niet meer effectief.

  • 4.

    Bij de Brim wordt onderscheid gemaakt tussen woonhuizen en overige categorieën monumenten. Woonhuizen kunnen aanspraak maken op een Brim lening met lage rente, terwijl de overige monumenten subsidie kunnen verkrijgen. In de “Subsidieverordening Monumenten Gemeente Zijpe 2010” zijn twee verschillende regelingen opgenomen omdat we te maken hebben met twee verschillende procedures van de Rijksdienst.

  • 5.

    In overeenstemming met rijkssubsidieregeling is gekozen voor het gebruik van de term ‘instandhouding’. Dit begrip is een samenvoeging van onderhoud en restauratie. De grenzen tussen onderhoud en restauratie waren op veel vlakken onduidelijk. Het is de bedoeling dat door instandhouding grote en kostbare restauraties worden voorkomen.

  • 6.

    Door de samenvoeging van de begrippen onderhoud en restauratie is er nu nog maar één soort subsidie voor gemeentelijke monumenten: de instandhoudingssubidie.

  • 7.

    Het maximale subsidiebedrag van restauratiesubsidie was €9.700,- en van onderhoudssubsidie €300,- per monument. Er kon maximaal één maal per drie jaar aanspraak gemaakt worden op restauratiesubsidie en maximaal één maal per jaar op onderhoudssubsidie. Omdat deze regelingen nu zijn samengevoegd, is de maximale subsidie voor instandhoudingssubsidie bepaald op €10.000 per monument. Er kan maximaal één maal per drie jaar aanspraak gemaakt worden op instandhoudingsssubsidie.

  • 8.

    Door monumenteneigenaren te blijven stimuleren hun pand regelmatig te laten controleren, zouden door onderhoud grootschalige restauraties voorkomen moeten worden. Daarom is de subsidie voor het abonnement op de Monumentenwacht wederom in de verordening opgenomen.