Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Nijefurd

Destructieverordening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Nijefurd
Officiële naam regelingDestructieverordening
CiteertitelDestructieverordening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpGeen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht
  2. Destructiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-12-199301-01-2013Nieuwe regeling

21-12-1993

Friso, 21-12-1993

Geen

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Nijefurd;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 december 1993, nummer 93/2020;

overwegende dat het wenselijk is om regels te stellen voor de destructie van dieren;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht en de Destructiewet;

Besluit:

vast te stellen de volgende verordening: Destructieverordening

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder

  • 1.

    wet

Destructiewet;

  • 2.

    directeur

de directeur van kring I van de Rijksdienst voor de keuring van vee en vlees, zoals deze is vastgesteld bij besluit van de Staatssecretaris van Landbouw en Visserij van 20 maart 1984, nummer J 7845 (Stcrt 62);

  • 3.

    aangifteplichtige

degene, die als eigenaar of houder van destructie­materiaal ingevolge de wet verplicht is daarvan aangifte te doen;

  • 4.

    ondernemer

de natuurlijke of rechtspersoon, aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 5 der wet is verleend en in wiens krachtens artikel 10 der wet vastgestelde gebied de gemeente is gelegen;

  • 5.

    vervoerder

ophaaldienst, waarmede voor het gebied van de vleeskeuringskringen Heerenveen en De Stelling­werven een overeenkomst terzake van het verza­melen en afvoeren van destructiema­teriaal is aangegaan;

  • 6.

    destructor

inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd tot het door verwerking onschadelijk maken van destructiemateriaal, voor welke aan de ondernemer een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5 van de wet;

  • 7.

    destructie-materiaal A

doodgeboren slachtdieren, alsmede gestorven of in nood gedode slachtdieren, welke moeten worden on­bruikbaar gemaakt voor voe­dsel voor mens en dier, zonder dat een nader onder­zoek ingevolge de Vleeskeu­rin­gswet heeft plaats ge­vonden;

  • 8.

    destructie-materiaal B

destructiemateriaal, bedoeld in artikel 2, eerste lid, sub b, f en h, der wet;

  • 9.

    destructie-materiaal C

materiaal van dierlijke herkomst, dat na een nader onderzoek ingevolge de Vleeskeuringswet voor destructie bestemd is en zich tot het tijdstip van ophalen door de ondernemer onder beheer of toezicht van de directeur bevindt.

Aangifte, vervoer en bewaring door de aangifteplichtige

Artikel 2 Aangifte, vervoer en bewaring door de aangifteplichtige

  • 1. De aangifteplichtige doet van het heb­ben of houden van destructiemateriaal zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgende op de dag, waarop dit materiaal als zodanig is ontstaan, aangifte bij de directeur.

  • 2. De aangifte geschiedt onder opgave van de soort en de hoeveelheid van het destructie­materiaal, alsmede van de plaats waar het zich bevindt.

  • 3. De directeur stelt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 12, tweede lid, der wet een model van het aan­gif­teformulier vast (model 1).

  • 4. Door of vanwege de directeur wordt een gewaarmerkt exemplaar van het ingevul­de aangifteformulier verstrekt aan de aangifteplichtige.

Artikel 3

Het bepaalde in artikel 2, tweede lid, geldt niet ten aanzien van destructiemateriaal B indien de directeur ter zake van de aangifte van dat materiaal afwijkende regelen vaststelt.

Artikel 4

Het bepaalde in artikel 2 geldt niet ten aanzien van destruc­tiemateriaal C.

Artikel 5

  • 1. De aangifteplichtige moet, behoudens het bepaalde in het tweede lid, het destructiemate­riaal zo spoedig moge­lijk na de aangifte afgeven aan de vervoerder voor vervoer naar de de­structor; de afgifte dient te geschie­den aan de ondernemer indien het kada­ver is ontstaan ten gevolge van een calamiteit.

    De directeur kan aanwijzingen geven omtrent het tijdstip van het vervoer van het destructiemateriaal.

    De aangifteplichtige dient, in afwachting van het vervoer, het destructiemateriaal te deponeren op een voor een ver­voermiddel van de vervoerder redelijkerwijs bereikbare -niet aan de openbare weg gelegen - plaats.

  • 2. Indien het destructiemateriaal afkom­stig is van gestor­ven dieren, geleden hebbende aan of verdacht van een ziek­te, waarop titel III der Veewet van toepassing is, moet de aangifte­plich­tige dit destructiemateriaal ter be­schikking houden en het afgeven voor vervoer door of vanwege de ondernemer ter plaatse, waar dit destructie­mate­riaal zich bevindt, zulks met inacht­neming van de door de directeur gege­ven aanwijzingen omtrent de bewa­ring van dit materiaal.

Artikel 6

  • 1. De aangifteplichtige is gehouden de­structiemateriaal B en C te bewaren, ter beschikking te stellen en af te geven voor vervoer naar de destructor met inachtneming van de terzake door de directeur gegeven aanwijzingen.

  • 2. Destructiemateriaal, genoemd in arti­kel 2, eerste lid, sub b, c, d of f der wet, alsmede dat, genoemd in arti­kel 2, tweede lid der wet, moet worden bewaard in daar­voor bestemde bakken, dan wel metalen confiscaatemmers, ten­zij de directeur terzake van de bewa­ring een andere regeling met de aan­gifteplichtige treft.

  • 3. De directeur kan ten aanzien van het bepaalde in dit artikel afwijkende regelen met betrekking tot destruc­tie­materiaal B of C vaststellen.

Artikel 7

  • 1. De aangifteplichtige is gehouden, zo­lang destructiemate­riaal onder zijn berusting is, bederf of vermenging met andere stoffen tegen te gaan, zulks overeenkomstig door de directeur gege­ven aanwijzingen.

  • 2. Aanwijzingen van de directeur omtrent de bewaring van destructiemateriaal, anders dan op grond van het vorige lid, kunnen slechts strekken ter voor­koming van gevaar, schade of hinder voor de openbare gezondheid.

Ophalen en vervoer van destructiemateriaal door of vanwege de ondernemer

Artikel 8

  • 1. De vervoerder is verplicht tot het ophalen van het destructiemateriaal van de plaats, waar dit zich be­vindt, ingevolge de bepalingen van deze ver­ordening; ingeval van vervoer van ka­davers, ontstaan tengevolge van cala­miteiten, geldt deze verplichting voor de ondernemer.

  • 2. Het ophalen geschiedt uiterlijk op de werkdag, volgende op die, waarop het destructie­materiaal is aangemeld, ten­zij het betreft destructiemateriaal B of C, dat door de ondernemer, ingevol­ge een met de directeur getroffen re­geling, op gezette tijden wordt opge­haald.

  • 3. De directeur kan, ten aanzien van het bepaalde in het eerste lid, afwijkende regelen met betrekking tot de­structie­materiaal B of C vaststellen.

Artikel 9

Het vervoer van destructiemateriaal binnen de gemeente dient langs de kortste weg plaats te vinden. De vervoerder is ver­plicht ervoor zorg te dragen, dat het vervoer geen sporen van het destructiemateriaal op de openbare weg nalaat.

Overdracht

Artikel 10

  • 1. Ten dienste van de overdracht aan de ondernemer wordt destructiemateriaal A door of vanwege de directeur op de dag van aangifte door middel van telecom­municatie-appa­ra­tuur aangemeld bij de ondernemer, onder mededeling van de gegevens, bedoeld in

    artikel 2, tweede lid.

  • 2. De aanmelding bij de ondernemer van destructiemateriaal B of C geschiedt door de directeur zo spoedig mogelijk, tenzij het betreft destructiemateri­aal, dat door de onderne­mer, ingevolge een met de directeur getroffen rege­ling, op gezette tijden worden opge­haald.

Artikel 11

  • 1. De overdracht van destructiemateriaal geschiedt door inlading in een daar­voor bestemd transportmiddel van de vervoerder of van de ondernemer, in de gevallen, bedoeld in artikel 5, eerste lid, eerste volzin en tweede lid.

  • 2. De ondernemer is verplicht de over­dracht van destructie­materiaal B

    of C jaarlijks voor 1 maart, onder opgave van de totale hoeveelheid over het voorafgaande jaar, aan het gemeentebe­stuur, alsmede aan de directeur te bevestigen.

Dode honden en katten

Artikel 12

Omtrent de aangifte, het vervoer, het ophalen en de overdracht van dode honden en katten, alsmede omtrent de afgifte daarvan aan een van gemeentewege aangewezen verzameldienst, kunnen burgemeester en wethouders, na overleg met de directeur, met inachtneming van het bepaalde in artikel 32 van het Destruc­tiebesluit (Staatsblad 1958, 71) nadere voorschriften geven.

Slotbepalingen

Artikel 13

  • 1. De aanwijzing van materiaal, als be­doeld in artikel 2, derde lid, laatste alinea der wet, geschiedt door de bur­gemeester op voorstel van de directeur of de direc­teur gehoord; zij wordt onverwijld aan de eigenaar of houder medegedeeld.

  • 2. De directeur houdt aantekening van het ingevolge het eerste lid aangewezen destructie­materiaal.

Artikel 14

Indien de directeur, dan wel de eigenaar of houder van de­structiemateriaal A sectie van dit destructiemateriaal noodza­kelijk of wenselijk acht, wordt de sectie verricht in een daartoe bestemde lokaliteit dan wel de destructor. De eigenaar of houder is, indien de sectie niet aan de destructor ge­schiedt, verplicht het destructiemateriaal naar eerstgenoemde lokaliteit te vervoeren of te doen vervoeren.

Artikel 15

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als "Destructie­verordening" en treedt in werking op de dag na die waarop zij bekend gemaakt is.

  • 2. Op dat moment vervalt de thans geldende Destructieverordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 mei 1986.