Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Middelharnis

Verordening betaald ouderschapsverlof

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Middelharnis
Officiële naam regelingVerordening betaald ouderschapsverlof
CiteertitelVerordening betaald ouderschapsverlof
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerpPersoneel en organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Regeling vervangt Verordening betaald ouderschapsverlof 1991

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Ambtenarenwet, art. 125

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-02-199510-12-2014Nieuwe regeling

05-01-1995

Ons Eiland, 02-02-1995

Besluitnummer: 6c

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Middelharnis;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 december 1994;

gelezen de circulaires van het college voor Arbeidszaken betreffende de regeling betaaldouderschapsverlof;

gezien het advies van de commissie voor Georganiseerd overleg;

gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet;

gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de Verordening betaald ouderschapsverlof.

Artikel 1

  • 1 Belanghebbende is de medewerker die ten minste een jaar bij de gemeente Middelharnisin dienst is voor ten minste 16 uur per week en die een aanstelling heeftkrachtens het Algemeen Ambtenarenreglement.

  • 2 Op de medewerker die ten minste een jaar bij de gemeente Middelharnis in dienst isvoor ten minste gemiddeld 16 uur per week en met wie een arbeidsovereenkomst isgesloten krachtens de Arbeidsovereenkomstenverordening dan wel krachtens deArbeidsovereenkomstenverordening voor personeel met een zodanige arbeidstijddat het geen deelnemer kan zijn aan een IZA-regeling, is deze verordening vanovereenkomstige toepassing.

Artikel 2

  • 1 De belanghebbende die als ouder in een familierechtelijke betrekking staat tot eenkind, onderscheidenlijk de belanghebbende die blijkens verklaringen uit het bevolkingsregisterop hetzelfde adres woont als een kind en duurzaam de verzorging enopvoeding van dat kind op zich heeft genomen, heeft recht op ouderschapsverlofmet gedeeltelijk behoud van bezoldiging.

  • 2 Het recht op verlof bestaat voor kinderen die zijn geboren op of na 1 januari 1989.Geen recht op verlof bestaat over tijdvakken gelegen na de datum waarop het kindals leerling kan worden toegelaten tot de basisschool.

  • 3 Bij twee- of meerlingen bestaat slechts voor één kind aanspraak op ouderschapsverlo

Artikel 3

  • 1 Het ouderschapsverlof bedraagt een aaneengesloten periode van ten minste één enten hoogste zes maanden over ten hoogste de helft van de voor belanghebbendegeldende gemiddelde arbeidsduur per week met een minimum van acht uur.

  • 2 Indien het dienstbelang niet toelaat dat het ouderschapsverlof wordt verleend op dewijze zoals in lid 1 omschreven, wordt na overleg met de belanghebbende een afwijkenderegeling getroffen.Deze regeling leidt niet tot een vermindering van het aantal uren ouderschapsverlof,waarop de belanghebbende conform lid 1 aanspraak maakt. Het verlof dient in zijngeheel te zijn genoten binnen een jaar na de door belanghebbende gewenste aanvangsdatum.

  • 3 De belanghebbende meldt het voornemen om ouderschapsverlof op te nemen tenminste drie maanden voor de door hem gewenste ingangsdatum door middel vanhet daarvoor vastgestelde aanvraagformulier.

Artikel 4

  • 1 Gedurende het ouderschapsverlof heeft de belanghebbende die wordt bezoldigdvolgens schaal 4 of hoger van de bezoldigingsverordening, recht op doorbetalingvan 75% van de bezoldiging over de arbeidsduur waarvoor het ouderschapsverlofgeldt.

  • 2 Voor de belanghebbende die wordt bezoldigd volgens de schalen 1, 2 of 3 van debezoldigingsverordening, geldt een recht op doorbetaling zoals vermeld in lid 1, vanrespectievelijk 90, 85 of 80% van de bezoldiging.

  • 3 Er komt als gevolg van de toekenning van het ouderschapsverlof geen veranderingin:- de omvang van de bijdrage die belanghebbende aan het Instituut ZorgverzekeringAmbtenaren Nederland (IZA-Nederland) verschuldigd is;- het inhoudingspercentage krachtens de Inhoudingswet overheidspersoneel 1982;- het pensioenbijdrageverhaal dat belanghebbende verschuldigd is.

  • 4 Gedurende het ouderschapsverlof vindt de opbouw van de vakantietoelage plaatsop basis van de bezoldiging die belanghebbende conform lid 1 of 2 geniet. In de situatieals bedoeld in artikel 5, lid 3, laatste volzin, vindt de opbouw van de vakantietoelageplaats op basis van de ongekorte bezoldiging.

Artikel 5

  • 1 Over de periode waarvoor het ouderschapsverlof geldt wordt op de door belanghebbendeop te bouwen aanspraken op verlof en arbeidsduurverkorting een kortingtoegepast, die evenredig is aan de omvang en de duur van het verlof.

  • 2 Indien de belanghebbende gedurende het ouderschapsverlof wegens ziekte niet instaat is zijn betrekking te vervullen, vindt geen opschorting van dit verlof plaats.

  • 3 Indien belanghebbende gedurende de periode van het ouderschapsverlof ziekwordt, blijft gedurende de eerste tien aaneengesloten werkdagen de voor hem tijdenshet ouderschapsverlof geldende bezoldiging ongewijzigd. Indien de ziekteperiodelanger duurt dan tien werkdagen, wordt met ingang van de elfde dag de kortingdie plaatsvindt op grond van artikel 4 beëindigd.

Artikel 6

  • 1 Indien aan belanghebbende binnen zes maanden nadat hij ouderschapsverlof opgrond van deze verordening heeft genoten ontslag wordt verleend op grond van artikelH 4, lid 1, of artikel G 2, lid 1, onder j, van het Algemeen Ambtenarenreglement,is hij verplicht de bezoldiging die hij op grond van artikel 4, lid 1 of 2, heeft genoten,terug te betalen.

  • 2 Geen terugbetalingsverplichting ontstaat indien het ontslag als bedoeld in artikel H4, lid 1, het gevolg is van het aanvaarden van een betrekking bij een andere gemeenteen evenmin indien de belanghebbende aanspraak heeft op een uitkering opgrond van artikel 1, lid 2, van de Uitkeringsverordening.

  • 3 Indien de belanghebbende binnen drie maanden nadat hij ouderschapsverlof opgrond van deze verordening heeft genoten op eigen verzoek een betrekking aanvaardtvoor minder uren dan hij direct voorafgaande aan het ouderschapsverlof vervulde,dient hij de bezoldiging die hij op grond van artikel 4, lid 1 of 2, heeft genotenover de uren waarmee zijn aanstelling wordt verminderd, terug te betalen.

  • 4 De belanghebbende die van het ouderschapsverlof gebruik maakt dient zich tevorenschriftelijk akkoord te verklaren met het in de leden 1 en 3 bepaalde.

Artikel 7

Voor gevallen waarin deze verordening niet of niet naar billijkheid voorziet, kunnenburgemeester en wethouders een bijzondere regeling treffen.

Artikel 8

  • 1 Op de belanghebbende die op 30 juni 1991 ouderschapsverlof geniet op grond vande Verordening betreffende een experimentele regeling over de aanspraak op ouderschapsverlof,blijft die verordening van toepassing. De in artikel 4, lid 2, van dieverordening bedoelde compensatie, waarop belanghebbende op de in artikel 9 genoemdedatum nog aanspraak heeft, wordt in zijn geheel in een keer betaald.

  • 2 Op de belanghebbende aan wie ouderschapsverlof wordt toegekend dat aanvangtin de periode gelegen na 30 juni 1991 maar voor de in artikel 9 genoemde ingangsdatumvan de Verordening betaald ouderschapsverlof, is de Verordening betreffendeeen experimentele regeling over de aanspraak op ouderschapsverlof van toepassingtot genoemde ingangsdatum. Toegekend verlof dat op die ingangsdatumnog niet is verleend, wordt verleend overeenkomstig de Verordening betaald ouderschapsverlof.

Artikel 9

Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening betaald ouderschapsverlof.

Artikel 10

De verordening treedt in werking op de achtste dag na die van haar bekendmaking.Tezelfdertijd vervalt de verordening van 3 oktober 1991, nadien gewijzigd.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raadvan de gemeente Middelharnis op 5 januari 1995.

De secretaris,                                    De voorzitter,