Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Stadsgewest Haaglanden

Subsidieverordening Kennisprogramma Waterkader Haaglanden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieStadsgewest Haaglanden
Officiële naam regelingSubsidieverordening Kennisprogramma Waterkader Haaglanden
CiteertitelSubsidieverordening Kennisprogramma Waterkader Haaglanden
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet gemeenschappelijke regelingen, artikel 33, Gemeentewet, artikel 149, Regeling stadsgewest Haaglanden 1995, artikel 28

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-12-201001-10-201012-07-2012art. 2, 5, 8, 9, 10, 14, 16, 18, 19, 20, bijlage 1

24-11-2010

De Posthoorn d.d. 1 december 2010

geen
16-04-200901-05-2007nieuwe regeling

08-04-2009

De Posthoorn d.d. 15 april 2009

geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening Kennisprogramma Waterkader Haaglanden

Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden;

gezien het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 21 januari 2009;

BESLUIT:

in te stemmen met de:

SUBSIDIEVERORDENING KENNISPROGRAMMA WATERKADER HAAGLANDEN

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen
  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Waterkader Haaglanden: het samenwerkingsverband van het Hoogheemraadschap van Delfland, het Stadsgewest Haaglanden, de Provincie Zuid-Holland, het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en de gemeenten Den Haag, Midden-Delfland, Rijswijk en Westland;

  • b.

    Kennisprogramma: Het kennisprogramma ‘Ruimte voor Water en Economische Ontwikkeling’;

  • c.

    Omnibus Decentraal Regeling: de Omnibusregeling voor provincies en gemeenten inzake de staatssteunaspecten van subsidiemaatregelen ten behoeve van onderzoek, ontwikkeling en innovatie (OO&I), zoals goedgekeurd door de Europese Commissie op 3 april 2008;

  • d.

    O & O project: project ten behoeve van onderzoek en ontwikkeling;

  • e.

    Kennisproject: O & O project uit het kennisprogramma;

  • f.

    Arm’s length-beginsel: de conditie dat partijen in een transactie onafhankelijk zijn van elkaar en op gelijke voet een contract sluiten;

  • g.

    Collusie: een heimelijke verstandhouding (complot) om het opsporen van strafbare feiten te belemmeren;

  • h.

    Subsidieuitvraag: de door het dagelijks bestuur van het Stadsgewest Haaglanden geformuleerde publicatie, op grond waarvan een subsidieaanvraag kan worden ingediend;

  • i.

    Subsidieronde: de mogelijkheid (één of meerdere keren per jaar) om in antwoord op de subsidieuitvraag aanvragen in te dienen voor het verkrijgen van een subsidie op grond van deze verordening;

  • j.

    Stuurgroep Waterkader Haaglanden: De Stuurgroep Waterkader Haaglanden, waarin de samenwerkende partijen zitting hebben;

  • k.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • l.

    Het Stadsgewest Haaglanden: het regionaal openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • m.

    Het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het Stadsgewest Haaglanden;

  • n.

    Het algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden;

  • o.

    Adviesraad: De Adviesraad, die bestaat uit twaalf vertegenwoordigers van kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties;

  • p.

    Consortium: een samenwerkingsverband van publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtspersonen, die zich verbinden gezamenlijk een kennisproject uit te voeren;

  • q.

    F.E.S.: Fonds Economische Structuurversterking;

  • r.

    Proeftuin: een aangewezen gebied met een gedefinieerde wateropgave;

  • s.

    Wateropgave: de te verwachten hoeveelheid extra water, uitgedrukt in gemiddelde aantallen kubieke meters per hectare per gebied, waarvoor ruimte moet worden gezocht binnen het watersysteem;

  • 2.

    De algemene begrippen en bepalingen van de Awb zijn onverminderd op deze verordening van kracht.

Hoofdstuk 2 Subsidieverordening

Artikel 2 Stuurgroep
  • 1. Er is een Stuurgroep Waterkader Haaglanden.

  • 2. De Stuurgroep bestaat uit de volgende leden:

    • a.

      de portefeuillehouder Ruimtelijke Ordening en Grondbeleid van het Stadsgewest Haaglanden;,

    • b.

      twee Hoogheemraden namens het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap van Delfland;

    • c.

      de gedeputeerde, belast met de portefeuille Water, Kust en EU, van de Provincie Zuid-Holland;

    • d.

      een door de Minister van Verkeer en Waterstaat aan te wijzen vertegenwoordiger;

    • e.

      een wethouder van de gemeente Den Haag;

    • f.

      een wethouder van de gemeente Midden Delfland;

    • g.

      een wethouder van de gemeente Rijswijk;

    • h.

      een wethouder van de gemeente Westland.

  • 3. De Stuurgroep heeft tot taak:

    • a.

      de bewaking en verwezenlijking van de missie en strategische doelstellingen van het programma;

    • b.

      de advisering van het dagelijks bestuur inzake de toekenning van subsidies op grond van deze verordening;

    • c.

      toezicht houden op het functioneren van alle onderdelen van het kennisprogramma;

    • d.

      optreden als vertegenwoordiger van het programma.

Artikel 3 Adviesraad
    • 1.

      Er is een Adviesraad

    • 2.

      De Adviesraad bestaat uit 12 leden, komend uit wetenschappelijke en maatschappelijke instellingen.

    • 3.

      De Adviesraad heeft tot taak:

    • a.

      advisering van de Stuurgroep over de ingediende aanvragen met gebruikmaking van de criteria, opgenomen in bijlage 1 bij deze subsidieverordening;

    • b.

      waarborging van de wetenschappelijke relevantie van het kennisprogramma;

    • c.

      advisering ten aanzien van de inhoud van het programma en eventuele leemten en overlappingen.

Artikel 4 Doelstellingen van de Subsidieverordening
  • 1. De subsidieverordening heeft tot doel regels te stellen met betrekking tot de subsidiering van kennisprojecten, die zijn geselecteerd in het kader van het Kennisprogramma Waterkader Haaglanden volgens de daarvoor in artikel 6.1 beschreven procedure.

  • 2. De op grond van de subsidieverordening te verlenen subsidies worden gevoed door een subsidie op grond van het F.E.S., evenals subsidies, die het Stadsgewest Haaglanden ontvangt van de Provincie Zuid-Holland en eventuele andere belanghebbende partijen.

Hoofdstuk 3 Subsidiering

Artikel 5 Kennisprojecten

Binnen de kennisprojecten zijn vier soorten O & O-projecten te onderscheiden:

  • a.

    fundamenteel onderzoek: experimentele of theoretische activiteiten die voornamelijk worden verricht om nieuwe kennis te verwerven over de fundamentele aspecten van verschijnselen en waarneembare feiten, zonder dat hiermee een rechtstreekse praktische toepassing of gebruik wordt beoogd;

  • b.

    industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procédés of diensten, of om bestaande producten, procédés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de vervaardiging van onderdelen van complexe systemen, die noodzakelijk is voor industrieel onderzoek, met name voor algemene validering van technologieën, met uitzondering van prototypes als bedoeld onder “experimentele ontwikkeling”);

  • c.

    experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden voor plannen, schema's of ontwerpen van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, procédés of diensten. Hieronder kan tevens de conceptuele formulering en het ontwerp van alternatieve producten, procédés of diensten worden verstaan. Deze activiteiten kunnen tevens het maken van ontwerpen, tekeningen, plannen en andere documentatie omvatten, mits zij niet voor commercieel gebruik zijn bestemd.

  • d.

    kennisdoorwerking: het totaal van kennisontwikkeling, kennisborging en kennisoverdracht. Hieronder wordt begrepen het borgen en toegankelijk maken van kennis en het vaardig toepassen van die kennis in andere praktijken en door andere partijen.

Artikel 6 Uitgaven van en subsidies uit de subsidieverordening
  • 1. Ten laste van de subsidieverordening komen de uitgaven en subsidies ten behoeve van goedgekeurde kennisprojecten in het kader van de selectieprocedure van het kennisprogramma Waterkader Haaglanden, die passen binnen de doelstellingen van Module 1: ”Onderzoek en Ontwikkeling Projecten”, zoals opgenomen in de Omnibus Decentraal Regeling.

  • 2. Subsidies kunnen worden aangevraagd door de volgende partijen uit Nederland en het buitenland:

    • a.

      overheden;

    • b.

      wetenschappelijke instellingen;

    • c.

      privaatrechtelijke rechtspersonen;

    • d.

      consortia, gevormd uit bovenvermelde partijen.

  • 3. Aanvragen dienen in de Nederlandse taal gesteld te zijn.

  • 4. Er kunnen uitgaven worden gedaan ten behoeve van kennisprojecten, waarvoor het Stadsgewest Haaglanden zelf als opdrachtgever optreedt.

Artikel 7 Subsidieverstrekking of doen van uitgaven
  • 1. De subsidie wordt, behalve in het geval van artikelen 10 en 11, verstrekt op advies van de Stuurgroep Waterkader Haaglanden of op advies van de voorzitter van de Stuurgroep, in die gevallen dat deze door de Stuurgroep hiertoe is gemandateerd.

  • 2. Het dagelijks bestuur verstrekt de subsidie of de uitgave.

Artikel 8 Selectieprocedure
  • 1. Onder aanvragen voor een subsidie wordt tevens verstaan het doen van uitgaven conform artikel 6 lid 4.

  • 2. Aanvragen voor een subsidie kunnen op twee manieren plaatsvinden: in het kader van een gerichte uitvraag, gekoppeld aan een subsidieronde en los van subsidieronde en uitvraag, maar gericht op de onderzoeksagenda van Waterkader Haaglanden.

  • 3. Het dagelijks bestuur bepaalt per subsidieronde de afbakening van de op te lossen problemen, waarop de subsidieuitvraag zich richt.

  • 4. Het dagelijks bestuur wordt bij de beoordeling van de aanvragen geadviseerd door de Stuurgroep Waterkader Haaglanden.

  • 5. De aanvragen worden gericht aan het dagelijks bestuur.

  • 6. Er wordt een administratieve toetsing uitgevoerd op compleetheid van de aanvraag. Op grond van deze toetsing beslist het dagelijks bestuur of een aanvraag kan worden voorgelegd aan de Stuurgroep Waterkader Haaglanden. De criteria voor de administratieve toetsing zijn opgenomen in de bijlage 1 bij deze verordening.

  • 7. Een aanvraag is onvolledig, indien niet alle gevraagde gegevens, genoemd in de bijlage bij deze subsidieverordening en het Raamwerk voor een projectvoorstel door het dagelijks bestuur ontvangen zijn.

  • 8. Indien de aanvraag niet aan de eisen van administratieve criteria gesteld in de bijlage bij deze subsidieverordening voldoet, dan verzoekt het dagelijks bestuur schriftelijk de aanvrager om deze aan te vullen binnen een termijn van 2 weken, te rekenen vanaf de dagtekening van het verzoek.

  • 9. Het dagelijks bestuur kan besluiten een aanvraag niet in behandeling te nemen, indien de in het achtste lid genoemde termijn is verstreken zonder dat de gevraagde aanvullingen zijn ontvangen.

  • 10. De Stuurgroep Waterkader Haaglanden brengt uiterlijk 14 weken na ontvangst van de aanvraag door het dagelijks bestuur zijn advies uit aan het dagelijks bestuur.

  • 11. Het dagelijks bestuur stelt, alvorens een aanvraag af te wijzen, de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 12. Het dagelijks bestuur beslist uiterlijk 22 weken na de sluitingsdatum voor indiening op de ingediende aanvragen.

Artikel 9 Beoordeling
  • 1. Het dagelijks bestuur baseert het besluit op het advies van de Stuurgroep, tenzij er tussen het tijdstip van de beoordeling door de Stuurgroep en het moment van subsidieverstrekking veranderingen zijn opgetreden in:

    • a.

      de met het betrokken kennisproject beoogde doelstellingen;

    • b.

      het subsidieplafond, bedoeld in artikel 12 is bereikt. In bijzondere gevallen kan het dagelijks bestuur, op advies van de Stuurgroep, bepalen, dat in het daaropvolgende jaar, zonder nieuwe indiening van de aanvraag, opnieuw een beschikking op de aanvraag wordt gegeven;

    • c.

      de door de Stuurgroep geselecteerde kennisproject indiener nadien failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

  • 2. Tenzij het dagelijks bestuur in bijzondere gevallen anders beslist, wordt de subsidie niet verstrekt, indien op het tijdstip, waarop de aanvraag bij het dagelijks bestuur wordt ingediend, al met de uitvoering van het kennisproject, waarop de aanvraag betrekking heeft, is begonnen.

  • 3. Het kennisproject voldoet aan de criteria in bijlage 1 van deze verordening.

Artikel 10 Kortlopende projecten

Het dagelijks bestuur beslist, met inachtneming van de criteria in bijlage 1 van deze verordening, in afwijking van artikel 8 en artikel 9, lid 1, zonder tussenkomst van de Stuurgroep indien:

  • a.

    de aanvraag een project betreft met een doorlooptijd van maximaal zes maanden en

  • b.

    de gevraagde bijdrage minder dan € 35.000 inclusief BTW bedraagt en

  • c.

    de aanvrager een partij is, genoemd in artikel 6, lid 2, onder a, b, c of d.

Artikel 11 Bijdragen aan andere onderzoeksprogramma’s

Het dagelijks bestuur beslist, met inachtneming van de criteria in bijlage 1 van deze verordening, in afwijking van artikel 8 en artikel 9, lid 1, zonder tussenkomst van de Stuurgroep indien:

  • a.

    het een bijdrage betreft aan een aan Waterkader Haaglanden gerelateerd onderzoeksprogramma en

  • b.

    de bijdrage minder dan € 35.000 inclusief BTW bedraagt.

Artikel 12 Subsidieplafond
  • 1. Het subsidieplafond voor het totaal van de op grond van deze verordening te verstrekken subsidies bedraagt jaarlijks niet meer dan het door het algemeen bestuur, na advies van de Stuurgroep Waterkader Haaglanden, in de begroting van het Stadsgewest Haaglanden voor de subsidieverordening Waterkader Haaglanden gestelde bedrag.

  • 2. De volgorde van binnenkomst van de aanvragen is bepalend.

Artikel 13 Begrotingsvoorbehoud

Subsidies worden verleend onder de voorwaarde dat, voor het deel van de subsidie dat ten laste van een nog niet vastgestelde begroting komt, voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 14 Subsidiepercentages
  • 1. De subsidie vanuit F.E.S., gerekend over het totale kennisprogramma, bedraagt niet meer dan 45 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2. Het subsidiepercentage voor een kennisproject bedraagt maximaal:

    • a.

      60% voor fundamenteel onderzoek;

    • b.

      45% voor industrieel onderzoek;

    • c.

      25% voor experimentele ontwikkeling;

    • d.

      80% voor kennisdoorwerking.

  • 3. Het dagelijks bestuur bepaalt met inachtneming van de in lid 2, a, b,c en d genoemde maxima de daadwerkelijk te hanteren percentages per aanvraag met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid.

  • 4. De in bijlage 2 bij deze verordening opgenomen toelichting is van toepassing op subsidies voor fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling.

Artikel 15 Subsidiabele projectkosten
  • 1. De volgende kosten komen voor subsidiering in aanmerking:

    • a.

      personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;

    • b.

      kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als in aanmerking komende kosten beschouwd;

    • c.

      kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte investeringskosten in aanmerking;

    • d.

      kosten van contractonderzoek, technische kennis en octrooien die tegen marktprijzen worden verworven bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, mits de transactie conform het arm's length-beginsel plaatsvond en er geen sprake is van collusie. Voorts ook kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor de onderzoeksactiviteiten worden gebruikt;

    • e.

      extra algemene vaste kosten die rechtstreeks uit het onderzoeksproject voortvloeien;

    • f.

      andere exploitatiekosten, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit de onderzoeksactiviteit voortvloeien.

  • 2. In aanmerking voor subsidie komt tevens de omzetbelasting, betrekking hebbend op de kostenposten genoemd in het eerste lid, die niet op de voet van artikel 15, eerste lid, van de Wet op de Omzetbelasting 1968 in aftrek kan worden gebracht en voor zover deze omzetbelasting leidt tot uitname uit het provinciefonds en/of het gemeentefonds volgens de regels van het BTW-compensatiefonds.

Artikel 16 De subsidieverlening
  • 1. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de grondslag van de subsidie, de berekeningswijze en het maximale bedrag waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      een omschrijving van de gesubsidieerde activiteit;

    • c.

      het jaar of de jaren, waarin de subsidie tot uitbetaling komt;

    • d.

      de verplichtingen waaronder de subsidie wordt verleend.

  • 2. Tot de verplichtingen in het eerste lid, onder d, behoren in ieder geval:

    • a.

      de termijn waarbinnen met de uitvoering van het kennisproject begonnen moet zijn;

    • b.

      de wijze waarop en de termijnen waarbinnen over de voortgang van het kennisproject moet worden gerapporteerd.

Artikel 17 Betalingswijze van de subsidie
  • 1. De subsidie wordt in beginsel door middel van een voorschot van maximaal 50% van de verleende subsidie betaald.

  • 2. Het voorschot op de verleende subsidie, bedoeld in het eerste lid, kan worden gedeclareerd, wanneer wordt aangetoond dat ten minste 50% van het kennisproject is gegund. Het restant wordt bij vaststelling van de subsidie betaalbaar gesteld.

  • 3. Als gunning geldt de opdrachtverlening na aanbesteding.

Artikel 18 Aanvraag tot subsidievaststelling
  • 1. De subsidieontvanger dient binnen een termijn van 13 weken na afronding en oplevering van een kennisproject, doch op uiterlijk 1 december 2011, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het dagelijks bestuur. Deze termijn kan op verzoek, binnen de eerstgestelde termijn, eenmaal met ten hoogste 13 weken en tot uiterlijk 1 december 2011 worden verlengd.

  • 2. Het kennisproject wordt na afronding ter beschikking gesteld van de Stuurgroep, die kan besluiten de resultaten te publiceren en ter beschikking te stellen van voor het Kennisprogramma relevante partijen.

  • 3. De aanvraag tot subsidievaststelling bevat een eindrapportage omtrent de kosten en baten van het kennisproject, voorzien van een accountantsverklaring , volgens een voor die branche gebruikelijk model.

  • 4. Indien de aanvraag betrekking heeft op een subsidie van ten hoogste €25.000,--, is geen accountantsverklaring nodig.

  • 5. De subsidieontvanger is verplicht om medewerking te verlenen aan een door of vanwege het dagelijks bestuur te verrichten onderzoek naar de besteding van de subsidie.

Artikel 19 Subsidievaststelling
  • 1. Op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt door het dagelijks bestuur beslist binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Indien blijkt dat, in het geval dat de subsidie verleend is op basis van de werkelijk te maken kosten, de werkelijk gemaakte kosten minder bedragen dan de raming waarop de verleende subsidie is gebaseerd, wordt de subsidie naar evenredigheid op een lager bedrag vastgesteld.

  • 3. Indien als gevolg van de complexiteit van de aanvraag niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn kan worden beslist, kan de termijn éénmaal met ten hoogste 13 weken worden verlengd.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 20 Hardheidsclausule

Het dagelijks bestuur kan het bepaalde in deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking van het besluit en werkt terug tot 1 mei 2007.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening Kennisprogramma Waterkader Haaglanden.

Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden in de openbare vergadering d.d. 8 april 2009

de voorzitter, J.J. VAN AARTSEN

de secretaris, DRS. A. HARKES

Bijlage 1 bij de Subsidieverordening Kennisprogramma Waterkader Haaglanden 2007

Criteria administratieve toetsing

  • ·

    Doelstelling project.

  • ·

    Plan van Aanpak.

  • ·

    Resultaten.

  • ·

    Consortiumsamenstelling (indien van toepassing).

  • ·

    Onderbouwing kosten.

  • ·

    Onderbouwing en marktconformiteit van de kosten.

  • ·

    Compleet projectvoorstel volgens Raamwerk.

Criteria inhoudelijke beoordeling

  • 1.

    Kwaliteit van het voorstel

  • a.

    Oplossend vermogen: mate waarin het project een oplossing biedt voor het in de subsidieuitvraag omschreven probleem.

  • b.

    Kwaliteit van de inhoud: mate waarin de inhoud van het project is gebaseerd op de state of the art in het vakgebied.

  • c.

    Innovatie: mate waarin het project aanwijsbare innovaties en/of nieuwe kennis oplevert.

  • d.

    Kwaliteit van het team: mate van aantoonbare kwalificaties van het voorgestelde projectteam op het onderzoeksgebied.

  • 2.

    Bijdrage aan Kennisprogramma Haaglanden

  • a.

    Relevantie t.o.v. missie: mate waarin het project een toegevoegde waarde levert binnen de onderzoeksagenda van het programma.

  • b.

    Samenhang en aansluiting binnen het Kennisprogramma Haaglanden: mate waarin het project aansluit op andere projecten uit het onderzoeksprogramma.

  • c.

    Internationale dimensie: is het onderzoek internationaal of zijn er internationale onderzoeksgroepen bij betrokken. Zijn de resultaten ook in internationale setting bruikbaar.

  • 3.

    Legitimiteit

  • a.

    Maatschappelijke relevantie: mate waarin het project een bijdrage levert aan het oplossen van een voor het Kennisprogramma Waterkader Haaglanden maatschappelijk relevant probleem.

  • b.

    Additionaliteit van de subsidie: Komt het project zonder deze subsidie niet of in beperkte mate van de grond.

  • 4.

    Maatschappelijk rendement

  • a.

    Effectiviteit: mate waarin het project de beoogde doelen van het Kennisprojectplan zal realiseren.

  • b.

    Financiële onderbouwing: zijn de kosten naar evenredigheid?

  • 5.

    Kennisverspreiding

  • a.

    Aandacht voor kennis-verspreiding: Is er in het voorstel voldoende aandacht besteed aan kennisoverdracht?

  • b.

    Partijen voor kennisverspreiding aanwezig?

  • 6.

    Planning

Het kennisproject kan vóór 1 december 2011 worden uitgevoerd.

Secundaire criteria

  • a.

    Samenhang met projecten in andere programma’s: In hoeverre sluit het project aan op projecten van watergerelateerde programma’s?

  • b.

    Preconcurrentieel: Zijn de op te leveren producten voor iedereen voldoende toegankelijk te maken (de baten van het project kunnen niet door 1 partij worden toegeëigend)?

  • c.

    Haalbaarheid: Is de voorgestelde onderzoekscapaciteit beschikbaar?

  • d.

    Uitvoerbaarheid: Het project dient uitvoerbaar te zijn.

  • e.

    Efficiency van het project: Het resultaat van het project dient op de economisch meest voordelige wijze te worden bereikt.

  • f.

    Wijze waarin de eindgebruikers bij het project worden betrokken.

Bijlage 2 bij de Subsidieverordening Kennisprogramma Waterkader Haaglanden 2007

Onderzoek en Ontwikkeling Projecten

Het te subsidiëren deel van het onderzoeksproject moet volledig binnen één of meer van de volgende onderzoekscategorieën vallen:

  • a.

    fundamenteel onderzoek,

  • b.

    industrieel onderzoek,

  • c.

    experimentele ontwikkeling.

Voor de nadere classificatie van de verschillende activiteiten zullen het dagelijks bestuur van het Stadsgewest Haaglanden en de Stuurgroep Waterkader Haaglanden de definities en uitgangspunten uit het “Frascati handboek” (noot 1: "The Measurement of Scientific and Technological Activities, Proposed Standard Practice for Surveys on Research and Experimental Development” [Organisatie voor Economische Ontwikkeling en Samenwerking (OESO), 2002]​) hanteren. Daarnaast zijn in de staatssteunpraktijk veel voorbeelden te vinden van de uitwerking van deze onderzoekscategorieën.

Omvat een project verschillende soorten opdrachten, dan wordt elke opdracht in één van de volgende categorieën ingedeeld: fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling, of niet behorend tot één van deze categorieën.

Bij deze indeling hoeft niet noodzakelijk een chronologische benadering van de opeenvolgende fasen — van fundamenteel onderzoek tot activiteiten die dichter bij de markt staan — te worden gevolgd. Bijgevolg staat niets er aan in de weg dat de Commissie een in een latere projectfase uitgevoerde opdracht als industrieel onderzoek aanmerkt, of dat zij een activiteit uit een eerdere projectfase als experimentele ontwikkeling aanmerkt dan wel helemaal niet als onderzoek aanmerkt.

De subsidie, berekend op basis van de in aanmerking komende kosten van het project, bedraagt maximaal:

a) 60% voor fundamenteel onderzoek;

b) 45% voor industrieel onderzoek, en

c) 25% voor experimentele ontwikkeling.

De steunintensiteit wordt bepaald voor elke begunstigde, ook in het geval van een samenwerkingsproject.

Wanneer staatssteun wordt verleend voor een O&O project waarbij

onderzoeksorganisaties en ondernemingen samenwerken, mag het gecumuleerde steunbedrag van rechtstreekse overheidssteun ten behoeve van een specifiek onderzoeksproject en van bijdragen van onderzoeksorganisaties voor datzelfde project, voor zover deze steun inhouden, niet hoger uitkomen dan de voor elke begunstigde onderneming van toepassing zijnde steunplafonds.

De plafonds voor industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling mogen als volgt worden verhoogd:

a) wanneer aan het MKB steun wordt verleend, kan de steunintensiteit worden verhoogd met 10 procentpunt voor middelgrote en 20 procentpunt voor kleine ondernemingen;

b) tot een maximum steunintensiteit van 80% is een verhoging met 15 procentpunt mogelijk wanneer aan minstens één van de volgende voorwaarden is voldaan:

  • i.

    het project behelst daadwerkelijke samenwerking tussen ten minste twee onderling onafhankelijke ondernemingen. Dergelijke daadwerkelijke samenwerking wordt geacht aanwezig te zijn wanneer:

  • -

    geen van de ondernemingen meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten van het samenwerkingsproject voor haar rekening moet nemen,

  • -

    het project samenwerking behelst met ten minste één MKB of er sprake is van grensoverschrijdende samenwerking, d.w.z. dat de O&O activiteiten in ten minste twee verschillende lidstaten plaatsvinden,

  • ii.

    het project behelst daadwerkelijke samenwerking tussen een onderneming en een onderzoeksorganisatie, met name in het kader van coördinatie van nationaal O&O beleid. Dergelijke daadwerkelijke samenwerking wordt geacht aanwezig te zijn wanneer:

  • -

    de onderzoeksorganisatie minstens 10% van de in aanmerking komende projectkosten draagt, en

  • -

    de onderzoeksorganisatie het recht heeft de resultaten van de onderzoeksprojecten te publiceren voor zover deze afkomstig zijn van het door die organisatie uitgevoerde onderzoek;

  • iii.

    het project ziet op industrieel onderzoek en de projectresultaten worden ruim verspreid via technische en wetenschappelijke conferenties of worden gepubliceerd in wetenschappelijke en technische tijdschriften of op open access repositories (databases waarin iedereen ruwe onderzoekgegevens vrij kan raadplegen), of via free of open source software.

Voor de toepassing van de punten i) en ii) geldt uitbesteding niet als daadwerkelijke samenwerking. Bij samenwerking tussen een onderneming en een onderzoeksorganisatie zijn de in de Omnibus Decentraal Regeling bepaalde maximum steunintensiteiten en verhogingen niet van toepassing op de onderzoeksorganisatie.

Om daadwerkelijke of potentiële, rechtstreekse of indirecte verstoringen van het internationale handelsverkeer aan te pakken, kunnen hogere intensiteiten dan die welke in de regel op grond van in Module 1 “Onderzoek en Ontwikkeling Projecten” van de Omnibus Decentraal Regeling genoemde intensiteiten mogelijk zijn, alleen worden toegestaan indien buiten de EU gevestigde concurrenten — al dan niet rechtstreeks — voor vergelijkbare projecten, programma's, onderzoek, ontwikkeling of technologie steun met een gelijkwaardige intensiteit hebben ontvangen (in de voorbije drie jaar) of deze zullen ontvangen. Wanneer verstoringen van het internationale handelsverkeer zich echter pas na meer dan drie jaar dreigen voor te doen, kan, gelet op het specifieke karakter van de betrokken sector, de referentieperiode dienovereenkomstig worden verlengd. Het dagelijks bestuur van het Stadsgewest Haaglanden en de Stuurgroep Waterkader zullen bij toepassing van hogere intensiteiten dan de in deze module genoemde intensiteiten de Europese Commissie voldoende informatie verschaffen om haar in staat te stellen de situatie te beoordelen, met name wat betreft de noodzaak rekening te houden met het concurrentievoordeel dat een concurrent in het derde land geniet.