Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Menterwolde

Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Menterwolde 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Menterwolde
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Menterwolde 2007
CiteertitelVerordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Menterwolde 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet op het primair onderwijs

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-12-200701-01-2011Nieuwe regeling

08-11-2007

Tussenklappen; 12 december 2007

Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Menterwolde 2007

Tekst van de regeling

Nr.:

De raad van de gemeente Menterwolde;

gelet op de bepalingen van de Wet op het Primair Onderwijs;overwegende dat het noodzakelijk is een regeling vast te stellen voor de huisvesting vanbasisscholen in de gemeente Menterwolde;

BESLUIT

vast te stellen de:Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Menterwolde 2007

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan ondera minister: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;b bevoegd gezag: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs bekostigdeopenbare of bijzondere school, die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw datzich bevindt op het grondgebied van de gemeente;c school: school voor basisonderwijs;d school voor basisonderwijs: een basisschool als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;e nevenvestiging: deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;f voorziening: een van de voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2 van deze verordening;g programma: het programma als bedoeld in artikel 12 van deze verordening;h overzicht: het overzicht van de niet in het kader van de vaststelling van het programma ingewilligde aanvragen als bedoeld in artikel 13 van deze verordening;i aanvrager: het bevoegd gezag dat een aanvraag voor vergoeding van een voorziening of voor bekostiging van bouwvoorbereiding van een voorziening als bedoeld in artikel 25 van deze verordening heeft ingediend;j aanvraag: verzoek om vergoeding van een voorziening of om bekostiging van bouwvoorbereiding;k voor blijvend gebruik bestemde voorziening: voorziening in de huisvesting die, volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II van deze verordening, 15 jaren of langer noodzakelijk is;l voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening: voorziening in de huisvesting die, volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II van deze verordening, niet langer dan 15 jaren noodzakelijk is;m permanent gebouw: schoolgebouw dat door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen ten minste 60 jaren als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;n noodlokaal: verplaatsbare ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen ten minste 15 jaren als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;o gymnastiekruimte: ruimte die geschikt is voor het onderwijs in lichamelijke oefening;p advies Onderwijsraad: een advies van de Onderwijsraad over de vaststelling van het programma in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, als bedoeld in artikel 95 van de Wet op het primair onderwijs;q verhuur: het gebruik van een onderwijsgebouw door derden, niet zijnde onderwijsgebruik ofgebruik ten behoeve van culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden;r gezamenlijke akte: de akte als bedoeld in artikel 110 van de Wet op het primair onderwijs;s beslissing gedeputeerde staten: de beslissing van gedeputeerde staten in een geschil alsbedoeld in artikel 110, tweede lid van de Wet op het primair onderwijs;t eigendomsoverdracht: de eigendomsoverdracht als bedoeld in artikel 110 van de Wet op het primair onderwijs.

Artikel 2 Omschrijving voorzieningen in de huisvesting

Bij de toepassing van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden:a. de voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen bestaande uit:1° nieuwbouw voor een school die voor het eerst vo or rijksbekostiging in aanmerking is gebracht, dan wel nieuwbouw ter gehele of gedeeltelijke vervanging van een gebouw waarin een school is gehuisvest, al dan niet op dezelfde locatie;2° uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest;3° gehele of gedeeltelijke ingebruikneming van een bestaand gebouw ten behoeve van de huisvesting van een school;4° verplaatsing van een of meer bestaande noodloka len ten behoeve van de huisvesting van een school;5° terrein voor zover benodigd voor de realisering van een onder a sub 1° tot en met4° omschreven voorziening;6° inrichting met onderwijsleerpakket voor zover d eze nog niet eerder voor bekostiging van rijks- of gemeentewege in aanmerking is gebracht;7° inrichting met meubilair voor zover deze nog ni et eerder voor bekostiging van rijks- of gemeentewege in aanmerking is gebracht;8° medegebruik van een ruimte voor het onderwijs i n een gebouw dat al bij een andere school in gebruik is en medegebruik van een gymnastiekruimte;b. aanpassingen aan gebouwen bestaande uit een of meer activiteiten zoals onderscheiden in bijlage I;c. onderhoud aan gebouwen van een school voor basisonderwijs bestaande uit een of meer activiteiten zoals onderscheiden in bijlage I;d. herstel van een constructiefout bestaande uit schade aan een gebouw veroorzaakt door eigen gebrek of eigen bederf, alsmede uit kosten gemoeid met het voorkomen van nog niet manifest geworden materiële schade onmiddellijk voortvloeiend uit ontwerpfouten,uitvoeringsfouten of wanprestatie;e. herstel en vervanging in verband met schade aan een gebouw, onderwijsleerpakket en meubilair ingeval van bijzondere omstandigheden.

Artikel 3 Bouwvoorbereiding voorzieningen

Ten aanzien van voorzieningen als bedoeld in artikel 2 onder lid a 1° en 2° kan een aanvraag worden ingediend voor bekostiging van bouwvoorbereiding. Hierbij is het bepaalde in hoofdstuk 4 van toepassing.

Artikel 4 Vaststelling vergoeding voorzieningen
  • 1 Bij toekenning van een van de in artikel 2 genoemde voorzieningen, of bij toekenning van bekostiging van bouwvoorbereiding als bedoeld in artikel 3, wordt bij de wijze van vaststelling van de hoogte van de vergoeding een onderscheid gemaakt tussen vooraf genormeerdebedragen en bedragen gebaseerd op de feitelijk voorziene kosten per geval.

  • 2 De genormeerde vergoedingsbedragen worden vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in bijlage IV, deel A. De vergoedingsbedragen die zijn gebaseerd op de feitelijke kosten worden vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in bijlage IV, deel B.

  • 3 Deel A van bijlage IV is van toepassing op de voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onder aonderdelen 1°, 2°, 6° en 7°.Deel B van bijlage IV is van toepassing op de voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onder aonderdelen 3°, 4°, 5° en 8°, b, c, d en e.

  • 4 Bij de aanvraag van een voorziening waar bijlage IV, deel A op van toepassing is, kan van bijd vaststelling van de vergoeding worden afgeweken van de normen in bijlage IV, voor zoverde werkelijke kosten substantieel onder het bedrag van de normering zoals die in dezeverordening dan wel de bijlagen zijn opgenomen.

Artikel 5 Informatieverstrekking
  • 1 Het bevoegd gezag verstrekt aan het college gegevens die noodzakelijk zijn voor deuitvoering van het bepaalde in deze verordening.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde gegevens worden onderscheiden in:a basisgegevens, zijnde gegevens die eenmalig in hun geheel worden verstrekt envervolgens alleen in geval van wijziging worden gemeld bij het college;b. periodieke gegevens, zijnde gegevens die regelmatig door het bevoegd gezag dienen teworden verstrekt.

  • 3 De in het tweede lid onder a genoemde basisgegevens omvatten:1° gegevens over het bevoegd gezag, bestaande uit naam, adres, denominatie envestigingsplaats, alsmede een opgave van een contactpersoon inzake aangelegenhedenaangaande de huisvesting;2° gegevens over de onder het beheer van het bevo egd gezag staande school of scholendie geheel of gedeeltelijk gehuisvest zijn in een gebouw gelegen in de gemeente,bestaande uit het Brin-nummer, naam, adres, onderwijssoort en eventueleonderwijsafdelingen en, voor zover van toepassing, de aanduiding of de school bestaatuit een hoofdvestiging met een of meer nevenvestigingen;3° gegevens over de bij de school of nevenvestigin g in gebruik zijnde gebouwengespecificeerd per gebouw, bestaande uit:* het adres;* de status van het gebouw zijnde hoofdgebouw of dislocatie;* de bouwaard zijnde permanent of noodlokaal;* het bouwjaar zijnde het oorspronkelijk bouwjaar of, ingeval het gebouw bestaatuit in verschillende jaren gebouwde delen, de bouwjaren onderscheiden naargebouwdeel met de daarbij behorende bruto-vloeroppervlakte;* de bruto-vloeroppervlakte van het gebouw uitgedrukt in m2;* de genormeerde en feitelijke capaciteit van het gebouw voor zover bestemd vooreen school voor basisonderwijs, te bepalen aan de hand van het gestelde inbijlage III, deel A en B;4° gegevens over de omvang van het medegebruik uitgedrukt in het aantal groepen, voorzover het een school voor basisonderwijs betreft, te verstrekken door de hoofdgebruikervan het gebouw waarin het medegebruik plaatsvindt;5° gegevens over het adres, het stichtingsjaar en de oppervlakte van de oefenzaal indieneen bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school voorbasisonderwijs eigenaar is van een gymnastiekruimte. 

  • 4 De in het tweede lid onder b genoemde periodieke gegevens omvatten:1° een afschrift van de jaarlijkse opgave aan de minister van het aantal leerlingen dat op dewettelijk teldatum staat ingeschreven op de school, die geheel of gedeeltelijk gehuisvestis in een gebouw gelegen op het grondgebied van de gemeente;2° een afschrift van een tussentijdse opgave aan d e minister van het aantal leerlingen datstaat ingeschreven op de school in verband met een groei van het aantal leerlingen;3° indien de school gedeeltelijk is gehuisvest in e en of meer locaties op het grondgebied vande gemeente, een opgave van het aantal leerlingen op de wettelijke teldatum per locatie.De onder 1° en 2° vermelde gegevens worden door het bevoegd gezag tegelijkertijd met deopgave aan de minister verstrekt aan het college. De onder 3° vermelde gegevens wordendoor het bevoegd gezag gevoegd bij de jaarlijkse opgave als bedoeld onder 1°.

  • 5 Een bevoegd gezag van een school voor basisonderwijs verstrekt jaarlijks voor 1 aprilvoorafgaande aan het volgende schooljaar een opgave van de voor dat schooljaar voor deschool gewenste onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte. Deze opgave bevat devolgende gegevens:1° de gewenste omvang van het onderwijsgebruik uit gedrukt in een aantal klokuren;2° de aanduiding van de gymnastiekruimte of -ruimt en waarin het gebruik wordt gewenst;3° de tijden waarop het onderwijsgebruik gedurende een schoolweek wordt gewenst.

  • 6 In aanvulling op de in het eerste tot en met vijfde lid bedoelde gegevens verstrekken debevoegde gezagsorganen op verzoek van het college alle inlichtingen die nodig zijn voor deuitvoering van deze verordening. Hieronder kunnen in ieder geval zijn begrepen:1° een oordeel over de juistheid en volledigheid v an door het college voorgelegde gegevensdie betrekking hebben op het bevoegd gezag;2° inlichtingen die noodzakelijk zijn voor het opmaken van de staat van het onderhoud alsbedoeld in artikel 37.

Hoofdstuk 2 Programma en overzicht

Paragraaf 2.1 Aanvragen programma
Artikel 6 Indiening aanvraag
  • 1 Een aanvraag voor opneming van een voorziening op het programma wordt voor 1 februarivan het jaar van vaststelling van het betreffende programma door het bevoegd gezagingediend bij het college.

  • 2 Indien de aanvraag niet voor 1 februari is ingediend, besluit het college de aanvraag niet tebehandelen. Het besluit de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvragerbekendgemaakt binnen vier weken na ontvangst van de ingediende aanvraag.

Artikel 7 Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag; niet behandelen onvolledige aanvraag
  • 1 De aanvraag vermeldt in ieder geval:a. de naam en het adres van de aanvrager;b. de dagtekening;c. de naam van de school en, voor zover van toepassing, het gebouw tenbehoeve waarvan de voorziening is bestemd;d. welke voorziening wordt aangevraagd;e. de onderbouwing van de noodzaak en de omvang van de gewenstevoorziening;f. de geplande aanvangsdatum van uitvoering van de voorziening.

  • 2 In aanvulling op de in het eerste lid vermelde gegevens gaat de aanvraag vergezeld van:a. een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school, dievoldoet aan de in bijlage II omschreven vereisten, tenzij het een voorzieningbetreft als bedoeld in artikel 2, onder a onderdelen 6° tot en met 8° en artikel2, onder d en e;b. de aanduiding van de gewenste plaats waar de voorziening moet wordengerealiseerd, indien het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 2,onder a, onderdelen 1° tot en met 4°;c. een rapportage waaruit de bouwkundige noodzaak blijkt indien het eenvoorziening betreft bestaande uit nieuwbouw ter gehele of gedeeltelijkevervanging van een gebouw, uit onderhoud aan een gebouw van een schoolvoor basisonderwijs of uit herstel van een constructiefout;d. een begroting van de kosten gemoeid met de uitvoering van de voorziening,indien de aanvraag betrekking heeft op een voorziening waarop het gesteldein artikel 4, derde lid, laatste volzin van toepassing is;e. een voor aanbesteding gereed bouwplan en bouwbegroting, indien deaanvraag volgt op een toekenning van een vergoeding van de kosten vanbouwvoorbereiding als bedoeld in artikel 27.

  • 3 Bij het ontbreken van een of meer gegevens als bedoeld in het eerste of tweede lid deelt hetcollege dit voor 15 februari schriftelijk mee aan de aanvrager. Daarbij wordt de aanvrager inde gelegenheid gesteld voor 15 maart de ontbrekende gegevens aan te vullen.Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet heeft verstrekt voor 15 maart,besluit het college de aanvraag niet te behandelen.

  • 4 Indien een door het college in behandeling genomen aanvraag betrekking heeft op eenvoorziening voor een school waarvan de beoordeling van de noodzaak mede is gebaseerd ophet aantal leerlingen van de betrokken school op de wettelijke teldatum van 1 oktober van hetjaar waarin de datum genoemd in artikel 6 valt, dan zendt de aanvrager onverwijld aan hetcollege een afschrift van de opgave als bedoeld in artikel 5, vierde lid onder 1°. Indien hetafschrift niet binnen een week na het tijdstip van de wettelijke teldatum is ontvangen, deelthet college dit schriftelijk mee aan de aanvrager.Daarbij wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld het afschrift van de opgave alsnogbinnen drie dagen na de datum van ontvangst van de mededeling in te dienen. Indien hetafschrift van de opgave niet binnen de termijn bedoeld in de vorige volzin is verstrekt, besluithet college de aanvraag niet te behandelen.

  • 5 Een besluit om ingevolge het derde lid de aanvraag niet te behandelen wordt aan deaanvrager bekendgemaakt binnen vier weken na het verstrijken van de daarin genoemdetermijn. Een besluit om ingevolge het vierde lid de aanvraag niet te behandelen wordt binnenvier weken na het nemen van de daarin genoemde beslissing bekendgemaakt aan deaanvrager.

Artikel 8 Opgave ingediende aanvragen

Het college verstrekt ter informatie aan de bevoegde gezagsorganen een opgave van deingevolge artikel 6 en artikel 25 ingediende aanvragen. Voor zover van toepassing geeft hetcollege daarbij aan welke aanvraag of aanvragen niet in behandeling worden genomen.

Paragraaf 2.2 Overleg voorafgaand aan vaststelling programma en overzicht
Artikel 9 Toelichting aanvraag; overleg over ingediende begroting
  • 1 Na het in behandeling nemen van een aanvraag door het college, kan de aanvraag voor 1mei volgend op de datum als genoemd in artikel 6, door de aanvrager nader wordentoegelicht. De toelichting kan plaatsvinden op verzoek van de aanvrager of op verzoek vanburgemeester en wethouders.

  • 2 Indien de aanvraag een voorziening betreft waarop het gestelde in artikel 4, derde lid, laatstevolzin van toepassing is, treedt het college voor de in het eerste lid genoemde datum inoverleg met de aanvrager indien het college van oordeel is dat de door de aanvragerovergelegde begroting van de kosten dient te worden aangepast. Wanneer in het overleggeen overeenstemming wordt bereikt over de hoogte van het geraamde bedrag dan geeft hetcollege dat, onder vermelding van de redenen, aan in het voorstel tot vaststelling van hetbedrag, het programma en het overzicht als bedoeld in paragraaf 2.3.Het college geeft in dit voorstel tevens de hoogte van het geraamde bedrag aan waarvanvoor de aangevraagde voorziening wordt uitgegaan bij de toepassing van het gestelde inparagraaf 2.3.

Artikel 10 Overleg programma en overzicht; advies Onderwijsraad
  • 1 Alvorens het college het programma en het overzicht vaststelt, worden de bevoegdegezagsorganen in een overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over devoorgenomen inhoud van dat voorstel naar voren te brengen.

  • 2 Het overleg als bedoeld in het eerste lid vindt plaats voor 15 september. De bevoegdegezagsorganen worden ten minste twee weken voor de door het college vastgestelde datumschriftelijk daarvan in kennis gesteld. Zij worden hierbij tevens in kennis gesteld van devoorgenomen inhoud van het voorstel.

  • 3 De bevoegde gezagsorganen die niet deelnemen aan het overleg als bedoeld in het eerstelid, kunnen vóór de in het tweede lid bedoelde datum hun zienswijze schriftelijk kenbaarmaken aan het college. Het college stelt de deelnemers aan het overleg hiervan in kennis.

  • 4 Van de in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren gebrachte zienswijzen,van de tijdig ingediende, schriftelijk kenbaar gemaakte zienswijzen en van de reactie van hetcollege op deze zienswijzen, wordt door het college een verslag gemaakt. Het verslag wordttoegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen.

  • 5 Indien een bevoegd gezag of het college een advies wenst van de Onderwijsraad over hetvoorstel met betrekking tot de voorgenomen inhoud van het programma in relatie tot devrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, dan wordt dit door het bevoegd gezag of hetcollege tijdens het overleg als bedoeld in het eerste lid kenbaar gemaakt. Dit gebeurt aan dehand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover hetadvies van de Onderwijsraad wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband aangegeventussen deze onderwerpen en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting.

  • 6 De bevoegde gezagsorganen en het college worden in het overleg in de gelegenheid gesteldhun zienswijzen naar voren te brengen over een verzoek om advies van de Onderwijsraad.Het schriftelijke verzoek om advies en de daarover naar voren gebrachte zienswijzen makendeel uit van het verslag van het overleg als bedoeld in het vierde lid.

  • 7 Het college is belast met de indiening van een verzoek om advies bij de Onderwijsraad.Daarbij zorgen zij ervoor dat de Onderwijsraad alle stukken, waaronder het schriftelijk verslagvan het overleg met de daarin opgenomen zienswijzen, ontvangt die nodig zijn voor debeoordeling van het verzoek.

  • 8 Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijkdoor het college toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen. Indien het geheel ofgedeeltelijk opvolgen van het advies van de Onderwijsraad zou leiden tot een of meerinhoudelijke bijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma, dan worden debevoegde gezagsorganen door het college bij de toezending van het afschrift van het adviesuitgenodigd voor een nader overleg.In alle andere gevallen beoordeelt het college of nader bestuurlijk overleg over het adviesvan de Onderwijsraad noodzakelijk is. Het college geeft dit aan bij de toezending van hetafschrift van het advies van de Onderwijsraad.

  • 9 Het nader overleg als bedoeld in het vorige lid vindt binnen twee weken plaats na toezendingvan het advies van de Onderwijsraad aan de bevoegde gezagsorganen. Het college maaktvan dit overleg een verslag en voegt dit toe aan het verslag als bedoeld in het vierde lid.

Paragraaf 2.3 Vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht
Artikel 11 Tijdstip vaststelling

Het college stelt het bekostigingsplafond vast dat beschikbaar is voor de vergoeding van deaangevraagde voorzieningen. Dit bekostigingsplafond kan worden gesplitst in afzonderlijkebedragen per onderwijssoort en/of per voorziening.Het programma en het overzicht worden vastgesteld uiterlijk op 31 december van het jaar waarinde datum genoemd in artikel 6 valt.

Artikel 12 Inhoud programma
  • 1 De aangevraagde voorzieningen waarmee in het jaar volgend op het jaar van vaststelling vanhet programma een aanvang kan worden gemaakt, komen, voor zover het college heeftvastgesteld dat geen van de in de Wet op het primair onderwijs opgenomenweigeringsgronden van toepassing is, in aanmerking voor plaatsing op het programma.Daarbij past het college de regels toe met betrekking tot:a de beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage I;b de prognosecriteria als bedoeld in bijlage II;c de oppervlakte en indeling van schoolgebouwen als bedoeld in bijlage III.Van de voor plaatsing op het programma in aanmerking komendevoorzieningen neemt het college, aan de hand van de urgentiecriteria alsbedoeld in bijlage V, uitsluitend voorzieningen op in het programma voorzover het bedrag of de deelbedragen als bedoeld in artikel 11, eerste lid,toereikend zijn.

  • 2 Op voorstel van het overleg als bedoeld in artikel 10, kan het college de raad verzoeken bijde vaststelling van het programma af te mogen wijken van de urgentiecriteria als bedoeld inbijlage V.

  • 3 Ten aanzien van de in het programma opgenomen voorzieningen wordt, voor zover vantoepassing, door het college aangegeven:a het genormeerde bedrag dat ingevolge bijlage IV, deel A voor de betreffendevoorziening beschikbaar wordt gesteld;b het geraamde bedrag gemoeid met de uitvoering van de voorziening alsbedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin;c de voorwaarden betreffende ingebruikneming of buitengebruikstelling vangebouwen of lokalen.

Artikel 13 Inhoud overzicht
  • 1 Het overzicht bevat de aangevraagde voorzieningen die, gelet op het bepaalde in artikel 12,eerste lid, niet in het programma zijn opgenomen.

  • 2 Ten aanzien van elk van de in het overzicht opgenomen voorzieningen wordt aangegevenwaarom deze niet in het programma zijn opgenomen.

Artikel 14 Bekendmaking besluiten vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht
  • 1 De bekendmaking van de besluiten tot vaststelling van het bekostigingsplafond, hetprogramma en het overzicht geschiedt binnen twee weken na de datum van vaststelling doortoezending door het college van de besluiten aan de aanvragers. Tegelijkertijd met debekendmaking wordt van de besluiten door het college schriftelijk mededeling gedaan aan deoverige bevoegde gezagsorganen.

  • 2 De besluiten als bedoeld in het eerste lid worden tegelijkertijd met de bekendmaking terinzage gelegd.

Paragraaf 2.4 Uitvoering programma
Artikel 15 Overleg wijze van uitvoering
  • 1 Binnen vier weken na de datum van vaststelling van het programma treedt het college inoverleg met de aanvrager over de wijze van uitvoering van de op het programma geplaatstevoorziening. In dit overleg wordt alle informatie verstrekt die nodig is voor de uitvoering vande voorziening. Daarbij worden, voor zover van toepassing, afspraken gemaakt over:a het bouwheerschap als bedoeld in de wet;b het tijdstip van indiening van het bouwplan en de begroting door deaanvrager;c. een andere wijze van uitvoering van het besluit met inachtneming van hetbeschikbaar te stellen bedrag;d. de wijze waarop door het college toepassing wordt gegeven aan de toetsingvan het bouwplan en de begroting, alsmede aan de toetsing in verband metwettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden als bedoeld inartikel 16;e. de controle op en het afleggen van verantwoording over de besteding van debeschikbaar te stellen middelen.

  • 2 Indien het overleg betrekking heeft op de uitvoering van een voorziening als bedoeld in artikel4, derde lid, laatste volzin, dan geeft de aanvrager aan op welke wijze de aanbesteding vande uitvoering zal plaatsvinden. Daarbij worden, voor zover van toepassing gezien de aard vande voorziening, de gestelde richtlijnen als bedoeld in bijlage IV, deel B in acht genomen.

  • 3 De inhoud van de afspraken of de constatering dat het overleg niet tot overeenstemmingheeft geleid, wordt door het college schriftelijk vastgelegd in een verslag van het overleg enbinnen vier weken na afloop van het overleg ter kennis gebracht van de aanvrager. Indien deaanvrager schriftelijk instemt met het verslag of binnen twee weken na ontvangst nog nietschriftelijk heeft gereageerd, wordt, afhankelijk van de inhoud van het vastgestelde verslag,geacht dat er overeenstemming of geen overeenstemming is bereikt.

  • 4 Indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 16, vierde lid, neemt het collegebinnen vier weken nadat de overeenstemming als bedoeld in het derde lid is bereikt, eenbeslissing over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kan nemen. Het bepaalde inartikel 17 is daarbij van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Indien in het overleg geen overeenstemming als bedoeld in het derde lid is bereikt, deelt hetcollege binnen vier weken nadat het verslag is vastgesteld, dit schriftelijk mee aan deaanvrager. Daarbij wordt aangegeven dat de bekostiging van de uitvoering van devoorziening geen aanvang zal nemen.

Artikel 16 Instemming bouwplannen en begroting; tijdstip aanvang bekostiging; toepassing wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden; overlegging offertes
  • 1 Nadat de overeenstemming als bedoeld in artikel 15, derde lid, is bereikt en voorafgaand aanhet verlenen van een bouwopdracht, dient de aanvrager met inachtneming van de hierovergemaakte afspraken, de bouwplannen, de desbetreffende begroting en een aanduiding vanhet tijdstip waarop de bekostiging een aanvang dient te nemen, ter instemming in bij hetcollege.

  • 2 Binnen zes weken na ontvangst beslist het college over de instemming met de bouwplannenen de desbetreffende begroting en over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kannemen. Het college kan, onder mededeling daarvan aan de aanvrager, deze termijnverlengen met drie weken. Indien niet binnen deze termijn is besloten, wordt geachtinstemming te zijn verleend met de bouwplannen en de begroting en vangt de bekostigingaan op het door de aanvrager aangegeven tijdstip.Binnen twee weken na de datum van de beslissing over het bouwplan, de desbetreffendebegroting en het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang neemt, deelt het college debeslissing schriftelijk mee aan de aanvrager.

  • 3 Bij de beslissing als bedoeld in het tweede lid stelt het college eveneens vast of de feiten enomstandigheden waarin de school verkeert ten opzichte van de feiten en omstandigheden tentijde van de vaststelling van het programma, al dan niet ingrijpend zijn gewijzigd. Bij een naarhet oordeel van het college ingrijpende wijziging van de feiten en omstandigheden komt devoorziening alsnog niet voor bekostiging in aanmerking.

  • 4 De instemming met de bouwplannen, de instemming met de begroting, de toetsing of voldaanwordt aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften, en de toetsing of er sprake is vannieuwe feiten en omstandigheden kunnen achterwege blijven als naar het oordeel van hetcollege dat niet noodzakelijk is gezien de inhoud van de in het programma opgenomenvoorziening. Het college doet hiervan mededeling aan de aanvrager in het overleg alsbedoeld in artikel 15.

  • 5 De indiening van de in het eerste en het tweede lid bedoelde begroting blijft achterwegeindien het de uitvoering betreft van een voorziening als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatstevolzin.De beslissing van het college als bedoeld in het tweede lid betreft dan uitsluitend debeoordeling van het bouwplan. Daarbij zijn de genoemde termijnen in het tweede lid vanovereenkomstige toepassing.

  • 6 Nadat het college met het bouwplan van een voorziening als bedoeld in artikel 4, derde lid,laatste volzin, heeft ingestemd, overlegt de aanvrager met inachtneming van de hierovergemaakte afspraken als bedoeld in artikel 15, tweede lid, aan het college de aan deaanvrager uitgebrachte offertes voor de uitvoering van de voorziening. Het college beslistbinnen vier weken na ontvangst van de offertes over het bedrag dat definitief beschikbaarwordt gesteld voor de uitvoering van de voorziening en over het tijdstip waarop debekostiging een aanvang kan nemen. De aanvrager wordt binnen twee weken na de datumvan deze beslissing hiervan schriftelijk in kennis gesteld. Voor de vaststelling van hetdefinitieve bedrag is de offerte met de laagste prijsstelling bepalend.

Artikel 17 Aanvang bekostiging

Het college kan bij de beslissing als bedoeld in artikel 16, tweede lid of artikel 16, zesde lid, overhet tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kan nemen, bepalen dat de beschikbaarstellingvan de gelden in termijnen plaatsvindt. De beschikbaarstelling van de gelden geschiedt dantelkens op een zodanig tijdstip dat de aanvrager kan voldoen aan de financiële verplichtingenvoortkomend uit de realisering van de op het programma geplaatste voorziening.

Artikel 18 Vervallen aanspraak op bekostiging
  • 1 De aanspraak op bekostiging van een voorziening vervalt, indien niet door de aanvrager vóór1 oktober van het jaar volgend op de vaststelling van het programma een bouwopdracht isverleend dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst is gesloten en een afschrifthiervan niet voor 15 oktober daaropvolgend aan het college is gezonden. De in de eerstevolzin bedoelde bouwopdracht is onherroepelijk en vermeldt de aanvangsdatum van het werken de termijn, uitgedrukt in het aantal werkbare dagen, binnen welke het werk wordtopgeleverd.De in de eerste volzin bedoelde overeenkomsten zijn onherroepelijk. In geval van een huuroferfpachtovereenkomst wordt daarin de datum van inwerkingtreding vermeld, alsmede deduur van de overeenkomst. In geval van een koopovereenkomst wordt daarin de datum vanaankoop vermeld.

  • 2 De aanspraak op bekostiging vervalt niet, indien de overschrijding van de termijn als bedoeldin het eerste lid veroorzaakt wordt door bijzondere omstandigheden die niet aan de aanvragerzijn toe te rekenen en de aanvrager voor 1 september een schriftelijk gemotiveerd verzoekheeft ingediend bij het college tot verlenging van de termijn als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Het college beslist voor 15 september over het verzoek tot verlenging van de termijn. Indienhet verzoek wordt ingewilligd, wordt in het besluit aangegeven tot welke datum de termijn alsbedoeld in het eerste lid wordt verlengd.

Hoofdstuk 3 Aanvragen met spoedeisend karakter

Paragraaf 3.1 Aanvraag
Artikel 19 Indiening aanvraag

Een aanvraag om bekostiging van een voorziening in de huisvesting die gelet op de voortgangvan het onderwijs geen uitstel kan lijden, kan worden ingediend bij het college.

Artikel 20 Inhoud aanvraag
  • 1 De aanvraag bevat in ieder geval de gegevens zoals vermeld in artikel 7, eerste lid. In aanvulling daarop dient de aanvrager de volgende gegevens te verstrekken:a. een nadere aanduiding van de omstandigheden die de voorziening in dehuisvesting spoedeisend maken;b. de reden waarom de voorziening in de huisvesting niet kon wordenaangevraagd in het kader van een nog vast te stellen programma;c. een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school, dievoldoet aan de in bijlage II omschreven vereisten, tenzij het een voorzieningbetreft als bedoeld in artikel 2 onder a, onderdelen 6° tot en met 8° en artikel2 onder d en e;d. een begroting van de kosten gemoeid met de uitvoering indien het eenvoorziening betreft als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin.

  • 2 Indien naar het oordeel van het college een of meer gegevens als bedoeld in het eerste lidontbreken, wordt dit binnen twee weken na datum van indiening van de aanvraag schriftelijkmedegedeeld aan de aanvrager. De aanvrager heeft de gelegenheid de ontbrekendegegevens binnen twee weken na ontvangst van de mededeling in te dienen bij het college.Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet binnen de in de vorige volzinbedoelde termijn heeft verstrekt, besluit het college de aanvraag niet te behandelen.Paragraaf 3.2 Beoordeling aanvraag; uitvoering besluit

Artikel 21 Tijdstip beslissing
  • 1 Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag of binnen vier wekennadat de aanvullende gegevens zijn verstrekt of hadden moeten zijn verstrekt. Binnen tweeweken na de datum van de beslissing wordt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennisgesteld door het college.

  • 2 Indien een beschikking niet binnen vier weken kan worden gegeven, stelt het college deaanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen debeschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 22 Inhoud beslissing
  • 1 De aangevraagde voorziening wordt toegewezen, indien het college heeft vastgesteld dat hettreffen van de voorziening, gelet op de voortgang van het onderwijs, geen uitstel kan lijden engeen van de in de Wet op het primair onderwijs opgenomen weigeringsgronden vantoepassing is. Bij deze vaststelling past het college de regels toe met betrekking tot:a. de beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage I;b. de prognosecriteria als bedoeld in bijlage II;c. de oppervlakte en indeling van gebouwen als bedoeld in bijlage III.

  • 2 De beslissing van het college kan een gedeelte van de gewenste voorziening dan wel eenandere dan de gevraagde voorziening omvatten.

  • 3 Indien de aanvraag wordt toegewezen, vermeldt het college welk genormeerd bedragingevolge het bepaalde in bijlage IV, deel A voor de toegewezen voorziening beschikbaarwordt gesteld, dan wel wat het geraamde bedrag is indien het een voorziening betreft alsbedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin. Bij de beschikking stelt het college vast voorwelke datum een bouwopdracht moet zijn verleend, dan wel een koop-, huur- oferfpachtovereenkomst moet zijn gesloten, en voor welke datum een afschrift daarvan aan deraad moet zijn toegezonden. Binnen vier maanden na de datum van de beschikking door hetcollege moet een bouwopdracht zijn verleend, dan wel een koop-, huur-, oferfpachtovereenkomst zijn gesloten.

Artikel 23 Uitvoering beslissing

Na bekendmaking van de beslissing als bedoeld in artikel 21, eerste lid, waarbij een vergoedingis toegewezen, treedt het college zo spoedig mogelijk in overleg met de aanvrager over de wijzevan uitvoering.Het bepaalde in de artikelen 15, 16 en 17 is daarbij overeenkomstig van toepassing, metuitzondering van de in tweede lid van artikel 16 genoemde termijn van zes weken. Hiervoor moetworden gelezen drie weken.

Artikel 24 Vervallen aanspraak bekostiging
  • 1 Indien niet voor de in artikel 22, derde lid bedoelde tijdstippen een bouwopdracht is verleend,dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst is gesloten en een afschrift daarvan isgezonden aan het college, vervalt de aanspraak op bekostiging. Ten aanzien van de inhoudvan een bouwopdracht, dan wel koop-, huur- of erfpachtovereenkomst is het gestelde inartikel 18, eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 2 De aanspraak op bekostiging vervalt niet, indien de overschrijding van de datum veroorzaaktwordt door bijzondere omstandigheden, die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen, en deaanvrager uiterlijk vier weken voor het verstrijken van deze datum een schriftelijk gemotiveerdverzoek heeft ingediend bij het college tot verlenging van de termijn.

  • 3 Dit verzoek schort het vervallen van de aanspraak op bekostiging op totdat het college op hetverzoek heeft beslist. Indien het college het verzoek inwilligt, noemt de raad een nieuwedatum waarop de aanspraak op bekostiging vervalt. Indien het college het verzoek afwijst,geldt de datum van beslissing op het verzoek als vervaldatum, met dien verstande dat dezedatum niet voor de oorspronkelijke vervaldatum kan vallen.

Hoofdstuk 4 Bekostiging bouwvoorbereiding

Artikel 25 Aanvraag
  • 1 Het bevoegd gezag dat voornemens is een aanvraag in te dienen voor plaatsing op hetprogramma van een voor blijvend gebruik bestemde voorziening als bedoeld in artikel 3, kandaaraan voorafgaand een aanvraag indienen bij het college voor bekostiging van debouwvoorbereiding. Het betreft de voorbereiding voorafgaand aan het moment vanaanbesteding van die voorziening.

  • 2 De aanvraag wordt gedaan voor 1 februari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin debekostiging gewenst wordt.

  • 3 De aanvraag wordt gedaan voor 1 februari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin debekostiging gewenst wordt.3. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:a. de naam en het adres van de aanvrager;b. de dagtekening;c. de naam van de school ten behoeve waarvan de vergoeding wordt gewenst;d de reden, de gewenste omvang en de aanduiding van de gewenste locatie vande voorziening;e. het gewenste tijdstip van realisering van de voorziening;f. een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school dievoldoet aan de in bijlage II omschreven vereisten;g. indien het nieuwbouw betreft ter vervanging van een bestaand gebouw: eenrapportage waaruit de bouwkundige noodzaak van de vervanging blijkt;h. een begroting van de kosten als bedoeld in het eerste lid, indien debekostiging bouwvoorbereiding is aangemerkt als een voorziening bedoeldin artikel 4, derde lid, laatste volzin.

  • 4 Bij het ontbreken van een of meer gegevens als bedoeld in het derde lid, deelt het college ditvoor 15 februari schriftelijk mee aan de aanvrager en stellen hem in de gelegenheid om voor15 maart de gegevens aan te vullen. Het gestelde in artikel 7, derde en vijfde lid is daarbij vanovereenkomstige toepassing.

Artikel 26 Toelichting en overleg aanvraag
  • 1 Ten aanzien van het geven van een toelichting op de aanvraag of het overleg over debegroting is het gestelde in artikel 9 van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Voordat het college een besluit neemt over de aanvraag voor bekostiging vanbouwvoorbereiding, treedt het college in overleg met de aanvrager. Dit overleg over deaanvraag vindt plaats tezamen met het overleg als bedoeld in artikel 10, eerste lid. De ledentwee, drie en vier van artikel 10 zijn daarbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 27 Beschikking op aanvraag
  • 1 Het college neemt op het tijdstip als bedoeld in artikel 11 een beslissing over de aanvraag.

  • 2 De aanvraag wordt toegewezen indien en voor zover:a. er voldoende middelen voor de vergoeding van de kosten vanbouwvoorbereiding beschikbaar zijn;b. de noodzaak van de gewenste voorziening voldoende vaststaat;c. er een reële mogelijkheid is dat de voorziening in het gewenste jaar vanuitvoering voor bekostiging in aanmerking kan worden gebracht.

  • 3 Indien de aanvraag wordt toegewezen, wordt in de beschikking vermeld tot welk bedrag dekosten van bouwvoorbereiding worden vergoed. Het bedrag kan in termijnen aan deaanvrager beschikbaar worden gesteld, echter steeds op een zodanig tijdstip dat deaanvrager aan zijn financiële verplichtingen jegens derden die hij heeft ingeschakeld bij debouwvoorbereiding, kan voldoen. Over de daadwerkelijke beschikbaarstelling van het bedragworden afspraken gemaakt tussen aanvrager en het college.

  • 4 Aan een toewijzing als bedoeld in het tweede lid kunnen door de aanvrager geen rechtenworden ontleend ten aanzien van de plaatsing van de voorziening op enig toekomstigprogramma.

Artikel 28 Vervallen aanspraak bekostiging

De aanspraak die voortvloeit uit de beschikking tot toekenning van bekostiging vanbouwvoorbereiding vervalt, indien door de aanvrager niet voor 15 september van het jaar datvolgt op het jaar waarin de beschikking is genomen, daadwerkelijk gestart is met debouwvoorbereiding en niet voor 1 oktober daaropvolgend informatie is verstrekt aan het collegewaaruit dit blijkt.

Hoofdstuk 5 Medegebruik en verhuur

Paragraaf 5.1 Medegebruik ten behoeve van onderwijs of educatie
Artikel 29 Aanduiding omstandigheden

Het college kan overgaan tot vordering van een gedeelte van een gebouw of terrein,bestemd voor een school, indien:a. er sprake is van een tekort aan huisvestingscapaciteit bij een school berekend volgenshet gestelde in bijlage III, delen A en B en het bevoegd gezag van die school eenaanvraag als bedoeld in artikel 6 of 19 voor medegebruik of uitbreiding heeft ingediend;b. het bevoegd gezag van een school een aanvraag voor een anderehuisvestingsvoorziening heeft ingediend en door medegebruik aan de behoefte aanhuisvesting kan worden voorzien;c. er sprake is van een tekort aan huisvestingscapaciteit bij een andere school of eeninstelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs, vastgesteld aan dehand van de voor die school of instelling gangbare berekeningswijze en;d. er sprake is van leegstand in een lesgebouw van een school;e. er sprake is van leegstand in gymnastiekruimte van een school.

Artikel 30 Omschrijving leegstand
  • 1 Er is sprake van leegstand in een lesgebouw:wanneer het betreft een gebouw van een school voor basisonderwijs, indien uit devergelijking van het aantal groepen zoals berekend op basis van bijlage III, deel B en decapaciteit van het gebouw zoals vastgesteld op basis van bijlage III, deel A blijkt dat er tenminste één leslokaal niet nodig is voor de daar gevestigde school of scholen;

  • 2 Er is sprake van leegstand in een gymnastiekruimte:a. wanneer het betreft een gebouw dat gebruikt wordt door een of meer scholenvoor basisonderwijs, indien de som van het aantal klokuren gebruik datwordt vergoed op grond van artikel 38 minder is dan 40 klokuren;b. wanneer het een gebouw betreft dat gebruikt wordt door een of meer scholenvoor basisonderwijs, indien de som van de berekeningswijzen genoemdonder a een aantal klokuren lager dan 40 oplevert.

Artikel 31 Nalaten vordering; volgorde van vorderen
  • 1 Het college gaat niet over tot vordering ten behoeve van medegebruik indien het bevoegdgezag de leegstand van het gebouw waarin het beoogde medegebruik dient plaats te vindenin gebruik heeft gegeven aan een andere school of scholen ten behoeve van het onderwijsaan die school of scholen.

  • 2 Het gestelde in het eerste lid is niet van toepassing indien het gebruik van die andere schoolof scholen kan plaatsvinden in de aan die scholen reeds ter beschikking staandehuisvestingscapaciteit.

  • 3 Indien er zich in meerdere gebouwen leegstand voordoet wordt:a. als eerste de leegstand gevorderd in het gebouw dat in gebruik is bij eenschool van hetzelfde bevoegd gezag, tenzij uit oogpunt van doelmatigheidhet vorderen van leegstand in een ander gebouw een betere oplossing biedt;b. vervolgens de leegstand gevorderd in het gebouw waarin een school vandezelfde richting is gehuisvest enc. vervolgens de leegstand gevorderd in het gebouw dat het dichtst gelegen isbij het hoofdgebouw van de school ten behoeve waarvan de vorderingplaatsvindt.

  • 4 Het college kan, indien de bij de vordering betrokken bevoegde gezagsorganen daarmeeinstemmen, in een individueel geval van de in het derde lid opgenomen volgorde afwijken.

Artikel 32 Overleg en mededeling
  • 1 Indien het college voornemens is om over te gaan tot vordering van leegstand in eenlesgebouw of gymnastiekruimte, voert het college daarover overleg met het bevoegd gezagwaarvan de leegstand gevorderd wordt en met het bevoegd gezag waarvoor de huisvesting isbestemd. Dit overleg maakt deel uit van het overleg als bedoeld in artikel 10.

  • 2 Binnen vier weken na de vaststelling van het programma als bedoeld in artikel 11, doet hetcollege schriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag waarvan gevorderdwordt. Van deze mededeling kan worden afgezien als dat bevoegd gezag in het overleg tekennen heeft gegeven geen bezwaar tegen de vordering te hebben.

  • 3 Indien het college voornemens is om over te gaan tot vordering in het kader van eenaanvraag als bedoeld in artikel 19, voert het college daarover zo spoedig mogelijk overlegmet het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt en met het bevoegd gezag waarvoor dehuisvesting is bestemd.

  • 4 Binnen een week na afloop van het overleg als bedoeld in het vorige lid, doet het collegeschriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt.Van deze mededeling kan worden afgezien als dat bevoegd gezag in het overleg te kennenheeft gegeven geen bezwaar tegen de vordering te hebben.

  • 5 De schriftelijke mededeling van het college als bedoeld in het tweede en vierde lid, bevat inieder geval:a. de naam van de school en het bevoegd gezag ten behoeve waarvan wordtgevorderd;b. een aanduiding van het aantal groepen ten behoeve waarvan gevorderdwordt of, indien het betreft het onderwijs in lichamelijke oefening, het aantalklokuren dat gevorderd wordt;c. een aanduiding van het gebouw waarop de vordering betrekking heeft;d. een aanduiding van het aantal en het type ruimten dat gevorderd wordt;e. de periode waarvoor gevorderd wordt en de ingangsdatum van hetmedegebruik.

Artikel 33 Vergoeding

De bevoegde gezagsorganen die het betreft stellen in onderling overleg, met inachtneming vande wettelijke bepalingen, een vergoeding voor het medegebruik vast.Indien dit overleg niet tot overeenstemming leidt, geldt het bepaalde in bijlage IV, deel C.

Paragraaf 5.2 Medegebruik ten behoeve van culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden.
Artikel 34 Aanduiding omstandigheden

Het college kan overgaan tot vordering indien er sprake is van leegstand van een lesgebouw ofeen gymnastiekruimte zoals bepaald in artikel 30.

Artikel 35 Overleg en mededeling
  • 1 Alvorens over te gaan tot vordering voert het college overleg met het bevoegd gezag.

  • 2 In dat overleg komt in ieder geval aan de orde:a. voor welke activiteit of activiteiten gevorderd wordt;b. of die activiteit of activiteiten zich verdragen met het onderwijs aan de in hetgebouw gevestigde school;c. welke maatregelen eventueel noodzakelijk zijn om te voorkomen dat hetonderwijs aan de in het gebouw gevestigde school hinder van hetmedegebruik ondervindt;d. wat naar de mening van het college en het bevoegd gezag een redelijkevergoeding voor het medegebruik is;e. de datum waarop het medegebruik redelijkerwijs een aanvang kan nemen.

  • 3 Binnen vier weken na afloop van het overleg doet het college schriftelijk mededeling van devordering aan het bevoegd gezag. Indien het overleg zoals bedoeld in het eerste lid heeftgeleid tot afspraken, bevat de mededeling in ieder geval die afspraken. Voorzover het overlegniet tot overeenstemming heeft geleid, bevat de mededeling de beslissing van het collegeover de punten waarover geen overeenstemming bestond. Indien het bevoegd gezag in hetoverleg te kennen heeft gegeven geen bezwaar te hebben tegen de vordering, kan van deschriftelijke mededeling als hier bedoeld worden afgezien.

Paragraaf 5.3 Verhuur
Artikel 36 Toestemming college
  • 1 Alvorens een huurovereenkomst te sluiten, vraagt het bevoegd gezag toestemming voor deverhuur aan het college.

  • 2 Het verzoek om toestemming wordt schriftelijk gedaan en bevat een aanduiding van dehuurder, alsmede van de bestemming van de te verhuren ruimte.

  • 3 Het college verleent de toestemming niet indien:a. de bestemming van de te verhuren ruimte in strijd is met bepalingendaaromtrent uit de Wet op het primair onderwijs of regelgeving;b. de te verhuren ruimte onmiddellijk nodig is voor een school. 

  • 4 Het college neemt binnen vier weken na ontvangst van het verzoek een besluit en zendt dataan het bevoegd gezag.

Hoofdstuk 6 Einde gebruik gebouwen en terreinen

Artikel 37 Tijdstip beëindiging gebruik; staat van onderhoud
  • 1 Nadat een gebouw of terrein niet meer door het bevoegd gezag nodig is voor de huisvestingvan een school wordt het gebruik van het gebouw of terrein zo spoedig mogelijk beëindigd,doch uiterlijk op de datum genoemd in de door het college en het bevoegd gezagondertekende gezamenlijke akte of de datum zoals vastgesteld door gedeputeerde staten bijde beslissing inzake een geschil over de totstandkoming van een gezamenlijke akte.

  • 2 Indien er, naar het oordeel van het college, mogelijk sprake is van achterstallig onderhoudaan het gebouw of terrein bedoeld in het eerste lid, dat tot de verantwoordelijkheid van hetbevoegd gezag behoort, wordt, voordat de eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden, eenstaat van onderhoud opgemaakt.

  • 3 De staat van onderhoud wordt opgemaakt in opdracht van het college na overleg met hetbevoegd gezag.

  • 4 Over de staat van onderhoud wordt overleg gevoerd met het bevoegd gezag. In dat overlegwordt, indien van toepassing, vastgesteld welk deel van het onderhoud alsnog door hetbevoegd gezag wordt uitgevoerd of welk bedrag in plaats daarvan aan het college betaaldwordt. Indien het overleg niet tot overeenstemming leidt, stellen partijen vast welkehandelwijze gevolgd wordt.

  • 5 Het opmaken van een staat van onderhoud blijft achterwege indien dit naar het oordeel vanhet college niet nodig is.

Hoofdstuk 7 Gebruik en bekostiging gymnastiekruimte voor basisonderwijs

Artikel 38 Omvang en bekostiging gebruik
  • 1 De omvang van het door de gemeente bekostigde gebruik van een gymnastiekruimte dooreen school voor basisonderwijs is gebaseerd op het aantal klokuren per week waarin volgenshet activiteitenplan door de school de gymnastiekruimte wordt gebruikt.Voor een basisschool wordt het maximaal aantal klokuren dat voor bekostiging in aanmerkingkomt vastgesteld volgens het bepaalde in bijlage III, deel B en bedraagt ten hoogste 1,5klokuur per week per groep leerlingen van 6 jaar en ouder.

  • 2 Het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school voorbasisonderwijs dat eigenaar is van een gymnastiekruimte ontvangt jaarlijks bekostiging. Dehoogte van de bekostiging wordt vastgesteld volgens het bepaalde in bijlage IV, deel A, opbasis van de door het betreffende bevoegd gezag ingevolge artikel 5, derde lid, onder 5°,verstrekte gegevens. Het maximaal aantal voor bekostiging in aanmerking komende klokurenwordt op grond van het eerste lid vastgesteld. Wanneer er sprake is van medegebruik van degymnastiekruimte door een of meer andere scholen voor basisonderwijs wordt voor debepaling van de hoogte van de vergoeding het aantal klokuren getotaliseerd.

  • 3 Het college keert de ingevolge het tweede lid vastgestelde jaarlijkse vergoeding indriemaandelijkse termijnen uit aan het bevoegd gezag als bedoeld in het tweede lid, waarbijde eerste termijn aanvangt aan het begin van het schooljaar.

Artikel 39 Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit; inroostering gebruik
  • 1 De jaarlijkse opgave van het gewenste onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte alsbedoeld in artikel 5, vijfde lid wordt beschouwd als een aanvraag in de zin van artikel 19, metdien verstande dat op de afhandeling van een dergelijke aanvraag het bepaalde in dit artikelvan toepassing is.

  • 2 Het college stelt jaarlijks voor 1 mei voorafgaande aan het daaropvolgende schooljaar opbasis van de ingediende opgaven een voorstel tot inroostering vast van het onderwijsgebruikdoor scholen voor basisonderwijs van de op het grondgebied van de gemeente gelegengymnastiekruimten. Hiertoe wordt het gewenste onderwijsgebruik afgezet tegen debeschikbare capaciteit van de gymnastiekruimten, waarbij wordt uitgegaan van een capaciteitvan 26 klokuren per week per gymnastiekruimte.

  • 3 Het college neemt bij de vaststelling van het voorstel tot inroostering het volgende in acht:a. de afstanden in relatie tot de omvang van het onderwijsgebruik van eengymnastiekruimte, zoals opgenomen in bijlage I, deel B;b. het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden schooldat eigenaar is van een gymnastiekruimte wordt voor de betreffende schoolhet eerste ingeroosterd voor die gymnastiekruimte;c. het gymnastiekonderwijs van een school wordt zoveel mogelijk ingeroosterdin één gymnastiekruimte.

  • 4 Het voorstel tot inroostering vermeldt per school voor basisonderwijs de volgende gegevens:a. het aantal klokuren waarvoor de school wordt ingeroosterd in eengymnastiekruimte;b. de aanduiding van de gymnastiekruimte waarin en de tijden gedurendewelke het onderwijsgebruik plaatsvindt;c. een nadere onderverdeling van het aantal klokuren per gymnastiekruimtewanneer het gebruik in meer dan één gymnastiekruimte plaatsvindt;d. voor zover het gewenste aantal klokuren hoger is dan het aantal klokuren datingevolge artikel 38, eerste lid voor bekostiging door de gemeente in aanmerkingkomt, wordt vermeld hoeveel klokuren voor rekening komen van het bevoegdgezag van de school.Het college neemt het aantal klokuren als bedoeld in dit lid onder d slechts op in het voorsteltot inroostering voor zover daarvoor nog capaciteit beschikbaar is, nadat rekening isgehouden met het totale klokuurgebruik dat voor bekostiging door de gemeente inaanmerking komt.

  • 5 Het voorstel tot inroostering wordt door het college binnen twee weken na vaststellingtoegezonden aan de bevoegde gezagsorganen voor basisonderwijs. De bevoegdegezagsorganen worden daarbij uitgenodigd voor een overleg over het voorstel. Dit overlegvindt plaats binnen twee weken na toezending van het voorstel. In het overleg worden devertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen in de gelegenheid gesteld te reagerenop het voorstel tot inroostering.

  • 6 Met inachtneming van de reacties van de bevoegde gezagsorganen stelt het college voor 15juni volgend op de genoemde datum in het tweede lid, de definitieve inroostering vast van hetgebruik van de gymnastiekruimte voor het volgende schooljaar. Indien het college daarbijafwijkt van een of meer in het overleg als bedoeld in het vijfde lid naar voren gebrachtereacties, dan wordt dit gemotiveerd.

  • 7 Binnen twee weken na vaststelling van de inroostering ontvangen de betreffende bevoegdegezagsorganen een schriftelijke mededeling van het college over de inroostering in debeschikbare gymnastiekruimten van de onder hun bevoegd gezag staande school of scholenvoor het volgende schooljaar. Deze mededeling is te beschouwen als een beslissing in de zinvan artikel 22 en, indien van toepassing, een beslissing in de zin van artikel 32, vierde lid.

Hoofdstuk 8 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 40 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening nietvoorziet, beslist het college.

Artikel 41 Indexering

Het college stelt jaarlijks de in het kader van deze verordening gehanteerde normbedragen voorde vergoeding van voorzieningen bij op basis van de in bijlage IV, deel A opgenomenprijsindexen en systematiek van prijsbijstelling.

Artikel 42 Citeertitel; inwerkingtreding
  • 1 De verordening kan worden aangehaald als: Verordening voorzieningen huisvestingonderwijs gemeente Menterwolde 2007.

  • 2 Deze verordening treedt , onder gelijktijdige intrekking van de Verordening voorzieningenhuisvesting onderwijs gemeente Menterwolde, vastgesteld door de raad op 11 november2006, in werking op de dag na de bekendmaking.

Ondertekening

Muntendam,

De raad voornoemd;

De voorzitter, De griffier,