Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Menterwolde

Toeslagenverordening Wet Investeren in Jongeren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Menterwolde
Officiële naam regelingToeslagenverordening Wet Investeren in Jongeren
CiteertitelToeslagenverordening Wet investeren in jongeren Menterwolde
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 147 lid 1 van de Gemeentewet
  2. artikel 12 lid 1 sub e van de Wet Investeren in Jongeren
  3. artikel 35 lid 1 van de Wet Investeren in Jongeren

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2010Nieuwe regeling

24-06-2010

Tussenklappen; 14 juli 2010

Toeslagenverordening Wet Investeren in Jongeren
01-07-201001-01-2014wijziging i.v.m. aanscherping WWB

15-12-2011

Tussenklappen; 28 december 2012

Toeslagenverordening Wet Investeren in Jongeren
01-07-201001-01-20142e wijziging i.v.m. aanscherping WWB

23-02-2012

Tussenklappen; 28 december 2012

Toeslagenverordening Wet Investeren in Jongeren

Tekst van de regeling

No.: 4d/8.

 

De raad van de gemeente Menterwolde;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Menterwolde;

gelet op artikel 147, eerste lid, Gemeentewet, en de artikelen 12, eerste lid, onderdeel e, en 35, eerste lid, van de Wet Investeren in Jongeren;

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen van uitkerin-gen van jongeren van 18 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar bij verordening te regelen;

 

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende:

TOESLAGENVERORDENING WET INVESTEREN IN JONGEREN

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begrippen

1. In deze verordening wordt verstaan onder:a. de wet: de Wet investeren in jongerenb. gehuwdennorm: de norm bedoeld in artikel 28, eerste lid onderdeel d, van de wet;c. college: het college van burgemeester en wethouders van Menterwolde;d. woning: een woning als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, Wet op de huurtoeslag, als me-de een woonwagen of woonschip, als bedoeld in artikel 3, zesde lid, Wet werk en bij-stand;e. woonkosten: 1°. indien een huurwoning wordt bewoond, de per maand geldende huurprijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag;2°. Indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen be-drag voor onderhoud;

Artikel 2

De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor jongeren van 21 jaar of ouder doch jon-ger dan 27 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien de gehuwden beiden 21 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar zijn.

Hoofdstuk 2 CRITERIA VOOR HET VERHOGEN VAN DE NORM

Artikel 3 Toeslagen

  • 1 De toeslag bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm voor de jongere in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft.

  • 2 De toeslag bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor de jongere die met één ander zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft.

  • 3 De toeslag bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de wet bedraagt 5 procent van de gehuwdennorm voor de jongere die met twee of meer anderen zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft.

  • 4 De toeslag bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de wet bedraagt 5 procent van de gehuwdennorm voor de jongere die met één of beide ouders in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft.

Hoofdstuk 3 CRITERIA VOOR HET VERLAGEN VAN DE NORM OF TOESLAG

Artikel 4 Verlaging gehuwden

  • 1 De verlaging bedoeld in artikel 31 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden die met één of meer anderen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben.

Artikel 5 Verlaging woonsituatie

De verlaging bedoeld in artikel 32 van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor de jongere geen woonkosten verbonden zijn.

Artikel 6 Verlaging toeslag alleenstaanden van 21 en 22 jaar

  • 1 1. De verlaging bedoeld in artikel 34 van de wet bedraagt:a. 20 procent van de gehuwdennorm indien het een jongere van 21 jaar betreft;b. 10 procent van de gehuwdennorm indien het een jongere van 22 jaar betreft.

  • 2 In afwijking van lid 1 wordt de verlaging vastgesteld op de hoogte van de op grond van artikel 3 toegekende toeslag, indien deze toeslag minder bedraagt dan de verlaging waartoe toepassing van lid 1 zou leiden.

Artikel 6a Wijziging betekenis begrippen

  • 1 Waar in deze verordening de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’ en ‘gehuwden’ worden gebruikt, hebben deze vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als in ar-tikel 4 van de wet.

  • 2 Waar in deze verordening wordt gesproken over ‘gehuwde(n)’ of ‘gehuwdennorm’ hebben deze begrippen vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als ‘gezin’, bedoeld in artikel 4, respectievelijk ‘gezinsnorm’, bedoeld in artikel 21, lid 1 van de wet.

Artikel 6b Wijziging verwijzingen

  • 1 Waar in deze verordening wordt verwezen naar artikel 21, onderdeel a, van de wet, moet voor die verwijzing vanaf 1 januari 2012 worden gelezen: artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de wet.

  • 2 Waar in deze verordening wordt verwezen naar artikel 21, onderdeel b, van de wet, moet voor die verwijzing vanaf 1 januari 2012 worden gelezen: artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de wet.

  • 3 Waar in deze verordening wordt verwezen naar artikel 21, onderdeel c, van de wet, moet voor die verwijzing vanaf 1 januari 2012 worden gelezen: artikel 21, eerste lid, van de wet.

Artikel 6c Intrekking WIJ

  • 1 In afwijking van artikel 3 lid 4 zijn de bepalingen van deze verordening vanaf 1 januari 2012 evenzo van toepassing op personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar.

  • 2 In afwijking van artikel 6 lid 1 wordt aan een alleenstaande van 21 jaar geen toeslag toe-gekend in verband met het niet of niet geheel kunnen delen van kosten, bedoeld in artikel 25, van de wet.

  • 3 In afwijking van artikel6 lid 2 wordt aan een alleenstaande van 22 jaar geen toeslag toe-gekend in verband met het niet of niet geheel kunnen delen van kosten, bedoeld in artikel 25, van de wet.

  • 4 Aan het bepaalde in het tweede en derde lid wordt geen toepassing gegeven in de periode dat een verlaging in verband met schoolverlating wordt toegepast als bedoeld in artikel 28, van de wet.

Artikel 7 Toeslag/verlaging bij samenloop WIJ en WWB indien er sprake is van een niet rechthebbende partner

Indien er sprake is van samenloop WIJ en WWB kan de norm + toeslag gezamenlijk niet meer bedragen dan 100% van de gehuwdennorm bij gehuwden en samenwonenden.

Hoofdstuk 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Toeslagenverordening Wet investeren in jongeren Menterwolde.

Ondertekening

Muntendam, 24 juni 2010.De raad voornoemd,

De voorzitter,                       De griffier,

 

(E.A. van Zuijlen )              (F.A.P. Grit)

Wijzigingsbesluit 1

No.: 11/11.

De raad van de gemeente Menterwolde;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 8, van de Wet werk en bijstand;

overwegende, dat intrekking van de Wet investeren in jongeren en wijziging van de Wet werk en bijstand per 1 januari 2012 het noodzakelijk maakt om de verordeningen die hun grondslag vin-den in laatstgenoemde wet aan te passen en voorts dat het gewenst wordt geacht het bestaande gemeentelijk beleid als vastgelegd in deze verordeningen zoveel mogelijk in stand te laten, in af-wachting van toekomstige wetgeving die de gemeentelijke sociale zekerheid betreft;

 

B E S L U I T :

 

vast te stellen het:

RAADSBESLUIT TIJDELIJKE REGELS AANSCHERPING WET WERK EN BIJSTAND

 

Artikel I. Wijziging Re-integratieverordening WWB

De Re-integratieverordening WWB wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 14 Overgangsbepalingen 2004-2005 vervalt.

A. Voor artikel 15 met de titel ‘Slotbepalingen’ wordt een nieuw artikel ingevoegd die luidt als volgt: Artikel 14: Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012.

Hierbij worden de volgende sub artikelen ingevoegd.

B. Artikel 14 a wordt ingevoegd met als opschrift: Wijziging betekenis begrippen. Artikel 14 a luidt als volgt:1. Waar in deze verordening de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’, ‘gezin’, ‘bijstandsgerechtigde’ en úitkeringsgerechtigde’ worden gebruikt, hebben deze vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als in artikel 4 van de wet. 2. Waar in deze verordening wordt gesproken van ‘gehuwde(n)’ of ‘gehuwdennorm’ hebben deze begrippen vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als ‘gezin’, bedoeld in artikel 4, respectievelijk ‘gezinsnorm’, bedoeld in artikel 21 van de wet.

C. Artikel 14 b wordt ingevoegd met als opschrift: Afwijkende bepalingen voor jongeren.Artikel14 b luidt als volgt:In afwijking van hetgeen in deze verordening is bepaald, kunnen de volgende voorzieningen bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de wet niet worden ingezet voor de arbeidsin-schakeling van belanghebbenden jonger dan 27 jaar:a. onbeloonde additionele arbeid als bedoeld in artikel 10a van de wet;b. de voorzieningen bedoeld in artikel 31, tweede lid van de wet.

Artikel II. Wijziging Toeslagenverordening WWB

De Toeslagenverordening WWB wordt als volgt gewijzigd:

A. Voor de paragraaf met de titel ‘Slotbepalingen’ wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd die luidt als volgt: Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012. In die paragraaf worden de hierna volgende artikelen ingevoegd.

B. Artikel 6 a wordt ingevoegd met als opschrift: Wijziging betekenis begrippen. Artikel 6a luidt als volgt:1. Waar in deze verordening de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’ en ‘ge-huwden’ worden gebruikt, hebben deze vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als in ar-tikel 4 van de wet. 2. Waar in deze verordening wordt gesproken over ‘gehuwde(n)’ of ‘gehuwdennorm’ heb-ben deze begrippen vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als ‘gezin’, bedoeld in artikel 4, respectievelijk ‘gezinsnorm’, bedoeld in artikel 21, lid 1 van de wet.

C. Artikel 6 b wordt ingevoegd met als opschrift: Wijziging verwijzingenArtikel 6 b luidt als volgt:1. Waar in deze verordening wordt verwezen naar artikel 21, onderdeel a, van de wet, moet voor die verwijzing vanaf 1 januari 2012 worden gelezen: artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de wet.2. Waar in deze verordening wordt verwezen naar artikel 21, onderdeel b, van de wet, moet voor die verwijzing vanaf 1 januari 2012 worden gelezen: artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de wet.3. Waar in deze verordening wordt verwezen naar artikel 21, onderdeel c, van de wet, moet voor die verwijzing vanaf 1 januari 2012 worden gelezen: artikel 21, eerste lid, van de wet.

D. Artikel 6c wordt ingevoegd met als opschrift: Intrekking WIJArtikel6.c luidt als volgt:1. In afwijking van artikel 3 lid 4 zijn de bepalingen van deze verordening vanaf 1 januari 2012 evenzo van toepassing op personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar.2. In afwijking van artikel 6 lid 1 wordt aan een alleenstaande van 21 jaar geen toeslag toe-gekend in verband met het niet of niet geheel kunnen delen van kosten, bedoeld in artikel 25, van de wet. 3. In afwijking van artikel6 lid 2 wordt aan een alleenstaande van 22 jaar geen toeslag toe-gekend in verband met het niet of niet geheel kunnen delen van kosten, bedoeld in artikel 25, van de wet. 4. Aan het bepaalde in het tweede en derde lid wordt geen toepassing gegeven in de periode dat een verlaging in verband met schoolverlating wordt toegepast als bedoeld in artikel 28, van de wet.

Artikel III. Wijziging Afstemmingsverordening WWB

De Afstemmingsverordening WWB wordt als volgt gewijzigd:A. In paragraaf 1 wordt toegevoegd aan de definitiebepaling van de bijstand de groep gerechtig-den van 65 jaar en ouder en de groep jongeren tussen 18 t/m 21 jaar die luidt als volgt:Alsmede de periodieke bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor personen van 65 jaar en ouder.

B. Voor de paragraaf met de titel ‘Slotbepalingen’ wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd die luidt als volgt: Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012. In die paragraaf worden de hierna volgende artikelen ingevoegd.

C. Artikel 2 lid 3 A wordt ingevoegd met als opschrift: Onvoldoende meewerken aan plan van aanpakArtikel 2 lid 3 A luidt als volgt:Onder ‘gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren’ of onvoldoende meewer-ken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandi-ge maatschappelijke participatie, als bedoeld in artikel 1 sub e, wordt vanaf 1 januari 2012 mede verstaan: het onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren dan wel evalueren van een plan van aanpak.

Artikel IV. Wijziging verordening Langdurigheidstoeslag

De Verordening langdurigheidstoeslag wordt als volgt gewijzigd:

A. Voor de paragraaf met de titel ‘Slotbepalingen wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd die luidt als volgt: Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012. In die paragraaf worden de hierna volgende artikelen ingevoegd.

B. Artikel 3.6 wordt ingevoegd met als opschrift: Uitsluiting gezinsledenArtikel 3.6 luidt als volgt: Indien één van de gezinsleden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid van de wet, waardoor slechts één van de gezinsleden recht op langdurigheidstoeslag heeft, komt dit gezinslid in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

Artikel V. Inwerkingtreding en geldingsduur

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2012.

Muntendam, 15 december 2011.

De raad voornoemd,

De voorzitter, De plv. griffier,

(E.A. van Zuijlen) (J.R. Boltendal)

 

 

 

 

 

 

 

ALGEMENE TOELICHTING

AchtergrondOp 1 januari 2012 treedt de ‘Wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeids-markt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden’ (kortweg: Wet Aanscherping WWB) in werking. Uitgangspunten van deze wetswijziging zijn: Grotere nadruk op eigen verantwoordelijkheid burger in de voorziening in het bestaan; Versterking van het activerende karakter en de vangnetfunctie van de Wet werk en bijstand (WWB); Aanscherping van de verplichtingen voor bijstandsgerechtigden; Beperking van de doelgroep voor het gemeentelijk minimabeleid.

Deze uitgangspunten leiden ertoe dat het wettelijk bijstandsregime substantieel van inhoud ver-andert. Zo gaat voor jongeren een wettelijke zoektijd van vier weken gelden en hebben zij, anders dan onder het regime van de Wet investeren in jongeren (WIJ), geen recht meer hebben op een werkleeraanbod, maar op begeleiding bij de vormgeving van hun eigen verantwoordelijkheid op weg naar economische zelfstandigheid.

Een belangrijke wijziging in de regelgeving betreft voorts het afschaffen van de bijstand voor in-wonende meerderjarige kinderen en ouders en de creatie van een toets op het huishoudinkomen. Voorts worden enkele nieuwe verplichtingen in de WWB opgenomen en wordt de doelgroep voor het minimabeleid beperkt tot de groep minima met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm. Daarnaast is een verordeningsplicht gecreëerd voor de maatschappelijke participatie van kinde-ren.

Consequenties voor gemeentelijk beleidMede vanwege intrekking van de WIJ per 1 januari 2012 hebben de genoemde ontwikkelingen aanzienlijke consequenties voor het gemeentelijk beleid. Deze consequenties kunnen als volgt worden gecategoriseerd: De WIJ-verordeningen vervallen per 1 januari 2012. Doordat de WIJ wordt ingetrokken, ver-vallen de daarop gebaseerde verordeningen eveneens per 1 januari 2012 . Jongeren vallen door de wetswijziging voortaan onder het WWB-regime (overgangssituaties daargelaten). Dit roept de vraag op of de huidige WWB-verordeningen adequaat voorzien in het regeltechnisch kader voor jongeren, of dat in die verordeningen nog aanpassingen nodig zijn. Dit is een vraag van regeltechnische maar ook van beleidsinhoudelijke aard;  Door herdefiniëring van de leefvormen die als afzonderlijk bijstandssubject voor bijstand in aanmerking komen alsmede de totstandkoming van de huishoudtoets wordt de kring van rechthebbenden kleiner, hebben meerderjarige kinderen en ouders nog slechts gezamenlijk recht op bijstand en treffen misdragingen van deze belanghebbenden het gezamenlijk inko-men. Dit heeft gevolgen voor het gemeentelijk toeslagenbeleid, het maatregelenbeleid en het minimabeleid en roept de vraag op welke aanpassingen aan de verordeningen noodzakelijk en/of gewenst zijn; De nieuwe verplichtingen voor bijstandsgerechtigden hebben gevolgen voor het maatregelen-beleid en het re-integratiebeleid en roepen evenzeer de vraag op welke aanpassingen aan de verordeningen noodzakelijk en/of gewenst zijn; De normering van gemeentelijk minimabeleid tot maximaal 110% van de bijstandsnorm kan gevolgen hebben voor de doelgroepomschrijving in de verordening langdurigheidstoeslag De normering kan tevens consequenties hebben voor andere delen van het minimabeleid.

Waarom een Raadsbesluit met tijdelijke regels?De wetswijziging leidt, zoals gezegd, tot de noodzaak om het gemeentelijk beleid op tal van ter-reinen te heroverwegen. Gelet op de zeer korte invoeringstermijn is het echter uitermate lastig om reeds voor 1 januari 2012 dit indringende heroverwegingsproces adequaat te hebben afgerond én vormgegeven. Daarbij komt dat de aanscherping van de WWB per 1 januari 2012 niet op zichzelf staat maar een stap is in een proces dat in 2012 vermoedelijk tot nog een aantal wijzigingen in de WWB zal leiden die nopen tot wijziging van het gemeentelijk beleid. Gedacht moet ondermeer worden aan het wetsvoorstel ‘Toevoeging van de eis tot beheersing van de Nederlandse taal aan de Wet werk en bijstand’ (w.o. 32 328’), de plannen van het kabinet betreffende “Aanpak fraude” (Handhavingsprogramma 2011-2014) en uiteraard de Wet werken naar vermogen.

Mede gelet op de uitvoeringstechnische complicaties die kunnen optreden als op beleidsmatig vlak keuzes worden gemaakt die tot aanpassingen in de uitvoeringspraktijk leiden, is een keus om de overgang naar de nieuwe WWB per 2012 zoveel mogelijk ‘beleids- en uitvoeringsarm’ te laten plaatsvinden een logische. Met ‘beleidsarm’ wordt bedoeld dat het huidige gemeentelijk beleid zoveel mogelijk in stand wordt gelaten dan wel dat slechts het minimaal noodzakelijke aan nieuw of gewijzigd beleid wordt vastgesteld. Een en ander in afwachting van een diepgaander integrale heroverweging in 2012. Onder ‘uitvoeringsarm‘ wordt verstaan dat daar waar noodzakelijke aan-passingen in het beleid plaatsvinden, dit op de minst belastende wijze voor wat betreft de uitvoe-ring plaatsvindt. Bij deze uitgangspunten past dat thans niet alle WWB-verordeningen separaat worden gewijzigd en in een bestuurlijk wijzigingstraject worden geplaatst, maar dat slechts daar waar dat strikt noodzakelijk is aanpassingen aan de verordeningen plaatsvinden die middels één Raadsbesluit worden geëffectueerd. Met het thans voorliggende Raadsbesluit wordt dat beoogd.

Wat is de status van het tijdelijk Raadsbesluit?Het Raadsbesluit heeft formeel gezien het karakter van een wijzigingsverordening, dwz. zij brengt met haar vaststelling door de gemeenteraad een wijziging in de inhoud en betekenis van een aan-tal verordeningen teweeg. Met de term ‘besluit’ wordt in dit Raadsbesluit overigens niet gedoeld op het begrip ‘besluit’, bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit Raadsbe-sluit bevat algemeen verbindende voorschriften.

Het Raadsbesluit is tijdelijk van aard, dwz. gericht op het faciliteren van de met de genoemde wetswijziging minimaal noodzakelijke aanpassingen in de gemeentelijke verordeningen. De in-tentie is erop gericht om in 2012 het gemeentelijk bijstandsbeleid integraal te heroverwegen. De verwachting is dat dit in 2012 zal leiden tot een inhoudelijke aanpassing van de betreffende ver-ordeningen. In dit Raadsbesluit wordt geen gebruik gemaakt van een zgn. ‘horizonbepaling’, die de duur van de verordening vaststelt op een concrete periode (bijv. tot 1 januari 2013). De ont-wikkelingen binnen de sociale zekerheid zijn nog te ongewis om met zekerheid te kunnen vast-stellen dat een integrale heroverweging van het lokale sociale zekerheidsbeleid voor een bepaalde datum is afgerond.

Bij de vormgeving van dit Raadsbesluit is ernaar gestreefd om zoveel mogelijk recht te doen aan de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving van de VNG.

Passend maken RaadsbesluitDit Raadsbesluit, als wijzigingsverordening, bevat een aantal bepalingen die in zo algemeen mo-gelijke termen zijn opgesteld. Toch betekent dit niet dat ze blindelings kunnen worden overgeno-men. Op een aantal onderdelen zullen nog keuzes gemaakt moeten worden. Deze keuzes betref-fen: De positionering van een aantal nieuwe artikelen in de diverse verordeningen. Er is voor ge-kozen om in de betreffende verordeningen een nieuwe paragraaf toe te voegen met een aantal artikelen en deze paragraaf te positioneren voorafgaand aan de slotbepalingen. In het concrete geval moet dit in de te wijzigen verordening passen; Bepalen van de noodzaak van de voorgestelde artikelen. Niet altijd zullen de betreffende arti-kelen nodig zijn of niet geheel passend zijn voor de te wijzigen verordening. Bij de artikels-gewijze toelichting zal dit nader worden aangeduid; De gebruikte begrippen. Als in de te wijzigen verordening gebruik gemaakt wordt van hoofd-stukken, dan moet bijv. de term ‘paragraaf’ in de wijzigingsverordening worden gewijzigd in ‘hoofdstuk’. Soms zal dit ook voor andere termen gelden. Dit Raadsbesluit moet derhalve nog passend gemaakt worden voor de concrete gemeentelijke situatie.

GelijkstellingsbepalingIn dit Raadsbesluit wordt bij elke te wijzigen verordening een bepaling voorgesteld die regelt dat de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’ en ‘gezin’ per 1 januari 2012 in die verorde-ning dezelfde betekenis hebben als in de gewijzigde WWB. Uit een oogpunt van duidelijkheid is dit opgenomen. Vervolgens is bepaald dat voor ‘gehuwden’ en ‘gehuwdennorm’ moet worden ge-lezen en ‘gezin’ resp. ‘gezinsnorm’, om daarmee te verduidelijken dat onder het nieuwe regime niet meer de gehuwden maar het gezin de norm is waarmee gewerkt moet worden.

Geen voorstel voor aanpassing Verordening Cliëntenparticipatie en Handhavingsverorde-ning Hoewel het denkbaar is dat door intrekking van de WIJ ook de Verordening Cliëntenparticipatie en de Handhavingsverordening worden geraakt, worden binnen het kader van dit Raadsbesluit voor die verordeningen geen wijzigingsbesluiten genomen. Voor de Verordening Cliëntenpartici-patie geldt dat het intrekken van de WIJ er op zichzelf niet toe leidt dat er een wijziging plaats-vindt in de wijze waarop jongeren betrokken zijn bij de uitvoering van de wet en deelnemen aan cliëntenparticipatie. Wel moeten er formeel gesproken enkele tekstuele aanpassingen plaatsvin-den, nu de WIJ per 1 januari 2012 ingetrokken wordt. Omdat het belang daarvan gering is en de verordening weinig algemeen verbindend voorschriften bevat maar meer het karakter van een in-terne reglementering heeft, is het verantwoord om met aanpassing te wachten tot invoering van de Wet werken naar vermogen, die ingrijpende consequenties kan hebben op het gemeentelijk cliën-tenbestand.

Met betrekking tot de handhaving van de WIJ geldt dat er geen afwijkende regeling gold ten op-zichte van de handhaving van de WWB. Omdat er slechts enkele algemeen verbindende voor-schriften voorkomen en deze inhoudelijk geen wijziging ondergaan als gevolg van intrekking van de WIJ, is het evenzeer verantwoord om eerst in 2012 tot een herziening van de verordening over te gaan.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I. De Re-integratieverordening WWBOnderdelen A en BDe onderdelen A en B zijn reeds toegelicht in het algemene deel.

Onderdeel CIn 2009 heeft de gemeenteraad de verordening Werkleeraanbod WIJ vastgesteld. Daarmee is vol-daan aan de wettelijke opdracht om, middels een verordening, regels te stellen over de inhoud van het werkleeraanbod. Door het intrekken van de WIJ zal daarmee van rechtswege tevens de veror-dening Werkleeraanbod WIJ komen te vervallen. De verordening Werkleeraanbod WIJ heeft een andere inhoud dan de Re-integratieverordening WWB. Enerzijds is dit veroorzaakt door het af-dwingbare recht op ondersteuning middels een werkleeraanbod, anderzijds door de beperking van het aantal ‘incentives’ dat gemeenten konden verstrekken aan jongeren die gingen werken. Daar-naast is in veel verordeningen Werkleeraanbod WIJ het beleid m.b.t. de arbeidsinschakeling van jongeren opgenomen, of verwezen naar een beleidsnota van de raad of het college waarin dit was opgenomen.

Bij een beleidsarme overgang moet minimaal worden geregeld dat voor jongeren niet tot het re-integratie-instrumentarium behoren bij de volgende ‘incentives’: inkomstenvrijlating, premies, vrijlating van onkostenvergoedingen voor vrijwilligerswerk en plaatsing in participatieplaatsen . Dat is met artikel II van dit Raadsbesluit beoogd. Verwezen is naar artikel 31, vijfde lid WWB. In dat artikel wordt aangegeven welke middelen niet vrijgelaten worden bij de verlening van alge-mene bijstand aan jongeren. Is er overigens thans niets geregeld in de Re-integratieverordening WWB dan is het niet nodig deze bepaling in het Raadsbesluit op te nemen.

Los van de ‘incentives’, zal het met betrekking tot het specifiek voor jongeren opgestelde ge-meentelijk arbeidstoeleidingsbeleid meestal niet nodig zijn daarover iets in de Re-integratieverordening WWB op te nemen. Weliswaar komen de specifieke bepalingen in de ver-ordening Werkleeraanbod WIJ die betrekking hebben op het gemeentelijk arbeidstoeleidingsbe-leid voor jongeren te vervallen en komt de wettelijke grondslag van evt. -beleidsnota’s met be-trekking tot het arbeidsmarktbeleid voor jongeren evenzeer te vervallen, die bepalingen en dat be-leid zijn in beginsel begunstigend van aard en daardoor als interne gedragslijn ook vanaf 1 januari 2012 hanteerbaar. Mocht echter de –juridisch terechte- wens bestaan om een wettelijke grondslag voor dit beleid te creëren, dan dienen de betreffende bepalingen of beleidsnota’s als grondslag de WWB te krijgen. Daartoe hoeft de Re-integratieverordening echter niet te worden aangepast. Voldoende is, dat het betreffende beleid als beleid op grondslag van de WWB wordt ‘omgenum-merd’ en bepalingen uit de Verordening Werkleeraanbod WIJ in dit beleid worden opgenomen. Artikel II. De Toeslagenverordening WWBAlgemeenVoor de systematiek van het toeslagen- en verlagingenmodel in de WWB geldt dat dit ongewij-zigd blijft. Zo blijft het een verplichting om een alleenwonende alleenstaande bijstandsgerechtig-de een maximale toeslag toe te kennen (art. 25, eerste lid WWB ) en blijven de mogelijkheden om verlagingen vast te stellen onaangetast. Niettemin leidt de wijziging van de begrippen met betrek-king tot de bijstandssubjecten en de invoering van de huishoudtoets ertoe dat een beleidsmatige en wetstechnische heroverweging van het toeslagen- en verlagingenbeleid op zijn plaats is. De be-leidsmatige heroverweging kan evenwel ook op een later tijdstip plaatsvinden en mocht de onver-korte toepassing van het toeslagen- en verlagingenbeleid vanaf 1 januari 2012 in bepaalde geval-len onredelijke uitkomsten geven, dan kan altijd, individualiserend, een hogere toeslag worden verleend of afgezien van verlaging . Wat wel wijzigt is de doelgroep: door intrekken van de WIJ vallen jongeren voortaan onder de Toeslagenverordening WWB. Zie onderdeel D.

Onderdelen A en BDe onderdelen A en B zijn reeds toegelicht in het algemene deel.

Onderdeel CIn verordeningen van een aantal gemeenten wordt voor het bepalen van de hoogte van de toeslag verwezen naar de norm, bedoeld in (artikelnummer). Omdat de wetswijziging ook leidt tot een herpositionering van de normen in de WWB, is voorzien in een gelijkstellingsbepaling, zodat on-dubbelzinnig duidelijk is welke norm bedoeld wordt.

Onderdeel DDit onderdeel ziet specifiek op de gevolgen van de intrekking van de WIJ. Voor jongeren geldt dat op grond van de WIJ genomen besluiten gelden als besluiten genomen op grond van de WWB. Dat treft tevens de toeslagen en verlagingen die binnen het kader van de WIJ zijn geno-men. Deze worden vanaf 1 januari 2012 eveneens geacht ten titel van de WWB te zijn genomen. Voor de eerder vastgestelde toeslagen en verlagingen op grond van de WIJ is geen specifiek overgangsrecht bepaald. Wijkt de Toeslagenverordening WWB dus af van de Toeslagenverorde-ning WIJ, dan is het mogelijk dat per 1 januari 2012 de uitkering van de jongere aangepast moet worden. De Toeslagenverordening WWB geldt vanaf 1 januari 2012 ook voor jongeren, ten min-ste, als dit in de doelgroepomschrijving adequaat tot uitdrukking wordt gebracht. In het eerste lid is dit vastgelegd.

Bij invoering van de WIJ is artikel 29 WWB, dat regelde dat voor 21- en 22-jarigen de toeslag kon worden verlaagd, vervallen. De betreffende bepaling werd opgenomen in de WIJ. Bij de wetswijziging wordt de klok weer teruggedraaid en artikel 29 WWB weer gereactiveerd. Dat be-tekent ook dat als de gemeente ervoor gekozen heeft om voor 21- en 22-jarigen in de Toeslagen-verordening WWB een lagere toeslag toe te kennen, dit nu geregeld moet worden. Onderdeel D voorziet daarin, uitgaande van de doorgaans gehanteerde optie dat voor 21-jarigen geen toeslag wordt toegekend en voor 22-jarigen een toeslag van 10%. Hanteert de gemeente ander beleid, dan moeten deze onderdelen worden aangepast.

Artikel III. Afstemmingsverordening WWBOnderdeel A De onderdelen A is reeds toegelicht in het algemene deel. Gelet op de mogelijke terugkeer van 65 jarigen en ouder met een onvolledige AOW opbouw is voorzien in een aanvulling op die AOW middels de WWB uitkering tot de van toepassing zijnde norm. De Afstemmingsverordening is tevens van toepassing op deze specifieke groep bijstandsgerech-tigden.

Onderdeel CDe wetswijziging creëert enkele nieuwe wettelijke verplichtingen: de verplichting ; de verplichting om naar vermogen opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werk-zaamheden te verrichten ; de verplichting voor jongeren om een aanvraag niet eerder in te dienen dan vier weken na melding . De verplichting om gedurende deze ‘wachttijd’ te zoeken naar mogelijkheden voor werk of scholing

Om gedragingen die een schending vormen van deze verplichtingen te kunnen sanctioneren, is het in ieder geval voor de tweede en derde verplichting noodzakelijk om deze in de Maatregelenver-ordening WWB te benoemen. Gegeven een beleids- en uitvoeringsarme overgang is daartoe geen tekstvoorstel gedaan, maar dit kan uiteraard bij dit onderdeel opgenomen worden. De eerste en vierde verplichtingen zullen in veel gevallen ook onder één van de reeds in de verordening be-noemde categorieën gebracht kunnen worden. Voor het zoeken van scholing geldt dat dit niet, maar die verplichting treedt pas 1 juli 2012 in werking. Voor de duidelijkheid is in onderdeel C opgenomen dat het niet meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak wordt aangemerkt als een gedraging die de inschakeling in de arbeid belemmert. Uiteraard kan ook aangesloten worden bij een andere categorie.

Artikel IV. De verordening Langdurigheidstoeslag

AlgemeenOp twee onderdelen is de wetswijziging voor de verordening Langdurigheidstoeslag van belang. Allereerst de reeds eerder geconstateerde herdefiniëring van de bijstandssubjecten en de daaraan gekoppelde huishoudtoets. Daarnaast de bepaling dat de inkomensgrens die voor het recht op langdurigheidstoeslag geldt maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm kan bedragen .

Onderdeel A Zie ook het algemeen deel van deze toelichting. Vaak is de verordening van zo beperkte omvang dat er geen indeling in hoofdstukken of paragrafen is gemaakt. In dat geval dient onderdeel A her-schreven te worden en kan bijv. in plaats van ‘paragraaf’ ‘artikel’ worden opgenomen.

In de verordening wordt één van de normbedragen met betrekking tot de hoogte van de langdu-righeidstoeslag doorgaans gekoppeld aan ‘gehuwden’.

Onderdeel BIndien sprake is van gehuwden waarvan één persoon geen recht heeft op bijstand, wordt thans de langdurigheidstoeslag vastgesteld naar de norm voor een alleenstaande (ouder). Dit blijft zo, als er sprake is van een gezin dat slechts uit gehuwden bestaat. In onderdeel D is tot uitdrukking ge-bracht, dat als in de verordening voorzien is in een specifieke bepaling die dat regelt, die bepaling wordt vervangen door een bepaling die regelt dat als er tot het gezin een niet-rechthebbende be-hoort, dit slechts tot aanpassing van de hoogte van de langdurigheidstoeslag leidt als er slechts één rechthebbend gezinslid overblijft.

Artikel V. Inwerkingtreding en geldingsduurDe inwerkingtreding valt uiteraard samen met de inwerkingtreding van de wijzigingswet. Mocht de vaststelling en inwerkingtreding van dit Besluit niettemin later plaatsvinden, dan kan in terug-werkende kracht worden voorzien, hoewel dat geen grondslag kan verschaffen aan het nemen van belastende besluiten met betrekking tot feiten en omstandigheden die plaatsvinden tot de datum waarop de regeling in werking treedt.

Zoals gezegd is niet voorzien in een horizonbepaling. Uiteraard kan daar wel toe worden besloten. In dat geval dient de volzin ‘Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2012.’ Te worden ver-vangen door: Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2012 en vervalt per de dag waarop de Wet werken naar vermogen in werking treedt.

Een overgangsregeling is niet nodig. In de wijzigingswet is als hoofdregel opgenomen dat sprake is van onmiddellijke werking, dwz. dat per 1 januari 2012 de gewijzigde WWB direct van toepas-sing is op reeds bestaande rechtsposities en verhoudingen. Op onderdelen is daarvan afgeweken middels specifiek overgangsrecht. Voor dit Raadsbesluit geldt evenzeer onmiddellijke werking. Uitzondering daarop vormt de aanpassing aan de Verordening langdurigheidstoeslag. Conform ar-tikel 36 WWB vloeit uit de aard van de regeling voort dat voor aanvragen die vanaf 1 januari 2012 worden ingediend het ‘oude recht’ van toepassing is, voor zover de peil- en ingangsdatum voor die datum liggen.

VI. CiteertitelRaadsbesluit tijdelijke regels aanscherping Wet Werk en Bijstand