Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Menterwolde

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Menterwolde 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Menterwolde
Officiële naam regelingVerordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Menterwolde 2007
CiteertitelVerordening rechtspositie wethouders, raadsen commissieleden Menterwolde 2007
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 44, lid 2
  2. Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-10-200727-03-2014n.v.t.

11-10-2007

Tussenklappen; 24 oktober 2007

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Menterwolde 2007

Tekst van de regeling

No. 14a

De raad van de gemeente Menterwolde.

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van deGemeentewet,

gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders en het rechtspositiebesluit raads- encommissieleden,

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening rechtspositie wethouders, raads- encommissieleden Menterwolde 2007

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:a. commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet;b. Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb.243;c. Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22maart 1994, Stb. 244;d. Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriële regeling van 20 februari 2004,Stcrt. 41 als bedoeld in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders;e. Verplaatsingskostenregeling 1989: het besluit van de Minister van BinnenlandseZaken van 20 oktober 1989, nr. AB87/74/U6DGMP/AV/FAR, Stcrt. 212;f. Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zakenvan 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56;g. Reisregeling buitenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van12 september 1994, nr. AD94/U1011, Stcrt. 181;h. Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb.424;i. griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;j. gemeentesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet.

Hoofdstuk II Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

De vergoeding voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 2, eerste lid, van hetRechtspositiebesluit raads- en commissieleden, is gelijk aan het door de minister vanBinnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 5 vastgesteldemaximum.

Artikel 3 Onkostenvergoeding

  • 1 De vergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbondenkosten is gelijk aan het bedrag voor gemeenteklasse van 12.001 – 14.000inwoners, vermeld in tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- encommissieleden.

  • 2 Ten aanzien van een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4,aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassingvan die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, is in afwijking van het eerstelid de onkostenvergoeding gelijk aan het bedrag voor gemeenteklasse 12.001 –14.000 inwoners, vermeld in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- encommissieleden.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

  • 1 Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweestontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheidvan het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 2 De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt inmaandelijkse termijnen.

Artikel 5 Reiskosten

  • 1 Aan het raadslid worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten inverband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering vaneen beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: eenvolledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijkereiskosten;b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de inredelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig hetbepaalde in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositiewethouders.

Artikel 6 Verblijfkosten

De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten hetgrondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed.

Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1 De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminarsen symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeenteworden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

  • 2 Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposiumdat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dientdaartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld vaninhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voorrekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband metde vervulling van het raadslidmaatschap.

Artikel 8 Computer en internetverbinding

  • 1 Op aanvraag stelt het college het raadslid ten laste van de gemeente voor deuitoefening van het raadslidmaatschap een computer, bijbehorende apparatuuren software in bruikleen ter beschikking.

  • 2 Voor zover er sprake is van een belastingheffing in verband met een ten lastevan de gemeente ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuuren software als bedoeld in het eerste lid ontvangt het raadslid ten laste van degemeente op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van deaanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordtten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorendeapparatuur en software welke het college aan raadsleden in bruikleen terbeschikking stelt.

  • 3 Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking isgesteld, verleent het college een raadslid op aanvraag voor de uitoefening vanhet raadslidmaatschap voor een periode van maximaal drie jaar eentegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde voora. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, ofb. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software.Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer,bijbehorende apparatuur en software welke het college aan raadsleden inbruikleen ter beschikking stelt.

  • 4 Op aanvraag vergoedt het college het raadslid de aanleg- enabonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of derde lidgenoemde computerapparatuur.

  • 5 Het raadslid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met degemeente.

  • 6 Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 9 Kinderopvang

[vervallen]

Artikel 10 Spaarloonregeling/levensloopregeling

  • 1 Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef enonderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van diewet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan devoor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling.

  • 2 Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef enonderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van diewet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan deelnemen aan delevensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting1964.

  • 3 Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien het raadslid gebruikmaakt van de wettelijke levensloopregeling.

  • 4 Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geenaanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

Artikel 10a Fietsregeling

  • 1 Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef enonderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van diewet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan deelnemen aan de fietsregelingals bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naarkeuze van het raadslid wordt de raadsvergoeding dan wel vasteonkostenvergoeding verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld inde Uitvoeringsregeling.

  • 2 Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geenaanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, kan op verzoek van eenraadslid worden verlaagd in het geval hij een uitkering ontvangt in verband met gehele ofgedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

  • 1 In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswetontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op dezeuitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meerbedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden diehet raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeenteverhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 2 In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheidonderwijs- en onderzoekpersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6,vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van hetuitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordtdeze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag vanbedoelde korting.

Artikel 13 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad

  • 1 Een raadslid dat op grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan 30dagen onafgebroken het voorzitterschap van de gemeenteraad waarneemt,ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoeldevergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van deonkostenvergoeding, bedoeld in artikel 3.

Artikel 13a Ziektekostenvoorziening

  • 1 De tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering als bedoeld inartikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden bedraagt €175,00 per jaar.

  • 2 In het geval een raadslid gedurende een gedeelte van het kalenderjaar lid van deraad is geweest ontvangt hij de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, naarevenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 3 De betaling van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, geschiedt inmaandelijkse termijnen.

Artikel 13b Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 1 De artikelen 2 tot en met 4, 8, 10, en 13a blijven van toepassing op het raadslidaan wie ingevolge artikel X van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegenszwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat deonkostenvergoeding die dit raadslid op grond van artikel 3, eerste of tweede lid,ontvangt de helft van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassingis.

  • 2 De artikelen 1 tot en met 7, 8, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, en 11 tot enmet 13a van deze verordening zijn van toepassing op raadsleden die tijdelijkworden benoemd ter vervanging van een raadslid dat ingevolge artikel X10 vande Kieswet tijdelijk ontslag heeft verkregen wegens zwangerschap en bevallingof ziekte.

Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders

Artikel 14 Onkostenvergoeding (art. 22 rechtspositiebesluit)

  • 1 De vergoeding voor aan de uitoefening van het wethouderschap verbondenkosten is gelijk aan het bedrag voor gemeenteklasse van 8001 – 14.000inwoners, vermeld in artikel 25 van het Rechtspositiebesluit wethouders.

  • 2 Op de in de onkostenvergoeding opgenomen component telefoonkosten wordt,ingeval de wethouder van gemeentewege in het bezit is gesteld van eenmobiele telefoon, maandelijks een bedrag in mindering gebracht tot een bedragvan € 25 voor deze component resteert.

Artikel 15 Reiskosten woon-werkverkeer

[Vervallen]

Artikel 16 Zakelijke reiskosten

Aan de wethouder wordt een vergoeding verleend voor reizen ten behoeve van degemeente, niet zijnde voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats vantewerkstelling.De vergoeding betreft:a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledigevergoeding van de reiskosten;b. bij gebruik van een eigen personenauto: de vergoeding als bedoeld in artikel 4,onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders;c. een vergoeding van noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfskosten.

Artikel 17 Dienstauto

[Vervallen]

Artikel 18 Verblijfskosten

[Vervallen]

Artikel 19 Buitenlandse dienstreis

  • 1 Indien de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maaktworden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2 Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reisnaar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist. Degemeenteraad kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 20 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1 De kosten van deelname van een wethouder aan cursussen, congressen,seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens degemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van degemeente.

  • 2 De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar ofsymposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden ofverzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaatvergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kostenkomen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is inverband met de uitoefening van het ambt van wethouder. Zulks vooraf terbeoordeling van aan het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 21 Computer en internetverbinding

  • 1 Op aanvraag worden de wethouder ten laste van de gemeente voor deuitoefening van het ambt een computer, bijbehorende apparatuur en software inbruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2 Voor zover er sprake is van een belastingheffing in verband met een ten lastevan de gemeente ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuuren software als bedoeld in het eerste lid ontvangt de wethouder ten laste van degemeente op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van deaanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordtten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorendeapparatuur en software welke het college aan wethouders in bruikleen terbeschikking stelt.

  • 3 Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking isgesteld, verleent het college de wethouder op aanvraag voor de uitoefening vanhet ambt voor een periode van maximaal drie jaar een tegemoetkoming van 30%van de aanschafwaarde voora. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, ofb. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software.Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer,bijbehorende apparatuur en software welke het college aan de wethouders inbruikleen ter beschikking stelt.

  • 4 Op aanvraag worden de wethouder de aanleg- en abonnementskosten voor deinternetverbinding voor de in het eerste of derde lid genoemdecomputerapparatuur vergoed.

  • 5 De wethouder ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met degemeente.

  • 6 Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 22 Mobiele telefoon

  • 1 Op aanvraag wordt de wethouder voor de uitoefening van zijn ambt een mobieletelefoon in bruikleen ter beschikking gesteld die in hoofdzaak bestemd is voorzakelijk gebruik.

  • 2 De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met degemeente.

  • 3 Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 23 Spaarloonregeling/levensloopregeling

  • 1 De wethouder kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijkpersoneel geldende spaarloonregeling.

  • 2 De wethouder kan deelnemen aan de levensloopregeling als bedoeld in artikel19g van de Wet op de loonbelasting 1964.

  • 3 Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien de wethouder gebruikmaakt van de wettelijke levensloopregeling.

  • 4 Gelet op het bepaalde in artikel 44 van de Gemeentewet bestaat geenaanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

Artikel 23a Fietsregeling

  • 1 De wethouder kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 vande Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van de wethouder wordtde bezoldiging, dan wel de vaste onkostenvergoeding, dan wel deeindejaarsuitkering, verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld inde Uitvoeringsregeling.

  • 2 Gelet op het bepaalde in artikel 44 van de Gemeentewet bestaat geenaanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

Artikel 24 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

De wethouder die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschiktheeft ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:a. reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de Regelingrechtspositie wethouders;b. verhuiskosten in verband met de benoeming als wethouder overeenkomstig hetbepaalde in artikel 2 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 25 Kinderopvang

[Vervallen]

Hoofdstuk IV Voorzieningen voor commissieleden (als bedoeld in art. 82, 83 en 84 Gemeentewet)

Artikel 26 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

  • 1 De vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie enhaar subcommissies bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- encommissieleden is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken enKoninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 2 (10.001 - 20.000 inw.) vastgesteldemaximum.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid vaneen commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld inartikel 96 van de Gemeentewet ontvangt.

  • 3 Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissiea. als raadslid of wethouder;b. uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke ofbestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling diegrotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;c. als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie ofgroepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens inbelangrijke mate het gemeentelijk belang dient.

  • 4 De raad kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogerevergoeding vaststellen, zulks ten aanzien vana. een lid van een commissie dat op grond van zijn bijzondereberoepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voordeelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, enb. een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding nietgeacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaartevan zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Artikel 27 Reis- en verblijfkosten

  • 1 Aan het lid van een commissie dat geen raadslid of wethouder is en niet in zijnhoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden dereiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed.De vergoeding betreft:a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledigevergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheidgemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4,onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders;

  • 2 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid worden de in redelijkheidnoodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen binnen en buiten hetgrondgebied van de gemeente vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 4,onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 28 Buitenlandse excursie of reis

  • 1 De gemeenteraad kan een commissie bestaande uit gemeenteraadsledentoestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. Degemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege degemeente georganiseerd.

  • 3 De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van degemeente.

Artikel 29 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1 De kosten van deelname van een commissielid aan cursussen, congressen,seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens degemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van degemeente.

  • 2 Het commissielid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar ofsymposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden ofverzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaatvergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kostenkomen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is inverband met de vervulling van het commissielidmaatschap.

Artikel 30 Computer en internetverbinding

[Vervallen]

Hoofdstuk V De procedure van declaratie

Artikel 31 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats doora. betaling uit eigen middelen ofb. rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente

Artikel 32 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1 Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 16, 19, 24 en 27wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door hetcollege is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2 Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het raadslid,onderscheidenlijk de wethouder of het commissielid dient het declaratieformulierbinnen 2 maanden bij de griffier, onderscheidenlijk de gemeentesecretaris of eendoor hem aangewezen ambtenaar in, onder bijvoeging van de originelebewijsstukken.

Artikel 33 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1 De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 7, 16, 19, 20 en 24 kanplaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het raadslid,onderscheidenlijk de wethouder voor akkoord ondertekende factuur aan degemeente.

  • 2 Het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder dient het declaratieformulier en defactuur binnen 2 maanden in bij de griffier, onderscheidenlijk degemeentesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar.

Artikel 34 Gebruik creditcard

[Vervallen]

Hoofdstuk VI Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 35

[Vervallen]

Artikel 36 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terugtot en met 1 april 2006, met dien verstande dat:a. Artikel 13a terug werkt tot en met 1 januari 2006b. Artikel 26a terug werkt tot en met 1 januari 2007

  • 2 Alle eerder vastgestelde vergoedingsregelingen voor raads- en commissieledenworden ingetrokken.

Artikel 37 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie wethouders, raadsencommissieleden Menterwolde 2007.

Ondertekening

Muntendam, 11 oktober 2007.

De raad voornoemd;

De voorzitter, De griffier,

1

TOELICHTINGgewijzigd d.d. 29 maart 2007

ALGEMEENWettelijke regelingenDe regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden vangemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB,ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voorwethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering naaftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadereinvulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet wordengeregeld bij AMvB. Daartoe zijn totstandgekomen het Rechtspositiebesluit wethoudersen het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Enkele vergoedingen voorwethouders die gelijk zijn die voor rijksambtenaren, maar voor hen voorheen inverschillende regelingen waren opgenomen waarnaar in het verleden werd verwezen,zijn om pragmatische redenen sinds 1 januari 2004 opgenomen in een ministeriëleregeling, de Regeling rechtspositie wethouders. In deze wetten en nadere regelgevingzijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantalvoorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillendeonkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld indwingende bepalingen. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een regelingtegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering of een uitkering bijaftreden als raadslid, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen tetreffen.Hoofdlijnen gemeentelijke verordeningIn de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders,raadsleden en leden van gemeentelijke commissies. De grondslag hiervoor is te vindenin de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij ofkrachtens de wet is toegekend genieten de wethouders als zodanig geen inkomsten, inwelke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Ditbetekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend tevinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, deRegeling rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositiewethouders, raads- en commissieleden. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraakop een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politiekeambtsdragers.Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raads- en commissieleden opgenomen inartikel 99 van de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe datbij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan inde vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvooris wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.De rechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitendte vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- encommissieleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- encommissieleden.Afzonderlijke verordeningenSommige gemeenten geven er de voorkeur aan de lokale regeling voor wethouders envoor raads- en commissieleden in afzonderlijke verordeningen op te nemen. Daartegenbestaat geen bezwaar. In dat geval bestaat de Verordening rechtspositie raads- encommissieleden uit de hoofdstukken I, II, IV, V en VI van de voorbeeldverordening en deVerordening rechtspositie wethouders uit de hoofdstukken I, III, V en VI van devoorbeeldverordening.De verordening bevat bepalingen inzake:- de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden (artikelen 2en 26), waarbij is op te merken dat voor wethouders niets is opgenomen omdathun bezoldiging uitputtend is geregeld in het Rechtspositiebesluit wethouders;- een vaste algemene onkostenvergoeding voor wethouders en raadsleden(artikelen 3 en 14);- reis- en verblijfkosten van wethouders, raads- en commissieleden, waarbij voorwethouders een onderscheid is gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijkereizen (artikelen 5, 6, 15 t/m 19, 27 en 28);- reis- en pensionkosten en verhuiskosten van de bij benoeming verhuisplichtigewethouder (artikel 24);- beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan wethouders,raads- en commissieleden (artikelen 8, 21, 22 en 30) en faciliteiten in de vormvan deelname van wethouders, raads- en commissieleden aan cursussen,congressen e.d. (artikelen 7, 20 en 29);- een aantal secundaire voorzieningen voor raadsleden, zoals voor zowelwethouders als raadsleden zoals de spaarloonregeling of levensloopregeling(artikelen 10 en 23);- de procedure van declareren (artikelen 31 t/m 34).De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslidRaadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet dewerkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft hetraadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals deWerkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Raadsleden worden ook niet aangemerkt alswerknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van diewet geen recht op vergoeding door de gemeente van de over de raadsvergoedingverschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Alsgevolg van een wijziging van artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- encommissieleden van 6 december 2006 (Stb. 2006, 660) kan de raad echter bijverordening wel een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekeringworden toegekend. Daardoor is tegemoet gekomen aan de inhouding van deinkomensafhankelijke bijdrage. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente isvallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden huninkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opterenvoor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).Wethouders zijn sinds de dualisering van het gemeentebestuur ingevolge deAmbtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallenonder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrechtuit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt,zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. Deaanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in datsprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Ditbetekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen.Er is sinds de dualisering van het gemeentebestuur derhalve geen mogelijkheid meerom wel of niet voor de loonbelasting te opteren. Wethouders vallen niet onder dewerking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen depensioenvoorziening bij het ABP. Wachtgeld na aftreden en ouderdoms- ennabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwetpolitieke ambtsdragers (Appa). Wethouders zijn werknemers in de zin van deZorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet recht op vergoedingdoor de gemeente van de over hun bezoldiging verschuldigde inkomensafhankelijkebijdrage in de kosten van de basisverzekering.De loon- en inkomstenbelastingOpting in regelingRaadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeenteovereenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de “opting in regeling” genoemd.De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan dedaaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeenteen het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Alsgezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente deingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemerin de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschapniet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over deraadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden.De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geenadministratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet wordenafgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelastverstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemdkunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aancursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen wordenverstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding vande loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert. Het meest duidelijke voorbeeld isde onkostenvergoeding, die aan raadsleden die gekozen hebben voor ‘opting-in’ als eenbruto bedrag wordt verstrekt. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling ontvangen een lager bedrag dat vergelijkbaar is met het netto resultaat van debruto vergoeding.Raadsleden kunnen ook deelnemen aan de spaarloonregeling of de levensloopregelingen de fietsregeling.Fiscale standaardpositieAls niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor deWet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is hetwinstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden alswinst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden diegekozen hebben voor de standaard regeling zullen dan ook over het lagere bedrag datzij als onkostenvergoeding ontvangen inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aande hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aanonkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.Zij kunnen niet deelnemen aan de spaarloonregeling en de levensloopregeling enfietsregeling.Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten,met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in minderingbrengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijksalle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienstte melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in heteconomische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dantot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit ofhet raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder detoelichting op artikel 3).Eénmalige keuze per zittingsperiodeZoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor deloonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor deloonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt inbeginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptantterugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor deloonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ookgedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.De vergoedingssystematiekVoor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomenhoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang.Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met eenfinancieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en degemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijkgescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kostendirect in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodigdeclaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiekis gekozen voor de volgende wijze van redeneren:- welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering enbestuurskosten);- welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maarzijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;- kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden(indien de loonbelasting geldt);- voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een(bruto) vergoeding worden verstrekt.Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende.Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering- bruikleen van computer- en communicatieapparatuur;- zakelijk gebruik van dienstauto’s;- deelname aan cursussen en congressen e.d.De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de wethouder of hetraadslid maar worden direct door de gemeente voldaan en de voorzieningen worden omniet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer.Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnenworden vergoedVoor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeemovereind dat de gedane zakelijke uitgaven de wethouder of het raadslid op basis vandeclaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden,onbelast worden vergoed.Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnenworden vergoedVoor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoedingverstrekt. In de toelichting op de artikelen 3 en 14 is aangegeven om welkeberoepskosten het gaat.Voor raadsleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfdesystematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen enverstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst teverantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenenworden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.Controle en verantwoordingVoor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publiekemiddelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regelsen richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijdseen duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan wordenvoorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik vanonkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over deeventueel verschuldigde belasting.Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder teworden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functioneleuitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieveorganisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid enrechtmatigheid van de uitgaven.In hoofdstuk V is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- encontroleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegdover rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruit betaaldekosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomstenheldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- encommunicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van depolitieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin naderegedragsregels zijn vastgelegd. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent debestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zonodigbesluitvorming in het college. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandsereizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn eraanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaratiesen facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoebijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslidIn het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voorhun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bijgemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximalebedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is dehoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. De gemeenteraad kanbesluiten naar beneden af te wijken van het door de minister vastgestelde maximum. Deafwijking naar beneden kan op drie manieren:- de raad stelt de raadsvergoeding in algemene zin lager vast op een percentagetussen 80 en 100 van het door de minister vastgestelde maximum;- de raad stelt vast dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald alspresentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn.- de raad stelt een combinatie van bovenstaande mogelijkheden vast.Wat er ook wordt vastgesteld, er mag geen onderscheid worden gemaakt tussenraadsleden, dus een presentievergoeding of een lagere raadsvergoeding geldt voor alleraadsleden. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Hetwordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid.Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig als in de verordening inalgemene zin is aangegeven dat de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister tebepalen maximum of een percentage daarvan.Raadsleden die een WAO-uitkering ontvangen kunnen sinds 1 januari 2006 verzoekenhun raadsvergoeding te verlagen. Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagerearbeidsongeschiktheidsklasse worden voorkomen. Deze keuzemogelijkheid moet bijverordening worden toegestaan en is opgenomen in artikel 11 van deze verordening.

Artikelen 3 en 14 vaste onkostenvergoedingHierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van wethouder c.q. aan hetraadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van devolgende kostencomponenten:- representatie- vakliteratuur- contributies, lidmaatschappen- telefoonkosten- bureaukosten, porti- zakelijke giften- bijdrage aan fractiekosten- ontvangsten thuis- excursies.Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen encongressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie deartikelen 7, 8, 20, 21, 29 en 30). De onkostenvergoeding is in verband hiermee vanaf diedatum neerwaarts bijgesteld.De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast wordenverstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is hetbedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geenbetrekking op raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voorhen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uitonderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering.Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoedingonbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifteInkomstenbelasting.De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel isin de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raadsleden het maximale bedrag van dekostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 3 en 14 is de hoogte van dekostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Ook de onkostenvergoeding kandoor de raad op een lager bedrag worden bepaald, dat echter niet lager mag zijn dan80% van het door de minister vastgestelde maximum.Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januariherzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geennadere besluitvorming nodig als in de verordening in algemene zin is aangegeven of deonkostenvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of eenpercentage daarvan.

Artikel 5, 6 en 27 reis- en verblijfkosten raads- en commissieledenDe Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werk-verkeer’ voorraadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsledenvan de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van degemeente. Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden welin een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied vande gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.Aan commissieleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echterwel een vergoeding worden gegeven de reis- en verblijfkosten in verband met reizenbinnen de gemeente.Tot 2004 werd in de rechtspositiebesluiten verwezen naar, in dit geval, de Reisregelingbinnenland en de Reisregeling buitenland zoals die voor de sector Rijk zijn vastgesteld.Sinds 1 januari 2004 is voor wethouders de ‘Regeling rechtspositie wethouders’ en voorburgemeesters de ‘Regeling rechtspositie burgemeesters’ ingevoerd. De vergoedingenin deze regelingen zijn in principe dezelfde als in de genoemde reisregelingen zijnopgenomen, maar de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft doordeze specifieke regelingen voor politieke ambtsdragers de mogelijkheid meer op hetambt toegespitste vergoedingen vast te stellen. De huidige regelingen voorburgemeesters en wethouders kennen in beginsel dezelfde bedragen als derijksregeling. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkostenis niet nader ingevuld. Daarmee is dit een lokale aangelegenheid die kan wordenvastgelegd in een voor de wethouders door het college en voor de raadsleden door deraad vast te stellen uitvoeringsregeling, waarbij eventueel aansluiting gezocht kanworden bij de rijksregelingen. Het is aan te bevelen de lokale uitvoeringsregelingen opelkaar af te stemmen.Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden geen eigenvergoedingsregeling is opgenomen, is in artikel 5, tweede lid, onderdeel b, aansluitinggezocht bij de vergoedingsregeling voor wethouders, die, zoals gezegd, overeenkomtmet de vergoedingen in de Reisregeling binnenland. Daardoor wordt het aantalregelingen waarnaar verwezen zou kunnen worden, beperkt. De vergoeding vannoodzakelijke en redelijkerwijs gemaakt verblijfkosten is ook voor raads- encommissieleden een lokale aangelegenheid die kan worden vastgelegd in een door deraad vast te stellen uitvoeringsregeling, waarbij aansluiting gezocht kan worden bij deuitvoeringsregeling voor de wethouders.Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrektevergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten wordenverantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbareberoepskosten worden opgevoerd.Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigenvervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt Devergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. Dekilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Inhet Handboek loonheffingen 2007 wordt over de kilometervergoeding opgemerkt:Vergoedingen voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon.Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijvingen slijtage aan de auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voorextra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan deauto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en voor overeenkomstigeverstrekkingen vallen onder de eindheffing.Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast.

Artikelen 7 en 20 Cursus, congres, seminar of symposiumZoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht enkomen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verbandhiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussencursussen, congressen e.d. die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijkbelang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan het individueleraadslid in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatiefdeelneemt. Partijgebonden bijeenkomsten kunnen niet ten laste van de gemeenteworden gebracht. Om die reden wordt in het tweede lid het algemeen belang van decursus etc. benadrukt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld(inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie). Hierbijkan de fractievoorzitter een rol spelen. In het aanvraagformulier is een vraagopgenomen of de fractievoorzitter de aanvraag ondersteunt.De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakteren zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking vanloonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor deloonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in heteconomische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten wordenverantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden alsaftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.Artikelen 8, 21 en 30 Computer en internetverbinding (artikel 30 is niet vantoepassing)Voor de uitoefening van het raadslidmaatschap, het ambt van wethouder of hetlidmaatschap van een commissie wordt op aanvraag om niet een computer metbijbehorende apparatuur en software in bruikleen beschikbaar gesteld. Bijbehorendeapparatuur is apparatuur die is bestemd om aan de computer te worden gekoppeld ominformatie uit te wisselen. Voorbeelden hiervan zijn een modem, een printer, een fax eneen digitale fotocamera. De nadere voorwaarden zijn geregeld in debruikleenovereenkomst die het raadslid en de wethouder met de gemeente sluit. Hetmodel van die overeenkomst is door het college vastgesteld.De grondslag voor deze faciliteit is te vinden in de rechtspositiebesluiten voorwethouders en raads- en commissieleden.Sinds 2005 kan een computer met bijbehorende apparatuur en software alleen onbelastworden vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld indien deze geheel of nagenoeggeheel zakelijk wordt gebruikt. In de Nota naar aanleiding van het verslag (Tweede-Kamerstuk 29 767, nr. 14, blz. 22) wordt hierover het volgende opgemerkt:‘Er is juist omwille van de eenvoud gekozen voor het criterium geheel of nagenoeggeheel. Op deze wijze blijven computers die louter zakelijk worden gebruikt buiten deheffing. Het aanvullende criterium 'nagenoeg geheel' zorgt ervoor dat de werkgever bijzeer incidenteel privé-gebruik niet meteen de gehele computer in de heffing hoeft tebetrekken. De werkgever dient aannemelijk te maken dat de computer geheel (ofnagenoeg geheel) zakelijk wordt gebruikt om deze onbelast te kunnen vergoeden,verstrekken of ter beschikking te stellen. Hierbij geldt de vrije bewijsleer. In dit kader kanbijvoorbeeld worden gedacht aan situaties waarin technische voorzieningen zijnaangebracht aan de computer die privé-gebruik als zodanig bemoeilijken, de werknemervia de computer toegang heeft tot het intranet van de werkgever, hij via de computergeen vrije internettoegang heeft, er op de computer geen software anders danbedrijfsmatige software op staat, de werknemer ook niet de mogelijkheid heeft ersoftware op te zetten en hij geen eigen randapparatuur kan aansluiten.’Omwille van het creëren van een compensatie voor de belastingheffing, wordt er in derespectievelijke rechtspositiebesluiten en de verordening van uitgegaan dat betrokkenende computer niet geheel of nagenoeg geheel voor zakelijk gebruik bestemmen.Dat betekent dat zowel de vergoeding, de verstrekking als de terbeschikkingstelling vancomputerapparatuur en de daaraan gekoppelde tegemoetkoming zal worden belast. Inverband hiermee vindt er gedurende de afschrijvingsperiode van drie jaar voor de doorde gemeente beschikbaar gestelde computer een fiscale bijtelling plaats van 30% vande waarde in het economisch verkeer op het moment van eerste ingebruikneming. Nahet derde jaar wordt de waarde op nihil gesteld. Geregeld is dat de gemeente opaanvraag 30% van de aanschafprijs vergoedt gedurende de drie jaar dat i.v.m. hetbeschikbaar stellen van de computer belasting is verschuldigd. Deze vergoeding isoverigens belast. Indien een computer tijdens het kalenderjaar wordt verstrekt geldt inhet eerste en vierde kalenderjaar een vergoeding naar evenredigheid van het aantalkalendermaanden waarin de computer beschikbaar is gesteld. De gemeente bepaalt zelfde hoogte van de vergoeding. Als norm kan daarvoor worden uitgegaan van deaanschafwaarde van de computer die de gemeente ter beschikking stelt.Een andere methode die toegepast kan worden is de volgende, waarbij wordt uitgegaanvan een bruikleen-pc en toebehoren ad € 1.500,- Deze is voor belanghebbende bij wieloonbelasting wordt ingehouden toepasbaar omdat het inhoudingspercentage bekend is.Voor de fiscaal zelfstandigen zal ofwel het percentage door betrokkene vrijwillig moetenworden aangereikt dan wel dat voor die belanghebbenden één en hetzelfde percentagewordt toegepast zonder rekening te houden met de feitelijke situatie van betrokkene.De vergoeding wordt berekend aan de hand van de formule: L x T/(100-T), waarin:L = het ter zake van de voorziening tot het belastbare loon in de zin van de Wet op deloonbelasting 1964 behorende bedrag;T = het hoogste van de in de tarieftabel van artikel 20a, eerste lid, van de Wet op deloonbelasting 1964 opgenomen percentages."Cijfermatig uitgewerkt ziet dit er als volgt uit:Fiscale bijtelling voor een ter beschikking gestelde computer is € 500.Tarief 52% = € 260. Resulteert netto in (€ 500 – € 260 =) € 240.Compensatie:L500 x T52% / (100 – T52) = € 541 brutobruto € 541 = netto (€ 541 – 52% =) € 260.Recapitulatie :Totaal brutoloon € 500 + € 541 = € 1041Totaal netto € 240 + € 260 = € 500Het is ook mogelijk om een vergoeding te geven voor de aanschaf of het gebruik vaneen eigen computer. Een compensatie voor belastingheffing is dan echter niettoegestaan. De gemeente bepaalt zelf de hoogte van de vergoeding. Als norm kandaarvoor worden uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer die de gemeenteter beschikking stelt.De aanleg- en abonnementskosten van de internetvoorziening komen ten laste van degemeente. Hier is er eveneens van uitgegaan dat de internetverbinding niet geheel ofnagenoeg geheel voor zakelijk gebruik is. In dat geval is de vergoeding onbelast. Ziepag. 153 Handboek loonheffingen 2007. Ook hierbij kan de gemeente zelf eennormbedrag vaststellen uitgaande van bijvoorbeeld de laagste of de gemiddelde kosten.Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat devergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij deaangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat degemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskostenkunnen worden opgevoerd.De Belastingdienst accepteert inmiddels ook van commissieleden de toepassing van deopting-in-regeling.

Artikel 10 en 23 Spaarloon/levensloopRaadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap en wethouderskunnen deelnemen aan de spaarloonregeling dan wel aan de levensloopregeling. Eencombinatie van beide is niet toegestaan.Evenmin het mogelijk een ‘werkgeversbijdrage’ te verstrekken. Het gaat hier niet om eenrechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers.Het levensloopsaldo kan niet omgezet worden in verlof, omdat raadsleden nochwethouders in hun politieke functie verlof kennen. Het saldo valt bij beëindiging van hetambt vrij en kan worden meegenomen naar een andere levensloopregeling.

Artikel 10a en 23a FietsregelingRaadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap en wethouderskunnen deelnemen aan de fietsregeling. Het gaat hier niet om een rechtspositioneleaangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers. Het is niet mogelijk een‘werkgeversbijdrage’ te verstrekken. Afhankelijk van de kostprijs van de fiets bedraagtde vermindering ten hoogste het bedrag dat in artikel 37 van de Uitvoeringsregelingloonbelasting 2001 is vastgelegd.

Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheidIn de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat degemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze redenmoeten drempels om raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In WAO enWIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit inde regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijkearbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om hetals gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen tevergoeden. Voor raadsleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van hetinkomen door een raadsvergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte vande wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling.Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raadszetel of bij verhogingvan de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van artikel 12 van hetRechtspositiebesluit raads- en commissieleden kunnen gemeenten hiervoor eenvoorziening treffen. Die is te vinden in artikel 11 van de verordening. Daarin is geregelddat op aanvraag een raadslid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordtgegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging vande wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het raadslid.

Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkeringArtikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment datiemand een werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwewerkzaamheden aanvangt, de WW- uitkering wordt gekort met het aantal uren dat in denieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- enonderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit denieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot raadslid wordtgekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voorhet raads- lidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WWuitkeringgroter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatiefinkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedtgemeenten de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel 12 vande verordening

Artikel 13 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van degemeenteraadIn artikel 77 van de Gemeentewet is geregeld dat het voorzitterschap van degemeenteraad bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordtwaargenomen door het langstzittende raadslid. De gemeenteraad kan ook een anderraadslid met de waarneming van het voorzitterschap belasten. In overeenstemming methet Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is in artikel 13 van de verordeninggeregeld dat bij een onafgebroken waarneming van meer dan 30 dagen het betreffenderaadslid over de tijd van waarneming recht heeft op een toeslag van 8% van devergoeding voor de werkzaamheden en van de vaste onkostenvergoeding.

Artikel 13a ZiektekostenvoorzieningOngeacht of een raadslid gekozen heeft voor het fictieve werknemerschap of de statusvan fiscaal zelfstandige moet over de raads- en onkostenvergoeding eeninkomensafhankelijke bijdrage worden betaald van 4,4%.Bij degenen die hebben gekozen voor het fictieve werknemerschap wordt deze door degemeente ingehouden; zelfstandigen betalen deze via de inkomstenbelasting. Na afloopvan het belastingjaar zal aan de hand van de vaststelling van het maximum inkomenwaarover de bijdrage wordt geheven (dus alle belastbare inkomsten die in welkehoedanigheid dan ook zijn ontvangen) worden vastgesteld of te veel is ingehouden resp.betaald. In dat geval zal dat door de Belastingdienst worden terugbetaald, te beginnenbij de inhoudingen van 4,4%.Met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006 kan de raad op grond van artikel 11 van hetRechtspositiebesluit raads- en commissieleden besluiten dat deze tegemoetkomingwordt vastgesteld. Dit moet bij verordening worden bepaald. Deze tegemoetkoming isdoor tussenkomst van de VNG tot stand gekomen op verzoek van een groot aantalgemeenten als reactie op de inhouding van de inkomensafhankelijke bijdrage waardoorde netto raadsvergoeding vermindert. De tegemoetkoming kan worden gezien als eencompensatie hiervoor.

Artikel 13b Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap enbevalling of ziekteRaadsleden kunnen tijdelijk worden vervangen wegens zwangerschap en bevalling danwel wegens langdurige ziekte. De regeling daarvan is opgenomen in de Kieswet, omdathet te vervangen raadslid tijdelijk ontslagen wordt. In de vacature wordt voorzien door detijdelijke benoeming van de vervanger. Er is steeds sprake van een vaste periode van 16weken. Door zowel het tijdelijk ontslag, de tijdelijke benoeming en de vaste periode vanvervanging is het niet nodig dat tussen beiden een afspraak wordt gemaakt over de duurvan de vervanging. Het is hierdoor ook niet mogelijk weer binnen de termijn van 16weken het raadslidmaatschap te hervatten. Evenmin is het mogelijk de vervanging nogeven voort te laten duren, tenzij opnieuw een verzoek wordt gedaan voor een tijdelijkontslag. Bij inwilliging van dat verzoek, is opnieuw sprake van een periode van 16weken.

In de artikelen X10, X11 en X12 van de Kieswet zijn de voorwaarden opgenomenwaaraan moet worden voldaan voor een vervanging, de datum van ingang enbeëindiging van de vervanging. De verklaring van een verloskundige dan welbehandelend arts is bepalend voor de aanvang van de vervanging. De benoeming vande vervanger kan later plaatsvinden, maar wijzigt het tijdstip van het einde van hettijdelijk ontslag niet. De feitelijke vervanging kan daardoor korter zijn dan 16 weken. Naafloop van de termijn van 16 weken wordt zonder enig verzoek of besluit de oudesituatie hersteld. Dat geldt zowel voor de hervatting van het raadslidmaatschap, heteinde van het tijdelijk raadslidmaatschap als de rechtspositionele aspecten daarvan.Artikelen 15 en 16 Reiskosten woon/werk en zakelijke reiskosten (artikel 15is niet van toepassing)

Voor wethouders is in artikel 15 een belastingvrije vergoeding voor het woonwerkverkeergeregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens hetRechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders. Bij gebruikvan de eigen personenauto bedraagt de vergoeding in 2007 € 0,14 per afgelegdekilometer.

Ingevolge artikel 16 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaarvervoer of met een taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indiengemaakt met de eigen personenauto in 2007 € 0,28 per afgelegde kilometer. Dekilometervergoeding is, voor zover die meer bedraagt dan € 0,19, belast.Voor zakelijke kilometers (waaronder mede te verstaan de kilometers voor hetwoon/werkverkeer) kan, zoals gezegd, een onbelaste vergoeding worden verleend vanmaximaal € 0,19 per kilometer, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Vergoedingen diedaarboven uitgaan zijn voor dat hogere deel belast. In het Handboek loonheffingen 2007(§ 18.5.3) wordt over de kilometervergoeding opgemerkt:Vergoedingen voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon.Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijvingen slijtage aan de auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voorextra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan deauto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en voor overeenkomstigeverstrekkingen vallen onder de eindheffing.De fiscus staat toe de reiskostenvergoedingen voor de verschillende doeleinden tesalderen.Dat houdt in dat als bijvoorbeeld de verstrekte reiskostenvergoeding voor dienstreizenhoger is dan de fiscaalwettelijk vastgestelde belastingvrije vergoeding van maximaal €0,19 per kilometer een verstrekte lagere vergoeding dan € 0,19 voor woon/werkverkeerdaarop in mindering mag worden gebracht. Die salderingsmogelijkheid moet wel in eenformele vergoedingsregeling zijn vastgelegd. Die is opgenomen in artikel 16, tweede lid.Indien voor het gemeentelijk personeel een salderingsregeling geldt wordt daarbijaangesloten. Ontbreekt een dergelijke regeling, dan geldt in ieder geval desalderingsregeling voor het rijkspersoneel. In het volgende voorbeeld wordt toegelichtwat het vorenstaande betekent voor het salderen en de berekening van de loonheffingover het bovenmatig deel van reiskostenvergoedingen.VoorbeeldBetrokkene krijgt in een kalenderjaar van zijn werkgever een reiskostenvergoeding vanin totaal € 2.240, 00 bestaande uit:- een vergoeding voor 10.000 woon/werkkilometers x € 0,14 = € 1.400 en- een vergoeding voor 3.000 kilometers wegens dienstreizen x € 0,28 = € 840.Als er geen salderingsregeling is moet de inhoudingsplichtige in ieder tijdvak hetbovenmatig bedrag van de vergoeding voor de dienstreizen in de heffing betrekken (intotaal 3.000 km x € 0,09 = € 270). Als er wel een salderingsregeling is mag deinhoudingsplichtige deze heffing uitstellen (dit is niet verplicht). Saldering leidt dan tot hetvolgende resultaat: totale reiskostenvergoeding € 2.240 gedeeld door het totaal aantalkilometers 13.000 = gemiddelde vergoeding per km van € 0,17 per kilometer. Nasaldering blijft de vergoeding onder de € 0,19 per km waardoor de totale reisvergoedingonbelast blijft. Indien de werkgever het “bovenmatige’ gedeelte van € 0,09 van dedienstreiskilometers reeds heeft belast (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270) mag deinhoudingsplichtige uiterlijk in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar in zijnloonadministratie als negatief loon opnemen: € 270.Reiskostenvergoedingen mogen dus ook onderling worden gesaldeerd. Kilometers diebetrekking hebben op het reizen per openbaar vervoer waarvoor een vergoeding in geldis ontvangen, alsmede kilometers die als meerijder zijn afgelegd zonder dat sprake isvan vervoer vanwege de werkgever en zonder dat de betrokkene daarvoor eenvergoeding heeft ontvangen, mogen eveneens bij de saldering worden betrokken.Saldering, respectievelijk belastingheffing over het bovenmatig deel dat na salderingoverblijft, mag worden uitgesteld. Afrekening met de fiscus op basis van saldering kanna afloop van een bepaald loontijdvak, maar dient uiterlijk plaats te vinden in de eerstemaand van het nieuwe kalenderjaar. Saldering na afloop van een kalenderkwartaal, halfkalenderjaar of heel kalenderjaar is mogelijk zolang de vergoeding niet definitief istoegekend. In verband daarmee wordt de reiskostenvergoeding in eerste instantie bijwijze van voorschot uitbetaald. Voor de berekening van de loonheffing over hetbovenmatig deel van de in een gekozen periode uitbetaalde reiskostenvergoedingendient te worden uitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstkilometers,vermeerderd met de daadwerkelijk afgelegde woon/werkkilometers.

Artikel 17 Dienstauto[artikel 17 is niet van toepassing]Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de gemeente een dienstauto met of zonderchauffeur voor zakelijk gebruik beschikbaar stellen aan wethouders. De dienstauto kanook voor het woon-werkverkeer worden gebruikt. In dat geval vindt wel een kortingplaats op de tegemoetkoming in de reiskosten woon/werk. De dienstauto kan ookworden gebruikt voor de vervulling van een q.q.-nevenfunctie. De eventueel uit hoofdevan die nevenfunctie ontvangen vergoeding van reiskosten ter zake wordt in dat geval inde gemeentelijke kas gestort. De dienstauto is niet beschikbaar voor privé-gebruik.De kilometers voor ambtsgebonden nevenfuncties worden als zakelijk aangemerkt.Ambtsgebonden nevenfuncties vloeien voort uit het ambt. Van een ambtsgebondennevenfunctie is in elk geval sprake als de ambtsdrager zich er niet aan kan onttrekkenen de functie moet worden beëindigd als het ambt niet meer wordt uitgeoefend. Of metde nevenfunctie een maatschappelijk of algemeen bestuurlijk belang is gediend, isfiscaal bezien geen criterium voor het begrip ambtsgebonden nevenfunctie. Ook is hetfiscaal niet relevant of door provinciale staten c.q. de gemeenteraad toestemming isgegeven voor het vervullen van de nevenfunctie en het gebruik van de dienstauto voordat doel.Het gebruik van de dienstauto voor niet ambtsgebonden nevenfuncties wordt alsprivégebruik aangemerkt. (Brief van de minister van Binnenlandse Zaken enKoninkrijksrelaties d.d. 22 maart 2007 aan de Tweede Kamer, Tweede-Kamerstuknummer 30800 VII, nr. 42)Bijwonen van bijvoorbeeld vergaderingen van de VNG behoort tot ambtsgebondenactiviteiten. Het gebruik voor overige nevenactiviteiten die dus tot het privégebruikworden gerekend, is slechts tot 500 km per jaar onbelast. Daarboven wordt het privégebruikaangemerkt als loon in natura en is om die reden belast.

Artikelen 19 en 28 Buitenlandse dienstreisBij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de inredelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven inhet voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In deeerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat hetom expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en overuitnodigingen daartoe op kosten van derden.Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk alsfinancieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een(direct voorafgaande of aansluitende) privé-reis.Ook gemeenteraden of raadscommissies maken wel eens in het gemeentelijk belangexcursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciettoestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege degemeente georganiseerd. Hetgeen hierboven is geschreven over buitenlandsedienstreizen van wethouders geldt mutatis mutandis ook voor buitenlandse excursies enreizen van de gemeenteraad of raadscommissies.Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat devergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij deaangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat degemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskostenkunnen worden opgevoerd.

Artikel 22 mobiele telefoonMet ingang van 1 januari 2007 zijn de vergoedingen of verstrekkingen van een mobieletelefoon geheel onbelast als het zakelijk gebruik meer dan 10% bedraagt.In de vaste onkostenvergoeding is een component telefoonkosten opgenomen. Voordeeltijdwethouders is dat 12% van de onkostenvergoeding en voor voltijd wethouders9%. Bij het verstrekken van een mobiele telefoon kan sprake zijn van overbedeling. Decomponent telefoonkosten kan om die reden verminderd worden. Anderzijds is ook bijwethouders sprake van gebruik van de privé telefoon voor zakelijke doeleinden. Voor ditdoel ontvangen burgemeesters maandelijks bruto een bedrag van € 25,-. Het is redelijkom, wanneer plaatselijk de component telefoonkosten wordt gekort, deze korting tot eenbedrag van € 25,- per maand van de bruto onkostenvergoeding achterwege te laten.

Artikel 23 Spaarloonregeling/levensloopregelingEen wethouder is een werknemer en kan dientengevolge gebruik maken van despaarloonregeling dan wel de levensloopregeling. Wanneer de wethouder gebruik maaktvan de gemeentelijke levensloopregeling is het niet toegestaan een levensloopbijdrageten laste van de gemeente te verstrekken. De opbouw van de levensloopvoorzieningmag uitsluitend ten laste van de wethouderswedde plaatsvinden. Aangezienwethouders geen verlof kennen, is het slechts mogelijk dat de opgebouwde voorzieningbij de beëindiging van het wethouderschap wordt meegenomen naar een volgendewerkgever of dat uitbetaling ineens plaatsvindt.

Artikel 24 Reis- en pensionkosten en verhuiskostenSinds de dualisering van het gemeentebestuur kunnen personen van buiten degemeenteraad tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet inde gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaanwonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 24 is geregeld dat zijbij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor eenverhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten inafwachting van de verhuizing. De vergoedingen zijn onbelast.

Artikel 26 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingenIn dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld.Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten. Hunvergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in dezeverordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in diehoedanigheid in de commissie zitting hebben. Uitgezonderd zijn tenslottevertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens inbelangrijke mate het gemeentelijk belang dient.De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Deminister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt jaarlijks per 1 januari hetmaximum vast zoals dat is herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid.In artikel 26, eerste lid, is er voor gekozen de hoogte van de vergoeding te bepalen ophet door de minister vastgestelde maximum. De raad kan ook een lager bedragvaststellen.Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt echter ook de mogelijkheid omin de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedragaan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat isgeregeld in artikel 26, vierde lid, van de verordening. Er kan gekozen worden voor eenprocentuele verhoging, maar het is ook mogelijk om het bedrag uit een hogeregemeenteklasse te kiezen.

Artikelen 31 t/m 34 De procedure van declaratie (artikel 34 is niet vantoepassing)In artikel 31 zijn de drie wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 37 t/m 39 isvervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welkeprocedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden.Declaratie van vooruitbetaalde kostenDaarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:- reis- en verblijfkosten van raadsleden;- zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders- reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders- reis- en pensionkosten en verhuiskosten;- reis- en verblijfkosten van leden van gemeentelijke commissiesRechtstreekse facturering bij de gemeenteRekeningen kunnen rechtstreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in devolgende gevallen:- deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden enwethouders;- zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;- reis- en pensionkosten en verhuiskosten- reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders.Gebruik creditcardAan wethouders kan onder voorwaarden een creditcard beschikbaar worden gesteldvoor functionele uitgaven ten laste van de gemeente. Gebruik van creditcards is mogelijkin de volgende gevallen:- zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;- reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders;- reis- en pensionkosten en verhuiskosten.Artikelen 35 t/m 37 Citeertitel en inwerkingtreding (artikel 35 is niet vantoepassing)Gekozen is voor inwerkingtreding met terugwerkende kracht van de gewijzigdebepalingen tot en met het aantreden van de nieuwe gemeenteraad. In de meestegemeenten echter zijn de wethouders pas later benoemd. Ter voorkoming vanovergangsbepalingen voor de oude wethouders is gekozen voor intrekking van de oudeverordening. Deze intrekking vindt echter pas plaats op het moment van het van krachtworden van de nieuwe verordening. De oude bepalingen hebben daardoor nog steedswerking gehad tot en met het moment van aftreden van de wethouders uit het oudecollege.Bij de inwerkingtreding kan er voor worden gekozen deze bepalingen terugwerkendekracht te verlenen tot het moment dat de nieuwe gemeenteraad werd beëdigdrespectievelijk de nieuwe wethouders zijn benoemd en beëdigd. Aangezien in demeeste gemeenten de beëdiging van de nieuwe raad en de nieuwe wethouder niet indezelfde raadsvergadering heeft plaatsgevonden, is gekozen voor een driedeling:- inwerkingtreding voor de raads- en commissieleden met terugwerkende krachttot en met 16 maart 2006;- inwerkingtreding voor de nieuwe wethouders met terugwerkende kracht tot enmet de dag van hun beëdiging. Voor deze formulering is gekozen zodat voor deaftredende wethouders die op dezelfde dag van rechtswege zijn ontslagen alshun opvolgers de benoeming hebben aangenomen, de oude bepalingen vankracht blijven;- om dezelfde reden is een splitsing gemaakt voor de inwerkingtreding vanhoofdstuk V over de procedure van declaratie.Terugwerkende kracht is alleen toegestaan wanneer de nieuwe aanspraken geenverslechtering inhouden van de op dat moment vigerende verordening. De nieuweverordening kent geen verslechteringen, ook niet ten aanzien van de bepalingen over decomputer. Immers de bepalingen daaromtrent uit de vorige verordening zijn vanrechtswege buiten toepassing mede als gevolg van de terugwerkende kracht die isverleend aan de wijziging van de grondslag voor artikel 27a uit het Rechtspositiebesluitwethouders en artikel 7a uit het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden (Stb.2006, 8).Sinds 20 februari 2004 bestaat naast het Rechtspositiebesluit wethouders ook de(ministeriële) Regeling rechtspositie wethouders. In lijn met die gehanteerde benamingis gekozen voor een nieuwe naam van de verordening: Verordening rechtspositiewethouders, raads- en commissieleden 2006.