Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Noord

Algemene Verordening Recreatiegebied Hemmeland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Noord
Officiële naam regelingAlgemene Verordening Recreatiegebied Hemmeland
CiteertitelAlgemene Verordening Recreatiegebied Hemmeland
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpCultuur, sport en recreatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-06-200506-10-2010nieuwe regeling

01-07-2004

-

-

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Hoofdstuk 1

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

A. Algemeen bestuur:

het algemeen bestuur van Landschap Waterland

B. Beheerder:

de instantie waaraan door het algemeen bestuur het beheer van het gebied is opgedragen

C. Bedrijfsvaartuig:

elk vaartuig waarmee een bedrijf of beroep wordt uitgeoefend.

D. Boothelling:

het geheel of gedeeltelijk op de oever aangebrachte werk dat geschikt is om een vaartuig te water te laten dan wel uit het water geheel of gedeeltelijk op de oever te brengen

E. Eén dag:

een kalenderdag.

F. Dagelijks bestuur:

het dagelijks bestuur van Landschap Waterland

G. Gebied:

het gebied zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart.

H. Jachthaven:

de haven waar verscheidene vaartuigen ten dienste van de watersport zonder aanwezigheid van de eigenaar of gebruiker kunnen verblijven, welke haven daartoe geoutilleerd is en geëxploiteerd wordt door een ondernemer, door een organisatie van watersportbeoefenaren of door Landschap Waterland.

I. Monument:

1. alle voor tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

2. terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder 1;

3. met toestemming van het algemeen bestuur geplaatste gedenktekens op openbaar toegankelijke plaatsen.

J. Oevers:

de overgangen van een land- in een wateroppervlak met inbegrip van alle daarin voorkomende werken, zoals beschoeiingen, walmuren, walkanten, oeververdedigingen, kaden, dijken en steigers alsmede met inbegrip van rietkragen, grondstroken, moerassen en andere natuurlijke gesteldheden.

K. Openbaar terrein:

de behoudens beperkingen in deze verordening voor het publiek toegankelijke grond in het

gebied niet zijnde een oever.

L. Openbaar water:

alle wateren die – al dan niet met enige beperking – voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn.

M. Parkeren:

het laten stilstaan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor, en gebruikt wordt tot, het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.

N. Rechthebbende:

een ieder die over enige zaak enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.

O. Rietkraag:

de met riet begroeide oppervlakte en alle land, water of moeras op minder dan 2 meter afstand daarvan.

P. Ruiter:

de berijder van een paard of van een ander dier.

Q. Schap:

het bij gemeenschappelijke regeling ingestelde openbaar lichaam Landschap Waterland

R. Schipper:

degene die op een vaartuig met de leiding is belast of feitelijk de leiding in handen heeft.

S. Toezichthouder:

de functionaris belast met het toezicht op de naleving van deze verordening.

T. Vaartuig:

elk vaartuig, daaronder mede verstaan een drijvend werktuig, alsmede een woonschip, glijboot en pont.

U. Voertuig:

elk voertuig, als bedoeld in artikel 1, onder a en onder al (aa el), van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van een trein, tram, kruiwagen, kinderwagen en een dergelijk klein voertuig.

V. Voertuigwrak:

een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert.

W. Weg:

1.alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen of paden behorende bermen of zijkanten, alsmede de aan de wegen of paden liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

2. de – al dan niet met enige beperking – voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen;

X. Woonschip:

een vaartuig uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebezigd of tot woning bestemd.

Artikel 1.2 Beslistermijn
  • 1. Het algemeen bestuur beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2. Het algemeen bestuur kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • 3.Het algemeen bestuur kan voor bepaalde vergunningen of ontheffingen bepalen dat een aanvraag niet eerder in behandeling wordt genomen dan bij aanvang van een bepaalde termijn voorafgaand aan het tijdstip van de activiteit waarvoor de vergunning of ontheffing wordt aangevraagd. In dat geval verstrijkt de periode als bedoeld in het eerste lid pas na aanvang van deze termijn.

Artikel 1.3 Te late indiening aanvraag
  • 1. Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het algemeen bestuur besluiten de aanvraag niet te behandelen.

  • 2.Voor bepaalde, door het algemeen bestuur aan te wijzen vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.

Artikel 1.4 Weigeringsgronden

De vergunning of ontheffing kan slechts worden geweigerd indien de belangen die het recreatieschap heeft te behartigen, zich daartegen verzetten.

Artikel 1.5 Voorschriften en beperkingen
  • 1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 1.6 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

Artikel 1.7 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen geheel of gedeeltelijk niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

  • e.

    indien de houder of zijn rechtverkrijgende dit verzoekt.

Artikel 1.8 Termijnen

Voor zover sprake is van termijnen in uren, bepaald door terugrekening van een tijdstip of gebeurtenis, en deze eindigen op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, worden de termijnen geacht te eindigen om 12.00 uur op de voorgelegen dag, die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.

Artikel 1.9 Werkingsgebied

Deze verordening geldt voor het gebied zoals op de bij deze verordening behorende kaart is aangegeven.

Artikel 1.10 Toegankelijkheid
  • 1. Het is verboden zich in het gebied te bevinden tussen 23.00 uur en 6.00 uur.

  • 2. Het algemeen bestuur kan besluiten, dat het gebied – of delen daarvan – in afwijking van het gestelde in het eerste lid, voor het publiek gedurende andere uren of gedurende bepaalde perioden niet toegankelijk is.

  • 3. Het algemeen bestuur kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 1.11 Samenloop van verordeningen tussen schap en andere openbare lichamen
  • 1. Indien en voor zover een verordening van een gemeente op het grondgebied waarvan het gebied is gelegen, of van de provincie Noord-Holland, omtrent het in deze verordening bepaalde regels heeft gesteld, houden eerstbedoelde verordeningen op te gelden binnen het gebied.

  • 2. De Plassenverordening Noord-Holland is in het gebied niet van toepassing.

  • 3. Voor het overige blijven de verordeningen van de provincie en van de gemeent Waterland in het gebied onverminderd van kracht.

  • 4. De in het gebied geldende waterschapskeuren blijven onverminderd van kracht.

Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 2 Activiteiten

Artikel 2.1 Feest, muziek en wedstrijd e.d.
  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het algemeen bestuur op openbare terreinen of openbare wateren in het gebied:

    • a.

      een vertoning voor publiek te geven, niet zijnde een betoging;

    • b.

      op enige wijze voor publiek muziek ten gehore te brengen;

    • c.

      een feest te geven of te houden;

    • d.

      een training of wedstrijd of hoe ook anders genaamd, te houden;

    • e.

      een dropping te houden.

    • f.

      andere manifestaties te organiseren of te doen houden, anders dan bedoeld voor het uiten van meningen of gevoelens

  • 2 Het is verboden door of vanwege het algemeen bestuur toegestane wedstrijden, bijeenkomsten of andere manifestaties op enigerlei wijze te verstoren of te verhinderen.

  • 3. Met betrekking tot in het gebied te houden evenementen blijven de bepalingen van de gemeente Waterland onverminderd van kracht.

  • 4. Met betrekking tot in het gebied te houden optochten, demonstraties of bijeenkomsten bedoeld voor het uiten van meningen of gevoelens, blijven de bepalingen van de verordeningen van de gemeente op wiens grondgebied deze activiteit betrekking heeft, onverminderd van kracht.

  • 5. Het is de eigenaar of de schipper verboden in de openbare wateren met een vaartuig een zodanige ligplaats in te nemen of te hebben dat de deelnemers aan door of vanwege het algemeen bestuur toegestane wedstrijden daarvan hinder ondervinden.

  • 6. Het in het vorige lid gestelde verbod is niet van toepassing op bedrijfsvaartuigen voorzover daarmee ligplaats is ingenomen voor het noodzakelijk ter plaatse uitvoeren van werken.

Artikel 2.2 Aanbieden diensten/les geven

Het is verboden zonder vergunning van het algemeen bestuur zijn diensten aan te bieden dan wel les te geven.

Artikel 2.3 Maken filmopnamen e.d.

Het is zonder vergunning van het algemeen bestuur verboden film- en foto-opnamen te maken voor commerciële doeleinden.

Artikel 2.4 Voorzieningen voor verkeer en verlichting

De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het algemeen bestuur, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

Artikel 2.5 Verwijdering e.d. voorzieningen voor verkeer en verlichting

Het is degene die daartoe niet bevoegd is verboden een bord of een andere voorziening ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting te verwijderen, te wijzigen, te beschadigen, de werking ervan te beletten of te belemmeren.

Artikel 2.6 Gedenkteken
  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het algemeen bestuur een gedenkteken te plaatsen in het gebied.

  • 2. Het is verboden een gedenkteken te bekladden of op andere wijze te ontsieren.

Artikel 2.7 Asverstrooiing

Het is verboden in het gebied as te verstrooien behalve op daartoe door het algemeen bestuur aangewezen plaatsen.

Artikel 2.8 Aanstootgevend en verstorend gedrag
  • 1.Het is verboden zich, onverminderd het bepaalde in artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht, op of aan de weg of op een vanaf die weg waarneembare plaats, of op de openbare terreinen en openbare wateren, te bevinden in een houding, toestand of kleding, die uit het oogpunt van openbare zedelijkheid kennelijk kwetsend, oneerbaar of aanstootgevend is of redelijkerwijze kan worden geacht te zijn.

  • 2.Het verbod gesteld in het eerste lid is, voor zover het zich ongekleed bevinden betreft, niet van toepassing op de als zodanig door het algemeen bestuur aangewezen en aangeduide terreinen en onder door dat bestuur eventueel nader te stellen voorwaarden.

Artikel 2.9 Propagandamiddelen

Het is een ieder die zich bevindt op de openbare terreinen, op de wegen dan wel op of in een vaartuig gelegen in of varende op de openbare wateren, verboden ter verspreiding, aanbeveling, aankondiging of bekendmaking van geschreven stukken of afbeeldingen:

  • a.

    op hinderlijke wijze te roepen, te zingen of te schreeuwen dan wel van enig reclamemiddel op hinderlijke wijze gebruik te maken;

  • b.

    van enig instrument of enige apparatuur gebruik te maken om de aandacht te trekken.

Artikel 2.10 Plakken en kladden
  • 1. Het is verboden de weg of een onroerende zaak te bekrassen of te bekladden.

  • 2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op de weg of op een onroerende zaak :

    • a.

      een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding, aan te plakken of op andere wijze aan te brengen;

    • b.

      met kalk, krijt, teer of een kleur- of verfstof enige afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen.

  • 3. Het is verboden te vervoeren of bij zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof, of verfgereedschap.

  • 4. Het in het derde lid gestelde verbod is niet van toepassing indien de in dat lid bedoelde materialen of gereedschappen niet zijn gebezigd of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in het eerste lid.

Artikel 2.11 Vervoer inbrekerswerktuigen
  • 1. Het is verboden te vervoeren of bij zich te hebben lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.

  • 2.Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien de in dat lid bedoelde gereedschappen, voorwerpen of middelen niet bestemd of gebruikt zijn voor de in dat lid bedoelde handelingen.

Artikel 2.12 Rijden en crossen in beplanting e.d.

Het is verboden met een voertuig te rijden of te crossen:

  • a.

    door beplanting of een groenstrook.

  • b.

    over de berm, de glooiing of de zijkant van een weg.

Artikel 2.13 Hinderlijk gedrag op of aan de weg

Het is verboden:

  • a.

    op of aan de weg te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;

  • b.

    zich op of aan de weg zodanig op te houden dat aan weggebruikers of aan bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder veroorzaakt wordt of redelijkerwijs is aan te nemen, dat de veiligheid in gevaar kan worden gebracht.

Artikel 2.14 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
  • 1. Het is verboden:

    • a.

      de door het algemeen bestuur toegankelijk gestelde recreatieve accommodaties te gebruiken of zich aldaar te gedragen op een wijze die in strijd is met de bestemming van die accommodaties.

    • b.

      zich in de openbare toiletgelegenheden of in de onmiddellijke nabijheid daarvan op een opvallende of aanstootgevende wijze op te houden.

    • c.

      de openbare toiletgelegenheden voor enig ander doel te gebruiken dan waarvoor deze zijn bestemd.

  • 2. Het algemeen bestuur kan nadere regels stellen ten aanzien van de onder a. bedoelde accommodaties.

Artikel 2.15 Vaartuigen op oevers
  • 1. Het is verboden:

    • a.

      op de openbare terreinen of op de bij het schap in beheer zijnde oevers vaartuigen neer te leggen of te laten liggen;

    • b.

      op de openbare terreinen, buiten de als zodanig door of vanwege het algemeen bestuur aangeduide bootstellingen, vaartuigen te laten liggen of op de oevers te brengen.

  • 2. Het in het eerste lid, onder a. vermelde verbod is van een half uur vóór zonsopgang tot een half uur na zonsondergang niet van toepassing op vaartuigen met een gewicht van minder dan 100 kg.

Artikel 2.16 Honden en andere huisdieren
  • 1.Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond of een ander huisdier, alsmede degene die een hond of ander huisdier onder zijn hoede heeft, verboden:

    • a.

      die hond of dat andere huisdier het gebied anders dan kort aangelijnd te doen betreden gedurende een door het algemeen bestuur te bepalen periode

    • b.

      die hond of dat andere huisdier vanuit een rijdend voertuig te begeleiden of voorop te rijden;

    • c.

      met die hond of dat andere huisdier anderen overlast te bezorgen.

  • 2. Het algemeen bestuur kan delen van het gebied aanwijzen waar honden of andere huisdieren gedurende een bepaalde periode, ook aangelijnd, niet zijn toegestaan.

  • 3. Het algemeen bestuur kan een gedeelte van het gebied aanwijzen waar honden of andere huisdieren mogen loslopen.

  • 4. Het is verboden buiten de door het algemeen bestuur aangewezen terreingedeelten honden of andere huisdieren af te richten.

  • 5. Het is verboden zich zonder vergunning van het algemeen bestuur met meer dan drie honden op de openbare terreinen te bevinden.

Artikel 2.17 Verontreiniging door honden
  • 1.De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet:

    • a.

      op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak, speelweide, parkeerplaats, dagkampeerterrein;

    • b.

      op een andere door algemeen bestuur aangewezen plaats.

  • 2. De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven, indien de eigenaar of houder van de hond er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.

Artikel 2.18 Gevaarlijke honden
  • 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    • a.

      anders dan kort aangelijnd, nadat de toezichthouder aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat hij die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en dat hij een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;

    • b.

      anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf, nadat de toezichthouder de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat hij die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en dat hij een aanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.

  • 2. In het eerste lid wordt verstaan onder:

    • a.

      muilkorf: een muilkorf als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Regeling agressieve dieren;

    • b.

      kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter.

Artikel 2.19 Bereden en onbereden vee
  • 1.Het is verboden vee te laten grazen of los te laten lopen op de openbare weg en andere voor het publiek toegankelijke terreingedeelten.

  • 2.Voor het gebruik van voor de ruitersport bestemde en als zodanig aangegeven paden en terreingedeelten dienen ruiters van 12 jaar en ouder in het bezit te zijn van een door de minister erkend geldig ruiterbewijs.

  • 3. Een ruiter jonger dan 12 jaar mag die paden en terreingedeelten slechts gebruiken indien hij wordt begeleid door iemand met een ruiterbewijs.

  • 4. Een manegehouder of een ruiter met ruiterbewijs mag maximaal 12 ruiters zonder ruiterbewijs begeleiden.

  • 5.Het is ruiters verboden zich buiten de voor de ruitersport bestemde en als zodanig aangegeven paden te bevinden, behalve op de toegankelijk gestelde wegen.

  • 6.Het is verboden de voor de ruitersport bestemde en als zodanig aangegeven paden te berijden met aangespannen wagens.

  • 7.Het algemeen bestuur kan van het in het vorige lid genoemde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 2.20 Zweefconstructies
  • 1. Het is verboden zich op de wegen of op de openbare terreinen voort te bewegen met behulp van door windkracht aangedreven wagens, installaties of constructies dan wel zich boven de wegen, de openbare terreinen of de openbare wateren te bevinden met valschermen,  vliegers of andere niet-motorisch aangedreven hulpmiddelen om zich gedurende enige tijd zwevende te houden.

  • 2. Het algemeen bestuur kan van het in het eerste lid genoemde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 2.21 Motorisch aangedreven recreatieapparatuur
  • 1. Het is verboden op, in of boven de openbare terreinen of wateren dan wel op of boven de wegen motorisch aangedreven en/of radiografisch bestuurbare recreatieapparatuur zoals modelvliegtuigen, modelvoertuigen of modelboten in werking te hebben.

  • 2. Het algemeen bestuur kan van het in het eerste lid genoemde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 2.22 Zonering
  • 1. Het is verboden in andere dan door of vanwege het algemeen bestuur aangewezen openbare wateren, niet zijnde openbare vaarwateren, te zwemmen of een vaartuig, waaronder begrepen een zeilplank, een jetski of een waterscooter te hebben of te brengen.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op vaartuigen aangedreven door een elektromotor.

  • 3. Het algemeen bestuur kan ten aanzien van de in het tweede lid bedoelde vaartuigen nadere regels stellen.

  • 4. Het algemeen bestuur kan met betrekking tot de duiksport nadere regels stellen.

Artikel 2.23 Plaatsen van kampeermiddelen
  • 1. Het is verboden buiten de door het algemeen bestuur aangewezen en als zodanig aangeduide kampeerterreinen, kampeermiddelen zoals caravans, vouwcaravans, kampeerwagens of tenten te plaatsen of geplaatst te hebben.

  • 2. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op de door het algemeen bestuur aangewezen en als zodanig aangeduide dagkampeerterreinen.

  • 3. De beheerder kan in bijzondere gevallen het in het eerste lid vermelde verbod ook van toepassing verklaren voor de in het vorige lid bedoelde dagkampeerterreinen.

Artikel 2.24 Gebruiksvoorschriften en verkeerstekens

Het is verboden zich binnen het gebied te gedragen in strijd met door het algemeen bestuur uitgevaardigde gebruiksvoorschriften en aangebrachte verkeerstekens en verkeersgeleidingen ten behoeve van het ordelijk en veilig gebruik van terreinen, wegen en wateren.

Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 3 Bescherming milieu, natuurschoon en zorg voor uiterlijk aanzien van het gebied.

Artikel 3.1 Verontreiniging van de weg en van terreinen

Het is verboden:

  • a.

    afval of vuilnis of enig andere stof of voorwerp, die/dat aanleiding kan geven tot verontreiniging, beschadiging of onvoldoende afwatering van de weg, dan wel aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu, op of in de bodem, buiten een daarvoor bestemde verzamelplaats, te plaatsen, te storten, te werpen, uit te gieten, te laten vallen of lopen of te houden;

  • b.

    andere afvalstoffen dan straatafval achter te laten in daartoe vanwege het schap geplaatste of voorgeschreven bakken en ook dan slechts voor zover dit samenhangt met het verblijf ter plaatse.

Artikel 3.2 Gebruik afvalbakken e.d.

Het is verboden een afvalbak of een soortgelijk voorwerp op andere wijze te gebruiken dan voor het deponeren van klein afval.

Artikel 3.3 Natuurlijke behoefte doen

Het is verboden zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.

Artikel 3.4 Bescherming groenvoorzieningen
  • 1. Het is op de openbare terreinen verboden:

    • a.

      enige schade toe te brengen aan een boom , een struik of de overige in het gebied voorkomende flora;

    • b.

      putten of kuilen te graven in grasvelden of bermen of de grasmat op enigerlei wijze te verwijderen of te beschadigen;

    • c.

      wormen te steken of te zoeken in de grasvelden of bermen;

    • d.

      puin dan wel enig ander kunstmatig of natuurlijk gesteente van de oevers te verwijderen of de oevers anderszins te beschadigen;

  • 2. Het is verboden riet, biezen of lisdodden te snijden of af te branden.

  • 3. Het algemeen bestuur kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.

Artikel 3.5 Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames e.d.
  • 1. Het is de rechthebbende op een onroerende zaak alsmede de gebruiker van die zaak verboden zonder vergunning van het algemeen bestuur deze zaak of een daarop aanwezige zaak te gebruiken of het gebruik daarvan toe te laten voor het maken van handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van opschriften, aankondigingen en afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak.

Artikel 3.6 Geluidhinder
  • 1. Onverminderd de terzake geldende wettelijke bepalingen op het gebied van de geluidhinder of een door de gemeente verleende vergunning voor een evenement is het verboden zodanig geluid te veroorzaken, dat anderen daarvan op de openbare terreinen of wateren naar het oordeel van de toezichthouder kennelijke overlast ondervinden.

  • 2. Het algemeen bestuur kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 4 Andere onderwerpen

Artikel 4.1 Defecte voertuigen

Het is verboden een voertuig waarmede als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op twee achtereenvolgende dagen op de weg of openbare terreinen te parkeren.

Artikel 4.2 Voertuigwrakken

Het is verboden een voertuigwrak op de weg of openbare terreinen te plaatsen of te hebben.

Artikel 4.3 Parkeren van caravans e.d.
  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2.23 is het verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd langer dan een dag in het gebied te parkeren anders dan op de daarvoor bestemde parkeerterreinen en de daarvoor aangewezen kampeerterreinen.

  • 2. Het algemeen bestuur kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Artikel 4.4 Parkeren van reclamevoertuigen
  • 1. Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.

  • 2. Het algemeen bestuur kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 4.5 Parkeren van grote voertuigen
  • 1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een door het algemeen bestuur aangewezen plaats, waar dit naar het oordeel van dat bestuur schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van het gebied.

  • 2. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op een door het algemeen bestuur aangewezen weg, waar dit naar het oordeel van dat bestuur buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.

  • 3. Het in het eerste lid omschreven verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen.

  • 4. Het algemeen bestuur kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.

Artikel 4.6 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen

Het is verboden een voertuig met stankverspreidende stoffen te parkeren daar, waar bewoners of gebruikers van nabijgelegen gebouwen of terreinen daarvan hinder of overlast kunnen ondervinden.

Artikel 4.7 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
  • 1.Het is verboden zich met voertuigen te begeven of te bevinden op de openbare terreinen buiten de voor het wegverkeer openstaande verharde en onverharde wegen, paden en parkeerterreinen

  • 2.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor fietsen, voor zover deze door de bestuurders te voet aan de hand worden meegenomen.

  • 3.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de daartoe door het algemeen bestuur aangewezen en als zodanig aangeduide dagkampeerterreinen in de maanden april tot en met september tussen zonsopgang en zonsondergang, voor zover het rijden op die terreinen geen ander doel of karakter heeft dan zich naar of van een vaste plaats daarop te begeven.

  • 4.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de door het algemeen bestuur aangewezen en als zodanig aangeduide kampeerterreinen, voor zover het rijden op die terreinen geen ander doel of karakter heeft dan zich naar of van een vaste plaats daarop te begeven.

  • 5.Binnen de in het derde en vierde lid bedoelde terreinen geldt voor motorvoertuigen en bromfietsen een maximumsnelheid van 15 km per uur.

  • 6.Het is verboden zich op de in het derde en vierde lid bedoelde terreinen zodanig te gedragen, dat de vrijheid van het verkeer zonder noodzaak wordt belemmerd of de veiligheid op deze terreinen in gevaar kan worden gebracht.

Artikel 4.8 Overlast van fiets of bromfiets
  • 1. Het algemeen bestuur kan plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van het gebied, ter voorkoming of opheffing van overlast verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.

  • 2. Het is verboden fietsen of bromfietsen, die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een verwaarloosde toestand verkeren op de weg te laten staan

Artikel 4.9 Venten e.d.
  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het algemeen bestuur in de uitoefening van handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven dan wel diensten aan te bieden.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet:

    • a.ten

      aanzien van het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.

    • b.

      voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen op een standplaats bedoeld in artikel 4.10.

Artikel 4.10 Standplaatsen
  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het algemeen bestuur:

    • a.

      met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel een standplaats in te nemen of te hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verhuren, dan wel diensten aan te bieden;

    • b.anderszins

      goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan publiek.

  • 2.Het is verboden op de openbare terreinen, de wegen of de openbare wateren geschreven of gedrukte stukken aan te bieden of te verspreiden:

    • a.

      in door het algemeen bestuur bij openbaar bekend te maken besluit aan te wijzen gedeelten van het gebied;

    • b.

      gedurende door het algemeen bestuur bij openbaar bekend te maken besluit vast te stellen uren.

  • 3. Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan, dat daarop zonder vergunning van het algemeen bestuur standplaats wordt of is ingenomen of goederen worden of zijn uitgestald als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Het in het eerste lid, onder b, gestelde verbod geldt niet ten aanzien van het uitgestald hebben van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.

Artikel 4.11 Snuffelmarkten e.d.
  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het algemeen bestuur:

    • a.

      in of op een - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijk gebouw of plaats een markt te organiseren of toe te laten, waar ter plaatse aanwezige goederen worden verhandeld;

    • b.toe

      te laten, te bevorderen of er gelegenheid toe te geven, dat in of op een - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijk gebouw of plaats met een kraam, een tafel of enig ander dergelijk middel standplaats wordt of is ingenomen om goederen aan het publiek aan te bieden, te verkopen of te verstrekken.

  • 2.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend geheel en voortdurend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.

Artikel 4.12 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
  • 1. Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden zonder vergunning van het algemeen bestuur een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in, of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben.

  • 2. Het is verboden:

    • a.

      zonder vergunning van het algemeen bestuur aanleggelegenheden, steigers, golfbrekers, beschoeiingen of daarmee gelijk te stellen werken te maken of te hebben, of masten, hijskranen of soortgelijke voorwerpen in of aan openbare wateren op te richten of te hebben;

    • b.

      zonder vergunning van het algemeen bestuur in of boven openbare wateren palen, geen deel uitmakend van een beschoeiing, vlotten, skischansen, bruggen, getimmerten of daarmee gelijk te stellen voorwerpen te plaatsen of te hebben;

    • c.

      zonder vergunning van het algemeen bestuur in, onder, op of boven openbare wateren touwen,  kettingen, metalen draden of kabels, voor zover deze niet worden gebruikt tot het meren of slepen van vaartuigen, te leggen, te spannen of te hebben;

    • d.

      als eigenaar van of rechthebbende op het water de onder b. of c. van dit artikel vermelde en bedoelde voorwerpen in of boven dat water toe te laten zonder dat voor het aanbrengen, plaatsen of hebben van die voorwerpen vergunning is verleend door het algemeen bestuur.

  • 3. Het in voorgaande lid gestelde verbod is niet van toepassing op de jachthavens aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart, voor zover de in dat lid bedoelde werken of voorwerpen daar op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening reeds aanwezig zijn.

  • 4. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Scheepvaartwegenverordening Noord-Holland 1995 van toepassing is.

Artikel 4.13 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
  • 1. Het is zonder vergunning van het algemeen bestuur verboden op andere dan door dat bestuur aangewezen gedeelten van openbaar water met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen.

  • 2. Het algemeen bestuur kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:

    • a.

      nadere regels stellen in het belang van de veiligheid en het aanzien van het gebied;

    • b.

      beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.

  • 3.Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Scheepvaartwegenverordening Noord-Holland 1995 van toepassing is.

Artikel 4.14 Aanwijzingen ligplaats
  • 1. Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 4.13 bepaalde kan het algemeen bestuur aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van het gebied.

  • 2.De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege het algemeen bestuur gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

  • 3.Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Scheepvaartwegenverordening Noord-Holland 1995 van toepassing is.

Artikel 4.15 Verbod innemen ligplaats
  • 1. Het is de eigenaar en de schipper verboden een vaartuig langer dan vier achtereenvolgende dagen, of gedeelten daarvan, in openbare wateren op dezelfde plaats te laten liggen of, nadat het vaartuig is verhaald, daarmede binnen vier dagen wederom dezelfde ligplaats in te nemen.

  • 2.Wanneer een vaartuig wordt verhaald naar een plaats gelegen binnen een afstand van 500 m, hemelsbreed gemeten van een eerder ingenomen ligplaats, wordt het geacht op dezelfde plaats te zijn blijven liggen.

  • 3. Het is de rechthebbende op het water of op de grond verboden toe te staan, dat in diens water of aan diens oever ligplaats wordt ingenomen in strijd met het bepaalde in het eerste lid.

  • 4. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing voor zover het betreft een vaartuig in gebruik ten dienste van de overheid.

  • 5. Het verbod in het eerste lid is voorts niet van toepassing op:

    • a.

      woonschepen in de zin van de Wet op de woonwagens en woonschepen, de Woonschepenverordening Noord-Holland 1981 en/of een verordening van de gemeente in wiens gebied het betreffende vaartuig ligt;

    • b.

      een vaartuig dat ligplaats heeft in een jachthaven aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart;

    • c.een

      vaartuig dat met toestemming van de rechthebbende op de grond of op het water ligplaats heeft op een plaats waarvoor door het algemeen bestuur ontheffing is verleend van het verbod als bedoeld in het derde lid;

    • d.

      ten hoogste drie vaartuigen die met toestemming van de rechthebbende op het water of op de grond ligplaats hebben in diens water of aan diens grond, behorende als erf bij een wettig gebouwde woning;

    • e.

      een vaartuig gebruikt in de uitoefening van beroep of bedrijf, geen betrekking hebbend op de recreatie, voor zover en zolang als de ligplaats noodzakelijk is voor het ter plaatse uitoefenen van dat beroep of bedrijf.

  • 6. Op grond van vrees voor ontsiering van het landschap of overlast voor omwonenden kan het algemeen bestuur bepalen, dat de uitzonderingen genoemd in het vijfde lid onder c en d niet gelden voor door of vanwege het algemeen bestuur aan te wijzen vaartuigen. De rechthebbende op de grond en zo mogelijk de schipper of de eigenaar van een dergelijk vaartuig worden hiervan door het algemeen bestuur per aangetekende brief in kennis gesteld. Na verloop van de door het algemeen bestuur in deze brief aan te geven termijn, te rekenen vanaf het tijdstip van verzending van de brief, wordt het in het eerste lid gestelde verbod ten aanzien van het aangewezen vaartuig van kracht.

Artikel 4.16 Beschadigen van waterstaatswerken en oevers
  • 1. Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij het schap in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.

  • 2. Het is de eigenaar en schipper van een vaartuig verboden:

    • a.

      voor het afmeren daarvan palen te slaan of te laten slaan;

    • b.

      het vaartuig af te meren anders dan met behulp van meerpennen dan wel aan de daartoe bestemde meerpalen, remmingpalen of andere speciaal voor dit doel bestemde voorzieningen;

    • c.

      met het vaartuig te liggen in de voor oevers gelegen rietkragen;

    • d.

      in de oevers of rietkragen zijn ankers uit te brengen.

  • 3. Het is verboden het voortstuwingsmiddel van een gemeerd of stilliggend vaartuig zodanig te laten werken, dat dit aanleiding kan geven tot beschadiging van de oevers.

  • 4. Het is verboden zich op de openbare terreinen, op de oevers of op de openbare wateren te bevinden voor het reinigen van vaartuigen, alsmede voor het onderhouden of repareren van vaartuigen met uitzondering van noodreparaties.

Artikel 4.17 Reddings- en brandbestrijdingsmiddelen

Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp, dan wel aangebrachte middelen ter bestrijding van brand te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze zijn bestemd, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.

Artikel 4.18 Veiligheid op het water
  • 1. Het is aan een ieder die zich als schipper, bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden.

  • 2. Het is de schipper verboden op zodanige wijze te varen, dat door golfslag, zuiging of anderszins schade of letsel kan worden toegebracht aan derden.

  • 3. De door het algemeen bestuur aangewezen toezichthouders zijn bevoegd onbeheerde vaartuigen die in de openbare wateren worden aangetroffen te meren, te verhalen en in bewaring te nemen voor rekening en risico van de eigenaars dan wel beheerders van die vaartuigen.

Artikel 4.19 Overlast aan vaartuigen
  • 1. Het is verboden zonder redelijk doel zich vast te houden aan een vaartuig in openbaar water, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden.

  • 2. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een vaartuig, liggend in of aan een openbaar water, los te maken.

  • 3. De schipper of, bij diens ontstentenis, de reder of eigenaar van een gezonken vaartuig of een voor de scheepvaart hinderlijk voorwerp is verplicht onmiddellijk na het zinken daarvan kennis te geven aan de beheerder. Zowel bij dag als bij nacht dienen zodanige bakens en/of lichten op of nabij het gezonken vaartuig of voorwerp te worden geplaatst als door voormelde beheerder nodig wordt geoordeeld.

  • 4. De schipper dan wel de reder of eigenaar dient ervoor te zorgen dat het gezonken vaartuig of voorwerp binnen de door de beheerder te stellen termijn uit de openbare wateren is verwijderd, respectievelijk de lading is verwijderd en daarna het wrak gelicht.

Artikel 4.20 Crossterreinen
  • 1. Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

  • 2. Het algemeen bestuur kan terreinen aanwijzen waarvoor het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen ten aanzien van het gebruik van deze terreinen:

    • a.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

    • b.

      in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;

    • c.

      in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten en/of van het publiek.

  • 3.Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.

  • 4. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer of het Besluit geluidsproductie sportmotoren van toepassing is.

Artikel 4.21 Beperking verkeer in delen van het gebied
  • 1. Het is verboden zich met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z., en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, dan wel een fiets, te bevinden op door het algemeen bestuur aangewezen gebieden, geen weg, parkeerterrein, of fietspad zijnde.

  • 2. Het algemeen bestuur kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Artikel 4.22 Vuur stoken
  • 1. Het is verboden vuur aan te leggen, te stoken of te onderhouden.

  • 2. Het algemeen bestuur kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 3. Het is verboden barbecues te houden op andere plekken dan die daartoe door het algemeen bestuur zijn aangewezen en dan nog slechts indien dat geen gevaar oplevert voor de omgeving en indien dat geschiedt op een hoogte van minimaal 30 cm boven het grondoppervlak.

Artikel 4.23 Repareren, wassen en olie verversen bij motorvoertuigen

Het is verboden een motorvoertuig te repareren, behoudens in noodgevallen, dan wel te wassen of bij een motorvoertuig olie te verversen.

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 5.1 Strafbepaling

Overtreding van de verbods- dan wel gebodsbepalingen van deze verordening of van de krachtens deze verordening door het algemeen bestuur gestelde nadere regels, of niet-nakoming van een voorschrift verbonden aan een ingevolge deze verordening verleende ontheffing c.q. vergunning, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 5.2 Toezichthouders
  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn, behalve de bij artikel 141 of 142 van het wetboek van strafvordering aangewezen personen, belast het algemeen bestuur en de leden van het dagelijks bestuur.

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het algemeen bestuur aangewezen personen.

Artikel 5.3 Regelend optreden
  • 1. Indien dit voor het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening nodig is, kunnen door degenen die bij of krachtens artikel 5.2 met het toezicht op de naleving zijn belast te allen tijde aanwijzingen of bevelen worden gegeven.

  • 2. Ieder aan wie een zodanige aanwijzing of zodanig bevel is gegeven, is verplicht daaraan onverwijld en stipt te voldoen.

  • 3. Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het op kosten van de overtreder doen wegnemen, beletten, verrichten of de in vorige toestand herstellen van hetgeen in strijd met deze verordening is of wordt gehouden, gemaakt of gesteld, ondernomen, nagelaten, beschadigd of weggenomen. Spoedeisende gevallen uitgezonderd, wordt van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt dan nadat de belanghebbende schriftelijk is gewaarschuwd.

Artikel 5.4 Inwerkingtreding
  • 1. Deze verordening treedt in werking zes weken na de dag waarop zij is bekendgemaakt.

  • 2. Op dat tijdstip wordt de Algemene Verordening Recreatiegebied Hemmeland, vastgesteld op 16 december 1994, ingetrokken.

Artikel 5.5 Overgangsbepaling
  • 1. Vergunningen en ontheffingen – hoe ook genaamd – verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 5.4, tweede lid blijven – indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – nog gedurende een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 2. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 5.4, tweede lid, blijven – indien en voor zover de bepalingen in gevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – nog gedurende een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – op grond van de verordening bedoeld in artikel 5.4, tweede lid is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.

  • 4. Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, is ingekomen binnen de geldende termijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 5.4, tweede lid.

  • 5. In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het algemeen bestuur is ingediend.

  • 6. Gebods- of verbodsbepalingen waarvoor een vergunning of ontheffing vereist is krachtens deze verordening en niet voorkomend in de verordening als bedoeld in artikel 5.4, tweede lid, zijn niet van toepassing:

    • a.

      gedurende zes weken na het in werking treden van deze verordening;

    • b.

      ook na de onder a, bepaalde termijn, voor zover degene die de vergunning of ontheffing nodig heeft, binnen deze termijn een aanvraag heeft ingediend, totdat onherroepelijk op deze aanvraag is beslist.

  • 7. De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 5.4, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 5.6 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Algemene Verordening Recreatiegebied Hemmeland.