Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Noord

Verordening tot behoud van monumenten Amsterdam-Noord

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Noord
Officiële naam regelingVerordening tot behoud van monumenten Amsterdam-Noord
CiteertitelMonumentenverordening Amsterdam - Noord 1995
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerp

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Monumentenwet 1988, art. 15

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-03-199617-03-2004nieuwe regeling

 

-

-

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1

Art. 1
  • Deze verordening verstaat onder:

  • 1. monumenten

    • a.

      alle zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

    • b

      terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder a;

  • 2. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop o.a. zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening beschermde monumenten;

  • 3. beschermde gemeentelijke monumenten: monumenten die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst;

  • 4. beschermde rijksmonumenten: monumenten die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet vastgestelde registers;

  • 5. kerkelijke monumenten: monumenten die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijk gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling, en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst; onder kerkelijk wordt ook verstaan levensbeschouwelijk in ruime betekenis van het woord;

  • 6. eigenaren en zakelijk-gerechtigden: degenen die in de kadastrale registers als eigenaren en zakelijk gerechtigden van een monument zijn ingeschreven;

  • 7. stads- en dorpsgezichten: groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden;

  • 8. gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten: de lijst waarop zijn vermeld de van gemeentewege beschermde stads- en dorpsgezichten;

  • 9. beschermde stads- en dorpsgezichten: stads- en dorpsgezichten die zijn vermeld op de gemeentelijke lijst van stadsgezichten;

  • 10. Commissie voor Welstand en Monumenten: de door de het Dagelijks Bestuur ingestelde commissie;

  • 11. Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg: de door de Gemeenteraad bij zijn besluit van 13 februari 1980, nr. 115, onder de onder III ingestelde adviesraad, tot wiens taak het behoort het Dagelijks Bestuur op verzoek of eigener beweging van voorlichting en advies te dienen ter zake van de toepassing van deze verordening, de toepassing van de Monumentenwet, alsmede andere zaken de Monumentenzorg betreffende.

Art. 2

Deze verordening is van toepassing in de gebieden waar het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Noord bevoegd is.

Art. 3

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2

Paragraaf 1. De plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst.
Art. 4
  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan al dan niet op aanvraag van belanghebbende(n) besluiten onroerende monumenten als beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur besluit over plaatsing van onroerende monumenten op de gemeentelijke monumentenlijst, nadat de Amsterdamse-Raad-voor de Monumentenzorg in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen en de vaste commissie van advies op het gebied van de monumentenzorg alsmede, voor zover mogelijk, de eigenaar en de zakelijk gerechtigde zijn gehoord. In spoedeisende gevallen kan het Dagelijks Bestuur hiervan afwijken.

  • 3. De Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg wordt in de gelegenheid gesteld, uiterlijk binnen twaalf weken nadat het Dagelijks Bestuur deze raad daartoe een verzoek heeft gedaan, schriftelijk advies uit te brengen.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur beslist binnen vijf maanden na ontvangst van de in het eerste lid genoemde aanvraag. Onverminderd het bepaalde in art. 3:43 van de Algemene wet bestuursrecht doet het van haar beslissing mededeling aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers, alsmede aan de Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg door toezending van een afschrift van haar beslissing.

  • 5. De gemeentelijke monumentenlijst geeft de plaatselijke aanduiding aan, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het monument, waarbij, zo nodig, de onderdelen worden genoemd waarop de bescherming met name is gericht.

  • 6. Het Dagelijks Bestuur kan, al dan niet op aanvraag van belanghebbende(n), in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen voorzover het panden betreft die zijn gelegen in het stadsdeel Amsterdam-Noord. Het bepaalde in het tweede en derde lid is alsdan van overeenkomstige toepassing. Indien de wijziging naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging het doorhalen van de inschrijving van een monument dat teniet is gegaan betreft, blijft overeenkomstige toepassing van het tweede lid achterwege.

  • 7. Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in art. 6 van de Monumentenwet of die zijn geplaatst op een lijst van monumenten op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland, worden door het Dagelijks Bestuur niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

  • 8. Monumenten die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in art. 6 van de Monumentenwet, worden geacht niet (meer) op de gemeentelijke monumentenlijst te zijn geplaatst.

Art. 5

De gemeentelijke monumentenlijst ligt bij het Bureau Monumentenzorg voor een ieder ter inzage.

Paragraaf 2. Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten
Art 6
  • 1. Het is verboden, een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden, zonder vergunning van het Dagelijks Bestuur of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument te herstellen of te gebruiken op een wijze waarop het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Art. 7
  • 1. Een vergunning als bedoeld in art. 6 moet schriftelijk worden aangevraagd bij het Dagelijks Bestuur. Daarbij worden de door hen verlangde gegevens overgelegd.

  • 2. Indien blijkt dat de aanvrager niet de verlangde gegevens heeft overgelegd, stelt het Dagelijks Bestuur de aanvrager binnen vijf weken na de ontvangst van de aanvraag in de gelegenheid alsnog binnen twee weken de door het Dagelijks Bestuur aan te geven ontbrekende gegevens over te leggen.

  • 3. Ingeval toepassing is gegeven aan het tweede lid en de aanvrager niet binnen de bedoelde termijn van twee weken de ontbrekende gegevens heeft overgelegd, kan het Dagelijks Bestuur de aanvrager niet-ontvankelijk verklaren in zijn aanvraag.

  • 4. Ingeval toepassing is gegeven aan het tweede lid en de aanvrager naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur de bedoelde ontbrekende gegevens in onvoldoende mate heeft overgelegd, kan het Dagelijks Bestuur de aanvrager binnen twee weken na de dag waarop hij die gegevens heeft overgelegd, niet- ontvankelijk verklaren.

  • 5. Indien de aanvrager ontvankelijk is in zijn aanvraag, legt het Dagelijks Bestuur de aanvraag voor een ieder ter inzage. De terinzagelegging wordt op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt, waarbij mededeling wordt gedaan van de mogelijkheid om binnen een termijn van twee weken zienswijzen naar voren te brengen bij het Dagelijks Bestuur.

  • 6. Het Dagelijks Bestuur brengt de aanvraag en de ingebrachte zienswijzen terstond ter kennis van de Commissie voor Welstand en Monumenten.

  • 7. Binnen acht weken na afloop van de in lid 5 genoemde termijn brengt de Commissie voor Welstand en Monumenten haar advies uit aan het Dagelijks Bestuur.

  • 8. Het Dagelijks Bestuur beslist op een aanvraag om vergunning binnen vijf maanden na ontvangst van de aanvraag. Het kan zijn beslissing voor ten hoogste negen weken verdagen; hiervan doet de aanvrager schriftelijk mededeling.

  • 9. Het Dagelijks Bestuur zendt onmiddellijk een afschrift van zijn besluit aan de Commissie voor Welstand en Monumenten, alsmede aan degenen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht.

Art. 8

Het Dagelijks Bestuur neemt met betrekking tot een kerkelijk monument geen beslissing ingevolge het bepaalde in art. 7 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een beslissing waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in dat monument in geding zijn.

Art. 9
  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 2. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Art. 10
  • 1. De vergunning kan door het Dagelijks Bestuur worden ingetrokken, indien:

    • a

      blijkt, dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste en of onvolledige opgave is verleend;

    • b

      blijkt, dat de vergunninghouder de voorschriften, bedoeld in art. 9, lid 1, niet naleeft;

    • c

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

  • 2. De vergunninghouder wordt van het voornemen tot intrekking op de hoogte gebracht en in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Het besluit tot intrekking wordt met redenen omkleed en in afschrift verzonden aan de Commissie voor Welstand en Monumenten.

Hoofdstuk 3

Art. 11
  • 1. Het Dagelijks Bestuur zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de tijdig naar voren gebrachte zienswijzen aan de Commissie voor Welstand en Monumenten.

  • 2. De Commissie voor Welstand en Monumenten adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

Hoofdstuk 4

Art. 12
  • 1. Hij, die handelt in strijd met art. 6 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie zoals omschreven in art. 23 van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2. Overtreding van art. 6 van deze verordening kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Hoofdstuk 5

Art. 13
  • 1. De stadsdeelraad wijst op voordracht van het Dagelijks Bestuur en gehoord de Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg stads- en dorpsgezichten aan en plaatst deze vervolgens op de gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten, indien deze stadsgezichten naar zijn oordeel voor bescherming door middel van een bestemmingsplan in aanmerking komen. De aanwijzing omvat een topografische kaart op een schaal van ten minste 1:1000, waarop de gebieden, waarvoor de aanwijzing geldt, zijn aangegeven, alsmede een toelichting die de aanwijzing motiveert.

  • 2. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- en dorpsgezicht wordt bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen of stadsvernieuwingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt.

Hoofdstuk 6

Art. 14

Met de handhaving en de zorg voor de naleving van deze verordening zijn, naast de in art. 141 van het Wetboek van Strafvordering vermelde opsporingsambtenaren, belast de ambtenaren van het Bureau Monumentenzorg.

Art. 15
  • 1. Deze verordening treedt in werking overeenkomstig het bepaalde in art. 15, lid 2, van de Monumentenwet 1988.

  • 2. De monumentenlijst, vastgesteld op grond van de Monumenten- verordening, vastgesteld bij besluit van (Gemeenteraad) 19 december 1990, nr. 1043, en gewijzigd bij besluiten van 23 februari 1994, nr. 93, en van 9 maart 1994, nr. 186, wordt geacht ingevolge deze verordening te zijn vastgesteld.

  • 3. Aanvragen om vergunning als bedoeld in art. 6 van de Monumentenverordening zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld met inachtneming van art. 7 van de Monumentenverordening 1990.

Art. 16

Deze verordening kan worden aangehaald als Monumentenverordening Amsterdam - Noord 1995.