Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Stadsgewest Haaglanden

Grondkostenverordening binnenstedelijke locaties Haaglanden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieStadsgewest Haaglanden
Officiële naam regelingGrondkostenverordening binnenstedelijke locaties Haaglanden
CiteertitelGrondkostenverordening binnenstedelijke locaties Haaglanden
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening is ingetrokken door de Verordening tot intrekking van een aantal verordeningen in verband met de opheffing van het Stadsgewest Haaglanden.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet gemeenschappelijke regelingen, art. 33
  2. Gemeentewet, art. 149
  3. Regeling stadsgewest Haaglanden 1995, art. 28

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2015intrekking

17-12-2014

Elektronisch Gemeenteblad, Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer, 31-12-2014

06_03
24-04-200801-01-200601-01-2015art. 3, 11

16-04-2008

De Posthoorn d.d. 23 april 2008 e.a.

geen
01-07-1995nieuwe regeling

28-06-1995

De Posthoorn e.a.

geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Grondkostenverordening binnenstedelijke locaties Haaglanden

Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden;

gezien het voorstel van het dagelijks bestuur;

gelet op artikel 33 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 28 van de Regeling stadsgewest Haaglanden 1995;

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende:

GRONDKOSTENVERORDENING BINNENSTEDELIJKE LOCATIES HAAGLANDEN

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    stadsgewest : het Stadsgewest Haaglanden.

  • b.

    algemeen bestuur : het algemeen bestuur van het stadsgewest.

  • c.

    dagelijks bestuur : het dagelijks bestuur van het stadsgewest.

  • d.

    gemeenschappelijke regeling : de Gemeenschappelijke regeling Stadsgewest Haaglanden, zoals in werking getreden per 1 maart 1995.

  • e.

    gemeenten : de aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten, zoals genoemd in artikel 6 van deze verordening, op wiens locatie een bouwprogramma wordt ontwikkeld.

  • f.

    Fonds : het Grondkostenfonds zoals beschreven in paragraaf 6 van de gemeenschappelijke regeling.

  • g.

    Rijksbijdrage : de bijdrage welke het Rijk zal storten voor de ontwikkeling van het bouwprogramma op de locaties.

  • h.

    exploitatiebijdrage : de aan de gemeenten ter beschikking te stellen bijdrage.

  • i.

    bevoorschotting : het jaarlijkse bedrag van de exploitatiebijdrage.

  • j.

    exploitatiesaldo : het saldo van opbrengsten en kosten (inclusief bodemsanering die niet valt onder de Interimwet bodemsanering) van de grondexploitatie van een locatie.

  • k.

    convenant : het uitvoeringsconvenant d.d. 29 juni 1995 tussen het Rijk, het stadsgewest, gemeenten en de provincie Zuid-Holland.

  • m.

    bouwrijp : door de aanleg van infrastructurele voorzieningen en terreinwerkzaamheden geschikt gemaakt voor de start van de bouw van de bestemmingen.

  • n.

    werkelijk uitgegeven

    bouwrijpe kavels : de bouwrijpe kavels binnen een locatie, waarvoor geldt dat de eerste paal voor de te realiseren bestemmingen is geslagen en waarvoor het betreffende uitgiftecontract is gesloten. Aan het “slaan” van de eerste paal wordt gelijk gesteld: het schroeven van de eerste paal dan wel andere technieken op dat gebied a1smede andere funderingsmethoden.

  • o.

    locaties : de exploitatiegebieden waarop deze verordening van toepassing is, als aangegeven in artikel 5.

  • p.

    functieveranderingslocaties : locaties waarin de bestaande ruimtelijke functie wordt omgezet naar een woonfunctie.

Artikel 2 Convenant

Tussen het Rijk, het stadsgewest, stadsgewestgemeenten en de provincie Zui-Holland is het convenant gesloten, op grond waarvan het Rijk een bedrag als geldelijke steun ter beschikking stelt aan het stadsgewest., onder meer als bedoeld voor de ontwikkeling van de locaties genoemd in artikel 5 van deze verordening.

Hoofdstuk 2 Doel en werkingssfeer

Artikel 3 Doe1

Het fonds zal uitsluitend dienen ter medefinanciering van de exploitatietekorten van de te ontwikkelen locaties in het stadsgewest. Deze locaties zijn beschreven in artikel 5 van deze verordening.

Artikel 4 Werkingssfeer

Deze verordening heeft alleen betrekking op de in artikel 5 beschreven locaties alsmede op de in artikel 6 genoemde –gemeenten.

Hoofdstuk 3 Locaties

Artikel 5 Locaties

Deze verordening is, met het oog op de medefinanciering van de exploitatiesaldi door het fonds, van toepassing op de functieveranderingslocaties in de in artikel 6 genoemde gemeenten. De gemeenten zullen ieder jaar opgave doen van de in dat jaar te bebouwen locaties. Verwezen wordt naar artikel 13.

Artikel 6 Gemeenten

Deze verordening geldt voor de volgende aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten, te weten:

  • -

    Delft

  • -

    Den Haag

Hoofdstuk 4 Fonds, stortingen en onttrekkingen

Artikel 7 Fonds

Het algemeen bestuur stelt het fonds in. Het fonds wordt beheerd door het dagelijks bestuur van het stadsgewest. Het dagelijks bestuur legt hierover jaarlijks, conform artikel 12, verantwoording. af aan het algemeen bestuur.

Artikel 8 Stortingen in het fonds

In het fonds zal de Rijksbijdrage bedoeld in het convenant, welke is bestemd voor de ontwikkeling van het bouwprogramma op de locaties, worden gestort.

Artikel 9 Tijdstippen en stortingen

Het betalingsschema en de tijdstippen waarop de bijdrage van het Rijk zal worden gestort, zijn vastgelegd in het convenant.

Artikel 10 Onttrekkingen; rechten en bevoorschotting van de exploitatiebijdragen

Recht op exploitatiebijdrage

De gemeenten hebben recht op een exploitatiebijdrage ten laste van het fonds ter medefinanciering van de ontwikkeling van de in hun gemeente liggende locaties.

De gemeenten ontvangen per te bouwen woning het bedrag van de in bijlage 1 opgenomen exploitatiebijdrage.

De gemeenten zijn slechts dan gerechtigd tot een exploitatiebijdrage indien zij voldoen aan de in artikel 11 genoemde bouwverplichting.

Bevoorschotting en verrekening

De exploitatiebijdragen zullen jaarlijks door middel van bevoorschotting worden uitgekeerd uiterlijk per 1 juli van ieder jaar. Het bevoorschottingsschema is opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze verordening.

Het totale op 1 januari 2000 uitgekeerde bedrag van de bevoorschotting in de periode 1 januari 1995 – 1 januari 2000 zal door het dagelijks bestuur per 1 januari 2000 worden verrekend naar rato van de werkelijk uitgegeven bouwrijpe kavels in hierboven genoemde periode. Deze verrekening kan worden verdisconteerd in een alsdan nader tussen her stadsgewest en de gemeenten te bepalen planning voor de periode 1 januari 2000 - 31 december 2004. Het totale op 1 januari 2005 uitgekeerde bedrag van de bevoorschotting in de periode 1 januari 1995 – l januari 2005 zal door het dagelijks bestuur per 1 januari 2005 worden verrekend naar rato van de werkelijk uitgegeven bouwrijpe kavels in deze periode.

Het totale bedrag van de exploitatiebijdrage per gemeente is opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze verordening.

De exploitatiebijdragen zijn opgenomen met het prijspeil d.d. 1 januari 1994. De exploitatiebijdragen worden jaarlijks verhoogd of verlaagd met het percentage waarmee het prijsindexcijfer voor investeringen in woningen en gebouwen blijkens de gegevens van het Centraal Planbureau stijgt onderscheidelijk daalt. De eerste verhoging of verlaging wordt, met gebruikmaking van het in 1994 door het Centraal Planbureau geraamde percentage als boven bedoeld, bepaald op 31 december 1994 voor het jaar 1995. De volgende verhogingen of verlagingen vinden steeds een jaar later op gelijke wijze plaats.

Hoofdstuk 5 Realisatieverplichting

Artikel 11 Verplichting gemeenten

De gemeenten zijn verplicht de in het convenant genoemde functies uiterlijk op 31 december 2004 aan de voorraad te hebben toegevoegd, een en ander overeenkomstig de planning zoals opgenomen in bijlage 1.

Hoofdstuk 6 Rekening

Artikel 12

  • 1. Het dagelijks bestuur zal jaarlijks binnen 5 maanden na afloop van het voorgaande jaar verantwoording afleggen aan het algemeen bestuur door binnen deze termijn de rekening over dat voorafgaande jaar op te maken en deze, voorzien van een goedkeurende verklaring van een accountant, aan te bieden aan het algemeen bestuur.

  • 2. De jaarrekening wordt door het algemeen bestuur voor 1 juli van ieder jaar vastgesteld. Indien binnen 6 maanden nadien geen vaststelling heeft plaatsgevonden zal het stadsgewest met de gemeenten overleggen over de alsdan ontstane situatie.

Hoofdstuk 7 Procedures

Artikel 13

  • 1. De gemeenten zijn verplicht voor 1 januari van ieder jaar opgave te doen van het aantal in het voorgaande jaar werkelijk uitgegeven bouwrijpe kavels met bijbehorende woningaantallen.

  • 2. De gemeenten zijn verplicht voor 1 januari van ieder jaar opgave te doen van de locaties welke zij voornemens zijn in dat jaar te bebouwen. Deze opgave gaat vergezeld van de aantallen woningen per locatie welke zij voornemens zijn in dat jaar te bouwen.

  • 3. De opgaven zoals bedoeld in lid 1 en 2 van dit artikel zullen plaatsvinden in de vorm zoals aangegeven in bijlage 2 behorende bij deze verordening.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 14 Inwerkingtreding verordening en fonds

De verordening en het fonds treden in werking door een besluit van het algemeen bestuur, waarbij het tijdstip van inwerkingtreding zal worden aangegeven.

Artikel 15 Beëindiging fonds

Het fonds wordt beëindigd door een unaniem besluit van het algemeen bestuur, waarbij het tijdstip van beëindiging za1 worden aangegeven.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Grondkostenverordening binnenstedelijke locaties Haaglanden.

Artikel 17 Lijst van bij deze verordening behorende bijlagen

De volgende bijlagen maken onverbrekelijk deel uit van deze verordening:

Bijlage 1: Exploitatiebijdragen en planning

Bijlage 2: Formulier opgave bouwrijpe kavels en te bebouwen locaties inclusief woningaantallen.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van het stadsgewest Haaglanden van 28 juni 1995,

de voorzitter, MR. DR. A.J.E. HAVERMANS

de secretaris, IR. J.L. REIJNEN

Bijlage 1

Uitgegaan wordt van de volgende van de volgende genormeerde bedragen per te bouwen woning:

Delft : € 2.042,01 per woning

Den Haag : € 2.722,68 per woning

Volgens de planning zullen de volgende aantallen woningen worden gebouwd en derhalve de volgende exploitatiebijdragen worden uitgekeerd:

Den Haag :

Totaal 4.500 woningen: € 12.252.065,83

Periode 1995 t/m 1999: 3.000 woningen

Exploitatiebijdrage per jaar € 1.633.608,78

Periode 2000 t/m 2004: 1.500 woningen

Exploitatiebijdrage per jaar € 816.804,39

Delft :

Totaal 2.000 woningen: € 4.084.021,94

Periode 1995 t/m 1999: 1.330 woningen

Exploitatiebijdrage per jaar € 543.174,92

Periode 2000 t/m 2004: 670 woningen

Exploitatiebijdrage per jaar € 273.629,47

Conform artikel 10 lid 2 zal op 1 januari 2000 en 1 januari 2005 verrekening plaatsvinden op basis van werkelijk uitgegeven bouwrijpe kavels. Aan het begrip woningen zoals genoemd in deze bijlage staat gelijk het begrip "werkelijk uitgegeven bouwrijpe kavels" voor deze woningen, zoals beschreven in artikel 1.n. van deze verordening.

Bijlage 2

Rapportage als bedoeld in artikel 13 van de Grondkostenverordening, bin nenstedelijke locaties Haaglanden over het tijdvak ……….. betreffende de locatie ……….. en melding van de te bebouwen en werkelijk uitgegeven bouwrijpe kavels en aantallen woningen op deze locatie als bedoeld in de artikelen 1 onder punt n. en artikel 10 lid 3 van deze verordening.

  • -

    het uitbetaalde jaarbedrag van de exploitatiebijdrage en de niet IBS bodemsanering voor het jaar …… bedraagt ƒ …….. resp. ƒ …….

  • -

    werkelijk uitgegeven bouwrijpe kavels in bovengenoemd tijdvak op bovengenoemde locatie: ………. uitgegeven bouwrijpe kavels betreffende …….. aan de woningvoorraad toegevoegde of toe te voegen woningen, waarvan: * ……… sociale bouwsector; * ……… overige sector

  • -

    te bebouwen bouwrijpe kavels in het komende tijdvak op bovengenoemde locatie: ………. uit te geven bouwrijpe kavels betreffende …….. aan de woningvoorraad toe te voegen woningen, waarvan: * ……… sociale bouwsector; * ……… overige sector