Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSVERORDENING van de 12de juli 1996 houdende regels inzake de wijze van aanpassing van lonen aan de ontwikkeling van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van de 12de juli 1996 houdende regels inzake de wijze van aanpassing van lonen aan de ontwikkeling van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie
CiteertitelLandsverordening regulering indexering lonen.
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Ingevolge artikel 16 van deze regeling is zij, met uitzondering van de artikelen 4 tot en met 15, vervallen met ingang van 31 december 1997. Daarbij is abusievelijk over het hoofd gezien dat in artikel 4 wordt verwezen naar het in het vervallen artikel 1 gedefinieerde begrip “werkgever” (“natuurlijke persoon, de privaat- of publiekrechtelijke rechtspersoon in wiens dienst een werknemer arbeid verricht”) en het in het vervallen artikel 2 voorkomende begrip “prijsindexcijfer” (“een door het Centraal Bureau voor de Statistiek per eilandgebied berekend en gepubliceerd consumenten prijsindexcijfer, reeks totale bevolking, waarin de effecten van wijzigingen in de tarieven van de in het tweede lid genoemde indirecte belastingen op de prijzen van goederen en diensten niet zijn meegenomen in de berekeningen”) en dat daarmee ook de in artikel 17 geregelde citeertitel zou vervallen. Die citeertitel is hier desondanks opgenomen.

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 11-9-1997 (P.B. 1997, no. 237) is vastgesteld bij landsbesluit van 25-11-1997 (P.B. 1997, no. 251).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-1997art 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 15

11-09-1997

P.B. 1997, 237

Zitting 1996-1997-1926
01-01-1997art. 2

23-12-1996

P.B. 1996, no. 210

Zitting 1996-1997-1909
15-08-1996Nieuwe regeling

12-07-1996

P.B. 1996, no. 81

Zitting 1995-1996-1826

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING van de 12de juli 1996 houdende regels inzake de wijze van aanpassing van lonen aan de ontwikkeling van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie

Artikel 1

[vervallen]

Artikel 2

[vervallen]

Artikel 3

[vervallen]

Artikel 4

Het is de werkgever verboden na het vervallen van deze landsverordening compensatie te verlenen van het verschil tussen de in dat artikel bedoelde prijsindexcijfer en het door het Centraal Bureau voor de Statistiek berekende en gepubliceerde algemene consumenten prijsindexcijfer, gebaseerd op de ontwikkeling van de prijs van goederen, nodig voor de gezinsconsumptie.[bedoeld zal zijn: artikel 2]

Artikel 4a

Elk beding dat strijdig is met het in artikel 2, eerste lid, bepaalde dan wel elk beding waarbij het verbod, bedoeld in artikel 4, wordt overtreden, is nietig.

Artikel 5

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze landsverordening zijn belast:

    • a.

      de bij landsbesluit aangewezen ambtenaren werkzaam bij het Departement van Arbeid en Sociale Zaken voor wat betreft privaatrechtelijke overeenkomsten op grond waarvan loon wordt betaald; en

    • b.

      de bij landsbesluit aan gewezen ambtenaren werkzaam bij het Centraal Bureau voor Personeelszaken voor wat betreft publiekrechtelijke arbeidsverhoudingen.

  • 2. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid wordt bekendgemaakt in de Curaçaosche Courant.

Artikel 6

  • 1. Bij de uitoefening van hun taak dragen de toezichthoudende ambtenaren een legitimatiebewijs bij zich.

  • 2. Desgevraagd tonen zij hun legitimatiebewijs aanstonds.

  • 3. Het legitimatiebewijs bevat een foto van de toezichthoudende ambtenaar en vermeldt in ieder geval diens naam en hoedanigheid.

Artikel 7

  • 1. De toezichthoudende ambtenaren zijn bevoegd elke plaats te betreden voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

  • 2. Zonodig verschaffen zij zich toegang met behulp van de sterke arm.

  • 3. Zij zijn bevoegd zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hen zijn aangewezen, voor zover dit voor het doel van het betreden redelijkerwijs nodig is.

  • 4. Zij zijn bevoegd in woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden. Op het binnentreden in woningen is titel X van het Derde boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging wordt verleend door de procureur-generaal

  • 5. Van een in het vierde lid bedoelde betreding maakt de toezichthoudende ambtenaar binnen twee maal vierentwintig uren procesverbaal op. Dit procesverbaal wordt mede ondertekend door de rechter-commissaris, officier van justitie of hulpofficier van justitie in wiens aanwezigheid de betreding plaatsvond dan wel die de schriftelijke last heeft afgegeven. Een afschrift van het procesverbaal wordt onverwijld in handen gesteld van de bewoner.

Artikel 8

Toezichthoudende ambtenaren zijn bevoegd inlichtingen te verlangen, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 9

  • 1. Toezichthoudende ambtenaren zijn bevoegd inzage te verlangen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

  • 2. Zij zijn bevoegd van de gegevens en bescheiden kopieën te maken.

  • 3. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden zijn zij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs.

Artikel 10

Een ieder is verplicht aan toezichthoudende ambtenaren alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kunnen verlangen ter uitoefening van hun bevoegdheden.

Artikel 11

Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van deze landsverordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

Artikel 12

  • 1. Met het opsporen van feiten, strafbaar gesteld bij deze landsverordening zijn, behalve de ambtenaren, bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering, belast de bij landsbesluit aan te wijzen ambtenaren. De voordracht voor een zodanig landsbesluit geschiedt door:

    • a.

      de Minister van Arbeid en Sociale Zaken voor zover het betreft door deze aan te wijzen ambtenaren werkzaam bij het Departement van Arbeid en Sociale zaken voor wat betreft privaatrechtelijk overeenkomsten op grond waarvan loon wordt betaald; en

    • b.

      de Minister van Algemene Zaken voor zover het betreft door deze aan te wijzen ambtenaren werkzaam bij het Centraal Bureau voor Personeelszaken voor wat betreft publiekrechtelijke arbeidsverhoudingen.

  • 2. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid wordt bekendgemaakt in de Curaçaosche Courant.

  • 3. Artikel 6 is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vereisten waaraan de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren dienen te voldoen.

Artikel 13

  • 1. Degene die opzettelijk handelt in strijd met de artikelen 3, 4 of 10, wordt gestraft hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren en een geldboete van ten hoogste honderdduizend gulden, hetzij met één van deze straffen.

  • 2. De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten worden aangemerkt als een misdrijf.

  • 3. Indien de in het eerste lid strafbaar gestelde feiten niet opzettelijk worden begaan, worden zij aangemerkt als overtredingen en bestraft hetzij met een hechtenis van ten hoogste zes maanden en een geldboete van ten hoogste tienduizend gulden, hetzij met één van deze straffen.

Artikel 14

  • 1. Degene die opzettelijk handelt in strijd met artikel 11 wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of een geldboete van ten hoogste duizend gulden.

  • 2. Degene aan wiens schuld de bekendmaking van de in artikel 11 bedoelde gegevens is te wijten, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of een geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden.

  • 3. Geen vervolging vindt plaats dan op klacht van degene tegen wie het feit gepleegd is of, indien het tegen een rechtspersoon, maat- of vennootschap, een andere vereniging van personen of een doelvermogen gepleegd is, op klachte van de bestuurder of één der bestuurders.

  • 4. Het in het eerste en tweede lid strafbaar gestelde feit wordt aangemerkt als een misdrijf.

Artikel 15

[vervallen]

Artikel 16

[vervallen]

Artikel 17

[vervallen]