Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Lemsterland

Verordening langdurigheidstoeslag 2009 gemeente Lemsterland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Lemsterland
Officiële naam regelingVerordening langdurigheidstoeslag 2009 gemeente Lemsterland
CiteertitelVerordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, artikel 36.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200922-09-2011nieuwe regeling

25-05-2009

Zuid Friesland d.d. 17 juni 2009.

n.b.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag 2009 gemeente Lemsterland.

De raad van de gemeente Lemsterland;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 maart 2009 inzake de uitvoering van de Langdurigheidstoeslag in het kader van de WWB;

Gelet op artikel 36 van de Wet werk en bijstand;

Gezien het advies van de cliëntenraad d.d. 24 februari 2009, het besluit van het bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Zuidwest- Fryslân d.d. 4 maart 2009 en het door de raad aangenomen amendement tot ophoging van de bedragen;

Besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening langdurigheidstoeslag 2009 gemeente Lemsterland.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bestuur: het dagelijks bestuur van de ISDzwf

  • b.

    wet: de Wet werk en bijstand

  • c.

    WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

  • d.

    WSF 2000: Wet Studiefinanciering

  • e.

    bijstandsnorm: de norm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet

  • f.

    uitkeringsgerechtigde: persoon bedoeld in artikel 1 onder l van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

  • g.

    peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat.

Artikel 2 Voorwaarden

  • 1. Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende een onafgebroken periode van 36 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is 105% van de voor hem geldende bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.

  • 2. Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000, dan wel deze opleidingen of studies volgde in de periode in lid 1 genoemd.

Artikel 3 Hoogte van de toeslag

De langdurigheidstoeslag bedraagt

  • a.

    voor gehuwden: € 486,- ;

  • b.

    voor alleenstaande ouders: € 436,-;

  • c.

    voor alleenstaanden: € 341,-.

Artikel 4 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het bestuur.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 6 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als : Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 mei 2009.

de voorzitter,

D. J. Stellingwerf

de griffier

H. van Dijk-Beekman

Nota-toelichting 1

Decentralisatie langdurigheidstoeslag

Aanleiding

De regering heeft als wens om gemeenten meer armslag te geven in de bestrijding van armoede door middel van gerichte inkomensondersteuning. In dat kader zijn afspraken gemaakt in het bestuursakkoord Rijk en Gemeenten “Samen aan de slag”. Een van de afspraken is de deregulering en decentralisatie van de langdurigheidstoeslag. De huidige langdurigheidstoeslag vindt zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand. Daarin is nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

 

Op 1 januari 2009 treedt de wetswijziging, waarmee de langdurigheidstoeslag wordt gedecentraliseerd naar gemeenten, in werking. Artikel 36 van de wet blijft de basis, maar daarnaast wordt in artikel 8 een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen. Om gemeenten te ondersteunen heeft de VNG een modelverordening ontwikkeld. Dit voorbeeld is gebruikt voor het opstellen van de concept verordening voor onze gemeente.

Bevoegdheid gemeenten

In het nieuwe artikel 36, eerste lid, is de basis voor de langdurigheidstoeslag opgenomen:

“Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34.”

 

In het nieuwe artikel 8 wordt bepaald dat de gemeenteraad in een verordening regels dient op te stellen die in ieder geval betrekking moeten hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen. Binnen de grenzen van artikel 36 is dit gemeentelijk beleid. Er hoeft geen toets meer plaats te vinden op het aanwezig zijn van arbeidsmarktperspectief (amendement Spies (31441 nr 12)).

 

In de wet wordt bepaald dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.

Er zijn echter wel mogelijkheden om de aanvraag te vereenvoudigen. Als uit de gemeentelijke administratie blijkt dat in de situatie van betrokkene het afgelopen jaar geen wijzigingen zijn opgetreden, dan kan een volledig ingevuld aanvraag formulier toegezonden worden, waarna de betrokkene door het zetten van de handtekening de aanvraag officieel maakt.

 

Nieuw gemeentelijk beleid langdurigheidstoeslag WWB

Op grond van de nieuwe bevoegdheden van gemeenten worden zij geacht nieuw beleid en een verordening langdurigheidstoeslag vast te stellen. Hieronder volgt per onderwerp het gemeentelijke standpunt.

Doelgroep

De nieuwe langdurigheidstoeslag geeft gemeenten nadrukkelijk de mogelijkheid deze ook van toepassing te laten zijn op werkenden met een laag inkomen. Voor de duidelijkheid wordt hier gesteld dat gemeenten zelf de keuze kunnen maken of werkenden onder de langdurigheidstoeslag komen te vallen. Kiest de gemeente ervoor ze uit te sluiten, dan dient in verordening tot uitdrukking te komen dat de langdurigheidstoeslag alleen voor uitkeringsgerechtigden geldt.

 

Gemeentelijk standpunt:  De langdurigheidstoeslag wordt ook opengesteld voor werkenden met een langdurig laag inkomen. De reden ligt enerzijds in de achterliggende gedachte van de toeslag zelf, die nauw aansluit bij de gemeentelijke armoedebestrijding, en anderzijds omdat de toets op arbeidsmarktperspectief niet meer wettelijk voorgeschreven is.

 

Het uitgangspunt blijft om armoede te voorkomen en dat is voor de groep uitkeringsgerechtigden gericht op arbeidsparticipatie. De ondersteunende maatregelen daartoe zijn beschreven in de re-integratieverordening.

 

Inkomensnorm

De doelgroep voor deze toeslag wordt uitgebreid naar 105% van de bijstandsnorm. Met dit percentage wordt gelet op het verschil tussen inkomensnormen van 65 plussers  en  minima met een bijstandsuitkering in de leeftijd categorie van 21 tot 65 jaar. Voor deze regeling geldt wel de vermogenstoets conform artikel 34 van de WWB.

Langdurigheid

Degenen die 3 jaar afhankelijk zijn van een laag inkomen tot 105% van de bijstandsnorm komen in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag. Dit heeft te maken met het afnemen van de reserveringsmogelijkheden na deze periode. Deze termijn sluit ook aan bij de WSNP en schuldsanering. Daarnaast is het vaak lastig om met name werkenden te vragen hun administratie van 5 jaar geleden te overleggen.

Hoogte van de toeslag

Tot nu toe werd de hoogte van de toeslag centraal bepaald, in de vorm van een percentage van de voor de persoon toepasselijke bijstandsnorm. Gemeenten kunnen nu zelf de hoogte van de toeslag bepalen. Daarbij moet aan een aantal zaken gedacht worden. Een te laag bedrag doet geen recht aan het karakter van de langdurigheidstoeslag, omdat deze is bedoeld voor mensen die financieel geen mogelijkheden hebben gehad te reserveren voor onverwachte uitgaven. Een te hoog bedrag kan leiden tot het optreden van de armoedeval. Immers, wordt op enig moment een hoger inkomen bereikt, dan vervalt direct de hele toeslag. Gemeenten kunnen hieraan deels tegemoetkomen door een glijdende schaal te hanteren, waarbij het bedrag van de toeslag bij een hoger inkomen lager wordt. Dit levert echter wel meer uitvoeringskosten op.

 

De gemeente heeft daarom besloten om vaste bedragen te hanteren. Dit vereenvoudigt de uitvoering. Daarnaast wordt de bijdrage voor alleenstaande ouders gelijkgesteld aan die van een echtpaar/samenwonenden, omdat de situatie van beide categorieën huishoudens vergelijkbaar is.

 

bijdrage20082009
soort huishouden  
echtpaar/samenwonenden€ 486,-€ 486,-
alleenstaande ouder€ 436,-€ 436,-
alleenstaande€ 341,-€ 341,-

  

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2

In dit artikel worden de omschrijvingen van de begrippen langdurig en laag inkomen uitgewerkt. Het laag inkomen wordt uitgedrukt als percentage van het voor de betrokkene toepasselijke bijstandsnorm. Voor werkenden zal gekeken moeten worden naar het inkomen, afgezet tegen de persoonlijke situatie (alleenstaand, alleenstaande ouder, gehuwden).

 

Artikel 3

In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld.

 

Artikel 5

Bij de inwerkingtreding is aangesloten bij de beoogde inwerkingtreding van het wetsontwerp, 1 januari 2009.  In het wetsontwerp is een bepaling over overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verordening geregeld hoeft te worden.