Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Regge en Dinkel

Verordening behandeling bezwaren waterschap Regge en Dinkel

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Regge en Dinkel
Officiële naam regelingVerordening behandeling bezwaren waterschap Regge en Dinkel
CiteertitelVerordening behandeling bezwaren waterschap Regge en Dinkel
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur – waterschappen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Niet van toepassing

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Waterschapswet, art. 78
  2. Algemene wet bestuursrecht,

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-09-2008Ingetrokken

01-07-2004

TCTubantia, 4 oktober 2008 De Stentor, editie Zwolle, 4 oktober 2008 De Gelderlander, editie Doetinchem, 4 oktober 2008

08.15749
11-07-200417-09-2008nieuwe regeling

01-07-2004

Twentsche Courant Tubantia, 10-07-2004

.07.76

Tekst van de regeling

Aanhef

Verordening behandeling bezwaren waterschap Regge en Dinkel

Het algemeen bestuur van het waterschap Regge en Dinkel;

Gezien het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 11 mei 2004;

Gelezen de bepalingen van de Waterschapswet en de Algemene wet bestuursrecht.

                                                 BESLUIT

Vast te stellen de navolgende Verordening behandeling bezwaren waterschap Regge en Dinkel

Algemene bepalingen

Artikel 1          Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht (wet van 4 juni 1992 Stb 1992, 315 en zoals sindsdien gewijzigd);

  • b.

    bestuursorgaan: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter van het waterschap Regge en Dinkel of een andere persoon of een ander college met enig openbaar gezag bekleed, ieder voor zover hun bevoegdheid betreffende;

  • c.

    commissie: de commissie van advies voor de behandeling van bezwaren, als bedoeld in artikel 7:13 van de wet;

  • d.

    voorzitter: de voorzitter zoals bedoeld in artikel 4 van deze verordening;

  • e.

    secretaris: de secretaris zoals bedoeld in artikel 5 van deze verordening.

Commissie

Artikel 2 Commissie
  • 1. Er is een commissie voor de voorbereiding van en de advisering over de beslissing op ingediende bezwaren, als bedoeld in artikel 1:5   van de wet.

  • 2. Het bestuursorgaan beslist op de bij hem ingediende bezwaren na advies van de commissie.

  • 3. De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van de verordeningen die voortvloeien uit hoofstuk XVI van de Waterschapswet.

Artikel 3 Kamers van de commissie
  • 1. Voor de voorbereiding van en advisering over de beslissing op bezwaren als bedoeld in artikel 1:5 van de wet worden twee kamers ingesteld: de algemene kamer en de de personele kamer.

  • 2. De voorbereiding van en advisering over de beslissingen op bezwaren als bedoeld in artikel 1:5 van de wet vindt plaats in de algemene kamer tenzij de personele kamer uitdrukkelijk bevoegd is.

  • 3. De voorbereiding van en advisering over de beslissingen op bezwaren als bedoeld in artikel 1:5 van de wet vindt plaats in de personele kamer, voor zover het bezwaren inzake personele aangelegenheden betreft die zijn ingediend door bij het bestuursorgaan werkzame ambtenaren.

Artikel 4 Samenstelling kamers commissie
  • 1. Zowel de algemene als de personele kamer bestaat uit een voorzitter en tenminste twee leden, die worden benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.

     De leden wijzen gezamenlijk een lid aan, dat als voorzitter optreedt.

     Op dezelfde wijze wordt een voldoende aantal plaatsvervangende leden benoemd, op wie de voor de leden gegeven bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

  • 2. Tot (plaatsvervangend) voorzitter respectievelijk (plaatsvervangend) lid van de commissie zijn niet benoembaar personen, die deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

Artikel 5 Secretaris
  • 1. Het secretariaat van de algemene kamer van de commissie wordt gevoerd door een door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar.

  • 2. Het secretariaat van de personele kamer wordt gevoerd door een door het dagelijks bestuur aangewezen persoon.

  • 3. De secretaris van de personele kamer kan geen deel uitmaken of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

  • 4. Het dagelijks bestuur wijst tevens één of meer plaatsvervangers aan.

Artikel 6 Ontslag leden van de commissie
  • 1. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen te allen tijde ontslag nemen.

     Zij dienen dit ontslag schriftelijk in bij het dagelijks bestuur.

  • 2. De aftredende of ontslagnemende voorzitter en/of leden blijven hun functie waarnemen, totdat in hun opvolging is voorzien.

Artikel 7 Vergoedingen
  • 1. De voorzitter en de leden ontvangen een vergoeding.

  • 2. De hoogte van deze vergoeding wordt door het dagelijks bestuur vastgesteld.

Artikel 8 Onpartijdigheid commissieleden

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de voorbereiding van en de beraadslaging over het advies inzake de beslissing op het bezwaar indien bij hun sprake is van vooringenomenheid of persoonlijk belang bij de beslissing.

Procedure

Artikel 9 Ontvangst bezwaarschrift
  • 1. Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2. Het bestuursorgaan stelt het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken zo spoedig mogelijk in handen van de commissie.

  • 3. Bij het bericht van ontvangst als bedoeld in artikel 6:14 van de wet wordt vermeld dat een commissie over het bezwaarschrift zal adviseren.

Artikel 10 Overdracht bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolge artikel 2:1, tweede lid, 6:6, 6:17, en 7:6 vierde lid van de wet worden voor toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter.

Artikel 11 Inlichtingen en advies
  • 1. De voorzitter van de commissie kan ten behoeve van de voorbereiding van het advies rechtstreeks alle inlichtingen inwinnen of doen inwinnen.

  • 2. De voorzitter kan uit eigen beweging of op verzoek van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en deze zonodig uitnodigen ter zitting te verschijnen. Indien aan het inwinnen van advies kosten zijn verbonden, is daarvoor vooraf machtiging van het dagelijks bestuur vereist.

Artikel 12 Plaats en tijdstip hoorzitting
  • 1. De voorzitter bepaalt plaats en tijdstip van de hoorzitting, waarin de belanghebbenden en het bestuursorgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen.

  • 2. De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de wet.

Artikel 13 Uitnodiging hoorzitting
  • 1. De voorzitter deelt de belanghebbenden en het bestuursorgaan tenminste drie weken voor de hoorzitting schriftelijk mee, dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich tijdens de zitting te doen horen.

  • 2. Indien een belanghebbende of het bestuursorgaan wijziging wenst van het tijdstip van de zitting, dient dit binnen drie dagen na de in het eerste lid bedoelde mededeling, onder opgaaf van redenen aan de voorzitter te worden verzocht.

  • 3. De beslissing van de voorzitter, op een verzoek als bedoeld in het tweede lid, wordt zo spoedig mogelijk, doch tenminste twee weken voor de dag van zitting, schriftelijk aan de belanghebbende en het bestuursorgaan medegedeeld.

  • 4. De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen als bedoeld in het eerste tot en met het derde lid van dit artikel.

  • 5. Een gemachtigde dient ter zitting een schriftelijke en door de indiener ondertekende machtiging te overleggen, tenzij deze is ingeschreven als advocaat of procureur of als de indiener zelf met hem verschijnt.

Artikel 14 Quorum

Voor het houden van een zitting is vereist dat de meerderheid van het aantal leden van de commissie, waaronder de voorzitter van de commissie, aanwezig is.

Artikel 15 Openbaarheid zitting
  • 1. De zitting is openbaar.

  • 2. Indien gewichtige redenen aanwezig zijn die zich verzetten tegen de openbaarheid van de zitting, besluit de commissie dat de zitting achter gesloten deuren plaatsvindt.

Artikel 16 Verslag zitting
  • 1. Het verslag van de zitting, als bedoeld in artikel 7:7 van de wet vermeldt de namen van de aanwezigen, met daarbij een vermelding van hun hoedanigheid.

  • 2. Het verslag houdt een korte vermelding in van hetgeen tijdens de zitting is gezegd en voorgevallen.

  • 3. Het verslag verwijst naar de ter zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

  • 4. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en secretaris.

Artikel 17 Nader onderzoek
  • 1. Indien na afloop van de zitting maar voor het uitbrengen van het advies, een nader onderzoek wenselijk is, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verzoek van de commissie dit onderzoek houden.

  • 2. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift toegezonden aan de leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbenden.

  • 3. De leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na de verzending van de in het tweede lid bedoelde nadere informatie aan de voorzitter een verzoek richten tot het houden van een nieuwe hoorzitting.

  • 4. De commissie beslist omtrent een dergelijk verzoek.

  • 5. Op een nieuwe hoorzitting, als bedoeld in het derde lid, zijn de bepalingen in deze verordening, die betrekking hebben op de hoorzitting zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18 Raadkamer en advies
  • 1. De commissie beraadslaagt en beslist met gesloten deuren over het door haar aan het bestuursorgaan uit te brengen advies.

  • 2. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

    Indien bij een stemming de stemmen staken dan beslist de stem van de voorzitter.

  • 3. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel aan het bestuursorgaan voor de te nemen beslissing op het bezwaar.

  • 4. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 19 Uitbrengen advies
  • 1. Het schriftelijk advies wordt, onder meezending van het verslag als bedoeld in artikel 16, tijdig aan het bestuursorgaan uitgebracht.

  • 2. Indien naar het oordeel van de voorzitter de termijn, zoals bedoeld in het artikel 7:10 eerste lid van de wet, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies door de commissie en het nemen van een beslissing door het bestuursorgaan, verzoekt hij het bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen.

  • 3. Van een besluit tot verdagen ontvangt de commissie een afschrift.

Slotbepalingen

Artikel 20 Citeertitel, inwerkingtreding en overgangsbepaling
  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening behandeling bezwaren waterschap Regge en Dinkel”.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag, volgend op die waarop de bekendmaking heeft plaatsgevonden.

  • Almelo, 1 juli 2004

  • Het algemeen bestuur van het

  • waterschap Regge en Dinkel,

  • de secretaris,                                                                             de voorzitter,

  • mr. J.R. van Dijk                                                                        mr. A.E. Verstand-Bogaert

Toelichting

op de Verordening behandeling bezwaren waterschap Regge en Dinkel.

Algemene toelichting

1. Inleiding

Met de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) per 1 januari 1994 heeft een belangrijke wijziging plaatsgevonden ten aanzien van de behandeling van bezwaarschriften. Regelingen die voorheen in een groot aantal wetten stonden verspreid werden vervangen door een meer uniforme en meer doorzichtige regeling in de Awb.

Ondanks de regeling in de Awb is het hanteren van een verordening behandeling bezwaren toch noodzakelijk. Enerzijds is veel van de regelgeving in de Awb van regelend recht, waarbij het bestuursorgaan over een grote mate van beleidsvrijheid beschikt om de regeling al dan niet (gewijzigd) toe te passen. Anderzijds is veel van de regelgeving van (semi) dwingend recht, waarvan niet of slechts bij uitzondering kan worden afgeweken. Om willekeur in de behandeling van bezwaren te voorkomen is de hantering van een verordening, waarin duidelijke richtlijnen zijn opgenomen voor de behandeling van bezwaren, onontbeerlijk.

2. Adviescommissie

De wettelijke grondslag voor het instellen van een adviescommissie voor de beslissing op bezwaren is vervat in artikel 7:13 Awb. Dit artikel bepaalt dat de commissie dient te bestaan uit een voorzitter en ten minste twee leden. De voorzitter dient hierbij geen deel uit te maken van en niet werkzaam te zijn onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

De bepalingen over de verdere samenstelling van de commissie kunnen door het bestuursorgaan worden aangevuld.

In deze verordening is besloten een tweetal kamers van de commissie in te stellen; een personele kamer      voorpersoneelsaangelegenheden en een algemene kamer voor de zogenaamde reguliere bezwaren.

In verband met de gewenste onafhankelijkheid dienen de leden van de beide kamers eveneens geen deel uit te maken van en niet werkzaam te zijn onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

3. Behandeling van bezwaren

Om een goed en volledig beeld te kunnen krijgen van de te volgen procedure bij de behandeling van bezwaarschriften is het noodzakelijk om de bepalingen uit de Awb en de verordening naast elkaar te plaatsen. In de artikelsgewijze toelichting wordt dan ook zoveel mogelijk verwezen naar de betreffende bepalingen van de Awb die in de bezwaarschriftenprocedure van belang zijn.

Op grond van artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift 6 weken. Het bestuursorgaan beslist vervolgens, op grond van artikel 7:10 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht binnen 10 weken na ontvangst van het bezwaarschrift.

Bij de behandeling van bezwaarschriften is het bestuursorgaan verplicht belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord (artikel 7:2 Awb). Voor een aantal besluiten wordt echter een uitzondering gemaakt op de hoorplicht. De verordening regelt het horen niet uitputtend omdat de Awb zelf al een aantal bepalingen voor het horen geeft (zie bijvoorbeeld de artikelen 7:2,

7:9 en 7:13 Awb).

Die bepalingen zijn deels dwingend van aard, waarvan niet kan worden afgeweken. Deels betreft het ook bepalingen die als hoofdregel gelden maar waarvan in bijzondere gevallen door lagere regelgevers kan worden afgeweken.

4. Afronding van de procedure

De verordening spitst zich met name toe op de behandeling van bezwaarschriften en eindigt er in feite mee dat door de commissie schriftelijk advies aan het beslissende bestuursorgaan wordt uitgebracht. Is een bezwaarschrift niet-ontvankelijk dan wordt aan de vraag over de gegrondheid van de bezwaren niet toegekomen. In artikel 7:11 van de Awb is bepaald dat indien het bezwaar ontvankelijk is op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit dient plaats te vinden. Voorzover de heroverweging daartoe aanleiding geeft herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voorzover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit. Dit nieuwe besluit treedt daarmee in de plaats van het oorspronkelijke (bestreden) besluit.

In artikel 7:12 Awb is voorgeschreven dat de beslissing op het bezwaarschrift dient te berusten op een deugdelijke motivering die bij de bekendmaking wordt vermeld. Daarbij is het van belang dat indien het bestuursorgaan afwijkt van het advies van de commissie in de beslissing de reden van die afwijking wordt vermeld en het advies met de beslissing aan belanghebbende wordt meegezonden.

Tenslotte wordt verwezen naar artikel 6:23 Awb, waarin wordt voorgeschreven dat indien beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar, daarvan bij de bekendmaking van de beslissing melding wordt gemaakt. Daarbij moet worden aangegeven door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld. De algemene regeling is dat tegen de beslissing op het bezwaarschrift beroep kan worden ingesteld bij de sector bestuursrecht van de rechtbank, in dit geval de rechtbank Almelo.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

De verwijzing naar de Algemene wet bestuursrecht onder a. is zo uitgebreid geformuleerd om een zo eenduidig mogelijk vertrekpunt te hebben, namelijk de tekst zoals deze in het Staatsblad 1992, 315 was opgenomen. In dit verband wordt ook verwezen naar aanwijzing 92 van de op 1 januari 1993 in werking getreden aanwijzingen voor de regelgeving waarin wordt bepaald dat "indien een regeling verwijst naar normen die zijn vervat in een andere Nederlandse publiekrechtelijke regeling, die verwijzing mede nadien in werking getreden verwijzingen van die regeling omvat, tenzij uitdrukkelijk anders is vermeld". De Awb geeft in artikel 1:1 tot en met 1:5 een aantal begripsomschrijvingen die binnen het gehele bestuursrecht van toepassing zijn.

Het begrip "bestuursorgaan", dat in artikel 1:1, eerste lid Awb wordt omschreven, wordt in artikel 1, onder b van de verordening nader geconcretiseerd, in die zin dat de bestuursorganen van het waterschap met name worden genoemd. Door op deze manier het begrip bestuursorgaan in te vullen, kan de verordening altijd van toepassing worden geacht wanneer er sprake is van een besluit welke genomen is door een bestuursorgaan van het waterschap in de zin van artikel 1, sub b en tegen welk besluit bezwaar kan worden gemaakt.

Artikel 2. Commissie

De formeel wetttelijke grondslag voor het instellen van een commissie voor de voorbereiding van beslissingen op bezwaren is opgenomen in artikel 7:13 Awb.

Het derde lid bepaalt dat de commissie niet bevoegd is te adviseren ten aanzien van de behandeling van bezwaarschriften tegen belastingbesluiten op grond van de desbetreffende verordening(en). Deze verordening(en) vloeien voort uit de Waterschapswet (artikel 110). Artikel 115, tweede lid Waterschapswet stelt leges gelijk met waterschapsbelastingen voor de toepassing van hoofdstuk XVIII inzake de formele bepalingen betreffende heffing en de invordering.

Hoewel het maken van bezwaar tegen belastingbesluiten mogelijk is, adviseert de commissie niet op dit ingediende bezwaar. Het uitsluiten van de commissie ten aanzien van ingediende bezwaren tegen de hierboven genoemde belastingbesluiten sluit aan bij de huidige praktijk. Hiervoor kunnen verschillende redenen worden aangevoerd.

Ten eerste heeft een belastingbesluit (bijvoorbeeld een belastingaanslag) vaak een gebonden karakter. Het besluit wordt ambtshalve gegeven op grond van een belastingverordening waarbij weinig ruimte is voor een belangenafweging. Dit heeft ook gevolgen voor de inhoud van het advies die de commissie zou kunnen geven. Advisering door de commissie heeft in dit geval geen meerwaarde.

Ten tweede kent zowel de Invorderingswet als de Algemene wet inzake rijksbelasting een eigen systematiek ten aanzien van besluitvorming en de rechtsbescherming. Met name wat betreft de hoorplicht en de beslistermijn op het bezwaarschrift kennen de Invorderingswet en de Algemene wet inzake de rijksbelasting afwijkende bepalingen ten opzichte van de Awb.

Ten derde moet worden verwacht dat in verband met de massaliteit van de belastingbesluiten het aantal bezwaarschriften waarover de commissie zou moeten adviseren onevenredig veel werkzaamheden met zich meebrengt.

Artikel 3. Kamers van de commissie

Er is gekozen voor het instellen van een commissie bestaande uit twee kamers. Zowel de algemene kamer als de personele kamer bestaan in zijn geheel uit externe leden.

Artikel 4. Samenstelling kamers commissie

Voor het geval dat voor instelling van een adviescommissie wordt gekozen bevat artikel 7:13 Awb enkel dwingende bepalingen over de samenstelling van die commissie (minimum bezetting en onafhankelijke voorzitter). De Awb schrijft slechts voor de voorzitter voor dat deze geen deel mag uitmaken of niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. Deze onafhankelijke positie wordt in deze verordening ook voor de leden van de commissie gewaarborgd.

Artikel 5. Secretaris

De secretaris is aangewezen om de adviescommissie ambtelijk te ondersteunen gedurende de behandeling van het bezwaarschrift.

Voor wat betreft de algemene kamer zal de secretaris een door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar zijn. Voor wat betreft de personele kamer moet een externe secretaris worden aangewezen. Een personele kamer die in zijn geheel uit externe leden bestaat inclusief een externe secretaris, kan de ambtenaar het vertrouwen geven dat de organisatie zonder vooringenomenheid naar de bezwaren kijkt.

Artikel 6. Onpartijdigheid commissieleden

Een dergelijke bepaling is ook voor het bestuursorgaan en de daarvoor werkzame personen neergelegd in artikel 2:4 Awb. In dit artikel van de verordening wordt echter onpartijdigheid van de leden van de adviescommissie voorgeschreven. Het is aan de leden van de adviescommissie zelf om dit per te behandelen bezwaarschrift te beoordelen.

Artikel 9. Ontvangst bezwaarschrift

In artikel 6:14 Awb is vermeld dat de ontvangst van een bezwaarschrift wordt bevestigd (per post of door overhandiging van een ontvangstbevestiging). Het is verstandig om in de ontvangstbevestiging te vermelden dat de indiener in de gelegenheid zal worden gesteld te worden gehoord. Op grond van artikel 7:13, tweede lid Awb dient tevens in de ontvangstbevestiging te worden vermeld dat de commissie over het bezwaar zal adviseren. De indiener wordt op deze wijze in een vroeg stadium op de hoogte gebracht van de te volgen procedure.

Het verdient aanbeveling om, naast aantekening van de datum van ontvangst op het bezwaarschrift, de envelop waarin het is verzonden te bewaren; dit gezien het belang van de datum van de poststempel en ter voorkoming van onnodige geschillen omtrent ontvankelijkheid.

Op het moment dat het bezwaarschrift in handen is gesteld van de commissie kan met de behandeling worden begonnen. In verband met de beslistermijnen die de Awb stelt verdient het de voorkeur om ook daadwerkelijk uitvoering te geven aan het gestelde in het tweede lid ("zo spoedig mogelijk").

Artikel 10. Overdracht bevoegdheden

Artikel 9 van de verordening regelt de overdracht van de volgende bevoegdheden.

• Artikel 2:1, tweede lid Awb.

De voorzitter kan een machtiging verlangen van een gemachtigde.

Tevens kan de voorzitter een schriftelijke machtiging verlangen van degene die het bestuursorgaan vertegenwoordigt.

• Artikel 6:6 Awb.

De voorzitter kan een termijn stellen waarbinnen het verzuim, in de zin van het niet voldoen aan de vereisten voor indiening van het bezwaarschrift (artikel 6:5 Awb), kan worden hersteld. Dit dient een redelijke termijn te zijn. In de meeste gevallen zal een termijn van twee weken na het einde van de bezwarentermijn voldoende zijn.

• Artikel 6:17 Awb.

Het verdient aanbeveling de op de zaak betrekking hebbende stukken niet alleen aan de gemachtigde maar ook aan de indiener van het bezwaar toe te zenden.

• Artikel 7:6, vierde lid Awb.

Het is aan de voorzitter om af te wegen of er inderdaad sprake is van gewichtige redenen die rechtvaardigen dat belanghebbenden, wanneer zij afzonderlijk zijn gehoord, niet op de hoogte worden gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten hun aanwezigheid.

Artikel 11. Inlichtingen en advies

De voorzitter draagt zorg voor een voldoende voorbereiding van de advisering over de beslissing op het bezwaar. Hij krijgt de bevoegdheid om alle gewenste inlichtingen zowel in- als extern in te winnen, die nodig zijn voor de beoordeling van het bezwaar. Zo moet het mogelijk zijn om met de indiener in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.

Indien advies wordt ingewonnen bij externe deskundigen dan kan dit kosten met zich meebrengen.

Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de begroting, zodat het aan dit bestuursorgaan is om te beoordelen of de betrokken uitgaven kunnen worden gedaan.

Artikel 12. Plaats en tijdstip hoorzitting

Zie de toelichting op artikel 13.

Artikel 13. Uitnodiging hoorzitting

Eerste lid.

Voor het geval belanghebbende zich laat vertegenwoordigen bepaalt artikel 6:17 dat het bestuursorgaan de uitnodiging voor de hoorzitting ook aan gemachtigde zendt. Het is van belang, mede in verband met een zorgvuldige afweging van de bij het besluit betrokken belangen, dat ook het bestuursorgaan ter zitting is vertegenwoordigd. De termijn van drie weken die ligt tussen de

oproeping en de zitting zelf is zodanig dat belanghebbenden en het bestuursorgaan zich behoorlijk op de zitting kunnen voorbereiden.

Tweede lid.

In deze bepaling is voorzien in de mogelijkheid om uitstel van de zitting te verzoeken. Een verzoek behoeft niet altijd te worden gehonoreerd. In verband met de beslistermijnen verdient het aanbeveling om een zodanig verzoek slechts eenmaal en voor een beperkte tijd in te willigen.

Derde lid.

Op grond van deze bepaling worden betrokkenen tijdig op de hoogte gesteld van de beslissing op het verzoek om uitstel.

Vierde lid.

Er kunnen zich omstandigheden voordoen die tot gevolg hebben dat de termijnen als bedoeld in het eerste lid en het derde lid van dit artikel niet gehandhaafd kunnen worden. Het bepaalde in dit lid betreft een zogenaamde hardheidsclausule zodat overschrijdingen van deze termijn niet fataal hoeft te zijn en belanghebbenden niet in hun belangen worden geschaad.

Artikel 14. Quorum

Voor het houden van een zitting is vereist dat de meerderheid van de commissie, waaronder in ieder geval de voorzitter dan wel zijn plaatsvervanger, aanwezig is.

Eén van de aanwezige leden dient de voorzitter of zijn plaatsvervanger te zijn.

Artikel 7:13, derde lid Awb geeft de bevoegdheid aan de commissie het horen op te dragen aan de voorzitter dan wel aan een onafhankelijk lid van de commissie. Hoewel het horen aan een persoon kan worden opgedragen verdient het aanbeveling om toch een quorum te hanteren. De aanwezigheid van een meerderheid van het aantal leden van de commissie zal naar de burger vertrouwen wekken in tegenstelling tot het gehoord worden door één persoon. Bij de ontvangstbevestiging dient immers te worden vermeld dat op grond van artikel 7:13, tweede lid Awb een adviescommissie over het bezwaar zal adviseren.

Artikel 15. Openbaarheid zitting

Ingevolge artikel 7:5, tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. De Awb schrijft niet voor dat de hoorzitting bij een bezwaarschriftenprocedure openbaar moet zijn. In artikel 7:13, vierde lid Awb wordt de bevoegdheid om te beslissen over het al dan niet horen in het openbaar aan de adviescommissie toegekend. In de onderhavige verordeningsbepaling is vastgelegd dat de zitting, het horen, in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk bijvoorbeeld in het geval dat bijzondere persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard dan wel andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen. Belanghebbenden of vertegenwoordigers van het bestuursorgaan kunnen een verzoek indienen, de zitting met gesloten deuren voort te zetten. Aan dit verzoek wordt eerst gevolg gegeven nadat met gesloten deuren is beslist of aan het verzoek kan worden voldaan.

De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 18 van de verordening met gesloten deuren plaatsvindt.

Artikel 16. Verslag zitting

Artikel 7:7 Awb eist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zover te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.

Artikel 17. Nader onderzoek

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het bestuursorgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid dat belanghebbenden, bestuursorgaan of andere commissieleden aan de voorzitter een verzoek kunnen doen om een nieuwe zitting te houden. Vervolgens is het aan de commissie om dit verzoek in te willigen. Artikel 7:9 bepaalt dat indien het feiten of omstandigheden betreft die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt

meegedeeld en zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord.

Artikel 18. Raadkamer en advies

In tegenstelling tot de hoorzitting, die in beginsel openbaar is, vindt de hier bedoelde beraadslaging altijd plaats met gesloten deuren.

In het tweede lid is bepaald dat de stem van de voorzitter beslissend is bij het staken van de stemmen. Dit kan zich namelijk voordoen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is (de voorzitter en een lid) en de stemmen staken. Ook is het mogelijk dat bij een voltallige commissie één van de leden zich van stemming onthoudt.

Artikel 19. Uitbrengen advies

Volgens artikel 7:13, zesde lid Awb maakt in de bezwaarschriftenprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht. De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 Awb tien weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging.

Het derde lid houdt in dat er van de voorzitter wordt verwacht dat, ingeval hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen.

Slotbepalingen

Artikel 20. Citeertitel, inwerkingtreding en overgangsbepaling

In de artikelen 73 tot en met 76 Waterschapswet is de bekendmaking en inwerkingtreding geregeld van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden.

De bepalingen over bekendmaking en mededeling van besluiten zoals opgenomen in afdeling 3:6 Awb zijn op algemeen verbindende voorschriften niet van toepassing  Ingevolge artikel 74 Waterschapswet treden bekendgemaakte besluiten in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking, tenzij in deze besluiten daarvoor een ander tijdstip is aangewezen. In het tweede lid van het onderhavige artikel wordt een ander tijdstip van inwerkingtreding gebruikt.