Overheidsorganisatie | Waterschap Regge en Dinkel |
---|---|
Officiële naam regeling | Keur waterschap Regge en Dinkel 2009 |
Citeertitel | Keur waterschap Regge en Dinkel 2009 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | milieu – water |
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit:
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-12-2009 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 16-12-2009 TCTubantia, 19 december 2009 De Stentor, editie Zwolle, 19 december 2009 De Gelderlander, editie Doetinchem, 19 december 2009 | 09.12932 |
In deze Keur en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan
onder:
a. bergingsgebied: een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op de legger is opgenomen;
b. beschermingszone: aan een waterstaatswerk grenzende zone, die als zodanig in de legger is opgenomen, waarin ter bescherming van dat waterstaatswerk
voorschriften krachtens deze Keur van toepassing zijn;
c. bestuur: het dagelijks bestuur van waterschap Regge en Dinkel;
d. buitenbeschermingszone: buiten de beschermingszones gelegen gronden aan weerszijden van de beschermingszones, die als zodanig in de legger zijn
aangegeven, waarin ter bescherming van dat waterstaatswerk voorschriften krachtens deze Keur van toepassing zijn;
e. coupure: een doorsnijding van een waterkering, die bij hoog water afgedicht kan worden;
f. grondwater: water dat vrij onder het aardoppervlak voorkomt met de daarin aanwezige stoffen, voor zover het waterschap door of krachtens de Wet met het beheer over dat grondwater is belast;
g. grondsanering: activiteit van het beperken en zoveel mogelijk ongedaan maken van verontreinigingen en direct gevolgen daarvan, of van dreigende verontreiniging van de grond;
h. grondwatersanering: activiteit voor het beperken en zoveel mogelijk ongedaan maken van verontreinigingen en directe gevolgen daarvan of van dreigende verontreinigingen van het grondwater;
i. infiltreren van water: water in de bodem brengen ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater;
j. kernzone: de centrale gedeelten van de waterstaatswerken, die als zodanig in de legger zijn aangegeven;
k. legger: als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet of in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet;
l. meanderzone: aan een waterstaatswerk grenzende zone, die als zodanig op de legger is opgenomen, waarbinnen oppervlaktewaterlichamen, die op de legger staan, door natuurlijke verplaatsing en/of beekherstel hun bedding kunnen verleggen;
m. noodvoorziening; al dan niet reeds bestaande inrichting die onverwijld moet worden ingezet ter bestrijding van calamiteiten;
n. onttrekken: onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam of van grondwater door middel van een ontrekkingsinrichting;
o. oppervlaktewaterlichaam: samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende bodem, oevers en voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens de Wet, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna;
p. pompcapaciteit: het door de fabrikant opgegeven maximum wateropbrengend vermogen van de pomp in m3 per uur;
q. profiel van vrije ruimte: de ruimte ter weerszijden van en boven een primaire of regionale waterkering die naar het oordeel van de beheerder nodig is voor toekomstige verbeteringen aan de waterkering;
r. waterkering: kunstmatige hoogte, (gedeelten van) natuurlijke hoogten of hoge gronden met ondersteunende kunstwerken die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben;
s. watersysteem: samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken;
t. waterstaatswerk: oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk, dat als zodanig in de legger is aangegeven, tenzij dat werk is vrijgesteld van de opneming in de legger als bedoeld in artikel 5.1 van de
Wet, dan wel dat als zodanig op de in artikel 5.2 bedoelde kaart is aangegeven;
u. watervergunning: vergunning als bedoeld in de Wet;
v. werken: alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies met toebehoren;
w. Wet: Waterwet.
1. De verplichtingen ingevolge deze Keur rusten op de eigenaar van gronden.
2. Wanneer die gronden met een beperkt recht zijn bezwaard, dan wel krachtens
persoonlijk recht in gebruik zijn gegeven, berusten de verplichtingen ingevolge deze
Keur ook op de beperkt gerechtigden en in geval er sprake is van een persoonlijk
gebruiksrecht op de gebruikers.
3. Voor de nakoming van de in deze Keur aan de eigenaar opgelegde verplichtingen is
ieder van de in het tweede lid genoemde gerechtigden alsmede de eigenaar hoofdelijk
aansprakelijk.
1. De eigenaren van gronden, die gebruikt worden voor het houden van dieren, welke
gronden zijn gelegen aan waterstaatswerken, moeten langs hun gronden een
voldoende kerende afrastering aanbrengen.
2. Het bestuur kan algemene regels stellen omtrent afrastering en wijze van plaatsing.
De eigenaren van in waterkeringen voorkomende coupures kunnen door het bestuur
verplicht worden deze terstond te sluiten.
Onderhoudsplichtig zijn diegenen, die in de legger tot het verrichten van gewoon en of
buitengewoon onderhoud aan waterstaatswerken zijn aangewezen.
De onderhoudsplichtigen van waterkeringen dragen zorg voor een goede toestand van de
waterkeringen door het bestrijden van schadelijk wild, het herstellen van geringe
beschadigingen en het in stand houden van begroeiingen en materialen, dienstig aan de
waterkering.
De onderhoudsplichtigen van waterkeringen zijn verplicht tot instandhouding daarvan,
overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en
constructie.
De onderhoudsplichtigen van ondersteunende kunstwerken en/of werken die in, op, aan
of boven waterkeringen of de beschermingszone zijn aangebracht en (mede) een
waterkerende functie hebben, zijn verplicht deze waterkerend te houden.
De onderhoudsplichtigen van oppervlaktewaterlichamen zijn verplicht tot:
a. het in stand houden van die oppervlaktewaterlichamen;
b. het onderhouden van begroeiingen, dienstig aan de waterhuishoudkundige functies
die aan die oppervlaktewaterlichamen zijn toegekend; en
c. het daaruit verwijderen van begroeiingen en afval.
De onderhoudsplichtigen van oppervlaktewaterlichamen zijn verplicht tot instandhouding
daarvan overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en
constructie.
Het is verboden zonder vergunning van het bestuur in, op, boven, over of onder de
kernzone:
a. werkzaamheden te verrichten;
b. werken of beplantingen te plaatsen of te behouden, dan wel aanwezige
beplantingen te beschadigen of te verwijderen;
c. vaste stoffen, voorwerpen of dieren te brengen of te hebben op andere dan
daarvoor bestemde plaatsen;
d. activiteiten te houden op andere dan daarvoor aangewezen plaatsen;
e. zich anders dan als rechthebbende te bevinden;
f. te bemesten, tenzij anders door het bestuur is bepaald.
Het is verboden zonder vergunning van het bestuur in, op, boven, over of onder de
beschermingszone:
a. werken of beplantingen te plaatsen of te behouden, dan wel aanwezige
beplantingen te beschadigen of te verwijderen;
b. vaste stoffen, voorwerpen of dieren te brengen of te hebben op andere dan
daarvoor bestemde plaatsen;
c. zich anders dan als rechthebbende te bevinden;
d. buiten openbare wegen met rij- of voertuigen, dan wel met een lastdier te rijden
of vee te drijven;
e. graafwerkzaamheden te verrichten, anders dan normaal spit- en ploegwerk.
Artikel 3.3 Watervergunning buitenbeschermingszone
Het is verboden zonder vergunning van het bestuur in, op, boven, over of onder de
buitenbeschermingszone:
a. afgravingen en seismische onderzoeken te verrichten;
b. werken met een overdruk van 10 bar te plaatsen en te hebben;
c. explosiegevaarlijk materiaal of explosiegevaarlijke inrichtingen te hebben.
Het is verboden zonder vergunning van het bestuur in, op, boven, over of onder de
meanderzone:
a. werken te plaatsen of te wijzigen;
b. graafwerkzaamheden te verrichten, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
Het is verboden zonder vergunning van het bestuur in, op, boven, over of onder het
profiel van vrije ruimte werken te plaatsen of te behouden.
Het is verboden zonder vergunning van het bestuur in, op, boven, over of onder
bergingsgebieden:
a. gronden op te hogen;
b. werken of objecten aan te brengen of werkzaamheden uit te voeren die tot doel of
als uitwerking hebben deze bergingsgebieden geheel of gedeeltelijk van de
overstroming te vrijwaren, dan wel het bergend vermogen te doen afnemen, met
uitzondering van die gedeelten die in het bestemmingsplan zijn aangeduid als
bebouwingsvlak.
1. In geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van
de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel
indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, kan het bestuur zonodig in afwijking
van verleende vergunningen, verbieden:
a. water te lozen op en/of te ontrekken aan oppervlaktewaterlichamen;
b. grondwater te onttrekken of water te infiltreren.
2. Zodra het bestuur handhaving van het verbod krachtens het eerste lid niet langer
noodzakelijk acht, maakt het onverwijld de intrekking van het verbod bekend.
Het is verboden, ook ondanks verleende vergunningen, water te ontrekken aan
oppervlaktewaterlichamen, indien de eerste benedenstrooms gelegen stuw of onderleider
niet meer overstort, tenzij het betreft het onttrekken van water, uitsluitend bestemd voor
het drenken van huisdieren door middel van een weidepomp.
Het is verboden zonder vergunning van het bestuur water te lozen in dan wel te
onttrekken aan een oppervlaktewaterlichaam, indien de hoeveelheid te lozen dan wel te
onttrekken water meer kan bedragen dan 60 m³ per uur.
1. Het is verboden zonder vergunning van het bestuur:
a. grondwater te onttrekken;
b. water in de bodem te infiltreren.
2. Geen vergunning krachtens het eerste lid, onderdeel a is vereist:
a. onttrekkingen uitsluitend voor het droog houden van een bouwput ten behoeve van
bouwkundige of civieltechnische werken en inrichtingen die bij wijze van proef of ten
behoeve van een grondsanering, waarbij:
- de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 50.000 m3 per
aaneengesloten periode van 30 dagen met een maximum van 200.000 m3 per
aaneengesloten periode van zes maanden en
- de onttrekking niet langer duurt dan een aaneengesloten periode van zes maanden;
b. onttrekkingen uitsluitend voor grondwatersanering, waarbij de te onttrekken
hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 50.000 m3 per aaneengesloten
periode van 30 dagen met een maximum van 200.000 m3 per aaneengesloten periode
van 12 maanden;
c. onttrekkingen uitsluitend of nagenoeg uitsluitend voor beregenings- of
bevloeiingsdoeleinden, waarbij de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer
bedraagt dan 60 m3 per uur met een maximum van 25.000 m3 per aaneengesloten
periode van 3 maanden;
d. onttrekkingen ten behoeve van noodvoorzieningen;
e. onttrekkingen voor overige doeleinden, indien de bruto pompcapaciteit niet meer
bedraagt dan 10 m3 per uur.
Degene die water onttrekt aan een oppervlaktewaterlichaam, doet daarvan melding aan
het bestuur, indien de hoeveelheid te verplaatsen water meer kan bedragen dan 5 m³
per etmaal.
1. De verplichtingen ingevolge artikel 6.11, eerste, tweede en vierde lid van het
Waterbesluit gelden niet voor:
a. onttrekkingen uitsluitend of nagenoeg uitsluitend voor beregenings- of
bevloeiiingsdoeleinden, waarbij de pompcapaciteit niet meer bedraagt dan 10 m3 per
uur;
b. onttrekkingen als bedoeld in artikel 3.10 tweede lid, onderdeel e.
2. De verplichtingen ingevolge artikel 6.11, tweede en vierde lid van het Waterbesluit
gelden niet voor:
a. onttrekkingen van maximaal 10 m3 grondwater per uur (oud artikel 3.14, tweede
lid, aanhef);
b. onttrekkingen van maximaal 50.000 m3 grondwater per jaar ten behoeve van
beregening of bevloeiing dan wel ten behoeve van een noodvoorziening (oud artikel
3.14, derde lid).
1. De melding bedoeld in artikelen 3.11gaat vergezeld van:
a. een situatietekening, waarop de plaats van het handelen is aangegeven;
b. een beschrijving van de wijze van lozen of onttrekken;
c. een opgave van de aard en herkomst van het water;
d. het maximum debiet in m3 per uur;
e. het gemiddeld debiet in m3 per uur;
f. de aanvang en duur van handelen;
g. dagtekening;
h. naam, adres en woonplaats meldplichtige.
2. De melding, bedoeld in artikel 6.11, eerste lid Waterbesluit vindt plaats door
toezending aan het bestuur van een volledig ingevuld meldingsformulier, zoals dat is
vastgesteld door het bestuur.
3. Het bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze van melden en met
betrekking tot het verstrekken van gegevens over het onttrekken van water uit
oppervlaktewater.
4. Indien wijziging optreedt in de in de vorige leden bedoelde gegevens, doet de
meldplichtige daarvan onverwijld melding aan het bestuur.
1. Het bestuur kan met oog op het te voeren beheer de meldplichtige krachtens artikel
3.11, tweede lid de verplichting opleggen de waterhoeveelheden te meten, gegevens
daarover te registreren en daarvan opgave te doen.
2. Het bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze van meten,
registreren en het doen van opgave.
Het is verboden zonder vergunning van het bestuur detailontwatering of drainage aan te
leggen in gebieden aangegeven op de kaart als bijgevoegd in bijlage I bij deze Keur.
1. Het bestuur kan voor het verrichten van handelingen als bedoeld in de artikelen 3.1 tot
en met 3.6 en 3.9 en 3.10 algemene regels geven, welke mede kunnen inhouden een
vrijstelling van de vergunningplicht, dan wel een algeheel verbod voor het verrichten
van die handelingen.
2. Bij regeling krachtens het eerste lid, kan de verplichting worden opgelegd handelingen
te melden, metingen uit te voeren, gegevens te registreren en daarvan opgave te doen
aan het bestuur.
Geen vergunning krachtens artikel 3.1 tot en met 3.6 en 3.9 en 3.10 is vereist voor
handelingen die plaats hebben door of in opdracht van het bestuur ten behoeve van de
aan het waterschap op grond van artikel 2 Waterschapswet opgedragen taken.
Artikel 3.18 Zorgplicht
1. Ieder die handelingen verricht of nalaat en die weet of redelijkerwijs had kunnen
vermoeden dat door die handelingen of het nalaten daarvan inbreuk kan worden
gemaakt op door het waterschap in het kader van zijn beheer uitgevoerde maatregelen
in het watersysteem, is verplicht alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem
verwacht mogen worden, ten einde die inbreuk te voorkomen, dan wel indien daarvan
reeds sprake is, al het mogelijke te doen om de gevolgen daarvan zoveel mogelijk
ongedaan te maken. Indien de inbreuk het gevolg is van een ongewoon voorval,
worden de maatregelen onverwijld genomen.
2. Degene die handelingen verricht als bedoeld in het eerste lid en daarbij kennis neemt
van een inbreuk die door die handelingen wordt veroorzaakt, meldt die inbreuk en de
maatregelen die hij voornemens is te treffen of reeds heeft getroffen, zo spoedig
mogelijk aan het bestuur.
3. Het bestuur kan aanwijzingen geven over die maatregelen.
1. Door of namens het bestuur wordt schouw gevoerd over de waterstaatswerken volgens
een door dat bestuur vastgesteld schema.
2. Het bestuur kan indien het zulks nodig acht besluiten een extra schouw te voeren.
3. Het bestuur stelt de datum van de schouw vast en maakt die tenminste twee weken
tevoren bekend door kennisgeving ervan in een dag-, nieuws- of huis aan huisblad, dan
wel op andere geschikte wijze.
4. De in het derde lid voorgeschreven bekendmaking kan in spoedeisende gevallen voor
de aanvang van een extra schouw worden vervangen door een persoonlijke
mededeling. Daarbij kan met een kortere termijn dan genoemd in het derde lid worden
volstaan.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in of krachtens deze Keur zijn belast de
daartoe door het bestuur aangewezen ambtenaren of andere personen.
1. Overtreding van de bepalingen van deze Keur en de daarop gebaseerde regelgeving of
overtreding van beperkingen of voorschriften, verbonden aan vergunningen, wordt
gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete tot ten hoogste
het bedrag van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 Wetboek van strafrecht,
al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
2. Indien ten tijde van het plegen van de in het eerste lid genoemde overtreding nog geen
jaar is verlopen sinds een vroegere veroordeling van de overtreder wegens gelijke
overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis tot het dubbele van het gestelde
maximum worden opgelegd.
1. Een vergunning of ontheffing verleend vóór inwerkingtreding van deze Keur voor een
ingevolge deze Keur vergunningplichtig werk of handelen, wordt geacht ingevolge
deze Keur te zijn verleend.
2. Voor al hetgeen vóór de inwerkingtreding van deze Keur rechtmatig tot stand is
gebracht, wordt geacht vergunning ingevolge deze Keur te zijn verleend.
1. Voor waterstaatswerken waarvoor krachtens artikel 5.1 van de Wet vaststelling van
een legger is voorgeschreven, maar waarvoor vaststelling nog niet heeft plaatsgehad,
wordt als legger aangemerkt de bij deze Keur behorende kaart, waarop de ligging en
indien mogelijk vorm, afmetingen en constructie van de betrokken waterstaatswerken
zijn aangegeven.
2. Op de waterstaatswerken als bedoeld in het eerste lid zijn de verbodsbepalingen van
deze Keur van toepassing en geldt standaard een beschermingszone van 5 meter
vanaf de insteek bij waterlopen en 5 meter vanuit de teen bij waterkeringen.
1. Voor waterstaatswerken, waarvoor bij of krachtens artikel 78, tweede lid,
Waterschapswet, bij provinciale verordening of bij waterschapsreglement het
vaststellen van een legger is voorgeschreven, maar waarvoor vaststelling nog niet
heeft plaatsgehad, is de onderhoudsplicht als volgt geregeld:
Voor waterkeringen en waterkerende kunstwerken berust het gewoon onderhoud bij
de eigenaren van de (gedeelten van) waterkeringen en het buitengewoon onderhoud
bij het waterschap; voor oppervlaktewaterlichamen berust het gewoon en
buitengewoon onderhoud bij de aangrenzende eigenaren.
2. De onderhoudsplichtigen van waterstaatswerken zijn, in het geval bedoeld in het
eerste lid, verplicht tot instandhouding van het waterstaatswerk overeenkomstig hun
functie.
Deze Keur treedt in werking tegelijkertijd met de Wet. Op die datum vervalt de tot dan toe
geldende Keur waterschap Regge en Dinkel 1997.
Deze Keur wordt aangehaald als: Keur waterschap Regge en Dinkel 2009.
Almelo, 16 december 2009
Het algemeen bestuur
van het waterschap Regge en Dinkel,
de secretaris, de voorzitter,
ing. W.A. Joosten dr. S.M.M. Kuks
Afrasteringen mogen niet hoger zijn dan 1 meter en moeten worden geplaatst op:
a. tenminste 0.50 meter uit de teen van de waterkering;
b. de grens van het onderhoudspad, aan de landzijde, indien dit pad uitsluitend bij het waterschap voor onderhoud in gebruik is;
c. tenminste 0.50 meter uit de insteek van de waterloop indien er geen sprake is van een onderhoudspad;
d. de grens met de natuurvriendelijke oever en/of oeverbeplanting.
a. De draden van een afrastering op of langs waterkeringen, langs oppervlaktewaterlichamen en onderhoudspaden en de draden van een afrastering dwars op onderhoudspaden of onderhoudsstroken, moeten makkelijk met de hand verwijderd kunnen worden op het moment dat dit nodig is voor het beheer en onderhoud van het waterstaatswerk door het waterschap.
b. De draden, genoemd in het eerste lid, moeten zijn voorzien van geïsoleerde handgrepen.
a. De verplichting om een afrastering te plaatsen zoals opgenomen in het eerste lid van artikel 2.1 van de Keur waterschap Regge en Dinkel 2009 vervalt als onderhoud plaatsvindt door middel van begrazing om natuurontwikkeling mogelijk te maken.
b. Voor het niet plaatsen van een afrastering moet toestemming worden verleend door het bestuur.
Doel van de algemene regel
Het doel van de algemene regel is:
a. het beschermen van waterstaatswerken en onderhoudspaden door de aanwezigheid van afrasteringen voor te schrijven langs de hieraan grenzende percelen indien op deze percelen dieren worden gehouden.
b. dat de afrasteringen om dieren te weren niet zodanig worden gesitueerd en geconstrueerd dat ze een obstakel zijn voor een effectief en efficiënt onderhoud van deze werken.
Motivering van de algemene regel
Het plaatsen en hebben van een afrastering is een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk, dat door de Keur verplicht is gesteld. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Begripsbepalingen en toelichting
In de Keur worden onder werken verstaan: alle door menselijk toedoen ontstane of nog te maken constructies met toebehoren. Hieronder dient onder andere te worden begrepen het plaatsen, hebben en onderhouden van afrasteringen. Met afrasteringen worden hekwerken, paal-draad constructies en dergelijke bedoeld.
Artikel gewijze toelichting
Artikel 1
De in artikel 1 genoemde grens met het onderhoudspad, natuurvriendelijke oevers en/of oeverbeplanting betreft de eigendoms- of gebruiksgrens. In geval de grens nader bepaald moet worden, moet het waterschap hierover worden geraadpleegd.
Artikel 3
Artikel 3 geeft aan dat niet altijd een afrastering verplicht is. Wanneer onderhoud wordt uitgevoerd door middel van begrazing om natuurontwikkeling te bevorderen, hoeft geen afrastering worden geplaatst. Hiervoor is echter wel toestemming van het bestuur van het waterschap nodig. Van natuurontwikkeling is sprake wanneer in een bepaald terrein een complex van maatregelen wordt getroffen om de natuurwaarden daar te (laten) vergroten. Hierbij kan gedacht worden aan het aanleggen van flauwe oevers.
Kader
Gebodsbepalingen
Artikel 2.1. Afrasteringen
De eigenaren van gronden, die gebruikt worden voor het houden van dieren, welke gronden zijn gelegen aan waterstaatswerken, moeten langs hun gronden een voldoende kerende afrastering aanbrengen.
Het bestuur kan algemene regels stellen omtrent afrastering en wijze van plaatsing.
Bijlage 1: Algemene regel kabels en leidingen oppervlaktewaterlichamen
Algemene regel voor het laten kruisen van kabels en leidingen met oppervlaktewaterlichamen en in wegbermen parallel aan oppervlaktewaterlichamen.
Algemene regel en voorwaarden
Artikel 1
Voor het leggen, verwijderen, herstellen of vervangen van kabels en leidingen is geen vergunning vereist als bedoeld in artikel 3.1 onder a en b en artikel 3.2 onder a en b van de Keur waterschap de Keur waterschap Regge en Dinkel 2009 als voldaan wordt aan onderstaande voorwaarden.
Artikel 2. Melding
De belanghebbende meldt het laten kruisen van kabels en leidingen met oppervlaktewaterlichamen en het leggen van kabels en leidingen in wegbermen die parallel aan de oppervlaktewaterlichamen liggen aan het dagelijks bestuur ten minste drie weken voor de uitvoering daarvan
De melding wordt schriftelijk of per E-mail gedaan middels een door het dagelijks bestuur beschikbaar gesteld (digitaal) meldingsformulier.
De melding bevat in ieder geval:
een situatietekening, waarop de plaats van het handelen is aangegeven;
een beschrijving van de wijze van uitvoering;
een opgave van de aard het materiaal.
Artikel 3. Beperkingen ten aanzien van de kern- en beschermingszones.
De bovenkant van de kabels en leidingen moeten, haaks gemeten, tenminste 1,00 meter onder de leggerbodem en de taluds van het oppervlaktewaterlichaam en 1,00 meter onder het maaiveld worden gelegd.
De taluds van de oppervlaktewaterlichamen moeten tot een hoogte van 0.50 meter beneden het maaiveld of de onderhoudsbermen met stapelzoden worden opgezet en daarboven, alsmede de onderhoudsbermen met plakzoden worden bekleed.
Voor zover de kabels en leidingen evenwijdig aan het oppervlaktewaterlichaam in een wegberm worden gelegd, moeten deze minimaal 2,00 meter uit de boord worden gelegd.
Artikel 4. Voorschriften ten aanzien van het kruisen van een duiker.
1. Bij een gestuurde boring geldt een vrije ruimte van 1,00 meter tussen de kabel / leiding en onderkant van de duiker.
2. Bij een kruising met de bovenzijde van een duiker dient de kabel / leiding door een mantelbuis worden gelegd.
3. Er dient gebruik worden gemaakt van een mantelbuis uit één stuk. Deze mantelbuis ligt over de duiker en loopt minimaal 3,00 meter ter weerszijden van de duiker door, tenzij wordt aangesloten op een reeds bestaande leiding die binnen 3 meter van de duiker ligt.
4. Het vierde lid is niet van toepassing op de aanleg van stalen gasleiding vanwege de kathodische bescherming.
Artikel 5. Onderhouds- of herstelwerkzaamheden.
1. In die gevallen waar het gaat om onderhouds- of herstelwerkzaamheden aan al aanwezige kabels en leidingen moeten de voorgenomen werkzaamheden, de wijze van uitvoering, de verwachte datum waarop met de uitvoering wordt begonnen tenminste twee werkdagen voor uitvoering worden gemeld bij het dagelijks bestuur, evenals de voor de uitvoering benodigde tijdsduur, zodra deze bekend zijn.
2. Indien ingeval van storingen in de nutsvoorziening het onverwijld uitvoeren van herstelwerkzaamheden nodig is, kan daartoe worden overgegaan. De melding als bedoeld in het eerste lid, geschiedt zo mogelijk vooraf, maar in ieder geval zo spoedig mogelijk.
Artikel 6. Algemene voorschriften en beperkingen.
Beschadigingen aan oppervlaktewaterlichamen, die zijn ontstaan ten gevolge van het leggen van kabels en leidingen of het uitvoeren van onderhouds- of herstelwerkzaamheden moeten door de melder worden hersteld.
Indien verlegging, aanpassing of verwijdering van kabels of leidingen vanuit het waterstaatkundig oogpunt noodzakelijk is, is de melder verplicht op eerste aanzegging door het dagelijks bestuur dit uit te voeren.
Onderhoudswerkzaamheden door of vanwege het waterschap mogen door het aanbrengen, wijzigen, herstellen van kabels en leidingen niet worden belemmerd.
Begripsbepaling
Kabels en leidingen zijn in het algemeen ondergrondse nutsvoorzieningen voor het transport van energie, water of gassen en data communicatie.
Motivering van de algemene regel
Het verwijderen, aanbrengen en (be)houden van kabels en leidingen betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk in, onder en langs een oppervlaktewaterlichaam. Een leiding die niet juist of niet op de juiste diepte wordt aangebracht kan voor de stroming, doorvaart en onderhoudswerkzaamheden (maaien en baggeren) gevaar, schade en/of hinder opleveren. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels.
Verbod in de Keur
Op kabels en leidingen zijn de volgende bepalingen uit de Keur van toepassing:
Artikel 3.1 Watervergunning kernzone
Het is verboden zonder vergunning van het bestuur in, op, boven, over of onder de kernzone:
werkzaamheden te verrichten;
werken of beplantingen te plaatsen of te behouden, dan wel aanwezige beplantingen te beschadigen of te verwijderen;
Artikel 3.2 Watervergunning beschermingszone
Het is verboden zonder vergunning van het bestuur in, op, boven, over of onder de beschermingszone:
werken of beplantingen te plaatsen of te behouden, dan wel aanwezige beplantingen te beschadigen of te verwijderen;
graafwerkzaamheden te verrichten, anders dan normaal spit- en ploegwerk;