Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Niedorp

Handhavingsbeleid Kinderopvang Niedorp

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Niedorp
Officiële naam regelingHandhavingsbeleid Kinderopvang Niedorp
CiteertitelHandhavingsbeleid Kinderopvang Niedorp
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Kinderopvang

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-03-2008Onbekend

07-02-2008

07-03-08 Gemeentenieuws Niedorp

18 december 2007, nr. 9

Tekst van de regeling

Intitulé

De raad van de gemeente Niedorp;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 december 2007 nr. 9 inzake het vaststellen van de nota Handhavingsbeleid Kinderopvang Niedorp;

 

gelet op de Wet Kinderopvang,

 

B E S L U I T :

 

De nota Handhavingsbeleid Kinderopvang Niedorp vast te stellen.

                                                                                                  

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 7 februari 2008.

                                                                                                  

De raad voornoemd,

                                                                                                                                 , , voorzitter

, griffier

 

Samenvatting

Per 1 januari 2005 is de nieuwe Wet Kinderopvang (WK) in werking getreden. Deze wet voorziet in uniforme landelijke kwaliteitseisen die door GGD toezichthouders namens de gemeenten worden beoordeeld volgens landelijk vastgestelde toetsingskaders. Verschillen tussen kwaliteitseisen zijn daardoor niet meer mogelijk. Er zijn toetsingskaders voor dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang.

 

Indien een centrum voor kinderopvang niet voldoet aan bovengenoemde kwaliteitseisen, is er een noodzaak tot het nemen van verdere stappen. De verantwoordelijkheid voor handhaving ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Er is geen landelijk uniform handhavingsbeleid.

Het voorgestelde handhavingsbeleid voor de gemeente Niedorp is besproken met de GGD. Het streven is om in de gehele Kop van Noord-Holland een uniform handhavingsbeleid te hanteren.

Voor het handhavingsbeleid is er een prioriteitsstelling gemaakt, waarbij wordt gekeken naar het negatieve effect dat zich kan voordoen bij een overtreding. Hoe groter het negatieve effect, hoe hoger het belang om in te grijpen. Dit uitgangspunt is vertaald naar de inzet van middelen indien een overtreding wordt vastgesteld.

 

Uit de prioriteitsstelling blijkt dat we met name het domein Veiligheid en Gezondheid hoge prioriteit gegeven hebben en ook aan het domein ‘Ouders’ (medezeggenschap) een hoger belang is toegekend. Het pedagogisch beleid wordt steeds belangrijker in de kinderopvang.

 

In het sanctieprotocol wordt vervolgens beschreven welk sanctiemiddel bij welke overtreding wordt toegepast en wat de hersteltermijn is.

Tenslotte wordt aangegeven hoe handhaving in de gemeentelijke organisatie is ingebed, hoe communicatie met de belanghebbenden plaatsvindt en welke financiële middelen hiermee gemoeid zijn.

Inleiding

Per 1 januari 2005 is de nieuwe Wet Kinderopvang (WK) in werking getreden. Deze wet voorziet in uniforme landelijke kwaliteitseisen die door GGD toezichthouders namens de gemeenten worden beoordeeld volgens landelijk vastgestelde toetsingskaders. Verschillen tussen kwaliteitseisen zijn daardoor niet meer mogelijk. Er zijn toetsingskaders voor dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang.

 

Juridisch kader

Kinderopvangondernemers zijn volgens artikel 49 WK verplicht verantwoorde kinderopvang aan te bieden. De wet vult deze globale norm verder in, en wel in de artikelen 50 tot en met 60.

Voor een nadere interpretatie van de wettelijke kwaliteitseisen heeft de minister van SZW op grond van artikel 57a de bevoegdheid om beleidsregels vast te stellen omtrent de toepassing van de artikelen 49, 50, 51 en 56. Deze beleidsregels zijn vastgesteld in de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en ze zijn ontleend aan het convenant “Verantwoorde kinderopvang: verdere stappen naar de toekomst” dat de aanbieders en de afnemers in de kinderopvang samen hebben opgesteld. In bijlage 1 hebben wij de beleidsregels volledigheidshalve opgenomen.

 

Artikel 61 van de WK stelt het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de kwaliteit van de kinderopvang en ook de handhaving die daar uit voort kan vloeien. Het college wijst daarbij ambtenaren van de GGD aan als toezichthouder.

 

Handhavingsbeleid

Er is geen landelijk uniform handhavingsbeleid. De verantwoordelijkheid voor handhaving van de WK ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Dit biedt aan iedere gemeente de mogelijkheid om eigen beleid te ontwikkelen; dit heeft ook een keerzijde, omdat er grote verschillen kunnen ontstaan in de handhaving van de kinderopvang in Nederland. Dit is niet gewenst. Allereerst omdat er rechtsongelijkheid wordt gecreëerd en er een verschil in concurrentiepositie kan optreden. Maar ook omdat ondernemers die in verschillende gemeenten vestigingen hebben, worden geconfronteerd met verschillen in handhaving.

 

Het voorgestelde handhavingsbeleid voor de gemeente Niedorp is besproken met de GGD. Het streven is om in de gehele Kop van Noord-Holland een uniform handhavingsbeleid te hanteren.

Achtergrond

Bij kinderopvang gaat het om jonge kinderen. Ouders moeten de zorg voor hen met een gerust hart kunnen uitbesteden. De gemeente Niedorp wil haar inwoners dan ook kunnen garanderen dat er sprake is van kwalitatief goede voorzieningen. Om deze garantie waar te kunnen maken is het van belang dat de drie pijlers van het kwaliteitsbeleid voor de kinderopvang goed uitgewerkt zijn. Deze pijlers zijn:

1: het stellen van kwaliteitsregels,

2: toezicht op de naleving van de regels en

3: handhaving en sanctionering bij het niet naleven van de regels.

In deze nota wordt pijler 3 behandeld. Alvorens hiertoe over te gaan, worden eerst pijler 1 en 2 kort aangehaald.

Pijler 1 Kwaliteitsregels

De kwaliteitsregels voor de kinderopvang zijn vastgelegd in de Wet kinderopvang (WK). De WK verplicht de houders om verantwoorde kinderopvang te bieden. Verantwoord betekent dat het bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. De kwaliteitsregels richten zich op de domeinen ouders, personeel, veiligheid en gezondheid, accommodatie en inrichting, groepsgrootte en leidster-kindratio, pedagogisch beleid en praktijk en klachten.

Pijler 2 Toezicht

In de WK is vastgelegd dat de GGD, namens het college, toezicht houdt op de naleving van de kwaliteitsregels. De toezichthouder onderzoekt na melding door de houder of een kindercentrum of gastouderbureau voldoet aan de regels. Daarnaast onderzoekt de toezichthouder periodiek of aan de kwaliteitseisen wordt voldaan. Ook kan de toezichthouder incidenteel onderzoek uitvoeren.

Bij de inspecties gebruikt de toezichthouder toetsingskaders die de mate aangeven waarin een kindercentrum of gastouderbureau voldoet aan de gestelde kwaliteitsregels. Hierbij kunnen ze voldoende, onvoldoende of slecht scoren.

In het kader van de WK is het toezicht door de GGD de eerstelijnstoezicht. De Inspectie voor Werk en Inkomen (IWI) houdt weer toezicht op gemeenten. IWI ziet erop toe dat het systeem van eerstelijns-toezicht en handhaving kinderopvang door gemeenten goed werkt. Het toezicht van IWI is signalerend van aard. Het college moet jaarlijks een gemeentelijk jaarverslag opstellen over de werkzaamheden die in het kader van toezicht en handhaving wet Kinderopvang in het voorgaande jaar zijn verricht.

Pijler 3 Handhaving

Als uit een inspectie blijkt dat een kindercentrum of gastouderbureau onvoldoende of slecht scoort en dus niet voldoet aan de regelgeving, dan zal het college ingrijpen. Het is belangrijk om vast te leggen hoe we met overtredingen van de kwaliteitsregels omgaan. Deze uitwerking treft u aan in deze nota.

1. Handhaving kwaliteit kinderopvang in de gemeente Niedorp

De WK kent geen vergunningenstelsel meer. Daarvoor in de plaats is een verplichte registratie gekomen. Alle kindercentra binnen een gemeente die vormen van kinderopvang exploiteren zijn verplicht om zich voorafgaand aan exploitatie te laten registeren bij de gemeente. De gemeente is verplicht om een register bij te houden.

Het college van de gemeente Niedorp heeft middels een besluit van 17 augustus 2004 besloten tot het bijhouden van het ‘Kinderopvangregister gemeente Niedorp. Dit register wordt beheerd door de gemeente vanuit de afdeling Samenleving-Welzijn. Wijzigingen in het register worden meteen verwerkt en gepubliceerd in het Gemeentenieuws.

Na een melding van een kindercentrum vindt direct opname in het register plaats. Binnen acht weken na melding moet de GGD aangeven of exploitatie redelijkerwijs mag starten. Is die termijn verstreken zonder dat de GGD advies heeft uitgebracht dan mag gestart worden. Vervolgens worden de kindercentra jaarlijks aan een inspectie onderworpen en wordt bezien of deze nog voldoen aan de wettelijke eisen. Zo niet, dan dient de gemeente als handhaver maatregelen te treffen.

De WK biedt een aantal mogelijkheden om de handhaving van de kwaliteit goed te regelen (zie bijlage 1). In dit hoofdstuk beschrijven we de aanpak hiervan binnen de gemeente Niedorp. Deze aanpak is in overleg met de GGD Hollands Noorden tot stand gekomen en wordt ook in de andere gemeenten in de Kop van Noord-Holland gehanteerd als handhavingsmodel.

1.1 Prioriteitsstelling handhaving

Transparantie bij de handhaving is van belang om consequent te kunnen optreden bij bepaalde over-tredingen. Niet elke overtreding kunnen we sanctioneren, simpelweg omdat daarvoor niet voldoende capaciteit is. Het is dan ook nodig om te prioriteren. Bij de prioriteitsstelling hebben we gebruik gemaakt van het afwegingsmodel van de VNG en dit aangepast aan de lokale behoefte.

In dit model wordt gekeken naar het negatieve effect dat zich kan voordoen bij een overtreding. Hoe groter het negatieve effect, hoe hoger het belang om in te grijpen. In bijlage 2 en 3 wordt respectievelijk schematisch en in toelichtende sfeer het model behandeld. Samen met de inspecteurs van de GGD en beleidsmedewerkers van de diverse gemeenten, is het model per opvangsoort ingevuld.

In tabel 1, 2 en 3 zijn de uitkomsten van het ingevulde afwegingsmodel weergegeven voor de opvangsoorten die wij in Niedorp kennen, namelijk: buitenschoolse opvang, hele dagopvang en gastouderopvang.

Uit de tabellen blijkt dat we met name het domein Veiligheid en Gezondheid hoge prioriteit gegeven hebben.

Ten opzichte van het VNG-model hebben wij het aan het domein ‘Ouders’ (medezeggenschap) ook een hoger belang toegekend. Medezeggenschap hebben wij een gemiddeld belang toegekend. Deze toekenning dient vooral als stimulans voor een kindercentrum om actief om te gaan met medezeggenschap en betrokkenheid van de ouders bij (het beleid van) het kindercentrum. In de prioriteitstelling wordt expliciet gesproken over het instellen van een oudercommissie. Het kindercentrum dient in onze ogen in ieder geval aan te kunnen tonen dat, als er geen oudercommissie bestaat, hier op een alternatieve wijze is voorzien.

Ook aan het pedagogisch beleid hechten wij veel waarde. De GGD Hollands Noorden heeft ook een pedagoog in dienst om het pedagogisch beleid (en de praktijk) te toetsen.

Landelijk wordt het pedagogisch beleid ook belangrijker. De inspecteurs worden door GGD Nederland getraind in basisvaardigheden. De pedagoge in dienst van de GGD dient in feite als tweede trap.

In de praktijk zien we dat voor een inspectie door de pedagoge reeds een toets wordt gedaan op de door een kindercentrum aangeleverde documenten. Na de toets geeft de pedagoge eventuele aandachts-punten door aan de inspecteur.

Pas wanneer de inspecteur na een inspectie twijfels heeft en/of er is sprake van een onvoldoende, dan gaat de pedagoge mee met de herinspectie.

1.2 Sanctieprotocol

De prioriteitsstelling gebruiken we om te bepalen welke sanctie-instrumenten ingezet gaan worden. Sanctionering gebeurt in twee fasen. In Niedorp is er voor gekozen om, alvorens de twee fasen te doorlopen, een ‘nul-fase’ te doorlopen.

Fase 0

In de praktijk is gebleken dat het in sommige gevallen niet mogelijk is om te voldoen aan termijnen van herstel, zoals genoemd onder fase 1 en 2 van het sanctieprotocol. In fase 0 kunnen tussen de gemeente en de GGD andere afspraken over handhaving gemaakt worden.

  • ·

    De GGD beoordeelt in fase 0 of een kindercentrum in de periode voor het verzenden van het ontwerprapport of in de periode tussen het ontwerprapport en definitieve rapport in staat is om een onvoldoende score kan worden vertaald naar een voldoende score. Het betreft hier een item dat d.m.v. documenten te beoordelen is. De inspecteur kan dit zelf beslissen, hoeft niet in overleg met de gemeente.

  • ·

    De GGD treedt met de gemeente in overleg over afwijking van het sanctieprotocol. De gemeente wendt zich tot het kindercentrum en eist dat deze binnen 14 dagen op schrift dient te hebben hoe aan een onvoldoende score gewerkt zal worden. Op grond hiervan kan de gemeente over gaan tot een afwijkende termijn van handhaving.

Ter illustratie:

Een kindercentrum scoort voor ‘RI veiligheid’ slecht. Dit heeft hoge prioriteit. Fase 1 stelt hiervoor een hersteltermijn van 7-14 dagen. Dit zal praktisch niet lukken. Zonder dan meteen te vervallen in fase twee, kan reeds in fase 0 al een andere afspraak worden gemaakt.

Fase 1 en Fase 2

Fase 1 is gericht op herstel. De ondernemer krijgt in fase 1 een aanwijzing of een waarschuwing. Hierin geven we aan dat niet voldaan wordt aan bepaalde kwaliteitsregels van de WK en dat de ondernemer nog een bepaalde tijd heeft om de situatie te herstellen. Na de hersteltermijn gaat de inspecteur van de GGD kijken of nu wel voldaan wordt aan de kwaliteitsregels.

Als een houder de situatie niet herstelt, dan gaat fase 2 in. In deze fase kunnen we door middel van bijvoorbeeld een dwangsom of bestuursdwang afdwingen dat een ondernemer de kwaliteitsregels nakomt. Uitgangspunt is: hoe hoger de prioriteit (het belang), hoe zwaarder het sanctie-instrument.

Werkafspraken:

·De gemeente beslist over al dan niet handhaven van een bepaalde situatie. De GGD kan de gemeente bij zijn beslissing bijstaan. Alvorens over te gaan tot een bepaalde sanctie treedt de ambtenaar in contact met de inspecteur.

Verzending rapport

In het onderstaande wordt weergegeven hoe het werken met fase 0 zich vertaalt in het toezenden van de rapportage:

Wanneer er geen sprake is van noodzaak om een centrum direct te sluiten dan zal het ontwerprapport te allen tijde alleen naar de houder toe gaan. Het ‘conceptrapport’ is namelijk niet openbaar en kan daarom beter niet onder teveel mensen verspreid worden. Door middel van een reactie op het rapport (zienswijze houder) kan de houder aangeven hoe hij de overtreding denkt op te lossen. Dit wordt aan het definitieve rapport toegevoegd en kan een bijdrage leveren aan de beslissing van het sanctie instrument door de gemeente. Het definitieve rapport wordt naar de gemeente verzonden.

In het rapport geeft de inspecteur een advies aan de gemeente over de wijze van handhaven. Er wordt daarbij niet beschreven wat de sanctie dient te zijn. In het rapport worden afspraken over herstel en een voorstel voor een hersteltermijn opgenomen.

Indien sprake is van een voorstel van afwijkende handhaving, dan heeft de GGD daarover al met de gemeente gesproken.

De gemeente wendt zich, met verwijzing naar de rapportage, tot het kindercentrum en eist dat deze binnen 14 dagen op schrift dient te hebben hoe aan een onvoldoende score gewerkt zal worden. Op grond hiervan kan de gemeente over gaan tot een afwijkende termijn van handhaving.

Om de sanctiestrategie te kunnen bepalen is een sanctieprotocol opgesteld. Zie hiervoor tabel 4.

Het sanctieprotocol zien we vooral als een richtlijn, omdat het bij sanctionering toch vaak om maatwerk gaat. Hierbij maakt het niet uit wie een bepaalde overtreding maakt, maar bepaalt de overtreding zelf en de omstandigheden waaronder deze is gepleegd de aanpak. Als we bijvoorbeeld meerdere lichte over-tredingen constateren of een herhaling van overtredingen, dan kunnen we voor een zwaardere sanctie-strategie kiezen. Ook is het denkbaar dat meerdere overtredingen tegelijk plaatsvinden. In dat geval gaan we uit van de zwaarste overtreding.

2. Uitvoering handhavingsbeleid gemeente Niedorp

In het vorige hoofdstuk hebben we beschreven welke prioriteitstelling we in de handhaving voorstellen en welk sanctieprotocol we gaan hanteren. In dit hoofdstuk beschrijven we op hoofdlijnen hoe we de hand-having gaan uitvoeren. Hierbij beschrijven we de verdeling van de verantwoordelijkheden over de betrokken diensten en de personele, financiële en juridische consequenties daarvan. Verder gaan we in op de communicatie over en de evaluatie van het voorgestelde handhavingsbeleid.

2.1. Verantwoordelijkheden

In geval van handhaving inzake kinderopvang wordt voorgesteld dat de afdeling Samenleving-Welzijn verantwoordelijk is voor het totale kwaliteits- en handhavingsproces kinderopvang. Dit betekent dat deze afdeling de melding & registratietaak uitvoert, opdrachtgever is van de GGD voor het toezicht en bij het niet nakomen van de kwaliteitsregels handhavend optreedt. Afdeling Samenleving-Welzijn laat zich adviseren door het Stafbureau. Deze bevoegdheden zijn vooralsnog niet gemandateerd door het college.

Onder de WK heeft de handhaving meer nadruk gekregen. Dit blijkt wel uit het feit dat we ons over het toezicht en de handhaving op basis van de wet Kinderopvang bij het Rijk moeten verantwoorden (tweedelijnstoezicht).

In Niedorp hebben we vooralsnog te maken met één stichting en 2 particuliere organisaties die de kinderopvang binnen de gemeente verzorgen. Deze zijn alle opgenomen in een register. De noodzaak om over te gaan tot handhaving is in het verleden nog niet aanwezig geweest.

Er dient meer aandacht te komen voor integrale handhaving en vanuit deze visie wordt voorgesteld om de regie van de handhaving op het gebied van kinderopvang te leggen bij de afdeling Samenleving-welzijn en indien er ingegrepen dient te worden met middelen, dit gecoördineerd wordt met de afdeling Stafbureau - unit veiligheid.

Het voorgaande betekent dat we de verantwoordelijkheden als volgt neerleggen:

  • ·

    De afdeling Samenleving-Welzijn is beleidsverantwoordelijk voor de kwaliteit van de kinderopvang en heeft daarmee de regie over het totale kwaliteits- en handhavingsproces.

  • ·

    De GGD is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de inspecties.

  • ·

    De afdeling Samenleving-Welzijn is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de melding, registratie en handhavingstaak en indien het om handhaving gaat, wordt dit afgestemd cq. gecoördineerd met de afdeling Stafbureau - unit veiligheid.

2.2. Financiële consequenties

De handhavingstaak brengt verschillende kosten met zich mee. Met de GGD is afgesproken dat kosten van alle inspecties in 2006 en 2007 in de Technische Hygiëne Zorg-begroting worden opgenomen. Met ingang van 2008 zullen kosten voor inspecties door de GGD apart in rekening worden gebracht. Deze kosten worden hieronder toegelicht.

·Inspecties

De GGD heeft de opdracht om de inspecties kostendekkend uit te voeren. Jaarlijks wordt in ieder geval één reguliere inspectie uitgevoerd in alle in de gemeente geregistreerde kinderopvangorganisaties. Uit de reguliere inspecties kunnen vervolginspecties voortvloeien. Deze inspecties worden bij de betreffende gemeente waar het kinderopvangcentrum is geregistreerd, in rekening gebracht.

De GGD tarieven voor de inspecties op basis van de wet Kinderopvang zijn, rekening houdend met het prijspeil 2006, als volgt:

· Reguliere inspectie 12 uur € 906,- (inclusief doc.inspectie en rapportage)

· Inspectie nieuwe instelling/1e inspectie 6 uur € 453,-

· Herinspectie 6 uur € 453,-

Per werksoort (in geval van Niedorp: buitenschoolse opvang, dagopvang en gastouderopvang) volgt een aparte inspectie.

Uitgaande van 3 locaties in Niedorp die aan een inspectie onderhevig zijn, kunnen de totale kosten voorlopig worden geraamd op: € 2.718,00 per jaar. Met ingang van 2008 zullen deze kosten worden gedekt uit de in de gemeentelijke begroting opgenomen post inspectie GGD.

2.3. Mandaat

Op dit moment heeft nog geen mandatering van verantwoordelijkheden plaatsgevonden. Wij willen voorstellen om de afdeling Samenleving-Welzijn te mandateren.

Hiertoe dient de volgende passage aan het dienstmandaat de afdeling Samenleving-Welzijn toegevoegd te worden:

· uitvoering van de volgende regeling: hoofdstuk 3, 4 en 5 van de Wet Kinderopvang; met uitzondering van de bevoegdheid om ambtenaren van de GGD aan te wijzen als toezichthouders (artikel 61, lid 1 Wet Kinderopvang).

2.4. Communicatie

Het handhavingsbeleid en de uitvoering daarvan leidt tot een aantal veranderingen. Deze veranderingen vragen om een zorgvuldig communicatietraject. In het kader van deze nota zijn de volgende doelgroepen van belang:

  • ·

    Kinderopvangorganisaties in de gemeente Niedorp

  • ·

    Medewerkers van de gemeente Niedorp

  • ·

    Inwoners van Niedorp

Hieronder beschrijven we op hoofdlijnen hoe het communicatietraject er uit zal zien.

Kinderopvangorganisaties

Na vaststelling van deze nota informeren we de kinderopvangorganisaties schriftelijk over het nieuwe beleid. We geven daarbij aan welke consequenties dit beleid voor hen heeft en waar ze terecht kunnen met vragen. De kinderopvangorganisaties informeren we over het feit dat de melding & registratie door de afdeling Samenleving-Welzijn uitgevoerd wordt. Op de gemeentelijke website wordt informatie inzake han dhaving verstrekt.

Medewerkers van de gemeente Niedorp

De ambtelijke organisatie wordt op de hoogte gesteld van de inrichting van de handhaving kinderopvang zoals boven beschreven.

Inwoners van Niedorp

Na besluitvorming door het college over het gemeentelijk handhavingsbeleid zal er een toelichtend artikel in het Gemeentenieuws worden gepubliceerd, overeenkomstig de Algemene Wet Bestuursrecht.

2.5. Evaluatie

Het vastgestelde beleid zal jaarlijks in gewestelijk verband, in overleg met de GGD, worden geëvalueerd en daar waar nodig zullen zaken worden bijgesteld.