Overheidsorganisatie | Gemeente Spijkenisse |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van staangeld woonwagens 1999 |
Citeertitel | Verordening staangeld woonwagens 1999 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
1. Deze regeling volgt op de Verordening op de heffing en invordering van staangeld van 3 juni 1998
2. Volgens de gedelegeerde regelgeving is vanaf 01-08-2006 de derde wijziging van de tarieventabel verbindend. Deze wijziging is in de tarieventabel verwerkt. De voorgaande wijzigingen zijn niet opgenomen
3. Deze regeling wordt ingetrokken in het besluit van de gemeenteraad van de Gemeente Nissewaard met de naam: Gemeente Nissewaard: Vaststellen, intrekken, geldend verklaren en vervallen verklaren van verordeningen, punt 4 en Bijlage IV, onder 7
Verordening tot derde wijziging van de Verordening staangeld woonwagens 1999, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders, ondertekend op 04-07-2006, bekendgemaakt in de Gemeentelijke voorlichtingskrant van 24-07-2006 en inwerkinggetreden op 01-08-2006
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-07-1999 | 05-02-2015 | nieuwe regeling | 02-06-1999 Gemeentelijke voorlichtingskrant, 25-06-1999 | B7/99/96 |
De raad der gemeente Spijkenisse;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 mei 1999;
gelet op artikel 156, tweede lid, onderdeel f, en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, van de Gemeentewet;
besluit:
vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van staangeld woonwagens 1999.
Deze verordening verstaat onder:
standplaats: een standplaats zoals vroeger werd bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Woningwet (Stb. 1991, 439);
woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Woningwet;
huurovereenkomst: de overeenkomst tussen de huurder en de verhuurder van de standplaats c.a., waarin de huurbepalingen voor de standplaats zijn geregeld.
Onder de naam “staangeld” wordt een recht geheven voor het hebben van een standplaats voor een woonwagen, daaronder begrepen de diensten die met de standplaats verband houden.
Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven van degene die de standplaats heeft. Als degene die de standplaats heeft wordt aangemerkt de hoofdbewoner van de woonwagen. Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt, wordt naar omstandigheden beoordeeld.
Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven zolang voor de standplaats een huurovereenkomst geldt.
Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven naar het tarief, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Het belastingtijdvak loopt van 1 juli tot en met 30 juni.
Het recht wordt bij wege van een gedagtekende nota geheven.
1. Het recht als bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 vervalt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalde gedeelten van het voor dat tijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 van toepassing wordt, bestaat aansparaak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat tijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4. Belastingbedragen van minder dan fl. 25,00 [Red: € 11,34] worden niet geheven.
De aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er, met inbegrip van de maand van dagtekening van het aanslagbiljet, nog maanden in het belastingtijdvak overblijven. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Bij de invordening van staangeld wordt geen kwijtschelding verleend.
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot wijzigen van de tarieven die zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van staangeld.
1. De “Verordening op de heffing en invordering van staangeld” van 3 juni 1998, laatstelijk gewijzigd bij besluit van burgemeester en wethouders van 30 juni 1998, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking, zo deze datum ligt voor 1 juli 1999 dan treedt deze verordening in werking met ingang van 1 juli 1999.
3. De datum van ingang van de heffing is 1 juli 1999.
4. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening staangeld woonwagens 1999”.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Spijkenisse d.d. 2 juni 1999.