Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Vlist

Verordening op het gebruik van standplaatsen voor woonwagens

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Vlist
Officiële naam regelingVerordening op het gebruik van standplaatsen voor woonwagens
CiteertitelVerordening op het gebruik van standplaatsen voor woonwagens gemeente Vlist (1994)
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-05-199401-01-2017Nieuwe regeling

25-04-1994

De IJsselbode, 10-05-1994

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op het gebruik van standplaatsen voor woonwagens

De raad van de gemeente Vlist;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;

Gelet op de bepalingen van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de Verordening op het gebruik van standplaatsen voor woonwagens.

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    standplaats: een standplaats op een centrum als bedoeld in artikel 2 van de Woonwagenwet (Stb. 1968, 98), dan wel een standplaats als bedoeld in de artikelen 10, 10e of 11 van de Woonwagenwet, of een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Woningwet (Stb. 1991, 439);

  • b.

    woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1 van de Woonwagenwet;

  • c.

    standplaatshouder: degene die een standplaats heeft ingenomen en hiertoe beschikt over een vergunning van burgemeester en wethouders of Gedeputeerde Staten, of bij gebreke van die vergunning de hoofdbewoner van de woonwagen. Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt, wordt door burgemeester en wethouders beoordeeld.

Artikel 2

Het bepaalde in deze verordening is niet van toepassing op standplaatshouders die ingevolge een privaatrechtelijke overeenkomst met de gemeente een standplaats innemen.

Artikel 3

  • 1. Per standplaats mag uitsluitend één woonwagen ter bewoning door de standplaatshouder worden geplaatst.

  • 2. De woonwagen dient te staan op de daarvoor door burgemeester en wethouders aangegeven situering op de standplaats.

Artikel 4

  • 1. De standplaatshouder is verplicht ervoor te zorgen dat de standplaats steeds behoorlijk wordt onderhouden. Bij het onderhoud dienen de regelen en aanwijzingen die terzake door burgemeester en wethouders worden gegeven, te worden opgevolgd.

  • 2. De standplaatshouder zal gebreken aan de standplaats zo spoedig mogelijk melden aan burgemeester en wethouders.

  • 3. Het is de standplaatshouder verboden om:

    • a.

      de standplaats geheel of gedeeltelijk aan derden in huur of gebruik af te staan;

    • b.

      in of op de standplaats enigerlei nering of bedrijf uit te oefenen of te laten uitoefenen en/of goederen en/of afvalstoffen en dergelijke te hebben of op te slaan, welke betrekking hebben op de uitoefening van enigerlei nering of bedrijf;

    • c.

      in of op de standplaats voorwerpen of stoffen aanwezig te hebben, welke door gasvorming, brand- of explosiegevaar, gewicht, lawaai, hinderlijke geur of op enigerlei andere wijze hinder of gevaar veroorzaken of kunnen veroorzaken.

  • 4. Het is de standplaatshouder verboden om, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de woonwagen op de standplaats te verplaatsen of te laten verplaatsen;

    • b.

      in of op de standplaats aan of bij te bouwen, af te breken of enige andere verandering aan te brengen dan wel zulks te laten gebeuren;

    • c.

      de bij de standplaats behorende erfafscheiding te verwijderen, te verplaatsen of anderszins te veranderen dan wel zulks te laten gebeuren.

  • 5. Burgemeester en wethouders weigeren de in het vierde lid bedoelde toestemming indien de voorgenomen verandering in strijd is met een wettelijk voorschift en kunnen aan de toestemming voorschriften verbinden.

  • 6. De ingevolge dit artikel gevorderde toestemming is niet vereist in gevallen waarin wordt gehandeld door, vanwege of in opdracht van burgemeester en wethouders.

Artikel 5

  • 1. De standplaatshouder is verplicht de personen, die door burgemeester en wethouders zijn belast met het afleggen van controlebezoeken of het uitvoeren van werkzaamheden op de standplaats toe te laten.

  • 2. De standplaatshouder is verplicht alle door burgemeester en wethouders noodzakelijk geachte werkzaamheden in of op de standplaats toe te staan.

Artikel 6

  • 1. De standplaatshouder die voornemens is om de standplaats te verlaten is verplicht dit schriftelijk te melden bij burgemeester en wethouders. De melding dient tenminste 30 dagen vóór de vertrekdatum plaats te vinden.

  • 2. De standplaatshouder is verplicht om bij diens vertrek de standplaats zonder gebreken en behoorlijk schoongemaakt achter te laten en alle door burgemeester en wethouders verstrekte sleutels vóór het verlaten van de standplaats uitsluitend aan burgemeester en wethouders ter beschikking te stellen.

  • 3. De standplaatshouder is tevens verplicht om bij diens vertrek ervoor te zorgen dat, onverminderd het bepaalde in artikel 4, vierde lid, de standplaats in oorspronkelijke staat wordt achtergelaten. Burgemeester en wethouders kunnen de standplaatshouder schriftelijk mededelen dat hiervan wordt afgeweken.

Artikel 7

Overtreding van het bepaalde in artikel 4 en artikel 6, derde lid wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 8

De opsporing van de in artikel 7 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 9

  • 1. Wanneer de zorg voor de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen – woonwagens daaronder mede verstaan – desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden:

    • a.

      aan hen, die en voor zover zij door het bevoegd gezag zijn belast met de uitvoering van de bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij de krachtens deze verordening;

    • b.

      aan hen, die en voor zover zij door het bevoegd gezag zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening;

    • c.

      aan de opsporingsambtenaren, die en voor zover zij zijn belast met de opsporing van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2. De in het eerste lid verstrekte last is te allen tijde uitvoerbaar.

  • 3. Voor zoveel de in het eerste lid bedoelde last woningen of woonwagens betreft, wordt deze verstrekt met inachtneming van de wet van 31 augustus 1853, Stb. 83 (Wet uitvoering voorschriften plaatselijke verordeningen), en uitsluitend indien de zorg voor de naleving een voorschift betreft dat strekt tot handhaving van de openbare rust of veiligheid of tot bescherming van het leven of de gezondheid van personen.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van haar bekendmaking. Op hetzelfde tijdstip vervalt de “Staanplaatsenverordening woonwagens”, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 1 december 1986.

Artikel 11

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening op het gebruik van standplaatsen voor woonwagens gemeente Vlist (1994).

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Vlist, gehouden op 25 april 1994.

De secretaris, De voorzitter,