Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Middelharnis

Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Middelharnis
Officiële naam regelingVerordening overleg lokaal onderwijsbeleid
CiteertitelVerordening overleg lokaal onderwijsbeleid
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerpOnderwijs

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Regeling vervangt de Verordening procedure overleg huisvesting gemeente Middelharnis

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op het basisonderwijs
  2. Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs
  3. Wet op het voortgezet onderwijs

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-02-199801-01-2013Nieuwe regeling

07-01-1998

Ons Eiland, 11-02-1998

Besluitnummer 14

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Middelharnis;

overwegende dat het noodzakelijk is een regeling vast te stellen voor het overleg tussen degemeente en de schoolbesturen over het lokaal onderwijsbeleid;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 december 1997;

gezien het advies van de commissie onderwijs en welzijn van 11 november 1997;

gezien het gevoerde overleg met de vertegenwoordigers van de schoolbesturen van 11 november1997;

gelet op de bepalingen over het op overeenstemming gericht overleg in de Wet op het basisonderwijs,de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en deWet op het voortgezet onderwijs;

b e s l u i t:

vast te stellen de Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid.

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:a. schoolbestuur: het bevoegd gezag van een volgens de Wet op het basisonderwijs, de Interim-wet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet ophet voortgezet onderwijs bekostigde openbare of bijzondere school voor basisonderwijs,voor speciaal onderwijs/voor voortgezet speciaal onderwijs/voor speciaal en voortgezetspeciaal onderwijs/voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs/voor algemeen voortgezetonderwijs/voor voorbereidend beroepsonderwijs, die gelegen is op het grondgebiedvan de gemeente;b. advies: het advies van de Onderwijsraad als bedoeld in de Wet op het basisonderwijs, deInterim-wet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet ophet voortgezet onderwijs;c. burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 2 Overleg

Paragraaf 2.1 Overlegorgaan lokaal onderwijsbeleid

Artikel 2 Functie overlegorgaan
  • 1 Er is een overlegorgaan lokaal onderwijsbeleid waarin burgemeester en wethouders metde vertegenwoordigers van alle schoolbesturen overleg voeren over de voorbereiding enuitvoering van het lokaal onderwijsbeleid.

  • 2 In het overlegorgaan komen aan de orde:a. de onderwerpen waarop het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is alsbedoeld in de Wet op het basisonderwijs, de Interim-wet op het speciaal onderwijs enhet voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs;b. overige onderwerpen van overleg aangaande het lokaal onderwijsbeleid.

  • 3 Op de onderwerpen, als genoemd in het tweede lid onder b, is artikel 8 niet van toepassing.

Artikel 3 Samenstelling overlegorgaan
  • 1 De schoolbesturen kunnen zich laten vertegenwoordigen in het overlegorgaan. Eenschoolbestuur wijst daartoe een vertegenwoordiger aan, die namens dit schoolbestuur hetoverleg voert.

  • 2 Schoolbesturen kunnen zich gezamenlijk laten vertegenwoordigen in het overlegorgaan.Ze wijzen daartoe een vertegenwoordiger aan.

  • 3 De portefeuillehouder onderwijs vertegenwoordigt burgemeester en wethouders in hetoverlegorgaan. De portefeuillehouder onderwijs fungeert als voorzitter van het overlegorgaan.

Artikel 4 Derden

Derden kunnen, indien de voorzitter van het overlegorgaan dit wenst of een vertegenwoordigervan schoolbesturen, genoemd in artikel 3, dit wenst, deelnemen aan een overleg.

Paragraaf 2.2 Voorbereiding overleg

Artikel 5 Uitnodiging
  • 1 Alvorens burgemeester en wethouders een voorstel aan de raad doen over een onderwerp,zenden zij de voorgenomen inhoud van dit voorstel met een toelichting daarop ende inventarisatie, als bedoeld in artikel 7, toe aan alle schoolbesturen.

  • 2 De toezending geschiedt onder bekendmaking van de plaats, de datum en het tijdstipwaarop het overleg hierover zal aanvangen. Tussen de datum van de toezending van hetvoorstel en de datum van het overleg liggen ten minste drie weken. Wanneer er sprake isvan een spoedeisende situatie kan van deze termijn worden afgeweken.

  • 3 De schoolbesturen die niet deelnemen aan het overleg kunnen voor de datum van ditoverleg hun zienswijzen schriftelijk kenbaar maken aan burgemeester en wethouders.Burgemeester en wethouders stellen de deelnemers aan dit overleg hiervan in kennis.

Artikel 6 Secretariaat

Burgemeester en wethouders voeren het secretariaat van het overlegorgaan.

Artikel 7 Voorbereiding

Burgemeester en wethouders kunnen een voorbereidend overleg tussen vertegenwoordigersvan de schoolbesturen en burgemeester en wethouders instellen dat voorafgaat aan hetoverleg in het overlegorgaan. Dit voorbereidend overleg wordt afgerond met een inventarisatievan de onderwerpen waarover al dan niet overeenstemming is bereikt. Per onderwerpwordt aangegeven of het gaat om een onderwerp als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder a.

Paragraaf 2.3 Uitvoering overleg

Artikel 8 Advies Onderwijsraad
  • 1 Indien een of meer schoolbesturen of burgemeester en wethouders een advies wensenover een onderwerp waarop het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is,maken ze dit uiterlijk kenbaar in het overleg waarin het onderwerp in finale zin aan de ordeis. Dit gebeurt aan de hand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van het onderwerpwaarover het advies wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband aangegeventussen het onderwerp en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting van hetonderwijs.

  • 2 Alle vertegenwoordigers krijgen in het overleg de gelegenheid hun zienswijzen naar vorente brengen over het verzoek om advies.

  • 3 Burgemeester en wethouders zijn belast met de indiening van een verzoek om advies. Zijdoen dit uiterlijk twee weken na afloop van het overleg. Daarbij informeren zij tevens deOnderwijsraad over de in het tweede lid bedoelde zienswijzen.

  • 4 De wettelijke termijn voor het uitbrengen van het advies wordt opgeschort met ingang vande dag waarop de Onderwijsraad burgemeester en wethouders uitnodigt het verzoek voorhet uitbrengen van het advies aan te vullen met de gegevens die hij nodig heeft voor eengoede vervulling van zijn taak, tot de dag waarop het verzoek is aangevuld.

  • 5 De raad neemt gedurende de termijn voor het uitbrengen van het advies geen besluit overhet onderwerp waarover advies is gevraagd.

  • 6 Burgemeester en wethouders zenden zo spoedig mogelijk een afschrift van het uitgebrachteadvies toe aan alle schoolbesturen. Indien het geheel of gedeeltelijk opvolgen vanhet advies zou leiden tot een of meer inhoudelijke bijstellingen van het voorstel over eenonderwerp waarover advies is gevraagd, worden de schoolbesturen bij de toezending vanhet afschrift van het advies uitgenodigd voor nader overleg.In alle andere gevallen beoordelen burgemeester en wethouders of nader overleg overhet advies wenselijk is. Zij geven dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies.

  • 7 Het overleg, als bedoeld in het vorige lid, vindt binnen twee weken plaats nadat het adviesis uitgebracht. Burgemeester en wethouders informeren de raad over dit overleg in devorm van een aanvulling op het verslag als bedoeld in artikel 9.

Artikel 9 Verslaglegging; informeren raad
  • 1 Burgemeester en wethouders maken een verslag van het overleg.

  • 2 Het verslag bevat een overzicht van de besproken onderwerpen, waarbij per onderwerpwordt aangegeven:a. of het bepaalde in artikel 2, tweede lid, onder a of b van toepassing is;b. of volledige, geen volledige of geen overeenstemming is bereikt;c. de in het overleg door de deelnemers naar voren gebrachte zienswijzen en - indien vantoepassing - de zienswijzen als bedoeld in artikel 5, derde lid;d. de door de portefeuillehouder onderwijs in het overleg toegezegde wijzigingen in hetoorspronkelijke voorstel.Indien artikel 8, eerste lid van toepassing is, wordt hiervan eveneens een weergaveopgenomen in het verslag.

  • 3 Het overlegorgaan stelt het verslag vast. In afwijking hiervan kunnen burgemeester enwethouders spoedheidshalve het verslag ter commentaar toezenden aan de schoolbesturen.Binnen 10 dagen na de dag waarop het conceptverslag is toegezonden, maken deschoolbesturen die deel hebben genomen aan het overleg schriftelijk hun opmerkingenover het concept van het verslag kenbaar. Burgemeester en wethouders stellen het verslagvast met inachtneming van de opmerkingen.

  • 4 Burgemeester en wethouders brengen het verslag gelijktijdig met het voorstel over hetonderwerp ter kennis van de raad. Voorzover burgemeester en wethouders afwijken vande tijdens het overleg naar voren gebrachte zienswijzen, wordt dit gemeld in het voorstelaan de raad. Daarbij geven zij de redenen aan van het niet of niet geheel overnemen vandeze zienswijzen.

Artikel 10 Heropening overleg
  • 1 Indien uit het oordeel van de betrokken raadscommissie over het voorgenomen voorstelaan de raad over een onderwerp blijkt dat de meerderheid van de raadscommissie of eendeel van de raadscommissie dat volgens burgemeester en wethouders geacht wordt eenmeerderheid in de raad te vertegenwoordigen, van oordeel is dat het voorstel inhoudelijkbijstelling behoeft, dan kan een heropening van het overleg plaatsvinden. Burgemeesteren wethouders beslissen daarover. Zij heropenen het overleg in ieder geval indien de inhoudelijkebijstelling betrekking heeft op een onderwerp als bedoeld in artikel 2, tweedelid, onder a, waarover overeenstemming in het overlegorgaan was bereikt.

  • 2 Indien burgemeester en wethouders het overleg heropenen, dan roepen zij het overlegorgaanzo spoedig mogelijk bijeen, doch uiterlijk twee dagen voor het moment waarop deraad een besluit neemt over het onderwerp. In dit overleg hebben de vertegenwoordigersde gelegenheid om hun zienswijze te geven op het oordeel van de raadscommissie. Burgemeesteren wethouders informeren de raad over het resultaat van dit overleg in devorm van een aanvulling op het verslag als bedoeld in artikel 9. De raad betrekt de in ditaanvullend verslag neergelegde zienswijzen bij zijn besluitvorming over het onderwerp.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 11 Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders,gehoord de vertegenwoordigers van de schoolbesturen in het overleg.

Artikel 12 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1 De verordening kan worden aangehaald als: Verordening overleg lokaal onderwijsbeleidgemeente Middelharnis.

  • 2 Deze verordening treedt, onder gelijktijdige intrekking van de verordening procedure overleghuisvesting gemeente Middelharnis, in werking met ingang van de dag na de bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raadvan de gemeente Middelharnis op 7 januari 1998.

De secretaris,                           De voorzitter,

1 Toelichting op de verordening overleg lokaal onderwijsbeleid

Algemeen

1 Goed overleg: belangrijk instrument voor lokaal onderwijsbeleidDoor de decentralisatie van een aantal rijkstaken op onderwijsgebied naar de gemeentenzullen op lokaal niveau gemeenten en schoolbesturen in toenemende mate met elkaar inoverleg treden. Ze zijn de centrale partners in het lokaal onderwijsbeleid. Daarnaast zijn anderehierbij betrokken, zoals de schoolbegeleidingsdienst, welzijnsinstellingen en de jeugdhulpverlening.Afhankelijk van de onderwerpen zullen ook zij bij het lokale overleg betrokkenworden.Overleg is het belangrijkste instrument van het lokaal onderwijsbeleid. Overleg maakt hetmogelijk om van de beleidsontwikkeling een interactief proces te maken. Een proces waarinde concrete vraagstukken die zich in de gemeente voordoen, worden opgepakt. De gezamenlijkeanalyse en aanpak, dicht bij de onderwijspraktijk, maken maatwerk in de vorm vanop de lokale situatie toegesneden oplossingen mogelijk. Uiteraard binnen het kader van dewet- en regelgeving.Daarin zit de meerwaarde van lokaal onderwijs.

Goed en constructief overleg veronderstelt dat de overlegpartners hun uiterste best doen omtot consensus te komen. In de wet- en regelgeving rond het lokaal onderwijsbeleid heeft dewetgever de consensusgedachte tot uiting gebracht door de introductie van de terminologievan "op overeenstemming gericht overleg". Zo kan een gemeenteraad een vierjaarlijks planvoor de bestrijding van onderwijsachterstanden pas vaststellen nadat daarover met deschoolbesturen op overeenstemming gericht overleg is gevoerd. Het belang dat de wetgeverhecht aan goed en serieus overleg komt ook tot uiting in de wettelijke verplichting voor gemeentenom voor de diverse domeinen van het lokaal onderwijsbeleid een regeling vast testellen voor het overleg met de schoolbesturen (zie ook paragraaf 2). In deze regeling dienenmet name procedurele en organisatorische aspecten rond de inrichting van het overleg teworden vastgesteld.De voorliggende VNG-voorbeeldverordening biedt een handreiking voor een dergelijke regeling.Het model is gebaseerd op de VNG-voorbeeldverordening Procedure overleg huisvestingonderwijs (juli 1996), die daartoe is "omgebouwd" tot een verordening die ziet op hetoverleg over de volle breedte van het lokale overheidshandelen op onderwijsgebied.

Uitgangspunten bij de opzet van deze verordening zijn:

- Samenhang:Er is gekozen voor de instelling van een overlegorgaan lokaal onderwijsbeleid waarin dehoofdlijnen van het lokaal beleid als geheel besproken kunnen worden. Verkokering door opsplitsingin een afzonderlijk bestuurlijk overleg voor bijvoorbeeld huisvesting, achterstandenbeleiden schoolbegeleiding moet worden voorkomen. Voorbereiding en uitwerking vanhoofdlijnen kunnen natuurlijk zinvol zijn in aparte overleggremia (werkgroepen die ingesteldworden door het overlegorgaan).- Representativiteit:De wetgeving schrijft voor dat de gemeente het op overeenstemming gericht overleg voertmet de besturen van alle scholen. Dit sluit niet uit dat gezocht wordt naar een overlegvormwaarbij gesproken wordt met representatieve vertegenwoordigingen van schoolbesturen.Om redenen van doelmatigheid is dit met name van belang voor gemeenten waar een grootaantal schoolbesturen actief is.- Helderheid gemeentelijke rol:De lokale overheid moet in alle gevallen duidelijk zijn over de hoedanigheid waarin ze aanhet overleg deelneemt: als lokale overheid of schoolbestuur. Iedere gemeente bepaalt zelfhoe ze het openbaar onderwijs wil besturen. Wanneer de rollen van schoolbestuur en lokaleoverheid niet worden gescheiden, dan is het in elk geval wenselijk om de beide rollen in hetlokaal overleg duidelijk te onderscheiden. In de toelichting op het artikel over de vertegenwoordigingin het overleg (artikel 3 van de verordening) wordt aangegeven op welke wijze ditonderscheid wordt aangebracht.- Raamwerk:De verordening biedt een raamwerk voor het overleg. Alleen datgene wordt geregeld watnoodzakelijk is voor een goede procedurele gang van zaken van het overleg. Dit is om op lokaalniveau ook ruimte te laten voor de nodige flexibiliteit.

2. Wettelijk kader en reikwijdte verordeningEvenals bij de decentralisatie van de onderwijshuisvesting het geval was, dienen gemeenteneen regeling vast te stellen voor het "op overeenstemming gericht overleg" met schoolbesturenover het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid en de schoolbegeleiding. Het is teverwachten dat deze verplichting ook terechtkomt in het wetsvoorstel waarin het onderwijs inallochtone levende talen (OALT) wordt gedecentraliseerd naar de gemeenten.Op welke "producten" van het handelen van de lokale overheid op het terrein van het primairen voortgezet onderwijs is in formele zin de wettelijke formule van het "op overeenstemminggericht overleg in samenhang met de mogelijkheid om een advies te vragen van de Onderwijsraad"van toepassing?

Dit zijn:- de wijziging van de verordening voor de onderwijshuisvesting;- het gemeentelijk plan of besluit ter bestrijding van onderwijsachterstanden;- het gemeentelijk besluit om een deel van het budget voor schoolbegeleiding specifiek tebestemmen voor doelstellingen van het lokaal onderwijsbeleid en hiervoor criteria vast testellen;- het gemeentelijk plan of besluit voor de toekenning van OALT-middelen.

In de wetgeving over de onderwijshuisvesting beperkt de wetgever zich tot de opdracht aande gemeenteraad om een procedure vast te stellen voor het verplichte overleg met deschoolbesturen. De VNG heeft met de voorbeeldverordening Procedure overleg huisvestingonderwijs (juli 1996) hiervoor een handreiking geboden aan gemeenten.

In de op 13 mei 1997 door de Eerste Kamer aangenomen wetsvoorstellen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid(Staatsblad 237-1997) en regeling schoolbegeleiding (Staatsblad252-1997) bepaalt de wetgever over de inhoud van overlegprocedure tussen gemeente enschoolbesturen:

"De gemeenteraad stelt bij verordening een procedure vast voor het op overeenstemminggericht overleg, met dien verstande dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald:a. vanaf wanneer en tot welk moment het gemeentebestuur de Onderwijsraad kan verzoekeneen advies uit te brengen;b. dat de termijn voor het uitbrengen van het advies wordt opgeschort met ingang van dedag waarop de Onderwijsraad het gemeentebestuur uitnodigt het verzoek voor het uitbrengenvan het advies aan te vullen met de gegevens die de Onderwijsraad nodig heeftvoor een goede vervulling van diens taak, tot de dag waarop het verzoek is aangevuld, enc. dat het gemeentebestuur gedurende de termijn voor het uitbrengen van het advies geenbesluit neemt over het onderwerp waarop de adviesaanvrage betrekking heeft."Goed beschouwd zijn de onderdelen b en c van deze wettelijke bepaling op zich al duidelijken behoeven ze niet of nauwelijks nog nadere uitwerking in een gemeentelijke overlegverordening(zie ook artikel 8, vierde en vijfde lid) Over onderdeel a bepaalt de onderwijswetgevingelders al dat het advies van de Onderwijsraad wordt aangevraagd tijdens het op overeenstemminggericht overleg over een bepaald onderwerp. De wetgeving verlangt met hetoog op een goede procesgang dat in de verordening de periode wordt aangegeven gedurendewelke het gemeentebestuur een adviesaanvrage kan indienen bij de Onderwijsraad(zie ook artikel 8, derde lid).

3. Eén verordening voor het onderwijsoverlegEen gemeente kan ervoor kiezen om per onderdeel van het lokaal onderwijsbeleid een aparteverordening voor het overleg vast te stellen; een overlegverordening voor de onderwijshuisvesting,het onderwijsachterstandenbeleid, schoolbegeleiding etc. Dit is echter omslachtigen miskent het gegeven dat deze zaken onderling grote samenhang vertonen en tezamenhet lokaal onderwijsbeleid vormen. Vandaar dat het voor de hand ligt om te kiezen voor eenprocedureverordening voor het overleg dat ziet op alle facetten van het lokaal onderwijsbeleid.In de verordening is daarvan uitgegaan. Hierbij is de VNG-voorbeeldveror-dening Procedureoverleg huisvesting onderwijs (juli 1996) als vertrekpunt genomen. Deze voorbeeldverordeningis door veel gemeenten, zo ook in Middelharnis, overgenomen. De hierin neergelegdebenadering is nu verbreed naar alle andere onderwerpen van het lokaal onderwijsbeleid.Het betreft hier allereerst de onderwerpen van de gemeentelijke besluitvorming overonderwijs waarvoor de wetgever het verplichte "op overeenstemming gericht overleg" heeftvoorgeschreven (zie ook artikel 2, tweede lid, onder a). Hierbij is ervoor gekozen om de formuleringalgemeen te houden en niet te verwijzen naar de specifieke vindplaatsen in de onderwijswetgeving.Dit heeft als voordeel dat de voorbeeldverordening niet hoeft te worden aangepast wanneerde wetgever zou besluiten om het op overeenstemming gericht overleg voor te schrijven tenaanzien van nieuwe (te decentraliseren) taken.Tevens kan de verordening ook worden toegepast voor die onderwerpen van het lokaal onderwijsbeleidwaarop de figuur van het op overeenstemming gericht overleg formeel niet vantoepassing is (zie artikel 2, tweede lid, onder b). Hierbij kan onder meer worden gedacht aande vaststelling van een gemeentelijke regeling over de materiële financiële gelijkstelling ofaan de uitvoering van de leerplicht en de bestrijding voortijdig schoolverlaten. Het bepaaldein de verordening is hierop echter niet ten volle van toepassing. Een aantal bepalingen (zieartikel 8) blijft buiten toepassing. Dit houdt verband met het gegeven dat de adviestaak vande Onderwijsraad en de daarbij behorende processuele bepalingen alleen zien op onderwerpenwaarop het wettelijk voorgeschreven op overeenstemming gericht overleg van toepassingis.

4. Vaststelling nieuwe verordeningNu de wetgeving inzake onderwijsachterstandenbeleid en schoolbegeleiding in het Staatsbladis verschenen, dient een nieuwe overlegverordening te worden vastgesteld. De gemeentelijkebesluitvorming over de nieuwe taken (met name GOA en OALT) moet uiterlijkper 1 augustus 1998 hebben plaatsgevonden.Voorafgaande aan deze besluitvorming moet het voorgeschreven overleg met alle schoolbesturenzijn afgerond.

De vaststelling kan op twee manieren:- De bestaande verordening Procedure overleg huisvesting onderwijs wordt gewijzigd endaardoor qua reikwijdte verbreed tot de onderwerpen van het lokaal onderwijsbeleid.- De bestaande verordening procedure overleg huisvesting onderwijs wordt geheel ingetrokkenen daarvoor in de plaats treedt de nieuwe verordening overleg lokaal onderwijsbeleid.In het voorliggende model is uitgegaan van de laatste benadering omdat de bestaande voorbeeldverordeningvoor het overleg onderwijshuisvesting wordt verbreed naar andere domeinenvan het lokaal onderwijsbeleid en daardoor op een groot aantal plaatsen is gewijzigd (inclusiefde toevoeging van enkele nieuwe artikelen).

5. Delegatie raad aan burgemeester en wethoudersDe verordening heeft als uitgangspunt dat burgemeester en wethouders alle uitvoerende aspectenvan het overleg over het lokaal onderwijsbeleid voor hun rekening nemen. Zo voerenzij het overleg met de schoolbesturen van alle scholen in de gemeente, voeren het secretariaaten zijn belast met de indiening van het verzoek om advies van de Onderwijsraad. Tevensis er in deze verordening voor gekozen de wettelijke bevoegdheid van de raad om uit eigenbeweging een advies te vragen van de Onderwijsraad te delegeren aan burgemeester enwethouders. Dit advies wordt immers volgens de wet tijdens het op overeenstemming gerichtoverleg gevraagd. Burgemeester en wethouders voeren dit overleg. Met deze vormen vandelegatie wordt een betere aansluiting bereikt op de gangbare gemeentelijke bestuurspraktijk.Hiermee wordt ook bereikt dat de in de wettelijke bepalingen over het overleg gekozenterm "gemeentebestuur" een eenduidige invulling krijgt.Impliciet betekent dit dat bij vaststelling van de verordening de raad een aantal zaken delegeertaan burgemeester en wethouders. De basis voor deze delegatie is neergelegd in artikel156 Gemeentewet. Met de vaststelling van de overlegverordening bepaalt de raad duswat hij aan bevoegdheden aan zich wil houden en op welke onderdelen de uitoefening vanbevoegdheden wordt gedelegeerd aan burgemeester en wethouders.

6. Geen nadere regeling voor stemverhoudingenIn de verordening is ervan afgezien om een regeling te treffen voor het stemmen in het overlegorgaanlokaal onderwijsbeleid. Het gaat immers om een op overeenstemming gerichtoverleg over (voorgenomen) gemeentelijke besluitvorming. Partijen moeten zich tot het uitersteinspannen om tot overeenstemming te komen. Er vindt echter geen (finale) besluitvormingplaats in het overlegorgaan.De competentie voor de finale besluitvorming heeft de wetgever gelegd bij de gemeenteraad,indachtig het principe van territoriale decentralisatie. Indien in het bestuurlijk onderwijsoverlegvolledige overeenstemming wordt bereikt, zal de raad alleen goed gemotiveerd van ditstandpunt kunnen afwijken. Dit volgens de procedure die in artikel 10 van de verordeningopgenomen is. Is er geen of geen volledige overeenstemming in het overlegorgaan over eenonderwerp, dan wordt in de verslaglegging van het overleg aangegeven hoe de meningsvormingin het overleg is verlopen en welke schoolbesturen bezwaren hebben aangetekenddan wel een afwijkende zienswijze huldigen. Naast de inhoudelijke argumentatie van dezebezwaren is het daarbij ook relevant voor de raad om te beschikken over informatie aangaandehet draagvlak binnen het onderwijs voor dergelijke bezwaren.

Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van het aantal scholen/leerlingen dat wordt gerepresenteerddoor de vertegenwoordigers die een afwijkend standpunt innemen. Deze beideaspecten - de kracht van de argumenten en het draagvlak dat daarvoor bestaat binnen hetonderwijsveld - zal de raad in onderlinge samenhang dienen te betrekken bij zijn uiteindelijkebesluitvorming over een van de onderwerpen in het kader van het lokaal onderwijsbeleid. 

Artikelsgewijze toelichting

AanhefHoewel de wet hiertoe niet verplicht, is het vanzelfsprekend dat voorafgaande aan de vaststellingvan de verordening overleg over lokaal onderwijsbeleid plaatsvindt met (de vertegenwoordigersvan) de schoolbesturen. Dit "overleg over de overlegprocedure" is uiteraardniet gebonden aan de procedureregels uit de verordening. Centraal hierbij staat echter weldat de gemeente de betrokken besturen voldoende gelegenheid biedt om hun inhoudelijkoordeel hierover te geven en vervolgens dit oordeel zwaar te laten wegen bij de uiteindelijkevaststelling van de verordening. Dit is vanuit de overweging dat een niet door alle betrokkenpartijen onderschreven overlegprocedure contra-productief kan werken in het latere inhoudelijkeoverleg dat op basis van deze procedure wordt gevoerd.De term "schoolbesturen" omvat ook het bestuur van het openbaar onderwijs. Het is wenselijkom in het bestuurlijk overleg een zo helder mogelijk onderscheid aan te brengen in deverantwoordelijkheden van de gemeente als lokale overheid, respectievelijk bestuur van hetopenbaar onderwijs.De wijze waarop het bestuur van het openbaar onderwijs vertegenwoordigd wordt in hetoverleg, is afhankelijk van de bestuursvorm (zie verder de toelichting op artikel 3).

Artikel 1 BegripsbepalingenDe schoolbesturen die worden uitgenodigd voor het bestuurlijk overleg, zijn de bevoegde gezagsorganenvan alle scholen die zijn gesitueerd op het grondgebied van de gemeente, envallen onder de reikwijdte van een onderwerp van lokaal onderwijsbeleid waarop het overlegvan toepassing is. Zo is bijvoorbeeld de bepaling over de vaststelling van het onderwijsachterstandenplanvan toepassing op een op het grondgebied van de gemeente gelegen nevenvestigingvan een school (zie artikel 118b, vijfde lid, WVO). De verordening gaat uit van deterritoriale werking van de regelgeving, dat wil zeggen dat alle rijksbekostigde scholen ennevenvestigingen die gelegen zijn op het grondgebied van de gemeente onder de werkingvan de verordening vallen. In de bestaande verordening procedure overleg huisvesting onderwijsis een gelijkluidende begripsbepaling opgenomen als in deze verordening overleg lokaalonderwijsbeleid. In het kader van lokaal onderwijsbeleid krijgt het bestuurlijk overleg weleen breder bereik, aangezien het bestuur van VBO Groen Sommelsdijk eveneens voor hetoverleg uitgenodigd zal worden. Tot dusver was genoemd schoolbestuur niet betrokken inhet overleg over de huisvestingsvoorzieningen aangezien de betreffende schoolgebouwenniet onder de reikwijdte van deze gedecentraliseerde taak valt. Met het opstellen van deagenda voor het Overlegorgaan zal zoveel mogelijk rekening gehouden worden met de volgordevan de punten. Dat wil zeggen eerst de onderwijs inhoudelijke punten en daarna depunten betreffende de onderwijshuisvesting.

Tijdens het op overeenstemming gericht overleg kan de gemeenteraad de Onderwijsraadverzoeken om een advies uit te brengen over een onderwerp waarop het op overeenstemminggericht overleg van toepassing is. De gemeenteraad moet dit verzoek doen indien eenschoolbestuur dit wenst (zie verder toelichting op artikel 2 en 8).

Artikel 2 Functie overlegorgaanIn het overlegorgaan lokaal onderwijsbeleid wordt tussen de gemeente en alle schoolbesturenoverleg gevoerd over de verschillende facetten van het lokaal onderwijsbeleid. Met deinstelling van het overlegorgaan wordt beoogd het wettelijk voorgeschreven overleg te institutionaliseren.

Dit is gezien het feit dat dit overleg qua intensiteit en reikwijdte toeneemt door de decentralisatievan bepaalde onderwijstaken naar de gemeente. Er is voor gekozen om de verordeningoverleg over lokaal onderwijsbeleid niet alleen te richten op de onderwerpen waarvoor wettelijkhet op overeenstemming gericht overleg is voorgeschreven, maar te kiezen voor eenbrede opzet. Gezien de samenhang tussen de verschillende wetten en tevens uit oogpuntvan harmonisatie en effectiviteit heeft een brede overlegprocedure de voorkeur. Zo kan deeventuele vaststelling van een verordening voor de materiële financiële gelijkstelling een onderwerpvan overleg zijn, hoewel hierbij het voeren van op overeenstemming gericht overlegniet door de wetgever is voorgeschreven. Daarnaast is ervoor gekozen om het overleg nietop te splitsen naar onderwerp of schoolsoort: zo blijft de integraliteit van het beleid het bestgewaarborgd. Dit laat onverlet dat gegeven de lokale behoefte de voorbereiding van het finaleoverleg plaats kan vinden in werkgroepen dan wel deeloverleggen. Ze kunnen ingerichtzijn naar onderwerp (bijvoorbeeld onderwijshuisvesting of achterstandenbeleid) of schoolsoort(bijvoorbeeld basisonderwijs of voortgezet onderwijs).

Het voorgeschreven op overeenstemming gericht overleg moet voldoen aan de wettelijke eisen.Ze hebben betrekking op het advies van de Onderwijsraad (artikel 8). Op de onderwerpenwaarvoor het op overeenstemming gericht overleg in de wet is voorgeschreven, is dit artikelexclusief van toepassing.

De wetgever heeft met het op overeenstemming gericht overleg een "zwaarder" type vanoverleg willen creëren om tot consensus te komen. Het gemeentebestuur kan immers doorzijn wettelijke competenties dicht raken aan de autonomie van de scholen.

Het karakter van het finale brede overleg is te allen tijde bestuurlijk. Dit is ter onderscheidingvan het technisch getinte voorbereidend overleg (artikel 7). Het betreft immers een overlegtussen het gemeentebestuur en de schoolbesturen.

Artikel 3 Samenstelling overlegorgaanEen schoolbestuur is uiteraard vrij om al of niet deel te nemen in het overlegorgaan. Indieneen bestuur daarin plaatsneemt, vaardigt het hiernaar een vertegenwoordiger af. Uiteraarddient de mogelijkheid te worden geboden dat de vertegenwoordigers, net zo goed als dat hetgeval zal zijn bij vertegenwoordigers van het gemeentebestuur, zich laten bijstaan door eenof meer adviseurs. Het schoolbestuur bepaalt door wie het zich laat vertegenwoordigen. Ditkan door een of meer leden van het schoolbestuur zijn en/of door een of meer door hetschoolbestuur gemandateerde leden van het management. De vertegenwoordiging hoeft nietpersoonsgebonden te zijn. Per onderwerp, bijvoorbeeld gelet op de portefeuilleverdeling ofde affiniteit met het desbetreffende onderwerp, kan iemand anders worden afgevaardigd.Het eerste lid biedt de mogelijkheid om de omvang van vertegenwoordiging van een schoolbestuur- uit oogpunt van een effectief overleg - te binden aan een maximum. Gelet op hetaantal schoolbesturen dat participeert in het lokale overleg is uitgegaan van één vertegenwoordigerper schoolbestuur.Wanneer het aantal schoolbesturen in de gemeente bijvoorbeeld zo groot is dat het totaalaantal door al deze schoolbesturen aan te wijzen vertegenwoordigers (ook al is dit maar éénvertegenwoordiger per bestuur) een vruchtbaar overleg in de weg staat, dan is het aan tebevelen om gebruik te maken van de optie van een gezamenlijke vertegenwoordiging (ziehet tweede lid).

Voor een effectief overleg is het eveneens belangrijk dat de besturen hun vertegenwoordigersvoldoende mandaat geven voor het voeren van het overleg (innemen standpunten/maken van afspraken). De gekozen formulering dat de vertegenwoordiger namens zijnbestuur of een aantal besturen deelneemt aan het overleg, is daarvan een uitdrukking.

De vertegenwoordigers dienen zich te vergewissen van voldoende mandaat door middel vangestructureerd vooroverleg met de schoolbesturen die zij vertegenwoordigen. Het mandaatzal inhoudelijk doorgaans betrekking hebben op de standpuntbepaling over voorstellen dielangs de reguliere weg zijn ingebracht in het overleg. Wanneer zich tijdens of vlak voor hetoverleg nieuwe omstandigheden aandienen, dan dient er uiteraard voldoende ruimte te zijnvoor de vertegenwoordigers om tussentijds terug te kunnen koppelen naar de respectievelijkeschoolbesturen of het college van burgemeester en wethouders.

Positionering openbaar onderwijsDe vertegenwoordiging van het door de gemeente bestuurde openbaar onderwijs (zowel bijde integrale bestuursvorm als bij de bestuurscommissie ex artikel 82 van de Gemeentewet)is in het overleg zo helder mogelijk gemarkeerd. Dit vindt plaats door middel van aanwijzingvan een of meer personen die op titel van vertegenwoordiger van het openbaar onderwijsdeelnemen aan het overleg. De vertegenwoordiging van de door de gemeente in stand gehoudenscholen vindt als volgt plaats:- bij de integrale bestuursvorm: vertegenwoordiger die goed op de hoogte is van de standvan zaken binnen de openbare scholen, schooloverstijgend kan denken en handelen, debelangen van het openbaar onderwijs goed kan behartigen en wiens afvaardiging breedwordt ondersteund binnen het openbaar onderwijs (bijvoorbeeld vanuit een gemeenschappelijkdirectieoverleg openbaar onderwijs en vanuit de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad).- bij de bestuurscommissie voor openbaar speciaal onderwijs: een door de bestuurscommissieaangewezen vertegenwoordiger, niet zijnde de voorzitter.- bij de bestuurscommissie voor openbaar voortgezet onderwijs: een door de bestuurscommissieaangewezen vertegenwoordiger, niet zijnde de voorzitter.

De voorgestelde wijze van vertegenwoordiging van met name het via de integrale bestuursvormbestuurde openbaar onderwijs laat onverlet dat de uiteindelijke schoolbestuurlijke verantwoordelijkheidligt bij het college van burgemeester en wethouders en de raad.Het duidelijk positioneren van het openbaar onderwijs in het overleg maakt wel voor alledeelnemers in het overleg goed zichtbaar wanneer de lokale overheid iets inbrengt vanuit deinvalshoek van het schoolbestuur bij monde van de aangewezen vertegenwoordiger voor hetopenbaar onderwijs, en wanneer de gemeente in de hoedanigheid van lokale overheid bijmonde van de voorzitter van het overleg een standpunt inneemt. Hiermee wordt het bestaanvan de dubbelrol niet ontkend, maar wel een alternatief geboden om daarmee op voor allepartijen waarneembare wijze om te gaan.

Uit het derde lid vloeit voort dat de raad de wettelijke opdracht tot het voeren van overleg delegeertaan burgemeester en wethouders door middel van afvaardiging van de portefeuillehouderonderwijs naar het overleg. De deelname aan het overleg van burgemeester en wethoudersin de persoon van de direct verantwoordelijke portefeuillehouder benadrukt - ookvanuit de invalshoek van de lokale overheid - het bestuurlijk karakter van het overleg. Er isdaarom niet gekozen voor een ambtelijk vertegenwoordiger.

Artikel 4 DerdenAfhankelijk van het onderwerp van het overleg kunnen derden, niet te verwarren met de adviseursvan de gemeente of de schoolbesturen (zie de toelichting bij artikel 3), als deelnemerworden toegelaten tot het overleg. Denk bijvoorbeeld aan de schoolbegeleidingsdienst ofwelzijnsinstellingen.Kenmerkend verschil tussen de positie van de schoolbesturen en deze derden is dat voor delaatsten de formule van het op overeenstemming gericht overleg in relatie tot het advies vande Onderwijsraad niet opgaat.Wel dienen de zienswijzen van de derden tot uiting te komen in het verslag van het overleg.Hierdoor kan de raad ook deze zienswijzen betrekken bij zijn definitieve besluitvorming overhet betrokken onderwerp.

Artikel 5 UitnodigingDe strekking van dit artikel is dat in procedurele zin wordt gewaarborgd dat de schoolbesturentijdig worden ingeschakeld in het traject dat moet leiden tot een besluit over een onderwerpwaarop het overleg van toepassing is.In de modelverordening was aanvankelijk een termijn van twee weken opgenomen. Naaraanleiding van de zienswijzen van de schoolbesturen en het advies van de commissie onderwijsc.a. is deze termijn gewijzigd in drie weken. Om te voorkomen dat wanneer spoedgeboden is, strikte handhaving van deze termijn niet goed uitvoerbaar is, wordt aan dit artikeltoegevoegd dat van deze termijn van drie weken kan worden afgeweken. Met name moetdan gedacht worden aan late berichtgeving van wijziging van wet- en regelgeving door decentrale overheid.Overigens mag, ingeval er gewerkt wordt met een voorbereidend overleg, ervan worden uitgegaandat de besturen of de vertegenwoordigers van de besturen al in een eerder stadiumop de hoogte zijn van de inhoud van de voorstellen.

Tevens kan in dit voorbereidend overleg worden vastgesteld wat het geschiktste tijdstip (voorschoolbestuurders meestal een tijdstip in de namiddag of avond) voor het bijeenroepen vanhet overleg is. Bij het ontbreken van vormen van vooroverleg spreekt het voor zich dat degemeente zich ervan vergewist dat de geplande datum van het overleg een geschikt tijdstipis voor de andere overlegpartners.

De schoolbesturen die niet kunnen deelnemen aan het overleg, kunnen voor de datum vanhet overleg hun zienswijze schriftelijk kenbaar maken aan burgemeester en wethouders.

De gemeente is gehouden om een "aangekleed" voorstel toe te zenden. In de vorm van eentoelichting wordt de overlegpartners inzicht gegeven in de achtergronden van het voorstel.Tevens dient te worden aangegeven of het overleg over het voorstel moet worden aangemerktals een op overeenstemming gericht overleg.De vertegenwoordigers van de schoolbesturen hebben uiteraard de mogelijkheid om ook zelfstukken in te brengen voor het overleg.Indien het overleg wordt voorbereid (zie artikel 7), dan verdient het aanbeveling dat het voorstelook vergezeld gaat van de uitkomst van dit vooroverleg (bijvoorbeeld in de vorm van eeninventarisatie van onderwerpen waarover wel of niet overeenstemming bestaat).De formulering dat het overleg op een bepaald tijdstip zal "aanvangen", impliceert dat hetoverleg niet in één ronde behoeft te worden afgerond. Vaak zal het zo zijn dat voor het overlegmeer dan één bijeenkomst nodig is. Er is in het model voor gekozen om deze optie vanvervolgoverleg niet te binden aan nadere formele vereisten (behoudens de beschreven omstandighedenin artikel 8, zesde lid, en artikel 10 van het model) over de uitnodiging en toezendingvan stukken. De deelnemers kunnen hierover in het eerste overleg concrete afsprakenmaken die inspelen op de feitelijke situatie die zich op dat moment voordoet.

Artikel 6 SecretariaatIn formele zin zijn burgemeester en wethouders belast met het voeren van het secretariaatvan het overlegorgaan. De praktijk is dat het secretariaat - onder verantwoordelijkheid vanburgemeester en wethouders - wordt verzorgd door een of meer gemeenteambtenaren. Hetzal daarbij in de regel om ambtenaren gaan van het werkveld Onderwijs, belast met aangelegenhedeninzake het lokaal onderwijsbeleid.

Artikel 7 VoorbereidingDe praktijk laat vaak zien dat een overleg wordt voorafgaan door het nodige (technische)vooroverleg. Dit overleg heeft tot doel om onderwerpen in inhoudelijke en technische zinvoor te bereiden voor de bespreking in het overlegorgaan.

De bereikte overeenstemming en overgebleven verschillen van inzicht in het vooroverlegvormen de basis van het overleg in het overlegorgaan. De inventarisatie van de onderwerpenwaarover al dan niet overeenstemming is bereikt, vormt een hulpmiddel voor een efficientoverleg. In het kader van het op overeenstemming gericht overleg richt de aandacht zichmeestal op de nog resterende geschilpunten, waarbij in het kader van het op overeenstemminggerichte karakter van het overleg gestreefd moet worden naar een oplossing. Dit neemtniet weg dat in het overleg tevens een inhoudelijke discussie kan plaatsvinden over de onderwerpenwaarover, blijkens de inventarisatie, wel overeenstemming bestond in het voorbereidendoverleg.Er is van afgezien om het voeren van het voorbereidend overleg te binden aan procedurelevoorschriften. Afhankelijk van de omvang van de problematiek dient dit overleg met een grotemate van flexibiliteit te kunnen worden ingericht en gevoerd. Het voorbereidend overlegkan bijvoorbeeld per onderwerp of schoolsoort plaatsvinden. Deze flexibiliteit geldt ook voorde wijze van vertegenwoordiging (ambtelijk dan wel op bestuurlijk niveau).

Burgemeester en wethouders kunnen dit voorbereidend overleg instellen. Zij doen dit uiteraardin nauw overleg met de vertegenwoordigers van de schoolbesturen.

Artikel 8 Advies OnderwijsraadDit artikel betreft de rol van de Onderwijsraad. Daar waar het lokaal onderwijsbeleid inzakehuisvesting, schoolbegeleiding, achterstandenbeleid en OALT de grondwettelijke vrijheid vanrichting en vrijheid van inrichting van het onderwijs raakt, kan de Onderwijsraad in beeld komen.Niet als geschillenbeslechter, maar als adviseur van de lokale overheid. Maar wel,wanneer een schoolbestuur zich beroept op strijdigheid met deze grondwettelijke aspectenvan onderwijsvrijheid, in de vorm van een verplichting voor de gemeente om advies te vragen.De wetgever beperkt de formulering doelbewust tot de vrijheid van richting en inrichting.Het aspect van de bekostiging van het openbaar en bijzonder onderwijs naar dezelfde maatstaf(gelijke behandeling) is daarbij niet genoemd. Mocht een gemeente echter een ongerechtvaardigdonderscheid aanbrengen tussen bijzonder en openbaar onderwijs en daardoorscholen voor bijzonder onderwijs vanwege hun bijzonder zijn achterstellen bij openbaar onderwijs,dan handelt deze gemeente in strijd met de vrijheid van richting en inrichting. Erwordt immers een inbreuk gemaakt op de wezenlijke aard van de bijzondere school. Eenschoolbestuur kan via deze invalshoek de gemeente verzoeken om advies te vragen van deOnderwijsraad.Artikel 8 geeft in procedurele zin aan op welke wijze een of meer overlegpartners, schoolbesturenen gemeentebestuur, kenbaar moeten maken dat ze de Onderwijsraad willen inschakelenvoor een advies over aspecten aangaande een onderwerp waarop het op overeenstemminggericht overleg van toepassing is.Uitgangspunt daarbij is dat de partij die om advies verzoekt, inhoudelijk en gemotiveerd aangeeftwat de relatie is tussen deze aspecten en de vrijheid van richting of vrijheid van inrichting.Dit gebeurt uiterlijk in het overleg dat is bestempeld als het laatste, afrondende overlegover het desbetreffende onderwerp. Het is aan te bevelen om het finale karakter van hetoverleg te vermelden in de uitnodiging. Zowel de schoolbesturen als burgemeester en wethouderszijn gebonden aan dit uiterste moment (zie artikel 8, eerste lid).Burgemeester en wethouders dienen het verzoek om advies in bij de Onderwijsraad.

Zij doen dit uiterlijk twee weken na afloop van het overleg. Deze termijn is opgenomen vanwegehet feit dat de wet met het oog op een goede procesgang voorschrijft dat in de gemeentelijkeverordening wordt opgenomen vanaf wanneer en tot welk moment het gemeentebestuurde Onderwijsraad kan verzoeken een advies uit te brengen.Tevens is erin voorzien dat in het overleg van gedachten kan worden gewisseld over de inhoudvan het verzoek aan de Onderwijsraad. Dit is tegen de achtergrond dat iedereen erbijgebaat is dat er minimaal duidelijkheid bestaat over de beweegredenen van een, meer of allepartijen om zich tot de Onderwijsraad te wenden. Deze gedachtewisseling laat uiteraard hetrecht van een individueel schoolbestuur of de gemeente onverlet om de Onderwijsraad in teschakelen, ook wanneer de andere overlegpartners daaraan geen behoefte hebben. Daarnaastzal ook de Onderwijsraad in het kader van zijn advisering geïnformeerd willen wordenover de (mogelijk afwijkende) zienswijzen van alle partners uit het overleg.

De adviestermijn bedraagt vier weken. De wettelijke bepalingen geven aan dat de termijnvan vier weken wordt opgeschort indien de Onderwijsraad op redelijke gronden aanvullendegegevens nodig heeft voor een goede vervulling van zijn taak (zie het vierde lid). Bij de formuleringvan de opschorting van de termijn is aangesloten bij artikel 4:15 van de Algemenewet bestuursrecht (Awb). Dat artikel bevat een regeling voor opschorting van de termijn bijde aanvraag van een beschikking.De woorden "nodig voor een goede vervulling van diens taak" maken duidelijk dat de Onderwijsraadgemotiveerd zal moeten aangeven welke gegevens hij nodig heeft. De Onderwijsraadzal alleen aanvullende gegevens kunnen opvragen voorzover die redelijkerwijsnoodzakelijk zijn voor het uitbrengen van het advies.

Verder bepaalt de wet dat de gemeenteraad geen besluit neemt over een onderwerp waarophet overleg van toepassing is alvorens de termijn is verstreken waarbinnen de Onderwijsraadadvies moet uitbrengen.

In het zesde lid wordt bepaald in welke situatie er in ieder geval nader overleg plaatsvindtover het advies van de Onderwijsraad. Dit is aan de orde wanneer de Onderwijsraad adviseertom inhoudelijke wijzigingen aan te brengen in het voorstel over het desbetreffende onderwerp.In alle andere gevallen maken burgemeester en wethouders de afweging of naderoverleg noodzakelijk is. In het model is voor deze formule gekozen in plaats van voor de benaderingom ongeacht de strekking en inhoud van het advies standaard te bepalen dat naderoverleg plaatsvindt over het uitgebrachte advies. Er kunnen zich namelijk situaties voordoenwaarin een dergelijk nader overleg geen toegevoegde waarde heeft, bijvoorbeeld wanneerhet advies het voorstel van burgemeester en wethouders onderschrijft.Overigens wordt nog opgemerkt dat de wettelijke bepalingen over de advisering van de Onderwijsraadniets voorschrijven over een overlegmogelijkheid zoals hiervoor is beschreven.Er wordt bepaald dat de Onderwijsraad advies uitbrengt aan de gemeenteraad. Het advieswordt vervolgens bekendgemaakt, tezamen met het besluit over het onderwerp waarop hetoverleg van toepassing is.

Om te voorkomen dat eventueel nader overleg over het uitgebrachte advies tot een te grotevertraging in het besluitvormingsproces leidt, is in het zesde lid uitgegaan van een vrij kortetermijn waarbinnen een dergelijk overleg plaats zal dienen te vinden. Om hierbij problemente voorkomen verdient het aanbeveling om aan de vooravond van de indiening van het verzoekom advies met de daarbij behorende stukken bij de Onderwijsraad alvast in onderlingoverleg enkele data te reserveren voor een eventueel nader overleg. Hierbij kan ervan wordenuitgegaan dat de Onderwijsraad drie tot vier weken nodig heeft om tot een advies te komen.De wetgever heeft de adviestermijn namelijk beperkt tot vier weken.

Artikel 9 Verslaglegging; informeren raadDe raad zal bij zijn besluitvorming over het onderwerp waarop het overleg van toepassing isde argumenten en zienswijzen moeten wegen die in het overleg naar voren zijn gebracht.Hiertoe is het van belang dat de raad zich een duidelijk beeld kan vormen van de inhoud enstrekking van hetgeen tijdens en voor het overleg is aangevoerd. De raad wordt hierover opde hoogte gebracht via toezending van het verslag van het overleg.In het verslag wordt per onderwerp aangegeven of het op overeenstemming gericht overlegvan toepassing is. Daarnaast wordt per onderwerp aangegeven in hoeverre er in het overlegorgaanovereenstemming over het onderwerp is bereikt.Het verslag bevat uiteraard de zienswijzen die door de verschillende deelnemers (vertegenwoordigersvan schoolbesturen, derden en de gemeente) zijn ingebracht. Voorzover dezezienswijzen niet of niet geheel zijn overgenomen in het voorstel dat aan de raad is voorgelegd,wordt hiervan in het betrokken raadsvoorstel melding gemaakt door burgemeester enwethouders. Daarbij wordt ook aangegeven op welke gronden burgemeester en wethouderstot het desbetreffende oordeel zijn gekomen.

Artikel 10 Heropening overlegDe uitkomst van het overleg vormt een belangrijk gegeven in de verdere besluitvormingsprocedure(raadscommissie en raad) over een onderwerp waarop het overleg van toepassing is.In het voorstel van burgemeester en wethouders is aangegeven op welke wijze is omgegaanmet de gebrachte zienswijzen. Indien er in het verdere besluitvormingsproces signalen komendat vermoedelijk wordt afgeweken van het voorstel van burgemeester en wethoudersen dat daarmee de uitkomst van het overleg in een ander licht komt te staan, komt de vraagaan de orde of de mogelijkheid moet worden geboden om over de gewijzigde situatie hetoverleg te heropenen.Een eventueel hernieuwd overleg is in dit artikel gekoppeld aan het resultaat van de besprekingvan het voorstel van burgemeester en wethouders in de raadscommissie waarin onderwijsaangelegenhedenaan de orde komen. Indien de raadscommissie of een deel daarvandat een meerderheid vertegenwoordigt in de raad aanleiding ziet voor een standpunt om tekomen tot inhoudelijke bijstellingen in het voorstel van burgemeester en wethouders, dankan dit aanleiding zijn om het overleg bijeen te roepen.In één geval moeten burgemeester en wethouders het overleg heropenen, namelijk indien ditoordeel betrekking heeft op inhoudelijke onderdelen van het voorstel waarover in het opovereenstemming gericht overleg overeenstemming was bereikt. Hiermee wordt tot uitdrukkinggebracht dat deze consensus een zwaarder gewicht kan hebben dan een bereikte overeenstemmingover een onderwerp waarover de wetgever geen op overeenstemming gerichtoverleg heeft voorgeschreven. Er kunnen zich in dit laatste geval naar aanleiding van de behandelingin de raadscommissie verschillende situaties voordoen:1. Over (onderdelen van) het voorstel dat burgemeester en wethouders hebben ingebrachtbestond in het overleg volledige overeenstemming. Het afwijkende meerderheidsstandpuntvan de raadscommissie daarover betekent dus ook een afwijking van de bereikteconsensus in het overleg. In een dergelijk geval heropenen burgemeester en wethoudershet overleg. Het spreekt voor zich dat het daarbij dient te gaan om aspecten met een zekereimportantie. Vandaar dat gekozen is voor de formulering dat het moet gaan om een"inhoudelijke" bijstelling. Het zou bijvoorbeeld overdreven zijn om voor kleine technischebijstellingen een bestuurlijk overleg bijeen te roepen.2. De afwijkende visie van de raadscommissie strookt met de afwijkende zienswijzen zoalsdie gezamenlijk door de vertegenwoordigers van de schoolbesturen zijn ingebracht in hetoverleg. In een dergelijke situatie lijkt het opnieuw bijeenroepen van het overleg nietnoodzakelijk, tenzij burgemeester en wethouders dit dienstig vinden voor hun standpuntbepalingover het meerderheidsstandpunt van de raadscommissie.3. De afwijkende visie van de raadscommissie strookt met de zienswijze zoals die door eendeel van de schoolbesturen in het overleg naar voren is gebracht. In deze situatie kan hetbijeenroepen van het overleg gewenst zijn in verband met de positie van de schoolbesturendie hun zienswijze niet gehonoreerd zien. Burgemeester en wethouders bezien denoodzaak daartoe.

Het voordeel van de in artikel 10 neergelegde procedure is dat het gemeentelijk besluitvormingsprocesvoortgang kan vinden zonder het gewicht van het overleg geweld aan te doen.Het voorstel van burgemeester en wethouders, al dan niet bijgesteld naar aanleiding van debehandeling in de raadscommissie, kan namelijk doorgaan naar de raad. Het resultaat vanhet heropende overleg kan vervolgens ter kennis worden gebracht van de raad. Dit resultaatwordt door de raad betrokken bij de uiteindelijke besluitvorming. Dit positioneert de raad ookals hoogste bestuursorgaan in de gemeente, die alles afwegend een finale beslissing neemt.

Artikel 11 Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordeningniet voorzietWanneer de verordening voor het overleg in bepaalde zaken niet voorziet, dan nemen burgemeesteren wethouders een beslissing. Aangezien dergelijke beslissingen (de inrichtingvan) het overleg raken, is erin voorzien dat B en W hierover de andere partijen uit het overleghoren. Daaruit zou bijvoorbeeld kunnen blijken dat het wenselijk wordt geacht om:- bepaalde zaken nader te regelen (reglement van orde, huishoudelijk reglement of ietsdergelijks);- bepaalde zaken via een aan de raad voor te leggen wijziging vast te leggen in de verordeningop het overleg.

Artikel 12 Citeertitel; inwerkingtredingBij de inwerkingtreding van de verordening overleg over lokaal onderwijsbeleid dient de verordeningprocedure overleg huisvesting te worden ingetrokken. Zoals bij artikel 2 al is vermeld,is gekozen voor een brede overlegverordening waaronder ook het overleg over de inhoudvan de verordening voor de onderwijshuisvesting is begrepen.