Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Stadsgewest Haaglanden

Verordening Groen Haaglanden 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieStadsgewest Haaglanden
Officiële naam regelingVerordening Groen Haaglanden 2010
CiteertitelVerordening Groen Haaglanden 2010
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Subsidieverordening Groen Haaglanden 2007

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet gemeenschappelijke regelingen, artikel 33, Gemeentewet, artikel 149, Regeling stadsgewest Haaglanden 1995, artikel 28

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-02-201007-07-2011nieuwe regeling

17-02-2010

De Posthoorn d.d. 24 februari 2010 e.a.

geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Groen Haaglanden 2010

Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden;

gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 3 februari 2010;

gelet op artikel 28 van de Regeling stadsgewest Haaglanden 1995;

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende:

VERORDENING GROEN HAAGLANDEN 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het Stadsgewest Haaglanden;

  • c.

    groenbeleidsplan: Groenbeleidsplan Haaglanden, vastgesteld door het algemeen bestuur op 25 november 2009;

  • d.

    groene thema’s: thema’s die het belang van het groen onderstrepen (zoals gezondheid, natuurbeleving en klimaat), thema’s die een bijzondere functie van het groen weergeven (zoals sportbeoefening, volkstuinen en voedselstrategie) en thema’s die het groen verbinden met mensen en maatschappij (zoals sociale cohesie, vestigingsklimaat en communicatie);

  • e.

    groot project: een project waarvan de subsidiabele kosten € 500.000,-- of meer bedragen;

  • f.

    klein project: een project waarvan de subsidiabele kosten minder dan € 500.000,-- bedragen;

  • g.

    prioriteitenlijst: lijst van projecten die is opgenomen in het uitvoeringsprogramma, welke projecten voldoen aan de doelstellingen van het groenbeleidsplan en op basis van deze verordening voor financiering in aanmerking kunnen komen;

  • h.

    Stadsgewest Haaglanden: een regionaal openbaar lichaam als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • i.

    subsidieplafond: een subsidieplafond als bedoeld in afdeling 4.2.2 Awb;

  • j.

    uitvoeringsprogramma: Uitvoeringsprogramma Groen Haaglanden, vastgesteld door het dagelijks bestuur op … … 2010 na advies van het bestuurlijk overleg Groen.

Hoofdstuk 2 Fonds Groen Haaglanden

Artikel 2 Doelstellingen van het fonds
  • 1. Het Fonds Groen Haaglanden wordt door middel van deze verordening ingesteld.

  • 2. Het fonds heeft ten doel de uitvoering van groenprojecten en de ontwikkeling van groene thema’s binnen het gebied van het Stadsgewest Haaglanden te bekostigen en mee te financieren.

Artikel 3 Beheer van het fonds
  • 1. Het fonds wordt beheerd door het dagelijks bestuur.

  • 2. Het fonds maakt deel uit van de begroting van het Stadsgewest Haaglanden.

  • 3. De raming van de verplichtingen, de uitgaven en de ontvangsten van het fonds worden jaarlijks als onderdeel van de ontwerp-begroting door het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur ter vaststelling aangeboden conform de procedure beschreven in artikel 52 van de Regeling stadsgewest Haaglanden 1995.

  • 4. Gelijktijdig met de in het derde lid bedoelde raming biedt het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur de ontwerpbesluiten, bedoeld in artikel 5, lid 1, ter vaststelling aan.

Artikel 4 Ontvangsten van het fonds
  • 1. De ontvangsten van het fonds bestaan uit bijdragen van:

    • a.

      de deelnemende gemeenten

    • b.

      andere publiekrechtelijke rechtspersonen;

    • c.

      privaatrechtelijke rechtspersonen;

    • d.

      natuurlijke personen.

  • 2. Het eventuele jaarlijkse renteoverschot van het fonds wordt aan het fonds toegevoegd.

Artikel 5 Bijdragen deelnemende gemeenten
  • 1. De bijdragen van de deelnemende gemeenten aan het fonds worden jaarlijks, tezamen met de vaststelling van de begroting, bij een daartoe strekkend besluit door het algemeen bestuur vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.

  • 2. De bijdrage van iedere deelnemende gemeente bedraagt:

    • a.

      voor het jaar 2011: € 1,-- per inwoner per gemeente;

    • b.

      voor het jaar 2012: € 2,-- per inwoner per gemeente;

    • c.

      voor het jaar 2013: € 3,-- per inwoner per gemeente;

  • 3. Voor de bepaling van de bijdrage per gemeente wordt uitgegaan van het inwoneraantal op 1 januari van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de bijdrage is verschuldigd.

  • 4. Bij de vaststelling van het inwoneraantal per gemeente worden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde bevolkingscijfers aangehouden.

Artikel 6 Betalingsverplichting
  • 1. Terstond na de vaststelling van de begroting nemen de gemeenten de op grond van artikel 5 berekende bijdragen op in hun begroting.

  • 2. De gemeenten betalen jaarlijks voor 16 januari en voor 16 juli telkens de helft van de bijdrage.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan op verzoek van een gemeente een van het tweede lid afwijkende betaling vaststellen.

  • 4. Indien de bijdrage van een gemeente niet wordt betaald overeenkomstig de in het tweede lid genoemde termijnen of de in het derde lid vastgestelde afwijkende termijn, dan is die gemeente de wettelijke rente verschuldigd over de te laat betaalde termijn.

Artikel 7 Uitgaven uit het fonds

Ten laste van het fonds komen de uitgaven en subsidies voor groenprojecten met regionale betekenis die zijn opgenomen in de prioriteitenlijst van het uitvoeringsprogramma.

Artikel 8 Subsidieplafond
  • 1. Het subsidieplafond van de op grond van deze verordening te verstrekken subsidies bedraagt jaarlijks niet meer dan 30% voor kleine projecten en 70% voor grote projecten van het door het algemeen bestuur in de begroting van het Stadsgewest Haaglanden voor het fonds beschikbaar gestelde bedrag.

  • 2. Het deelplafond per project bedraagt vervolgens 25%.

  • 3. Voor de rangschikking van de subsidieaanvragen wordt de volgorde van de door het dagelijks bestuur opgestelde prioriteitenlijst, zoals opgenomen in het uitvoeringsprogramma, aangehouden.

Artikel 9 Begrotingsvoorbehoud

In het geval een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt deze verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Hoofdstuk 3 Subsidieverlening

Artikel 10 Aanvrager

Een subsidie kan worden aangevraagd door:

  • 1.

    de deelnemende gemeenten;

  • 2.

    andere publiekrechtelijke rechtspersonen, voor zover deze rechtspersoon eigenaar of opdrachtgever is;

  • 3.

    privaatrechtelijke rechtspersonen, voor zover deze rechtspersoon eigenaar of opdrachtgever is;

  • 4.

    natuurlijke personen, voor zover deze persoon eigenaar of opdrachtgever is.

Artikel 11 Aanvraag om subsidie
  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt voor februari van het jaar waarin de activiteit wordt gestart, ingediend bij het dagelijks bestuur, met gebruikmaking van een door het dagelijks bestuur vastgesteld formulier.

  • 2.

    De aanvraag bevat de volgende gegevens en stukken:

  • a.

    een plan van aanpak, bestaande uit:

    • -

      een beschrijving van de doelstellingen;

    • -

      de uitvoeringsmethode(n);

    • -

      de te behalen resultaten, inclusief de realiseringstermijnen (de planning);

  • b.

    een begroting van de activiteit, waarin is opgenomen:

    • -

      een kostenraming van de activiteit;

    • -

      kostensoorten;

    • -

      een beschrijving van de wijze waarop de activiteit wordt gefinancierd;

    • -

      een opgave van de bijdragen van eventuele cofinanciers, alsmede voor zover reeds verleend een afschrift van de subsidiebeschikkingen;

  • c.

    in geval van gebiedsontwikkeling:

    • -

      gegevens omtrent het beheer;

    • -

      de opgave van de toekomstig beheerder;

    • -

      een weergave van de beheersovereenkomst, inclusief de financiering;

  • d.

    het tijdschema van de uitvoering en het daarbij behorende uitgavenpatroon;

  • e.

    een ondertekende verklaring de-minimissteun;

  • f.

    indien de aanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is: een afschrift van de statuten en de inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan aanvullende informatie vragen, indien dit noodzakelijk is voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 12 Onvolledige aanvraag
  • 1. Indien een onvolledige aanvraag is ingediend, verzoekt het dagelijks bestuur de aanvrager deze schriftelijk aan te vullen binnen een termijn van vier weken, te rekenen vanaf de dagtekening van het verzoek van het dagelijks bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan besluiten een aanvraag niet in behandeling te nemen indien de in het eerste lid genoemde termijn is verstreken zonder dat de gevraagde aanvulling is ontvangen.

Artikel 13 Beoordeling en eisen activiteit
  • 1. De activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd wordt getoetst aan het Groenbeleidsplan Haaglanden en moet zijn opgenomen in de prioriteitenlijst van het uitvoeringsprogramma.

  • 2. De activiteit voldoet aan de volgende eisen:

    • a.

      de kosten van de activiteit staan in een redelijke verhouding tot het met de activiteit beoogde doel;

    • b.

      de activiteit moet op korte termijn tot uitvoering genomen kunnen worden;

    • c.

      de uitvoering van de activiteit is nog niet gestart.

Artikel 14 Subsidiabele kosten en subsidiepercentage
  • 1. De kosten van de activiteit komen voor subsidie in aanmerking voor zover deze kosten door het dagelijks bestuur noodzakelijk worden geacht.

  • 2. De kosten van voorbereiding, administratie en toezicht en de beheerkosten komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 3. De in het eerste lid genoemde kosten worden getoetst aan de eisen van sober- en doelmatigheid.

  • 4. De subsidie bedraagt het volgende percentage van de in het eerste lid genoemde kosten:

    • a.

      groenblauwe schakels: 50%;

    • b.

      stadsrandparken: 40%;

    • c.

      landschapsparken: 40%;

    • d.

      binnenstedelijke groenopgaven: 30%;

    • e.

      groene thema’s: 30%.

Artikel 15 Beslissing op de aanvraag
  • 1. Het dagelijks bestuur beslist, na advies van het bestuurlijk overleg Groen, op een aanvraag om subsidie binnen 20 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Indien als gevolg van de complexiteit van de aanvraag het dagelijks bestuur niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn kan beslissen, dan kan het deze termijn eenmaal met ten hoogste 13 weken verlengen. Het dagelijks bestuur doet hiervan binnen de eerste termijn mededeling aan de aanvrager.

Artikel 16 Inhoud van de beschikking
  • 1. De beschikking waarbij subsidie wordt verleend, bevat in ieder geval:

    • a.

      een omschrijving van de activiteit waarvoor de subsidie wordt verleend;

    • b.

      de wijze waarop het subsidiebedrag wordt bepaald;

    • c.

      het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld;

    • d.

      de aan de subsidie verbonden voorwaarden en verplichtingen.

  • 2. De volgende verplichtingen zijn in ieder geval aan de subsidie verbonden:

    • a.

      het tijdschema waarbinnen de activiteit tot uitvoering moet worden gebracht;

    • b.

      de wijze waarop en de termijn waarbinnen over de voortgang moet worden gerapporteerd;

    • c.

      de wijze waarop en welke informatie over de activiteit aan het Stadsgewest beschikbaar wordt gesteld.

  • 3. Naast de doelgebonden verplichtingen die in het tweede lid zijn opgenomen, is het dagelijks bestuur bevoegd om bij de subsidieverlening aanvullende doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38 Awb op te nemen.

Artikel 17 De-minimissteun

Een subsidie mag het de-minimisplafond niet overschrijden en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimissteun als bedoeld in verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Europese Commissie van 15 december betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de-minimissteun.

Artikel 18 Afwijzing van de aanvraag

Een aanvraag voor subsidie kan naast de artikelen 4:25 en 4:35 Awb geheel of gedeeltelijk worden afgewezen indien:

  • a.

    de activiteit niet voldoet aan de voorwaarden van deze verordening;

  • b.

    niet aannemelijk is gemaakt dat de doelstellingen van de activiteit worden bereikt;

  • c.

    het Stadsgewest reeds op andere wijze financiële ondersteuning aan de activiteit geeft of heeft gegeven.

Artikel 19 Voorschot

Het dagelijks bestuur verleent een voorschot van 50% van de verleende subsidie, tenzij het subsidiebedrag minder dan € 2.500,-- bedraagt.

Hoofdstuk 4 Subsidievaststelling

Artikel 20 Aanvraag om subsidie
  • 1. De subsidieontvanger dient binnen 13 weken na de einddatum van de activiteit, zoals opgenomen in de subsidiebeschikking, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het dagelijks bestuur, met gebruikmaking van een door het dagelijks bestuur vastgesteld formulier. Deze termijn kan op verzoek binnen de eerst gestelde termijn eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling dient voorzien te zijn van:

    • a.

      een financieel en inhoudelijk verslag;

    • b.

      een accountantsverklaring.

  • 3. De accountantsverklaring, als bedoeld in het tweede lid, onder b, dient te worden opgesteld overeenkomstig een door het dagelijks bestuur vastgesteld model. Indien de in het tweede lid bedoelde aanvraag betrekking heeft op een subsidie van ten hoogste € 25.000,--, is geen accountantsverklaring nodig.

  • 4. De subsidieontvanger is verplicht om medewerking te verlenen aan een door of vanwege het dagelijks bestuur te verrichten onderzoek naar de besteding van de subsidie.

Artikel 21 Beslissing op de aanvraag
  • 1. Op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie beslist het dagelijks bestuur binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Indien als gevolg van de complexiteit van de aanvraag het dagelijks bestuur niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn kan beslissen, dan kan de termijn eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd. Het dagelijks bestuur doet hiervan binnen de eerste termijn schriftelijk mededeling aan de aanvrager.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 22 Rekening en verantwoording

Het dagelijks bestuur legt jaarlijks aan het algemeen bestuur verantwoording af over de rechtmatigheid en doelmatigheid van de inkomsten en uitgaven van het fonds conform de procedure ten aanzien van de jaarrekening beschreven in artikel 54, eerste lid, van de Regeling stadsgewest Haaglanden 1995.

Artikel 23 Wijziging van het fonds

Wijziging van het fonds geschiedt bij een daartoe strekkend besluit van het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur kan besluiten dat aan de wijziging voorwaarden zijn verbonden.

Artikel 24 Opheffing van het fonds
  • 1. Het fonds kan worden opgeheven bij een daartoe strekkend besluit van het algemeen bestuur.

  • 2. In geval van opheffing besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige maatregelen.

Artikel 25 Evaluatie van het fonds

Uiterlijk 2 jaar na inwerkingtreding van de Verordening Groen Haaglanden brengt het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur verslag uit over de doeltreffendheid en effecten van deze verordening in de praktijk. Daarna wordt om de vijf jaar verslag gedaan.

Artikel 26 Hardheidsclausule

Het dagelijks bestuur kan het bepaalde in deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 27 Overige bepalingen
  • 1.

    De verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking van het besluit en is niet van toepassing op subsidies die voor het inwerkingtreden van deze verordening zijn verleend.

  • 2.

    De Subsidieverordening Groen Haaglanden 2007, vastgesteld bij besluit van het algemeen bestuur van 18 april 2007, wordt ingetrokken.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Groen Haaglanden 2010.

Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden in de openbare vergadering d.d. 17-02-2010

de voorzitter, J.J. VAN AARTSEN

de secretaris, DRS. A. HARKES

TOELICHTING OP DE

VERORDENING FONDS GROEN HAAGLANDEN 2010

FONDS GROEN HAAGLANDEN 2010

Inleiding

In de vergadering van het algemeen bestuur van Stadsgewest Haaglanden van 16 april 2008 is bij motie besloten voor het eind van het jaar een besluit over het groenfonds te nemen. Vanwege de directe relatie tussen het Groenbeleidsplan en het bijbehorende uitvoeringsprogramma enerzijds en het fonds anderzijds, is de besluitvorming over het fonds hieraan gekoppeld. Het Groenbeleidsplan, uitvoeringsprogramma en het raamwerk voor de verordening Fonds Groen Haaglanden zijn in de tussenliggende periode uitvoerig bediscussieerd door de verantwoordelijke portefeuillehouders groen in het Bestuurlijk Overleg Groen. Hierbij ging het om tot een zorgvuldig afgewogen beleidsinzet te bepalen, een bijbehorende projectenlijst waarin de juiste regionale prioriteiten gelegd zijn en een adequate bekostigingsgrond.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

Dit artikel geeft weer wat in de verordening bedoeld wordt met een aantal terugkerende

begrippen.

Hoofdstuk 2 Fonds Groen Haaglanden

Artikel 2 Doelstellingen van het fonds

Het Fonds Groen Haaglanden (hierna: FGH) heeft ten doel de uitvoering van projecten (‘spade in de grond’) en de ontwikkeling van groene thema’s (met zichtbare resultaten) (mee) te financieren.

Artikel 3 Beheer van het fonds

Het fonds wordt beheerd door het dagelijks bestuur van het Stadsgewest Haaglanden en maakt deel uit van de begroting van het Stadsgewest Haaglanden. De verplichtingen, de uitgaven en de ontvangsten van het fonds worden jaarlijks als onderdeel van de ontwerpbegroting door het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur ter vaststelling aangeboden.

Artikel 4 Ontvangsten van het Fonds

Omdat de regio niet over voldoende middelen beschikt om de in het groenbeleidsplan geformuleerde regionale projecten te kunnen realiseren, heeft het algemeen bestuur van het stadsgewest in 2008 besloten een fonds in te stellen. Het FGH wordt in eerste instantie gevuld door bijdragen per inwoner per gemeente. Daarnaast blijft de mogelijkheid open op andere wijze bijdragen in het fonds onder te brengen. Bijdragen zijn voorzien van:

  • -

    de deelnemende gemeenten (zie artikel 5);

  • -

    andere publiekrechtelijke rechtspersonen, zoals provincie, ministeries of waterschappen;

  • -

    privaatrechtelijke rechtspersonen, zoals een stichting, vereniging, besloten en naamloze vennootschap;

  • -

    natuurlijke personen;

Bijdragen publiekrechtelijke rechtspersonen

Naast bijdragen van gemeenten zijn er ook andere overheden die een financiële bijdrage aan het fonds kunnen leveren. Hierbij kan gedacht worden aan geldstromen aan een type groenprojecten, waarvoor ook vanuit het FGH financiering wordt geregeld. Naast de inhoudelijke afstemming hierover met de subsidieverleners, zal ook dit ook een heldere, transparante organisatiestructuur vereisen waarin geldstromen te volgen zijn (het betreft veelal gelabeld geld). Tevens dient bij projectindiening rekening te worden gehouden met de subsidievereisten zoals die door de subsidieverlener gesteld zijn.

Bijdragen privaatrechtelijke rechtspersonen

Ook zijn er mogelijkheden om bijdragen van privaatrechtelijke partijen te genereren. Hierbij kan gedacht worden aan bijdragen in het kader van

gebiedsontwikkeling.

Bijdragen natuurlijke personen

Hetzelfde geldt voor bijdragen van particulieren. In de afgelopen jaren zijn verschillende succesvolle instrumenten ingezet, die ook in het FGH opgenomen kunnen worden. Denk hierbij aan de landschapsveiling en de streekrekening.

Artikel 6 Betalingsverplichting

De leden 1 en 2 van dit artikel zien op artikel 52, lid 3 en 5 van de Regeling stadsgewest Haaglanden 1995.

Artikel 8 Subsidieplafond

Op grond van artikel 4:25 Awb kan worden bepaald dat voor het verstrekken van subsidies een bepaald bedrag gedurende een aangegeven tijdvak beschikbaar is. Het subsidieplafond voor het totaal van de op grond van deze verordening te verstrekken subsidies bedraagt jaarlijks niet meer dan het door het algemeen bestuur in de begroting van het Stadsgewest Haaglanden voor het fonds beschikbaar gestelde bedrag. Van dit bedrag is 70% bestemd voor grote projecten (activiteit met subsidiabele kosten tot € 500.000,--) en 30% voor kleine projecten (activiteit met subsidiabele kosten van € 500.000,-- of meer). Het deelplafond bedraagt in beide categorieën

maximaal 25% per project.

Voor zover door de verstrekking van de subsidie het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de subsidie ingevolge artikel 4:25, lid 2 Awb geweigerd. Voor de verdeling van de subsidieaanvragen wordt de in het uitvoeringsprogramma opgenomen prioriteitenlijst aangehouden.

Artikel 9 Begrotingsvoorbehoud

Dit artikel is ontleend aan artikel 4:34 Awb. Het begrotingsvoorbehoud houdt in dat het recht wordt voorbehouden om een reeds verleende subsidie in te trekken of te wijzigen, indien de definitieve begroting onvoldoende ruimte biedt om de subsidieverlening in stand te houden. Dit is alleen mogelijk in het geval van een nog niet vastgesteld of goedgekeurde begroting. Het verleningsbesluit moet melding maken van het begrotingsvoorbehoud. Binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting dient een beroep op het voorbehoud te worden gedaan, vanwege de onzekerheid van de subsidieontvanger. Een beroep op het voorbehoud geschiedt door een intrekking overeenkomstig artikel 4:48, lid 1 dan wel artikel 4:50 Awb.

Hoofdstuk 3 Subsidieverlening

Het besluit tot subsidieverlening wordt genomen voorafgaand aan de realisering van de te subsidiëren activiteit en geeft de subsidieontvanger een voorwaardelijke aanspraak op subsidie. Dit betekent dat de subsidieontvanger het subsidiebedrag zal krijgen indien hij de activiteiten op de juiste wijze verricht en zijn verplichtingen nakomt. Na afloop van de activiteit, wordt de subsidie definitief vastgesteld.

Artikel 11 Aanvraag om subsidie

Dit artikel bepaalt op welk moment een aanvraag tot het verlenen van subsidie moet worden ingediend en welke bescheiden daarbij in ieder geval dienen te worden overlegd. De stukken die overlegd dienen te worden, zijn nodig voor een goede inhoudelijke beoordeling van de aanvraag.

Bij het indienen van de aanvraag dient gebruik gemaakt te worden van een door het dagelijks bestuur vastgesteld model.

Artikel 12 Onvolledige aanvraag

Dit artikel is ontleend aan artikel 4:5, lid 1 Awb.

Artikel 13 Beoordeling en eisen activiteit

De activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd wordt getoetst aan het groenbeleidsplan, welke op 25 november 2009 is vastgesteld door het algemeen bestuur. Tevens moet de activiteit zijn opgenomen in de prioriteitenlijst van het uitvoeringsprogramma. Voorts moet de activiteit voldoen aan de in tweede lid genoemde eisen.

Artikel 14 Subsidiabele kosten en subsidiepercentage

Alleen de noodzakelijke kosten van de activiteit komen voor subsidie in aanmerking, zo bepaalt ook artikel 4:46, lid 3 Awb. De kosten voorbereiding, administratie en toezicht en de beheerkosten komen niet in aanmerking voor subsidie. De subsidie wordt verleend met inachtneming van eisen van soberheid en doelmatigheid.

Financieringspercentages

In het groenbeleidsplan en het uitvoeringsprogramma worden aan bepaalde aspecten een hoger belang toegekend worden dan aan andere. Met name projecten die bevorderend zijn voor ‘verbindingen’ genieten een hogere prioriteit. Dit belang wordt uitgedrukt in het percentage van financiering uit het fonds:

Percentage financiering Groenblauwe Schakels 50%

Percentage financiering Stadsrandparken 40%

Percentage financiering Landschapsparken 40%

Percentage financiering Binnenstedelijke groenopgaven 30%

Percentage financiering Groene thema’s 30%

Artikel 16 Inhoud van de beschikking

In dit artikel is bepaald welke elementen het besluit tot subsidieverlening moet bevatten, welke zijn ontleend aan de artikelen 4:30 en 4:31 Awb. Daarnaast bepaalt dit artikel aan welke verplichtingen de subsidieontvanger moet voldoen.

Artikel 17 De minimis-steun

De-minimissteun is steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als bedoeld in verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun. Dit houdt verband met de Europese regeling over overheidssteun/ steunmaatregelen en houdt kort gezegd in dat de steun die een bepaald bedrag niet overschrijdt, gerekend over een periode van drie jaar, niet aangemeld behoeft te worden bij de Europese Commissie.

De ‘de-minimisregeling’ werkt cumulatief, in die zin dat overheidssteun die de subsidieontvanger in de voorafgaande drie jaar eventueel heeft ontvangen medebepalend is voor het al dan niet overschrijden van deze drempel. Het gaat dan niet alleen om steun in de vorm van subsidies, maar ook om andere vormen van steun. Bij overschrijding van de drempel is er geen vrijstellingsregeling van toepassing en zal de subsidie aangemeld moeten worden bij de Europese Commissie. De subsidie zal in dat geval geweigerd op grond van dit artikel in combinatie met artikel 18. De aanvrager is verplicht om een omstandigheid als bedoeld in het eerste lid bij de aanvraag van subsidie te melden door gebruik te maken van een door het dagelijks bestuur vastgesteld formulier (de-minimisverklaring, zie artikel 11).

Artikel 18 Afwijzing van de aanvraag

Dit artikel bevat de weigeringsgronden waarop een aanvraag tot subsidieverlening kan worden geweigerd. Artikel 4:25 Awb betreft de overschrijding van het subsidieplafond. In artikel 4:35 Awb zijn een aantal weigeringsgronden opgenomen: de activiteiten zullen niet (geheel) plaatsvinden, onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt die tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, de aanvrager is failliet verklaard.

Artikel 19 Voorschot

De subsidieverlening geeft nog geen recht op uitbetaling van het subsidiegeld. Echter, in de praktijk bestaat vaak wel al behoefte aan het subsidiebedrag. Dit artikel geeft het bedrag van het voorschot aan.

Hoofdstuk 4 Subsidievaststelling

Artikel 20 Aanvraag om subsidie

Dit artikel geeft aan binnen welke termijn een aanvraag tot subsidievaststelling moet worden ingediend en welke bescheiden daarbij overlegd moeten worden. Ook hier dient bij het indienen van de aanvraag gebruik te worden gemaakt van het door het dagelijks bestuur vastgestelde model.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 25 Evaluatie van het fonds

Het fonds loopt in principe voor onbepaalde tijd door. In de verordening wordt echter de gemeentelijke contributie aan het fonds per jaar vastgelegd door een besluit van het algemeen bestuur. De verordening Fonds Groen Haaglanden schept daarnaast kaders voor omgang met de nieuwe

regionale verantwoordelijkheden in dit beleidsveld. De regio zal moeten wennen aan de nieuwe verantwoordelijkheden en ervaring opbouwen in de omgang met de nieuwe spelregels voordat een evaluatie van deze spelregels in de rede ligt.

Daarom wordt voorgesteld om uiterlijk twee jaar na inwerkingtreding van deze verordening verslag uit te brengen over de doeltreffendheid en effecten van deze verordening in de praktijk. Uit de evaluatie dient te volgen of voortzetting van de gemeentelijke contributie aan het fonds in de rede ligt, welke aanpassingen daarmee gepaard dienen te gaan en welke andere aanpassingen van de verordening wenselijk zijn. Daarna wordt om de vijf jaar verslag gedaan door het dagelijks bestuur.

Artikel 26 Hardheidsclausule

Dit artikel geeft het dagelijks bestuur de mogelijkheid om in bijzondere gevallen af te wijken van het bepaalde in deze verordening. Hiervan mag alleen gebruik worden gemaakt, voor zover toepassing van de verordening in het concrete geval tot onbillijkheid leidt.