Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Sneek

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Sneek
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010.
CiteertitelVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010.

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201001-01-2011Nieuweregeling

15-12-2009

Sneeker Nieuwsblad

Onbekend

Tekst van de regeling

Verordeningen voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    college: College van burgemeester en wethouders;

  • c.

    compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;

  • d.

    aantoonbare beperkingen: moeilijkheden die een persoon ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische, psychische en psychosociale problemen heeft, met het uitvoeren van activiteitenop het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • e.

    mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b van de wet;

  • f.

    zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

  • g.

    maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regio-nale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • h.

    algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschik-baarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate op-lossing biedt voor de aantoonbare beperkingen die een persoon ondervindt;

  • i.

    individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

  • j.

    eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het College vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) of een persoonsgebonden budget (eigen bijdrage) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit van toepassing zijn;

  • k.

    voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • l.

    persoonsgebonden budget: een geldbedrag zoals bedoeld in artikel 6 en 6a van de wet, waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn;

  • m.

    financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • n.

    algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

  • o.

    meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven devoor die persoon als algemeen gebruikelijk te be-schouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • p.

    huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

  • q.

    budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het College verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

  • r.

    besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning: door het College op grond van deze verordening vast te stellen nadere regels.

Artikel 2 Begrenzingen bij het treffen van voorzieningen.

  • 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend indien:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de aantoonbare beperkingen op het gebied van het voeren van het huis-houden, het normale gebruik van de woning het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;

    • b.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;

    • c.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2. Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Sneek;

    • c.

      voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

    • d.

      voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de aantoonbare beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • e.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt;

    • f.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.

Artikel 3 Keuzevrijheid.

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het College stelt vast in welke situaties de bij de wet verplichte keuze tussen deze voorzieningen niet wordt geboden aan de hand van de in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning neergelegde criteria.

Artikel 4 Natura en Financiële tegemoetkoming.

Bij verstrekking van een voorziening in natura en van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit voorzieningen maatschappelijke

ondersteuning in de beschikking, en - indien van toepassing - in de gebruikersovereenkomst opgenomen.

Artikel 5 Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikelen 6 lid 1 en 6a van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

  • a.

    een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voor-

    zieningen;

  • b.

    de omvang van het persoonsgebonden budget wordt, met uitzondering van het persoonsgebonden budget voor een vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5 lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964, afgeleid van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie te verstrekken voorziening in natura;

  • c.

    het persoonsgebonden budget wordt, indien noodzakelijk, aangevuld met een vergoeding voor aanvullende kosten, zoals vastgelegd in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning;

  • d.

    de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het College bepaald in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.

    • 2.

      De toekenning, de omvang en de looptijd van het te verstrekken persoonsgebonden budget, worden in de beschikking opgenomen.

    • 3.

      Bij de beschikking wordt een program van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de voorziening moet voldoen waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt.

    • 4.

      Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op een door de aanvrager opgegeven rekeningnummer, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.

    • 5.

      Na aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is, dan wel na afloop van de periode waarop het persoonsgebonden budget van toepassing is, wordt aan het College door de budgethouder, de benodigde informatie verstrekt, volgens de voorschriften zoals door het College in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning opgenomen. De gemeente zal deze controle steekproefsgewijs uitvoeren.

    • 6.

      Na ontvangst van de in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning genoemde bescheiden kan door het College worden beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 6 Eigen bijdragen en eigen aandeel

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet is de aanvrager een eigen bij-drage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. Het College legt in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning de omvang van deze eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 7 Vormen van hulp bij het huishouden

De door het College, ter compensatie van aantoonbare beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

  • b.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 8 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 7, onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien:

    • a.

      aantoonbare beperkingen of;

    • b.

      problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg het zelf uitvoeren van één of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 7, onder b en c vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als:

    • a.

      de in het artikel 7, onder a genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt of;

    • b.

      de in het artikel 7, onder a. genoemde voorziening niet beschikbaar is.

Artikel 9 Gebruikelijke zorg

In afwijking van het gestelde in artikel 8 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden indien deze persoon deel uitmaakt van een leefeenheid waarin een of meer huisgenoten wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

Artikel 10. Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van de voorziening hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar decimalen, per week.

Artikel 11 Omvang van het persoonsgebonden budget

De bedragen die per tijdseenheid van een uur, zoals genoemd in artikel 10, in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden jaarlijks door het College vastgesteld en opgenomen in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 12 Vormen van woonvoorzieningen

Ter compensatie van aantoonbare beperkingen bij het normale gebruik van een woning kan het College, de volgende woonvoorzieningen betrekken:

  • a.

    een algemene woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 13 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 12, onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 12, onder b, c en d vermelde voorziening in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.

  • 3. De in lid 1 en 2 genoemde aantoonbare beperkingen staan in een direct oorzakelijk verband met de bouwkundige of woontechnische staat van de woning zelf, waaronder begrepen de toegankelijkheid van de woning.

Artikel 14 Soorten individuele woonvoorzieningen

De in artikel 12, onder b, c en d genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • c.

    een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

  • d.

    een uitraasruimte.

Artikel 15 Primaat van de verhuizing en de uitraasruimte

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 14, onder a in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 14, onder b en c in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 3. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 14, onder d in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

Artikel 16 Primaat van de losse woonunit

Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het College een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 17 Uitsluitingen

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op:

  • a.

    het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en bij kamerverhuur;

  • b.

    het treffen van voorzieningen in woongebouwen, die specifiek gericht zijn op mensen met aantoonbare beperkingen en waarvan verwacht mag worden dat reeds voorzieningen zijn getroffen in de gemeenschappelijke ruimten of dat voorzieningen bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen.

Artikel 18 Hoofdverblijf

  • 1. Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling.

  • 3. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het College in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente vastgesteld maximumbedrag.

  • 5. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan het middels een woonvoorziening bewerkstelligen dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 19 Begrenzingen

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de huidige woning ten gevolg van aantoonbare beperkingen geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • b.

    de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar aantoonbare beperkingen op dat moment beschik-bare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het College;

  • c.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;

  • d.

    de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

  • e.

    de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, uitsluitend voor zover de aanvraag een verhuiskostenvergoeding betreft;

  • f.

    de aanvrager verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden;

  • g.

    de aanvrager verhuisd is naar een AWBZ- instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;

  • h.

    in de verlaten woonruimte geen problemen bestonden met het normale gebruik van de woning;

  • i.

    de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

Artikel 20 Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het College te melden. De meerwaarde van de woning die het gevolg is van de getroffen woonvoorziening dient volgens het in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning door het College vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Artikel 21 Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het, ter compensatie van aantoonbare beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorzieningen kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder ook een collectieve vervoersvoorziening.

  • b.

    een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van de auto en/ of taxi.

  • c.

    een vervoersvoorziening in natura.

  • d.

    een vervoersvoorziening, anders dan is bedoeld in a en b, in de vorm van een persoonsgebonden budget.

Artikel 22 Het recht op een algemene voorziening

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 21, onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen het onmogelijk maken om:

  • a.

    gebruik te maken van het openbaar vervoer;

  • b.

    het openbaar vervoer te kunnen bereiken.

Artikel 23 Het primaat van het collectief vervoer

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 21 onder b, c en d vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer

  • a.

    aantoonbare beperkingen het gebruik van een

    collectief systeem als bedoeld in artikel 21, onder a, onmogelijk maken;

  • b.

    een collectief systeem als bedoeld in artikel 21, onder a., niet aanwezig is.

Artikel 24 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijke inkomen van gehuwde per-sonen meer bedraagt dan de in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 25 Omvang in gebied en in kilometers

  • 1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaat-singen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag;

  • 2. In afwijking op het gestelde in het eerste lid wordt rekening gehouden met de vervoersbehoefte buiten de directe woon- of leefomgeving in een situatie waarin een bovenregionaal contact alleen door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 3. De te verstrekken vervoersvoorziening (en) zal (zullen) maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met een omvang per jaar van 1500 kilometer tot 2000 kilometer mogelijk maken.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 26 Vormen van rolstoelvoorzieningen

De door het College, ter compensatie van aantoonbare beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening;

  • b.

    een rolstoelvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening;

  • d.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een sportrolstoel.

Artikel 27 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik en sportrolstoel

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 26, onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 26, onder b en c vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 3. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 26, onder d vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 28 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

In uitzondering op het gestelde in artikel 27, lid 2 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 29 Opdracht tot uitvoering

  • 1. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) heeft het uitsluitend recht voor het verstrekken van Indicatie-adviezen zoals nader geregeld bij overeenkomst tussen het CIZ en de gemeente.

  • 2. Dit uitsluitend recht komt slechts tot uitvoering indien een overeenkomst met het CIZ tot stand kan worden gebracht.

Artikel 30 Aanvraagprocedure

Het College bepaalt de wijze waarop een aanvraag kan worden ingediend.

Artikel 31 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

De aanvraag wordt ingediend bij een loketwaar zowel aanvragen voor voorzieningen inzake deze wet alsook aanvragen zorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend.

Artikel 32 Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking

  • 1. Het College is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen en hem/haar op relevante informatie te bevragen;

    • b.

      op een door het College te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2. Het College vraagt een daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • a.

      zij dit gewenst vindt.

    • b.

      de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen.

  • 3. Bij de advisering zoals bedoeld in dit artikel wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

  • 4. De beschikking vermeldt op welke wijze in dat individuele geval wordt bijgedragen aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een aantoonbare beperking.

Artikel 33 Samenhangende afstemming

Het College legt in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afge-stemd op de situatie van de aanvrager.

Artikel 34 Wijzigingen in de situatie

De verkrijger van een toegewezen voorziening is verplicht aan het College mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 35 Intrekking van een voorziening

  • 1. Het College kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 36 Terugvordering

  • 1. Ingeval het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2. In geval het recht op een in natura verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen.

Artikel 37 Hardheidsclausule.

Het College kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 38 Gevallen waarin niet is voorzien.

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het College.

Artikel 39 Nadere regels.

Het College is bevoegd ter zake van de uitvoering van deze verordening en de daarop berustende besluiten nadere regels te stellen, overeenkomsten met derden aan te gaan en algemene voor-waarden op te stellen.

Artikel 40 Indexering.

  • 1.

    Jaarlijks per 1 januari worden de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning geldende bedragen verhoogd of verlaagd conform de ontwikkelingen van de prijsindex voor de gezinsconsumptie volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek, waarbij het voorlopige cijfer wordt gebruikt van de maand december van het lopende jaar, gerekend over een periode van de 12 voorafgaande maanden. Tevens worden de bedragen afgerond op hele Euro’s.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in lid 1 van dit artikel:

    • a.

      wijzigt de rekenprijs voor de berekening van de eigen bijdrage voor de hulp bij het huishouden op de wijze zoals vastgelegd in het Bijdragebesluit Zorg;

    • b.

      worden de bedragen zoals deze zijn genoemd in artikel 3 Besluit Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning op basis van het indexcijfer CAO-lonen per maand, exclusief bijzondere beloningen gewijzigd.

  • c.

    worden de bedragen zoals deze zijn genoemd in artikel 7 Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gewijzigd door een apart besluit van het College.

Artikel 41 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 42 Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 15 december 2009.

, voorzitter.

, griffier.