Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Naarden

2010 Reïntegratieverordening Wet investeren in jongeren 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Naarden
Officiële naam regeling2010 Reïntegratieverordening Wet investeren in jongeren 2010
CiteertitelReïntegratieverordening WIJ 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpwerk, arbeid,

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 12, eerste lid, onderdeel a Wet Investeren in Jongeren

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-2010nieuwe regeling

22-09-2010

Naarder Koerier 23 november 2010

RV10.038

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Naarden;

Gelezen het raadsvoorstel van burgemeester en wethouders van 26 augustus 2010, RV10.038

gelet op artikel 12, eerste lid, onderdeel a Wet Investeren in Jongerenb e s l u i t :

 

RE-INTEGRATIEVERORDENING 2010 WET INVESTEREN IN JONGEREN 

Paragraaf 1 ALGEMENE BEPALINGEN

..

Artikel 1 Doel

Deze verordening heeft betrekking op de arbeidsmarkt(re-)integratie van personen in de leeftijd van 16 tot 27 jaar. De ingezette middelen hebben tot doel:a. het bevorderen van economische en maatschappelijke participatie; b. het bevorderen van integratie en emancipatie;c. het tegengaan van uitkeringsafhankelijkheid. 

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:a. de wet: de Wet investeren in jongeren (WIJ);b. jongere: personen van 16 tot 27 jaar oud, ingeschreven in de gemeentelijke basis administratie van Naarden;c. startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereiden wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;d. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Naarden;e. de raad: de gemeenteraad van de gemeente Naardenf. Awb: de Algemene wet bestuursrecht;g. voorziening: elke vorm van ondersteuning die de gemeente biedt aan de jongere om langdurig (een grotere mate van) inschakeling in de reguliere arbeid te realiseren; h. werkleeraanbod: een stapsgewijze en planmatige beschrijving van de wederzijdse verplichtingen, afspraken en in te zetten voorzieningen tussen de belanghebbende en de gemeente; i. algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid die naar vermogen kan worden verricht en die niet in strijd is met de wet; 

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

Jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod komen in aanmerking voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte en beschikbare voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.Het college doet een werkleeraanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening. 

Paragraaf 2 OPDRACHT AAN HET COLLEGE

..

Artikel 4 Algemene opdracht

1. Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of een voorziening gericht op arbeidsinschakeling aan. 2. Het college kan het werkleeraanbod ook invullen met een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling dan wel één of meerdere voorzieningen. 3. In afwijking van het tweede lid kan een werkleeraanbod ook bestaan uit een voorbereidingsperiode op een zelfstandig beroep of bedrijf, als bedoeld in artikel 17, zesde lid van de wet. 4. Het college stemt het werkleeraanbod af op de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere, wiens recht op een werkleeraanbod is vastgesteld. Bij de invulling van het werkleeraanbod onderzoekt het college de mogelijkheden en omstandigheden van de jongere. Zij beziet daarbij tevens in hoeverre de wensen van de jongere bij de invulling van het werkleeraanbod kunnen worden betrokken.  

Artikel 5 Nieuw Artikel

1. De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening beleidsregels op. 2. Bij de beleidsregels wordt het oordeel van de cliëntenraad gevoegd. 3. Deze beleidsregels omvatten in elk geval:a. een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen;b. het flankerend beleid ten aanzien van zorg, kinderopvang en hulpverlening;c. de wijze waarop de aanbesteding wordt vormgegeven;d. regels over toepassen van premies en vergoedingen;e. Persoonsgebonden re-integratie budget (PRB)4. De beleidsregels omvatten ook een omschrijving van de aangeboden voorzieningen. Tot de voorzieningen behoren in elk geval:a. medische- en arbeidskundige keuringen;b. (beroepsgerichte) scholing;c. gesubsidieerde arbeid, loonkostensubsidies en/of werkstages;d. sociale activering;e. actieve / maatschappelijke participatie. 

Paragraaf 3 FINANCIEN

..

Artikel 6 Verdeling

Het college stelt jaarlijks een verdeling op van de beschikbare middelen zoals bedoeld in artikel 69, eerste lid onder b van de Wet werk en bijstand, over de verschillende voorzieningen.

Artikel 7 Wijze van ter beschikking stellen middelen

1. Indien het werkleeraanbod is aanvaard draagt het college zorg voor inkoop, aanmelding en betaling.2. Aan de belanghebbende worden op voorhand geen geldelijke middelen ter beschikking gesteld.

 

Paragraaf 4 VOORWAARDEN EN VERPLICHTINGEN

..

Artikel 8 Verplichtingen van de jongere

1. De jongere die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.2. De jongere heeft met de ondertekening van het werkleeraanbod de verplichting op zich genomen de hierin gemaakt afspraken na te komen en zich in te zetten het traject succesvol af te ronden.

Artikel 9 Budgetplafond

1. Het college kan een of meer budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Paragraaf 5 SUBSIDIE EN VERGOEDINGEN

..

Artikel 10 Overige vergoedingen

 

Het college kan een vergoeding verstrekken voor de noodzakelijke kosten die gemaakt zijn in het kader van het werkleeraanbod.

Artikel 11 Subsidie in loonkosten

Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een uitkeringsgerechtigde uit Bussum een arbeidsovereenkomst met loon afsluiten.1. Het college stelt nadere beleidsregels vast ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.2. De loonkostensubsidie wordt verstrekt conform de voorwaarden genoemd in de “Beleidsaanbeveling inzake werkgelegenheidssteun”zoals opgenomen in de bijlage bij deze verordening.3. De subsidie wordt alleen verstrekt indien hiervoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.4. Het college kan een subsidieplafond instellen. 

Paragraaf 6 INTREKKING, HERZIENING, BEËINDIGING EN TERUGVORDERING

 ..

Artikel 12 Intrekking en herziening werkleeraanbod

Het college kan het werkleeraanbod intrekken of herzien, indien wijziging optreedt in de omstandigheden, krachten of bekwaamheden van de jongere dan wel indien de jongere niet voldoet aan een of meer op hem rustende verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet en hem dit te verwijten valt.  

Artikel 13 Beëindigingsgronden

Een traject kan door het college voortijdig worden beëindigd indien:a. de belanghebbende verhuist naar een andere gemeente buiten de samenwerkende regiogemeenten, of;b. de belanghebbende zich onvoldoende inspanningen getroost om tot een succesvolle afronding van (een deel) van het trajectplan te komen, of;c. de belanghebbende arbeid in loondienst aanvaardt dan wel als zelfstandige gaat werken, of;d. de belanghebbende zich in detentie bevindt, dan wel gaat bevinden, of;e. er zich naar de mening van het college omstandigheden voordoen die noodzakelijkerwijs tot beëindiging dienen te leiden.

 

Artikel 14 Terugvordering

1. Bij een voortijdige, aan de jongere verwijtbare beëindiging van een voorziening, kunnen de gemaakte en nog door het college te maken kosten van de voorziening van de belanghebbende worden teruggevorderd.2. Indien de gemeente kosten ten behoeve van een voorziening heeft gemaakt en op enig moment blijkt dat de belanghebbende te laat of onjuiste of onvolledige gegevens heeft overgelegd, kan het college de volledige gemaakte en nog te maken kosten van de voorziening terugvorderen van de belanghebbende. 

Paragraaf 7 Nieuw Paragraaf

..

Artikel 15 Hardheidsclausule

1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van zwaarwegende aard leidt.2. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college. 

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Reïntegratieverordening WIJ 2010 ”. 

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1oktober 2010.  

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergaderingder gemeente Naarden, gehouden op woensdag 22 september 2010.

de voorzitter,

 

 

de griffier,

Ondertekening

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergaderingder gemeente Naarden, gehouden op woensdag 22 september 2010.

de voorzitter,

 

 

de griffier, 

1

 

De Wet investeren in jongeren en het werkleeraanbod Op 1 oktober 2009 is de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking getreden. Doelstelling van deze wet is de duurzame arbeidsparticipatie in regulier werk van jongeren tot 27 jaar. Om dit te bereiken is in de wet een recht op een zogenaamd werkleeraanbod vastgelegd. Het werkleerrecht berust op de uitgangspunt dat jongeren die goed geschoold zijn en over voldoende kwalificaties beschikken gemakkelijker aan het werk zullen komen en daardoor zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien.

De WIJ verplicht gemeenten om te investeren in de arbeidsinschakeling van alle jongeren, ook bij een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Daartoe moeten gemeenten jongeren in beginsel een werkleeraanbod doen. Afgeleide van het werkleeraanbod is een inkomensvoorziening voor jongeren vanaf 18 jaar als de jongere onvoldoende inkomsten heeft. Deze inkomensvoorziening is alleen beschikbaar als het werkleeraanbod wegens in de persoon van de jongere gelegen of niet verwijtbare omstandigheden zijnerzijds geen optie is, dit aanbod onvoldoende inkomsten genereert of er nog geen werkleeraanbod kan worden gedaan. De samenhang tussen het werkleeraanbod enerzijds en de inkomensvoorziening anderzijds is een bepalend element in de WIJ.

De relatie tussen werken/leren en een uitkering is fundamenteel anders dan de WWB, waarbij het recht op bijstand vooropstaat met als afgeleide de plicht tot arbeidsparticipatie. Met de WIJ wordt een ‘paradigmawisseling’ beoogd: is het uitgangspunt in de WWB ‘een uitkering, mits’ in de WIJ is dit omgedraaid en geldt als uitgangpunt ‘geen uitkering, tenzij’.

Evenals in de WWB geldt binnen de WIJ een stelsel van rechten en plichten. De gemeente is onder bepaalde voorwaarden verplicht een werkleeraanbod en eventueel een inkomensvoorziening aan te bieden. De jongere is verplicht zich te houden aan diverse verplichtingen. Worden deze verplichtingen geschonden, dan kan het werkleeraanbod worden ingetrokken en dient de inkomensvoorziening verlaagd te worden (artikel 41, eerste lid WIJ). Die verlaging geschiedt conform de regels die in een gemeentelijke verordening moeten zijn vastgelegd (artikel 12, eerste lid onderdeel b WIJ). Dat is de Maatregelverordening WIJ.

Duurzame arbeidsparticipatie Voor jongeren in de leeftijd van 16 tot 27 jaar ontstaat onder de voorwaarden die in de WIJ zijn genoemd, een individueel recht op een werkleeraanbod. Dat is meer dan een recht op een eenmalige voorziening. Zo nodig is het een recht op een reeks voorzieningen gericht op de kortste weg naar duurzame arbeidsparticipatie. Langs welke route die weg verloopt, is een individueel gegeven dat wordt bepaald door de afstand van de jongere tot de arbeidsmarkt en de beschikbaarheid van voorzieningen. Onder duurzame arbeidsparticipatie wordt verstaan de arbeidsinschakeling waarbij jongeren gedurende langere tijd en op eigen kracht aan het arbeidsproces kunnen deelnemen en arbeid verrichten dat past bij hun kennis en vaardigheden of deze kennis en vaardigheden bevordert (Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 7, p. 11). Tot dat punt is bereikt is de gemeente verplicht de jongere (bij herhaling) een werkleeraanbod te doen gericht op arbeidsinschakeling. Er is nadrukkelijk voor gekozen om niet bij voorbaat te bepalen hoe lang de algemeen geaccepteerde arbeid zou moeten duren voordat over ‘duurzame arbeidsparticipatie’ kan worden gesproken (Handelingen TK 2008-2009, nr. 76, p. 6006). De jongere dient op het punt gebracht te worden dat hij geen ondersteuning van het college meer nodig heeft.

 

Relatie met re-integratieverordening WWB Het instrumentarium dat reeds beschikbaar is voor de re-integratie in het kader van de WWB kan, uitgezonderd participatieplaatsen en vrijlating van inkomsten uit arbeid, tevens worden ingezet voor de vormgeving van het werkleeraanbod. Derhalve is aansluiting gezocht bij de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand. Vanuit het oogpunt van duidelijkheid en scheiding van de doelgroep is gekozen voor een separate re-integratieverordening voor de WWB en de WIJ.

Voorts is net als bij de Re-integratieverordening voor de WWB gekozen voor een procedurele verordening. Dit wil zeggen dat de nadere invulling in beleidsregels zal geschieden.

Inhoud werkleeraanbod Het begrip ‘werkleeraanbod’ moet ruim worden uitgelegd. Het werkleeraanbod kan allerlei vormen hebben, variërend van een ‘echte’ baan tot vakgerichte scholing of een combinatie van beide. Een werkleeraanbod kan ook bestaan uit voorzieningen die nodig worden geacht op weg naar arbeidsinschakeling, zoals een sollicitatietraining, een cursus gericht op de ontwikkeling van werknemersvaardigheden, een stageplaats, schuldhulpverlening, sociale activering, nazorg en gesubsidieerde arbeid. Afgezien van participatieplaatsen kan het gehele instrumentarium dat gemeenten hebben ontwikkeld voor de re-integratie in het kader van de WWB, ook op jongeren toegepast worden. Participatieplaatsen zijn uitgezonderd. Bij jongeren zal de situatie waarin de afstand tot de arbeidsmarkt dusdanig groot is dat die alleen met de maximale drie jaar additionele arbeid te overbruggen is zich niet in die mate voordoen dat de regering participatieplaatsen in de vorm van artikel 10a WWB noodzakelijk acht. Ook uitgezonderd is het reguliere onderwijs dat door het Rijk wordt bekostigd (zie ook artikel 23, eerste lid, onderdeel a WIJ). Het college kan de jongere weliswaar adviseren een dergelijke vorm van onderwijs te volgen of weer te gaan volgen als dit zinvol wordt geacht, maar het is geen voorziening die de gemeente kan inzetten om vorm te geven aan het werkleeraanbod. Een premie voor de arbeidsinschakeling past niet bij het uitgangspunt dat jongeren die daartoe in staat zijn moeten leren of werken. Daarom is er geen aanleiding om werken en/of leren te belonen met een financiële vrijlating van inkomsten uit deeltijdarbeid of van een premie i.v.m. arbeidsinschakeling bij de inkomensvoorziening. Dat geldt evenzeer voor een onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk, tenzij deze bestemd is voor aantoonbaar gemaakte kosten. Het college bepaalt de inhoud van het werkleeraanbod. Gelet op de duurzame arbeidsparticipatie als einddoel, zal werken de hoogste prioriteit hebben als de jongere daartoe in staat is. Zijn er echter belemmeringen op de weg daar naartoe, dan kunnen allerlei voorzieningen worden ingezet om dat einddoel te bereiken. Van belang daarbij is dat de startkwalificatie binnen het werkleeraanbod een ijkpunt vormt, omdat deze in belangrijke mate kan bijdragen aan duurzame arbeidsparticipatie. Het is aan de gemeenten overgelaten om te beoordelen in hoeverre de jongere in staat moet worden gesteld een dergelijke kwalificatie te behalen of anderszins scholing te ontvangen die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert.

Maatwerk Uitgangspunt is dat maatwerk wordt geleverd: dat het werkleeraanbod wordt afgestemd op de omstandigheden, krachten en capaciteiten van de jongere (artikel 18, eerste lid WIJ). De wensen van jongeren worden betrokken bij het vormgeven van het werkleeraanbod (artikel 14, eerste lid WIJ). Het college is verplicht die wensen vast te leggen in de rapportage die ten grondslag ligt aan het werkleeraanbod en dient daarbij tevens aan te geven op welke wijze die wensen bij het werkleeraanbod betrokken zijn.

Werken en leren niet direct mogelijk Wanneer het doen van een werkleeraanbod bestaande uit werken en/of leren niet direct mogelijk is, dient een aanbod gedaan te worden dat op termijn perspectief biedt op arbeidsinschakeling. Dat kan betekenen dat voorzieningen worden ingezet in de vorm van zorg- of hulpverlening, waarbij ook aandacht kan worden besteed aan belemmerende factoren, zoals psychische, sociale en cognitieve problemen. Het werkleeraanbod omvat immers het geheel van re-integratievoorzieningen, dat gericht is op duurzame arbeidsparticipatie. Is de jongere naar het oordeel van het college in het geheel niet in staat dat om redenen van lichamelijk, sociale of psychische aard uitvoering wordt gegeven aan een werkleeraanbod, dan kan daarvan vooralsnog worden afgezien (artikel 17, tweede lid WIJ). Zorgtaken kunnen worden aangemerkt als reden van sociale aard, voor zover daarmee geen rekening kan worden gehouden door middel van een voorziening.

Alleenstaande ouders Bij de vormgeving van het werkleeraanbod in de WIJ is speciale aandacht besteed aan alleenstaande ouders, vanwege hun zorgtaken en mogelijke medische en/of fysieke beperkingen. Daarom geldt voor alleenstaande ouders met een ten laste komend kind jonger dan vijf jaar, dat het werkleeraanbod desgevraagd wordt ingevuld door middel van scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij een dergelijke scholing de krachten of bekwaamheden van de jongere te boven gaat (artikel 17, vierde lid, WIJ). Daarmee loopt deze regeling parallel met de WWB (artikel 9a WWB). Anders dan in de WWB echter is uit oogpunt van deregulering afgezien van een maximale termijn van zes jaar. Dit omdat gezien de maximale duur van het werkleerrecht (van 18 tot 27 jaar) deze maximale termijn in de meeste gevallen reeds in de werkleerperiode zal zijn geïncorporeerd.

Zelfstandigen Besloten is om zelfstandigen uit te zonderen van het recht op een werkleeraanbod en van het recht op inkomensvoorziening (artikel 23, eerste lid, onderdeel e jo. artikel 42, eerste lid, onderdeel m, WIJ). Zij kunnen een beroep doen op algemene bijstand of bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal op grond van artikel 78f van de WWB, zodat de (jongere) zelfstandige zich geheel kan richten op zijn bestaan als zelfstandige. In het zesde lid van artikel 17 WIJ wordt evenwel bepaald dat het college de mogelijkheid (niet de verplichting) heeft om aan de jongere die als zelfstandige wil beginnen een werkleeraanbod te doen dat bestaat uit een voorbereidingsperiode op het bestaan als zelfstandige. Dit werkleeraanbod duurt maximaal twaalf maanden en kan slechts worden aangeboden op verzoek van de jongere.

Gehandicapten Voor de groep jongeren met een medische beperking (die niet behoren tot de doelgroep van de WAJONG) is het van belang dat het aanbod aansluit bij hun mogelijkheden. Het uitgangspunt van maatwerk bij het werkleerrecht zal vooral voor deze groep een cruciale rol spelen. Aan de hand van de individuele situatie zal beoordeeld moeten worden welk aanbod past bij de jongere gelet op zijn/haar mogelijkheden en beperkingen. Het werkleeraanbod moet aansluiten bij de individuele mogelijkheden van de persoon in verband met gezondheid en belastbaarheid. Maatwerk betekent een zorgvuldige op de persoon toegesneden afweging bij de uiteindelijke keuze van een traject. Voor de groep jongeren die weinig perspectief heeft op arbeidsinschakeling behoort sociale activering tot mogelijkheden. Als een werkleeraanbod vanwege de medische situatie in het geheel niet mogelijk is, wordt de gehandicapte geen aanbod gedaan. Wel kan aanspraak op een inkomensvoorziening bestaan.

Beleid werkleeraanbod in verordening Om recht te doen aan de beleidsruimte die gemeenten nodig hebben om door maatwerk invulling te geven aan de gemeentelijke verantwoordelijkheid, worden aan de vormgeving van het werkleeraanbod en de mate waarin gemeente daartoe voorzieningen kan inzetten, geen wettelijke eisen gesteld. Gezien de verantwoordelijkheid die de gemeenteraad in het kader van dit wetsvoorstel heeft, en mede met het oog op de rechtszekerheid, is bepaald dat het gemeentelijke beleid inzake de voorzieningen in een verordening moet worden vastgelegd.

Relatie met Maatregelverordening De verordening Werkleeraanbod en de Maatregelverordening vormen twee kanten van dezelfde medaille. Immers, de WIJ legt het college plicht op om jongeren een werkleeraanbod te doen. Het werkleeraanbod wordt door deze verordening gefaciliteerd. Anderzijds staat daar wel wat tegenover. De jongere is verplicht het aanbod te aanvaarden en verplichtingen die aan het werkleeraanbod zijn gekoppeld na te leven. Komt de jongere die verplichtingen niet na, dan vormt dat een grond voor verlaging van de inkomensvoorziening. Beide verordeningen sluiten dus op elkaar aan. In verband daarmee is in de verordening Werkleeraanbod herhaald dat onder de voorwaarden, genoemd in artikel 21 WIJ het werkleeraanbod ingetrokken kan worden. Omdat met deze intrekking tevens het recht op inkomensvoorziening vervalt, is het van belang dat wordt afgebakend wanneer de inkomensvoorziening verlaagd en wanneer deze ingetrokken wordt. Uitgangspunt van de wetgever is daarbij geweest dat bij schending van verplichtingen primair een maatregel aangewezen is en pas in tweede instantie intrekking van het werkleeraanbod en daarmee tevens van de inkomensvoorziening aan de orde komt. Het opleggen van een maatregel is derhalve regel, het intrekken van het werkleeraanbod uitzondering. Derhalve zal door het college slechts tot intrekking danwel beëindiging worden overgegaan indien er sprake is van ernstige herhaalde misdragingen door de jongere. TOELICHTING REÏNTEGRATIEVERORDENING WIJ 2010

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Doel

Ingevolge de WIJ dient de gemeente zich primair te richten op de inschakeling in de reguliere arbeid van de jongeren die behoren tot de doelgroepen van de WIJ. Hierbij is aansluiting gezocht bij artikel 1 van de Re-integratieverordening voor de WWB

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de WIJ. Daarom worden bepaalde begrippen, zoals ‘werkleeraanbod’, ‘arbeidsinschakeling’ en ‘jongere’, niet opnieuw gedefinieerd. Wel gedefinieerd zijn de begrippen ‘startkwalificatie’ en ‘algemeen geaccepteerde arbeid’, omdat deze in de WIJ niet nader zijn omschreven. Het begrip ‘startkwalificatie’ is afkomstig uit de Wet educatie en beroepsonderwijs en wordt wel in de WWB gedefinieerd (art. 6, eerste lid, onderdeel d WWB). De omschrijving van ‘algemeen geaccepteerde arbeid’ is afkomstig uit de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 7, p.28).

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

In artikel 13 van de WIJ is bepaalt welke jongeren recht hebben op een werkleeraanbod. Deze jongeren komen in aanmerking voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voorzieningen. Wat de vorm van ondersteuning is bepaalt het college zelf.

Paragraaf 2 Opdracht aan het college

Artikel 4 Algemene opdracht

In het eerste lid is de opdracht aan het college verwoord, zoals deze voortvloeit uit de artikelen 11, eerste lid en 13, eerste lid, WIJ. Hoewel deze opdracht ook uit het samenstel van deze bepalingen en artikel 5, eerste lid, WIJ kan worden afgeleid, is er uit een oogpunt van duidelijkheid voor gekozen de opdracht aan het college nader te omschrijven. In het tweede lid is tevens verduidelijkt dat het werkleeraanbod ook samengesteld kan zijn uit een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij arbeidsinschakeling en één of meerdere voorzieningen. Onder voorziening wordt verstaan een instrument dat wordt ingezet om de jongere dichterbij de arbeidsmarkt te brengen. Dit kan zoals gezegd allerlei vormen hebben, variërend van schuldhulpverlening tot training van werknemersvaardigheden.

In het derde lid is vastgelegd dat een werkleeraanbod ook kan bestaan uit ondersteuning bij een traject gericht op werk in zelfstandig beroep of bedrijf. Dit volgt reeds uit artikel 17, zesde lid, WIJ. Uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, alsmede gelet op het belang dat gehecht wordt aan het begeleiden van jongeren naar zelfstandig werk, is deze bepaling opgenomen. Aangetekend moet daarbij worden dat het een zgn. ‘kan’-bepaling is: het college bepaalt of het zinvol is de jongere een aanbod te doen gericht op ondersteuning richting zelfstandig bedrijf of beroep. Ter zake kan beleid worden geformuleerd.

Het vierde lid vormt een herhaling van artikel 17, eerste lid, WIJ. Wederom uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, alsmede gelet op het belang van maatwerk bij het vaststellen van het werkleeraanbod, is dit artikel opgenomen. Toegevoegd is de gemeentelijke onderzoeksplicht en de plicht om de wensen van de jongere bij de invulling te betrekken. Met het oog op motivering en kansbenutting zal het college daarmee rekening dienen te houden. Daarmee is niet gezegd dat de jongere recht heeft op een bepaalde specifieke voorziening en deze kan opeisen. De uiteindelijke invulling van de aard en de samenstelling van het aanbod is voorbehouden aan het college.

Artikel 5 Beleidsregels

Dit artikel vormt een opsomming van de aspecten rondom ‘reïntegratie’ waarover het college van B&W beleid moet vaststellen. Het gaat om nadere invulling van reïntegratiebeleid waarbij o.a. doelgroepen worden vastgesteld (waarnaar gaat de aandacht wel/niet uit); welke jongeren krijgen vrijstelling van het werkleertraject; op welke wijze wordt invulling gegeven aan het werkleertraject. Aparte besluitvorming dient plaats te vinden over gesubsidieerde arbeid. Eenmaal per jaar dient het college van B&W een verslag aan de gemeenteraad te zenden, als onderdeel van het jaarverslag van de afdeling Sociale Zaken, waarin verantwoording wordt afgelegd over de doeltreffendheid en effecten van het reïntegratiebeleid.

Paragraaf 3 Financiën

Artikel 6 Verdeling

Jaarlijks zal door het college een begroting worden gemaakt waarbij het uitgangspunt het werkdeel is, dat door de gemeente van het ministerie wordt ontvangen. Hierbij dient gedacht te worden aan gesubsidieerde arbeid, uitstaande lasten m.b.t. ingekochte trajecten, alsmede in te kopen trajecten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de door de minister aangegeven verdeel systematiek. Hierbij worden kosten bedoeld van een individueel traject .

Artikel 7 Wijze van het ter beschikking stellen van middelen

Het in te kopen traject kan in overleg met de klant worden vastgesteld. Het is echter de verantwoordelijkheid van de gemeente om trajecten in te kopen, de klant aan te melden en voor betaling zorg te dragen.

Paragraaf 4 Voorwaarden en verplichtingen

Artikel 8 Verplichtingen van de cliënt

In de WIJ is vastgelegd welke verplichtingen verbonden zijn aan het recht op een werkleeraanbod (zie de artikelen 44 en 45 WIJ). Daaraan is toegevoegd dat de jongere de verplichtingen dient na te komen die voortvloeien uit de verordening of die in concreto aan een voorziening zijn verbonden. Dit kunnen verplichtingen van uiteenlopende aard zijn, die een concretisering vormen van de in de WIJ opgenomen verplichtingen. Zo kan bepaald worden dat een jongere gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.

Artikel 9 Budgetplafonds

De gemeente kan een verdeling maken van de beschikbare middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in het beleidsplan of de begroting gebeuren. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om geen werkleeraanbod te doen. De verplichting daartoe is immers vastgelegd in artikel 13, eerste lid WIJ. Wel kan de invulling van het werkleeraanbod beïnvloed worden door budgettaire beperkingen. Zijn er vanwege die beperkingen voor bepaalde voorzieningen geen middelen meer dan dient te worden nagegaan welke andere instrumenten beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken om tot duurzame arbeidsparticipatie te komen. Bij dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen. De vaststelling van deze plafonds vindt plaats in de beleidsregels als bedoeld in artikel 5 van deze verordening.

Paragraaf 5

Artikel 10 Overige vergoedingen

Het is denkbaar dat de gemeente, ter stimulering van de arbeidsinschakeling, besluit diverse kosten te vergoeden voor activiteiten die daaraan bijdragen. Daarbij valt te denken aan reiskosten, verhuiskosten en kosten voor kinderopvang, maar dat is geen limitatieve opsomming.

Artikel 11 Subsidie in loonkosten

De wijze waarop het college subsidie aan werkgevers verstrekt wordt opgenomen in de beleidsregels als bedoeld in artikel 5 van deze verordening.

PARAGRAAF 6

Artikel 12 Intrekking werkleeraanbod

Dit artikel vormt een herhaling van artikel 21 WIJ. De meerwaarde van opname van deze bepaling in de verordening werkleeraanbod is gelegen in de overweging dat intrekking van het werkleeraanbod complementair is aan het voeren van beleid m.b.t. de invulling het werkleeraanbod. Daar waar het recht op werkleeraanbod wordt toegekend en ingevuld, kan dit ook worden ingetrokken, onder de voorwaarden, genoemd in artikel 21 WIJ. Met betrekking tot intrekking van het werkleeraanbod in verband met schending van de verplichtingen verbonden aan het werkleeraanbod, wordt het aan het college overgelaten om te bepalen onder welke voorwaarden daartoe kan worden besloten. Het is niet aan de gemeenteraad om daarover voorschriften te geven, niettemin dient het intrekken van het werkleeraanbod met terughoudendheid plaats te vinden, zoals reeds in de Algemene toelichting is opgemerkt. Intrekking is in wezen slechts aan de orde als er een situatie is ontstaan dat niet langer kan worden gevergd dat het werkleeraanbod wordt voortgezet en een andere invulling (via gedeeltelijke herziening) evenmin soelaas biedt. Gedacht kan worden aan herhaalde misdragingen jegens andere jongeren of begeleiders op de werk/leerplek of veelvuldig verzuim. Daarbij kunnen bijv. ook een rol spelen de positie van gemotiveerde jongeren die wachten op een werk/leerplek, de staat van de arbeidsmarkt en de kosten van de voorziening. Het verdient aanbeveling als het college bij de invulling van het gemeentelijk beleid met deze kaders rekening houdt en slechts tot intrekking besluit nadat de individuele situatie zorgvuldig afgewogen is.

Artikel 13 Beeindigingsgronden

Dit artikel geeft aan dat het College een voorziening kan stopzetten, en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindiging wordt ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. In het laatste geval dienen de bepalingen uit het arbeidsrecht in acht te worden genomen. Bij beëindiging van een voorziening geldt dit ook voor het reïntegratiebedrijf dat de voorziening verzorgt (behalve in het geval van nazorg).

Indien een belanghebbende naar een andere gemeente verhuist dient de financiering te worden beëindigd. Wel zal met de nieuwe gemeente overleg gevoerd moeten worden om eventueel het traject voort te zetten.

Er zal een intensief contact met het reïntegratiebedrijf moet worden onderhouden om een oordeel te kunnen vormen omtrent de inspanning die betrokkene levert. Indien deze onvoldoende zou zijn, dan dient belanghebbende daarop te worden aangesproken. Bij onvoldoende verandering zal het traject worden beëindigd. Afhankelijk van het traject dat betrokkene volgt zal er sprake zijn van nazorg door het reïntegratiebedrijf. Beëindiging van het traject is dan ook alleen mogelijk, als belanghebbende werk heeft aanvaard waar het reïntegratiebedrijf niet bij betrokken is geweest.Bijstand verlenen aan een in detentie verblijvende is ingevolge de wet niet mogelijk.

Artikel 14 Terugvordering

Behoeft geen nadere toelichting

Paragraaf 7 Slotbepalingen

Artikel 15 Hardheisdsclausule

Behoeft geen nadere toelichting

Artikel 16 Citeertitel

Behoeft geen nadere toelichting

Artikel 17 Inwerkingtreding

Behoeft geen nadere toelichting