Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Goedereede

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand Goedereede 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Goedereede
Officiële naam regelingAfstemmingsverordening Wet werk en bijstand Goedereede 2009
CiteertitelAfstemmingsverordening Wet werk en bijstand Goedereede 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand, vastgesteld op 26 mei 2004

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, artikel 8

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-2012intrekking

26-01-2012

Publicatieblad datum xx-xx-2012

2012-11c
01-01-200901-01-2012Nieuwe regeling

18-12-2008

Publicatieblad datum 20 januari 2009

2008-8

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Goedereede;

gelezen het voorstel van het Presidium d.d. 9 december 2008;

overwegende, dat er een wijziging in de Afstemmingsverordening gemeente Goedereede dient plaats te vinden, naar aanleiding van het overdragen van de uitvoering van de Wet werk en bijstand voor uitkeringsgerechtigden ouder dan 65 naar de Sociale Verzekeringsbank;

gelet op het bepaalde in artikel 8 van de Wet werk en bijstand, waarin is geregeld dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het verlagen van de algemene bijstand als bedoeld in artikel 18 tweede lid;

               b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende verordening:

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand Goedereede 2009

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Algemeen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

    • b.

      verlaging: het verlagen van bijstand of langdurigheidstoeslag op grond van artikel 18, tweede lid, van de wet;

    • c.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goedereede.

Artikel 2 De afstemming van de bijstand

Een verlaging wordt afgestemd op de ernst van de gedraging en de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

  • 1. De verlaging wordt toegepast op de periodieke bijzondere bijstand en de algemene bijstandsnorm.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de verlaging ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet.

Artikel 4 Zienswijze van belanghebbende (mondeling of schriftelijk)

  • 1. Voordat een verlaging wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheidgesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2. De zienswijze van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • c.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 7 van de wet werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de wet;

    • d.

      het college met toepassing van artikel 10 lid 3 van de verordening een verlaging oplegt;

    • e.

      het college de zienswijze van belanghebbende niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging.

Artikel 5 Het besluit tot het verlagen

In het besluit tot opleggen van een verlaging worden in ieder geval vermeld de reden en duur van de verlaging, het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd, het bedrag waarmee de bijstand wordt verlaagd uitgaande van de uitkeringsnorm, de zienswijze en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardverlaging.

Artikel 6 Afzien van het opleggen van een verlaging

  • 1. Het college ziet af van het opleggen van een verlaging indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een verlaging wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2. Het college kan afzien van het opleggen van een verlaging indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3. Indien het college afziet van het opleggen van een verlaging kan het een schriftelijke waarschuwing geven.

  • 4. Het college geeft in ieder geval een waarschuwing wanneer het afziet van het opleggen van een verlaging op grond van dringende redenen.

Artikel 7 De wijze van oplegging van de verlaging

  • 1. Tenzij in de verordening anders is bepaald, wordt de verlaging opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de verlaging aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, kan de verlaging met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de bijstand of de langdurigheidstoeslag nog niet is uitbetaald.

  • 3. Een verlaging wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een verlaging die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk na drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd heroverwogen.

Artikel 8 Cumulatie van verlagingen

Indien een belanghebbende zich schuldig maakt aan meerdere gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2 inhouden, waardoor over dezelfde periode meerdere verlagingen moeten worden toegepast, worden de verlagingspercentages bij elkaar opgeteld. Indien het college echter van oordeel is dat zwaarwegende omstandigheden zich hiertegen verzetten, kan het besluiten de verlagingen over verschillende maanden toe te passen.

Hoofdstuk 2 Onvoldoende medewerking verlenen aan op arbeidsinschakeling gerichte activiteiten

Artikel 9 Indeling in categorieën

  • 1. Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van de wet niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:Eerste categorie:

    • a.

      het niet desgevraagd tonen van een identiteitsbewijs;

    • b.

      het niet of onvoldoende nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 55 of 57 van de wet.

  • 2.Tweede categorie:

    • a.

      het niet of onvoldoende nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 56 van de wet;

    • b.

      het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij de Centrale organisatie werk en inkomen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

    • c.

      het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om op een aangegeven plaats en tijdstip aanwezig te zijn;

    • d.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

    • e.

      het niet aan het college verstrekken van een ondertekend trajectplan.

  • 3.Derde categorie:

    • a.

      gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b en artikel 10, eerste lid van de wet, waaronder begrepen sociale activering;

    • c.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen.

  • 4.Vierde categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen.

    • b.

      het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • c.

      het door eigen toedoen niet verkrijgen of behouden van het recht op een voorliggende voorziening.

Artikel 10 De hoogte en duur van de verlaging

  • 1. Onverminderd artikel 2 wordt de verlaging vastgesteld op:

    • a.

      vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      tien procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      twintig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;

    • d.

      honderd procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de vierde categorie.

  • 2. De duur van de verlaging als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een verlaging is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om een schriftelijke waarschuwing te geven, bedoeld in artikel 6, derde lid.

  • 3. Met een besluit waarmee een verlaging is opgelegd wordt gelijkgesteld een schriftelijke waarschuwing als bedoeld in artikel 6, derde lid.

  • 4. Indien de belanghebbende binnen 12 maanden na de recidive blijkt te volharden in de gedraging, kan het college de uitkering telkens voor drie maanden verlagen. Er dient dan binnen de 3 maanden een heroverweging van de verlaging plaats te vinden.

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 11 Te laat verstrekken van gegevens

  • 1. Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt met toepassing van artikel 54 van de wet een verlaging opgelegd van vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand, onverminderd artikel 2, tweede lid.

  • 2. De duur van de verlaging wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarbij een verlaging is opgelegd wordt gelijkgesteld een schriftelijke waarschuwing, als bedoeld in artikel 6, derde lid.

  • 3. Van het opleggen van de verlaging kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Artikel 12 Niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht met gevolgen voor de bijstand

  • 1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, bedraagt de verlaging, onverminderd artikel 2:

    • a.

      vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij benadeling van € 0,00 tot € 1.500,00;

    • b.

      tien procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij benadeling van € 1500,00 tot € 2500,00;

    • c.

      twintig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij benadeling van € 2500,00 tot € 3500,00;

    • d.

      honderd procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij benadeling van € 3500,00 tot € 6000,00.

  • 2. Indien de verlaging niet of niet volledig kan worden opgelegd over de periode waarin de gedraging heeft plaatsgevonden, wordt zij opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand nadat het college het besluit tot het opleggen van de verlaging heeft genomen.

Artikel 13 Niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht zonder gevolgen voor de bijstand

  • 1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, bedraagt de verlaging, onverminderd artikel 2, vijf procent van de bijstand gedurende een maand.

  • 2. De duur van de verlaging bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na de bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging wordt opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit waarbij een verlaging is opgelegd wordt gelijkgesteld een schriftelijke waarschuwing als bedoeld in artikel 6, derde lid.

  • 3. Van het opleggen van de verlaging bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot een verlaging

Artikel 14 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1. Van een tekortschietend besef als bedoeld in lid 2 is in elk geval sprake indien:

    • a.

      de belanghebbende zich gedurende een langere periode niet beschikbaar stelt voor de arbeidsmarkt, waardoor hij ingeteerd heeft op zijn in aanmerking te nemen vermogen, algemeen geaccepteerde arbeid en aanspraken op een voorliggende voorziening heeft verloren;

    • b.

      de belanghebbende zijn in aanmerking te nemen vermogen te snel heeft ingeteerd;

    • c.

      de belanghebbende zich onttrekt aan detentie in Nederland of het buitenland.

  • 2. Het college besluit over afstemming van de bijstand in alle overige gevallen waarin de belanghebbende blijk heeft gegeven van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid, dan wel in de periode voorafgaand aan de bijstandaanvraag of nadien onvoldoende heeft meegewerkt aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 3. Bij de gedragingen genoemd in het eerste lid verlaagt het college de bijstand als volgt:

    • a.

      in het geval genoemd in het eerste lid onder a, met 20 % gedurende een periode van dezelfde duur als de periode waarin de belanghebbende zich niet ter beschikking stelde voor de arbeidsmarkt;

    • b.

      in het geval genoemd in het eerste lid onder b, met - 20 % gedurende één maand indien het te snel ingeteerde bedrag € 4.500 of lager is;- 20 % gedurende twee maanden indien het te snel ingeteerde bedrag hoger dan € 4.500 doch maximaal € 11.500 is;- 20 % gedurende drie maanden indien het te snel ingeteerde bedrag meer dan € 11.500 is;

    • c.

      in het geval genoemd in het eerste lid onder c, met 20 % gedurende de periode dat de belanghebbende zich aan de detentie onttrekt.

  • 4. Het college verlaagt de bijstand gedurende 1 maand met 100% voor een ex-zelfstandige die ten gevolge van het niet verzekerd zijn tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid, een aanvraag voor een uitkering op grond van de wet doet.

Artikel 15 Zeer ernstige misdragingen

  • 1. Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een verlaging opgelegd honderd procent van de bijstandsnorm gedurende 1 maand.

  • 2. Indien de belanghebbende zich binnen vijf jaar voor een tweede keer zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een verlaging opgelegd van honderd procent van de bijstandsnorm gedurende minimaal 2 maanden.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 16 Reikwijdte

De bepalingen van deze verordening zijn niet van toepassing op de uitkeringsgerechtigdendie op grond van een mandaatregeling van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) een uitkering ingevolge de WWB ontvangen. Op deze personen is het maatregelenbeleid van de SVB van toepassing.

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, als strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van zwaarwegende aard zou leiden.

Artikel 18 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin zij niet voorziet, beslist het college.In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin zij niet voorziet, beslist het college.

Artikel 19 Wijzigingen

Het door de gemeente terzake van deze verordening gevoerde beleid wordt periodiek geëvalueerd; indien deze evaluatie daartoe aanleiding geeft, wordt de verordening aangepast.

Artikel 20 Rechtmatigheidstoetsing

Voor wat betreft deze verordening worden de voor de minimale rechtmatigheidsvereisten relevante bepalingen weergegeven in bijgaand overzicht, dat als zodanig geacht wordt van dit besluit deel uit te maken.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand Goedereede 2009.

Artikel 22 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

  • 2. Met het in werking treden van deze verordening vervalt de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand, vastgesteld op 26 mei 2004.     Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de     gemeente Goedereede, gehouden op 18 december 2008.     De griffier,                                      De voorzitter,     D.A. Koppenol                              G.J. van de Velde-de Wilde