Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Sneek

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Sneek
Officiële naam regelingVerordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren
CiteertitelParkeerverordening Sneek
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpParkeerverordening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200729-07-2016Nieuwe regeling

31-10-2006

Sneeker nieuwsblad

Onbekend

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Sneek;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 oktober 2006 (bijlage no. 81);

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de:

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren (Parkeerverordening Sneek).

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:

    • 1.

      is aangeduid met bord E9, zijnde Parkeergelegenheid alleen bestemd voor vergunninghouders, uit bijlage I van het RW 1990 of

    • 2.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9, zijnde Parkeergelegenheid alleen bestemd voor vergunninghouders, uit bijlage I van het RW 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sneek;

  • c.

    houder: degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens was ingeschreven, met dien verstande dat ook degene die middels een iease-overeenkomst of een verklaring van de werkgever kan aantonen dat hij de bestuurder is van het motorvoertuig dat ten tijde van het parkeren op naam van de lease-maatschappij respectievelijk de werkgever in het hiervoor bedoelde register was ingeschreven, als houder wordt aangemerkt;

  • d.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RW 1990;

  • e.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uit stappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • f.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • g.

    parkeerapparatuurplaats; een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • h.

    parkeervergunning: een door het college verleende parkeervergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • i.

    parkeerzone voor vergunninghouders: synoniem aan belanghebbendenplaatsen.

  • j.

    RW 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • k.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een parkeervergunning is verleend.

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, parkeervergunningen

Artikel 2 Aanwijzen plaatsen en tijden
  • 1. Het college kan, bij bekend te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2. Het college kan, bij bekend te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3 Parkeervergunningen bij parkeerapparatuurplaatsen binnen de stadsgrachten

Artikel 3.1 Bewonersvergunningen binnen de stadsgrachten

Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een parkeervergunning verlenen voor het parkeren bij parkeerapparatuurplaatsen binnen de stadsgrachten aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig, wanneer deze woont in het gebied binnen de stadsgrachten waar mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, met dien verstande dat per huishouden maximaal twee parkeervergunningen worden verstrekt, waarbij aan de tweede parkeervergunning beperkingen worden verbonden met betrekking tot het te parkeren gebied.

Artikel 3.2 Bedrijfsvergunningen binnen de stadsgrachten

Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een parkeervergunning verlenen voor het parkeren bij parkeerapparatuurplaatsen binnen de stadsgrachten aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig, wanneer deze een beroep of bedrijf uitoefent in het gebied binnen de stadsgrachten waar mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, en aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren, met dien verstande dat per beroep of bedrijf maximaal twee parkeervergunningen worden verstrekt. Aan bovengenoemd belang wordt in ieder geval voldaan wanneer het beroep of bedrijf voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    het motorvoertuig wordt gemiddeld drie keer per dag gebruikt;

  • b.

    het motorvoertuig is nodig voor het vervoer van goederen;

  • c.

    de autoritten kunnen van tevoren moeilijk worden gepland;

  • d.

    het bedrijf beschikt niet over eigen parkeergelegenheid in het gebied waar mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

Artikel 3.3 Dagkaarten binnen de stadsgrachten

Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een parkeervergunning verlenen voor het parkeren bij parkeerapparatuurplaatsen binnen de stadsgrachten aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig, die aantoont dat het noodzakelijk is in het gebied waar mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, het motorvoertuig te parkeren langer dan de toegestane maximale parkeerduur.

Artikel 4 Parkeervergunning bij parkeer.apparatuurplaatsen buiten de stadsgrachten

Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een parkeervergunning verlenen voor het

parkeren bij parkeerapparatuurplaatsen buiten de stadsgrachten.

Artikel 5 Parkeervergunning bij belanghebbendenplaatsen (parkeerzones voor vergunninghouders)

5.1.Bewonersvergunning, parkeerzones voor vergunninghouders

Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een parkeervergunning verlenen voor het parkeren bij belanghebbendenplaatsen aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig, wanneer deze woont ln een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn.

5.2.Bedrijfsvergunning, parkeerzones voor vergunninghouders

Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een parkeervergunning verlenen voor het parkeren bij belanghebbendenplaatsen aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig, die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn.

5.3. Bezoekersvergunning, parkeerzones voor vergunninghouders

Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een parkeervergunning verlenen voor het parkeren bij belanghebbendenplaatsen aan een (rechts-)persoon, die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn of er een beroep of bedrijf uitoefent, ten behoeve van bezoek of clientèle aan (van) deze (rechts-)persoon.

Artikel 6 Voorschriften en beperkingen aan vergunningverlening
  • 1. Het college kan aan de parkeervergunning zowel voorschriften als beperkingen verbinden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen, als met betrekking tot de tijdstippen waarop de parkeervergunning van kracht is.

  • 2. Het college kan aan een parkeervergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 7 Weigering vergunningverlening

Een aanvraag pm een parkeervergunning door dezelfde vergunninghouder wordt gedurende een periode van één jaar geweigerd, nadat een eerder verleende parkeervergunning is ingetrokken op grond van artikel 11, lid 1 onder b, c en/of d.

Artikel 8 Vergunningaanvraag
  • 1. Het college kan, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, bij bekend te maken besluit regels geven omtrent:

    • a.

      het aanvragen en verlenen van een parkeervergunning;

    • b.

      de eisen waaraan een aanvrager van een parkeervergunning moet voldoen;

    • c.

      het aantal per adres en per beroep of bedrijf uit te geven vergunningen voor parkeren bij belanghebbendenplaatsen;

    • d.

      het aantal op parkeervergunningen te vermelden kentekens;

    • e.

      de behandeling en afhandeling van aanvragen om een parkeervergunning;

    • f.

      de berekening van de verschuldigde parkeerbelasting voor vergunninghouders welke in de loop van een jaar, dan wel voor een deel van een jaar worden aangevraagd;

    • g.

      de verlenging van een parkeervergunning.

  • 2. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag om een parkeervergunning.

  • 3. Het college kan de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste acht weken verlengen. Van de verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 9 Geldigheidsduur parkeervergunningen

De termijn waarvoor een parkeervergunning kan worden verleend is:

  • a.

    vooreen parkeervergunning als bedoeld in artikel 3.1 en 3.2, ten hoogste één kalenderjaar;

  • b.

    voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 3.3 ten hoogste één dag;

  • c.

    voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 4, ten hoogste één jaar;

  • d.

    voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 5.1, 5.2 en 5.3 ten hoogste twee jaar;

Artikel 10 Gegevens
  • 1. De parkeervergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de parkeervergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de parkeervergunning geldt;

    • c.

      het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de parkeervergunning is afgegeven;

    • d.

      de voorschriften en/of beperkingen die aan de parkeervergunning verbonden zijn.

  • 2. Indien er sprake is van een bezoekersparkeervergunning als bedoeld in artikel 5.3, bevat de parkeervergunning geen kenteken van het motorvoertuig waarvoor de parkeervergunning is afgegeven.

Artikel 11 Intrekken, wijzigen parkeervergunning
  • 1. Het college kan een parkeervergunning intrekken of wijzigen indien:

    • a.

      de vergunninghouder daar om verzoekt;

    • b.

      blijkt dat bij de aanvraag om de parkeervergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit op de aanvraag om de parkeervergunning zou hebben geleid;

    • c.

      is geconstateerd dat de parkeervergunning valselijk opgemaakt of vervalst is, met het oogmerk om deze zelf als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

    • d.

      de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorschriften en/of beperkingen;

    • e.

      niet voldaan of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • f.

      wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van parkeervergunningen komt te vervallen;

    • g.

      om redenen van openbaar belang.

  • 3. Wijziging van het motorvoertuig of van het kenteken van het motorvoertuig, van (bedrijfs)naam of adres van vergunninghouder dienen onmiddellijk schriftelijk aan het college te worden doorgegeven.

  • 4. De vergunninghouder is verplicht overige wijzigingen in de omstandigheden die relevant zijn voor het verlenen van een parkeervergunning onmiddellijk aan het college kenbaar te maken.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel 12
  • 1. Het is verboden om enig voorwerp niet zijnde een motorvoertuig te plaatsen ofte laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

  • 3. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen ofte laten staan, dat daardoor een normaal gebruik ervan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 4. Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere betaalmiddelen dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven Inwerking te stellen.

  • 5. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan, aldaar een voertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder parkeervergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van een parkeervergunning. Bij auto's dient deze zich achter de voorruit te bevinden;

    • c.

      in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorwaarden.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel 13

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 14 Opsporingsambtenaren

De opsporing van de In artikel 12 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het college of de burgemeester met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 15 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast, de bij besluit van het college of de burgemeester aangewezen personen.

Artikel 16 Diefstal, verlies of vermissing

In geval van diefstal van een parkeervergunning wordt een duplicaatvergunning verstrekt indien van de diefstal aangifte is gedaan bij de politie en tegen overlegging van het proces-verbaal.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college Is bevoegd om in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar haar oordeel leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de betrokkene(n), ten gunste van de aanvrager af te wijken.

Artikel 18 Inwerkingtreding
  • 1. De "Parkeerverordening Sneek", vastgesteld op 22 februari 1994, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum.

  • 2. Deze verordening treedt inwerking op 1 januari 2007.

Artikel 19 Overgangsbepaling
  • 1. Parkeervergunningen welke zijn verleend krachtens de Parkeerverordening Sneek vastgesteld op 22 februari 1994 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een parkeervergunning op grond van een verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.

  • 3. De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 17 eerste lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voorzover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: "Parkeerverordening Sneek".

Aldus vastgesteld In de openbare raadsvergadering van 31 oktober 2006.