Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Ouderkerk

Deelsubsidieverordening peuterspeelzalen Ouderkerk

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Ouderkerk
Officiële naam regelingDeelsubsidieverordening peuterspeelzalen Ouderkerk
CiteertitelDeelsubsidieverordening peuterspeelzalen Ouderkerk
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpwelzijn en cultuur

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene Wet Bestuursrecht, titel 4.2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200801-01-2017nieuwe regeling

13-12-2007

Postiljon, 27 december 2007

Onbekend

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Ouderkerk;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Ouderkerk d.d. 25 september 2007;

Gelet op de bepalingen van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Vast te stellen de

De deelsubsidieverordening peuterspeelzalen Ouderkerk

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ASV: Algemene Subsidieverordening Ouderkerk;

  • b.

    Begeleider: degene die anders dan als beroepskracht is belast met de begeleiding van kinderen bij een peuterspeelzaal;

  • c.

    Beroepskracht: degene die in een peuterspeelzaal werkzaamheden verricht die zijn opgenomen in de voor het peuterspeelzaalwerk geldende CAO en die beschikt over een voor deze werkzaamheden passende beroeps kwalificatie;

  • d.

    Bestemmingsreserve: bestanddeel uit eigen vermogen dat bestemd is om in de toekomst beoogde specifieke uitgaven te kunnen bekostigen;

  • e.

    College: het college van burgemeester en wethouders van Ouderkerk;

  • f.

    Dagdeel: eenheid van maximaal 3,5 uur;

  • g.

    Egalisatiereserve: vermogensbestanddelen die worden opgenomen om in de toekomst fluctuaties in de (exploitatle)kosten op te vangen;

  • h.

    Gemeente: de gemeente Ouderkerk met de kernen Ouderkerk aan den Ussel, Gouderak;

  • i.

    Gemeenteraad: de raad van de gemeente Ouderkerk;

  • j.

    Houder: degene die een peuterspeelzaal exploiteert;

  • k.

    Instelling: een organisatorisch verband al dan niet een rechtspersoon als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die zich, zonder winstoogmerk, ten doel stelt activiteiten op het gebied van het lokaal sociaal beleid te initiëren, coördineren of uit te voeren ten behoeve van (een deel van) de bevolking van Ouderkerk;

  • l.

    Jaarrekening: de rekening van baten en lasten van een instelling over een boekjaar, de balans op de laatste dag van het boekjaar en een toelichting op deze stukken;

  • m.

    Peuterplaats: is een rekeneenheid die overeenkomt met een peuterbezoek van minimaal 5 uur;verdeeld over twee dagdelen per week aan de peuterspeelzaal, gedurende maximaal 40 weken per jaar;

  • n.

    Peuterspeelzaal: een voorziening waar peuterspeelzaalwerk plaatsvindt;

  • o.

    Peuterspeelzaalwerk: het bieden van speelgelegenheid aan kinderen van twee tot vier jaar gedurende een of meer dagdelen per week van maximaal 3,5 uur met als doel de ontwikkeling van deze kinderen te bevorderen en hen samen te laten spelen;

  • p.

    Subsidieplafond:een bedrag dat gedurende een begrotingsjaar ten hoogste beschikbaar wordt gesteld voor vormen van subsidies die op basis van deze verordening en de geldende subsidieregels worden verstrekt (art. 4:22 Awb);

  • q.

    Subsidievaststelling: beschikking waarbij het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld en die aanspraak geeft op betaling van het vastgestelde bedrag;

  • r.

    Subsidieverlening: een beschikking die een omschrijving bevat van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend en het bedrag van de subsidie, dan wel het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld en de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

  • s.

    Uitvoeringsovereenkomst: een overeenkomst, gesloten tussen een subsidieontvanger en het college, ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

  • 1.

    Deze verordening is, behoudens het onder lid 2 van dit artikel bepaalde, van toepassing op alle door de gemeente toe te kennen subsidies voor geregistreerde peuterspeelzalen.

  • 2.

    Deze verordening is niet van toepassing indien het rijk of de provincie een regeling heeft vastgesteld, waarbij de rijks- of provinciale subsidie op andere dan in deze verordening gestelde voorwaarden afhankelijk wordt gesteld van de verlening van een gemeentelijke subsidie.

Artikel 3 Bevoegdhedenverdeling

  • 1.

    Het college is belast met de uitvoering van deze verordening. Uitvoering houdt mede in het nemen van besluiten op aanvragen, het aangaan van subsidieovereenkomsten en het intrekken enjof wijzigen van subsidieverlenings- en of vaststellingsbesluiten.

  • 2.

    Het college stelt het beschikbare bedrag vast conform naar die aanvragen die naar zijn oordeel het meest bijdragen aan de door de Raad vastgestelde kwaliteitsbepalingen peuterspeelzalen, tenzij de verdeelmaatstaven in een apart wettelijk voorschrift zijn neergelegd.

  • 3.

    De raad beslist over het verlenen van subsidies die niet zijn opgenomen in de begroting of in het subsidieprogramma.

  • 4.

    Het college beslist over het vaststellen van subsidies.

  • 5.

    Het college beslist over het verstrekken van voorschotten.

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1.

    Het in de gemeentebegroting voor de jaarlijkse subsidiëring opgenomen bedrag geldt als subsidieplafond.

  • 2.

    De raad maakt de subsidieplafond(s) jaarlijks bekend door middel van de openbare vaststelling van de begroting.

  • 3.

    Een subsidie kan worden geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Artikel 5 Rechtspersoonlijkheid

  • 1.

    Subsidie kan slechts worden verleend aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

  • 2.

    De instelling dient volgens haar statuten haar zetel te hebben in de gemeente Ouderkerk.

Artikel 6 Algemeen

  • 1.

    Het verlenen van subsidie vindt plaats voor zover:

    • a.

      de door de instelling te verrichten activiteiten passen binnen de door de raad of het college geformuleerde subsidieregels en subsidiedoeleinden;

    • b.

      de instelling voldoet aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening;

    • c.

      de subsidie in beginsel ten goede komt aan de inwoners van de gemeente Ouderkerk;

    • d.

      de instelling die om subsidie verzoekt is opgenomen in het register peuterspeelzalen van de gemeente Ouderkerk

  • 2.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de instelling peuterspeelzaalwerk uit te voeren voor alle peuters van 2 tot 4 jaar zonder onderscheid van ras, geloofsovertuiging, levensovertuiging, geslacht of seksuele geaardheid.

Artikel 7 Rechten, plichten en verboden voor de subsidieontvanger

  • 1.

    Een instelling brengt een voornemen tot wijziging in de statuten, huishoudelijk reglement en of wijziging in de samenstelling van het bestuur binnen vier weken ter kennis van het college.

  • 2.

    De instelling brengt het voornemen tot ontbinding van die instelling onverwijld ter kennis van het college.

  • 3.

    De instelling brengt het voornemen tot het geheel of gedeeltelijk staken van activiteiten door een instelling en een voorgenomen vervreemding of bestemmingswijziging van eigendommen onverwijld ter kennis van het college.

  • 4.

    Het is de subsidieontvanger niet toegestaan schenkingen van de ontvangen subsidie aan derden te doen, behoudens na verkregen toestemming van het college.

  • 5.

    De subsidieontvanger is verplicht het college zo spoedig mogelijk te informeren over:

    • a.

      ontwikkelingen die er toe leiden of kunnen leiden dat de activiteiten niet kunnen worden verwezenlijkt;

    • b.

      het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de activiteiten.

Hoofdstuk 2 Prestatiesubsidie peuterspeelzalen

Artikel 8 Prestatiesubsidie

Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op prestatiesubsidies peuterspeelzalen en is een specifieke uitwerking

van het onderdeel prestatiesubsidie in de ASV Ouderkerk.

Artikel 9 Aanvraag prestatiesubsidie

  • 1.

    Een subsidieaanvraag moet voor 1 mei voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie gevraagd wordt, schriftelijk bij het college worden ingediend.

  • 2.

    Bij de in het eerste lid bedoelde aanvraag dient te worden overgelegd:

    • a.

      een goedgekeurd financieel verslag van het afgelopen jaar;

    • b.

      een uitgewerkte begroting van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • c.

      een activiteitenplan voor het jaar c.q. de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft. Hierin zijn de aard, de omvang van de activiteiten, de doelgroepen, het verwachte aantal kinderen en het beoogde ambitieniveau peuterspeelzalen vermeld;

  • 3.

    De instelling verstrekt binnen een door het college te bepalen termijn nadere gegevens indien het college dat nodig acht voor de beoordeling van de subsidieaanvraag.

Artikel 10 De eerste aanvraag

Bij een eerste subsidieaanvraag overlegt de instelling tevens in enkelvoud:

  • a.

    de oprichtings- of stichtingsakte;

  • b.

    de statuten;

  • c.

    het huishoudelijk reglement;

  • d.

    opgave van bestuurssamenstelling;

  • e.

    indien subsidie in personeelskosten wordt aangevraagd, een motivering van de wenselijk geachte personeelsformatie en een taakomschrijving van de functionarissen;

  • f.

    verklaring waaruit blijkt of de instelling bij andere (overheids)instanties subsidie heeft aangevraagd dan wel is toegezegd of verkregen

  • g.

    een melding voor het register peuterspeelzalen.

Artikel 11 Nadere bepalingen omtrent subsidiëring

  • 1.

    De prestatiesubsidie bestaat uit twee onderdelen; een bedrag voor een peuterplaats en een bedrag voor de huisvesting van de peuterspeelzalen.

  • 2.

    Het bedrag voor een peuterplaats is voor alle peuterspeelzalen gelijk.

  • 3.

    De peildatum voor de bepaling van het aantal peuterplaatsen is 1 mei van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.

  • 4.

    De bedragen voor de huisvesting worden gebaseerd op het peiljaar 2007 en staan vast voor de periode 2008- 2009 exclusief indexering.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen over de in te dienen stukken.

Hoofdstuk 3 Beslistermijn

Artikel 12 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist over een aanvraag voor een prestatiesubsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar, respectievelijk de periode waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • 2.

    Deze termijn kan eenmalig worden verdaagd met een periode van vier weken.

Hoofdstuk 4 Subsidieverlening

Artikel 13 De beschikking omtrent subsidieverlening

  • 1.

    In de beschikking tot subsidieverlening wordt opgenomen:

    • a.

      een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      het bedrag van de subsidie dan wel het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden bepaald en de wijze waarop dit bedrag wordt betaald;

    • c.

      het tijdvak waarvoor een subsidie wordt verleend.

  • 2.

    De beschikking kan overige door het college vast te stellen verplichtingen bevatten, die van belang zijn voor de uitvoering van het gestelde in deze verordening.

  • 3.

    Bij de prestatiesubsidie sluit het college ter uitvoering van de subsidieverlening een overeenkomst met de instelling en past een indexering toe.

Artikel 14 Uitvoeringsovereenkomsten

  • 1.

    Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening wordt een overeenkomst gesloten.

  • 2.

    Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidie ontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 15 Weigeringgronden subsidieverlening

  • 1.

    De subsidieverlening wordt geheel of gedeeltelijk geweigerd indien:

    • a.

      de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd niet voldoet aan de eisen genoemd in de kwaliteitsverordening peuterspeelzalen;

    • b.

      de subsidieaanvrager zelf in de kosten van de activiteit(en) kan voorzien uit eigen middelen of middelen van derden;

  • 2.

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de subsidieontvanger gelieerd is aan een commerciële instelling die dezelfde of vergelijkbare activiteiten biedt;

  • b.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • c.

    de subsidie niet wordt aangewend overeenkomstig het doel waarvoor het wordt verleend;

  • d.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • e.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voorzover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

  • f.

    de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of;

  • g.

    de aanvrager failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

  • h.

    door de verstrekking van de subsidie het vastgestelde subsidieplafond zou worden overschreden.

Hoofdstuk 5 Subsidievaststelling

Artikel 16 Verzoek tot vaststellen

  • 1.

    Bij het indienen van het inhoudelijke en financiële verslag dient de subsidieontvanger gelijktijdig het verzoek in om de subsidie waarop de verslaglegging betrekking heeft, vast te stellen.

  • 2.

    Indien de activiteiten waarvoor subsidie is verleend geheel hebben plaatsgevonden, vindt de vaststelling van de subsidie gelijktijdig met de subsidieverlening voor het daaropvolgende jaar plaats.

  • 3.

    Indien in dat bepaalde jaar geen subsidieverlening plaatsvindt, wordt de subsidie uiterlijk 31 december vastgesteld.

Artikel 17 Beschikking subsidievaststelling

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het college bij onveranderde omstandigheden de subsidie in overeenstemming vast met de beoordeling van de subsidieaanvraag voor het daaropvolgende jaar.

  • 2.

    De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van de juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of;

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 3.

    Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteit(en) waarvoor de subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd, bij de vaststelling vande subsidie niet in aanmerking genomen.

  • 4.

    Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven kunnen aan de subsidieontvanger verplichtingen worden opgelegd als genoemd in artikel 7.

  • 5.

    Indien er sprake is vanveranderde omstandigheden tussen subsidieverlening en vaststelling zal dit per separate beschikking aan subsidiënten kenbaar worden gemaakt

Artikel 18 Ambtshalve subsidievaststelling

Het college stelt de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vast indien:

  • a.

    na afloop van de termijn waarbinnen de aanvraag tot vaststelling moet zijn ingediend geen aanvraag totsubsidievaststelling is ingediend;

  • b.

    de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele vande subsidieontvanger wordt gewijzigd;

  • c.

    bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld.

Hoofdstuk 6 Intrekking en wijziging subsidieverlening of subsidievaststelling

Artikel 19 Intrekking of wijziging subsidieverlening

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kan het college de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen indien:

  • a.

    de activiteit(en} waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

  • b.

    de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van de juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

  • d.

    de subsidieontvanger de subsidie niet aanwendt voor organisatieonderdelen waarvoor de subsidie is bedoeld;

  • e.

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip, waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 20 Intrekking of wijziging subsidievaststelling

  • 1.

    Het college kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten en omstandigheden, waarvan zij bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte konden zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;

    • c.

      indien de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip, waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3.

    De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaar zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel in het geval bedoeld in het eerste lid onder c, sinds de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten worden voldaan.

Artikel 21 Intrekking of wijziging lopende subsidieverlening

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college de subsidieverlening, met inachtneming van een redelijke termijn, intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen voor zover:

  • a.

    de subsidieverlening onjuist is;

  • b.

    veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten.

  • 2.

    Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid vergoedt het college de schade die de subsidieontvanger lijdt, doordat deze in vertrouwen op de subsidieverlening anders heeft gehandeld dan deze zonder de_subsidieverlening zou hebben gedaan.

Hoofdstuk 7 Betaling en terugvordering

Artikel 22 Betaling

De subsidie wordt uitbetaald door overschrijving op de post- of bankrekening van de instelling van de aanvrager.

Artikel 23 Opschorting betalingsverplichting

De verplichting tot betaalbaarstelling van een subsidiebedrag wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het college aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstig vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan het bepaalde in de artikelen 19 en 20 tot en met de dag waarop de beschikking omtrent

de intrekking of wijziging is bekend gemaakt dan wel tot en met de dag waarop sinds de kennisgeving van het ernstige vermoeden twaalf weken zijn verstreken.

Artikel 24 Onverschuldigde betaling

Onverschuldigd betaalbaar gestelde subsidiebedragen kunnen worden teruggevorderd voor zover nade dag

waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de wijziging of intrekking van de subsidievaststelling heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

Hoofdstuk 8 Reserves

Artikel 25 Egalisatiereserve

  • 1.

    Een instelling die subsidie ontvangt kan een egalisatiereserve vormen.

  • 2.

    Het vormen, dan wel het voeden van een egalisatiereserve met gemeentelijke subsidiegelden is uitsluitend mogelijk wanneer sprake is van een positief jaarresultaat, voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3.

    De toevoeging aan de egalisatiereserve bedraagt maximaal voor peuterspeelzalen € 500,-.

  • 4.

    Het college kan ten aanzien van de hoogte van de egalisatiereserve nadere regels vaststellen.

Artikel 26 Bestemmingsreserve

  • 1.

    Een instelling die subsidie ontvangt kan, wanneer het college daarvoor voorafgaand schriftelijk toestemming heeft verleend, een bestemmingsreserve vormen die mede is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden.

  • 2.

    Het verzoek om toestemming voor het vormen van een in lid I genoemde reserve bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • a.

    het doel van de reserve;

  • b.

    een motivatie van het tijdstip waarop de organisatie de middelen nodig heeft;

  • c.

    een onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de reserve. Het vormen dan wel het doen van toevoegingen aan een bestemmingsreserve met gemeentelijke subsidiegelden is uitsluitend mogelijk wanneer sprake is van een positief jaarresultaat, voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor subsidie is verleend.

  • 3.

    Uitgaven uit de bestemmingsreserve mogen slechts in overeenstemming zijn met het doel waarvoor de reserve is ingesteld.

Artikel 27 Indienen aanvraag voor het vormen van reserves

Een aanvraag voor het vormen van een bestemmingsreserve wordt ingediend met de aanvraag om vaststelling van de subsidie, dus voor 1 mei.

Artikel 28 Eigen vermogen

  • 1.

    Het eigen vermogen vaneen subsidieontvanger die op jaarbasis prestatiesubsidie ontvangt, voorzover gevormd door subsidie van het college, mag niet meer bedragen dan de maximale egalisatiereserve. Het meerdere wordt in mindering gebracht op de subsidie.

  • 2.

    Bij de bepalingvan de vermindering houdt het college rekening met de mate waarin de subsidie heeft bijgedragen tot het verwerven van eigendommen en/of relateren de hoogte van de vergoeding aan de reeds geleverdeproducten/diensten. Tevenswordt buiten beschouwing gelaten het vermogen opgebouwd uit eigen acties, schenkingen e.d.

  • 3.

    Bij het besluit tot vaststelling van de subsidie wordt de vermindering aangegeven en indien mogelijk verrekend.

Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 29 Onduidelijkheden in de verordening

Het college treft in alle gevallen waarin deze verordeningniet voorziet of onduidelijk is, de nodige voorzieningen en/of neemt de nodige beslissingen.

Artikel 30 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend, zijn de bepalingen vande Algemene Subsidieverordening Ouderkerk 2005 van toepassing.

  • 2.

    Op een aanvraag, die is ingediendvoorinwerkingtreding vandeze verordening, wordt op grond van de voor dat tijdstip geldende regels beslist.

Artikel 31 Hardheidsclausule

Van de toepassing van de bepalingen in deze verordening kan door het college worden afgeweken indien strikte toepassing ervanwegens bijzondere omstandigheden onevenredigzou zijn in verbandmet het met deze bepaling te dienen doel.

Artikel 32 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008

Artikel 33 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Deelsubsidieverordening peuterspeelzalen Ouderkerk.

Aldus vastgesteld door de raad vande gemeente Ouderkerk in zijn openbare vergadering van 13 december 2007 .

De griffier,

mr. M. Metz

De voorzitter,

M.Th. van der Wouw