Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Naarden

Beleidsregel inzake vaststelling hogere waarde geluid gemeente Naarden 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Naarden
Officiële naam regelingBeleidsregel inzake vaststelling hogere waarde geluid gemeente Naarden 2009
CiteertitelBeleidsregel inzake vaststelling hogere waarde geluid gemeente Naarden 2009
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet geluidhinder, art. 110a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-06-2009Wijziging art. 1 beleidsregel

20-05-2009

Gemeenteblad, jrg 16, nr 6, 4 juni 2009

Nieuwe regeling

Tekst van de regeling

Beleidsregel inzake vaststelling hogere waarde geluid gemeente Naarden 2009

Met de inwerkingtreding van de herziene Wet geluidhinder (Wgh) per 1 januari 2007 is voor het college van Burgemeester en wethouders op grond van artikel 110a van de genoemde wet de mogelijkheid ontstaan om op verzoek hogere waarden vast te stellen. Dit indien het vasthouden aan de voorkeursgrenswaarden tot knelpunten zou leiden. De vast te stellen hogere waarden mogen onder geen beding de maximaal te ontheffen waarden overschrijden. 

Als ondersteuning bij de uitoefening van deze bevoegdheid heeft het college de criteria voor het honoreren van een dergelijk verzoek vastgelegd in een beleidsregel. Bij de vaststelling van een hogere waarde worden de regels gevolgd zoals deze zijn neergelegd in hoofdstuk 5 van het Besluit geluidhinder.

Onderstaande criteria sluiten grotendeels aan bij de criteria van de in 2006 geldende en nu ingetrokken uitvoeringsbesluiten van de Wgh, te weten Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen, Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en het Besluit geluidhinder spoorwegen.

Artikel 1 Criteria ter vaststelling hogere waarde(n)

Het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Naarden kan gebruik maken van zijn bevoegdheid om hogere waarde(n) op basis van de Wet geluidhinder vast te stellen, als wordt voldaan aan één van de volgende criteria:

  • a.

    het bouwplan betreft één of meerdere woningen (verder aan te duiden met woningen) die buiten de bebouwde kom verspreid gesitueerd worden;

  • b.

    de woningen zijn ter plaatse noodzakelijk om redenen van grond- en bedrijfsgebondenheid;

  • c.

    de woningen vullen een open plaats tussen de aanwezige bebouwing op;

  • d.

    de woningen worden gesitueerd ter vervanging van bestaande bebouwing;

  • e.

    de woningen zijn in een stadsvernieuwingsplan opgenomen;

  • f.

    de woningen vervullen door de gekozen situering of bouwvorm een doelmatige akoestisch afschermende functie voor andere woningen (in aantal ten minste de helft van het aantal woningen waaraan de afschermende functie wordt toegekend) of voor andere geluidgevoelige gebouwen of geluidgevoelige terreinen (als gedefinieerd in artikel 1 van de herziene Wgh);

  • g.

    er sprake is van een nog niet geprojecteerde of te reconstrueren (spoor)weg, die een noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie zal vervullen;

  • h.

    er sprake is van een nog niet geprojecteerde of te reconstrueren weg, die een zodanige verkeersverzamelfunctie zal vervullen, dat de aanleg van die weg zal leiden tot aanmerkelijk lagere geluidbelastingen van woningen;

  • i.

    het referentieniveau ter plaatse van de uitwendige scheidingsconstructie van de woningen waarvoor de hogere waarde is verzocht, hoger is dan of gelijk is aan het equivalente geluidniveau van een betrokken industrieterrein;

  • j.

    de ligging van de geluidbronnen zodanig is dat de geluidbelasting vanwege die geluidbronnen van tenminste één uitwendige scheidingsconstructie van elk van de woningen lager is dan of gelijk is aan 50 dB(A) voor industrieterreinen en 48 dB voor wegen en spoorwegen;

  • k.

    de woningen worden gesitueerd in de omgeving van een spoorstation;

  • l.

    de wijziging van functie van een pand waarbij de bestemming verandert van niet-geluidgevoelig in geluidgevoelig.

Overal waar in het bovenstaande “woningen” staat kan “woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen” worden gelezen.

Artikel 2 Inwerkingtreding

Dit besluit kan worden aangehaald als ´Beleidsregel inzake vaststelling hogere waarde geluid gemeente Naarden´. De beleidsregel treedt in werking op de dag nadat zij is bekendgemaakt op de in de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven wijze.

Ondertekening

dus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Naarden tijdens de vergadering van 20 mei 2009. de loco-secretaris, de burgemeester, R.T.M. Hunting dr. J.P. Rehwinkel

 

1 op de beleidsregel

Algemeen: De Wet geluidhinder kent van oudsher een systeem van voorkeursgrenswaarden, hogere waarden en maximaal te ontheffen waarden. Gedeputeerde Staten stelden de hogere waarden vast, binnen de diverse criteria en randvoorwaarden uit de Wet geluidhinder en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten.

In de gewijzigde wet (per 1 januari 2007) zijn burgemeester en wethouders (op een aantal uitzonderingen na) zelf bevoegd om binnen de grenzen van de gemeente een hogere waarde vast te stellen. Tot voor de wetsherziening werden de verzoeken tot hogere waarden getoetst aan een aantal uitvoeringsbesluiten, te weten het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en het Besluit geluidhinder spoorwegen. In deze besluiten waren criteria aangegeven waaraan een situatie moest voldoen om in aanmerking te komen voor een hogere waarde. Tevens was de bovengrens van de te verlenen hogere waarde aangegeven (maximaal te ontheffen waarde).

Met de wetswijziging en de wijziging in bevoegdheid tot vaststelling van een hogere waarde zijn de genoemde besluiten overbodig geworden. Ter vervanging is daarvoor het zogenaamde Besluit geluidhinder in werking getreden waarmee tegelijkertijd de genoemde besluiten zijn ingetrokken. Daarmee zijn ook het merendeel van de ontheffingscriteria en randvoorwaarden vervallen. Als ondersteuning bij het uitoefenen van de bevoegdheid heeft het college de criteria voor het honoreren van een verzoek tot hogere waarde vastgelegd in een beleidsregel. Artikelsgewijze toelichting:

Artikel 1: De criteria sluiten grotendeels aan bij de criteria van de in 2006 geldende (en nu ingetrokken) besluiten (te weten het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en het Besluit geluidhinder spoorwegen). In feite vindt dan de vaststelling van een hogere waarde via vrijwel dezelfde criteria plaats als in de situatie voor 1 januari 2007.

Artikel 1a: Bij verspreid gesitueerde woningen wordt met name gedacht aan woningen die buiten de woonkernen liggen.

Artikel 1b: Hierbij dient met name gedacht te worden aan boerderijen, woningen bij boerderijen en bedrijfswoningen, waarvan de aanwezigheid ter plaatse in verband met de bedrijfsvoering dringend noodzakelijk is of voor de bewaking nodig is. Ook zogenaamde aanleunwoningen bij zorginstellingen worden hiermee bedoeld.

Artikel 1c: Woningen die een open plaats opvullen kunnen woningen zijn die een gevelrij sluitend maken, maar ook woningen die gebouwd worden in een planmatige verdichting van de woonbebouwing ter verbetering van de bestaande stedenbouwkundige structuur.

Artikel 1d: In dit geval kan gedacht worden aan woningen waarbij sprake is van een wijziging in het gebruik of de bestemming door een verbouwing van bijvoorbeeld een werkruimte in een woongebouw of door de bouw van een nieuw woongebouw in plaats van bijvoorbeeld een werkruimte, danwel sloop van een bestaande woning en herbouw.

Artikel 1e: Hierbij worden woningen bedoeld die in een stadsvernieuwingsplan zijn opgenomen, echter ook andere plannen die in het kader van stadsvernieuwing strekken tot bouw van woningen kunnen hieronder worden begrepen.

Artikel 1f: Met woningen die door situering of bouwvorm een doelmatige akoestische afschermende functie gaan vervullen zijn zowel woningen bedoeld die de geluidbelasting op andere nieuwe woningen beperken als woningen die bestaande woningen afschermen van geluid.

Artikel 1g: De genoemde noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie van een bepaalde (spoor)weg moet aangetoond worden met recente gegevens, bijvoorbeeld aan de hand van het nationale verkeers- en vervoersplan, het provinciale verkeers- en vervoersplan, het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid en/of een verkeerscirculatieplan.

Artikel 1h: De genoemde verkeersverzamelfunctie van een bepaalde weg moet worden aangetoond met recente gegevens, bijvoorbeeld aan de hand van het nationale verkeers- en vervoersplan, het provinciale verkeers- en vervoersplan, het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid en/of een verkeerscirculatieplan.

Artikel 1i: Een hogere waarde is in een dergelijke situatie mogelijk tot en met het niveau van het referentieniveau. Dit betekent dat een zodanige geluidbelasting vanwege het industrieterrein is toegestaan, dat dit nog net wordt gemaskeerd door het aanwezige omgevingsgeluid.

Artikel 1j: Indien dit het geval zich voordoet (er is dan sprake van één geluidluwe gevel), dienen bij de bouw van de woningen de balkons, tuinen en andere buitenruimten, voor zover bestemd als verblijfsruimten, gesitueerd te worden aan deze geluidluwe gevel.

Artikel 1k: Onder het begrip ´omgeving van een spoorstation´ wordt de directe invloedssfeer van een station verstaan. Bij een concreet verzoek om hogere waarde kan dit begrip nader worden ingevuld aan de hand van een akoestisch onderzoek.

Artikel 1l: Andere geluidsgevoelige gebouwen zijn: • 1°. onderwijsgebouwen; • 2°. ziekenhuizen en verpleeghuizen; • 3°. bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere gezondheidszorggebouwen dan bedoeld onder 2°; een gymnastieklokaal maakt voor de toepassing van de wet geluidhinder geen deel uit van een onderwijsgebouw

Artikel 2: Teneinde externe werking te verkrijgen dient de beleidsregel conform artikel 3:42 Awb bekend gemaakte te worden op de binnen de gemeente gebruikelijke wijze (publicatie en ter inzage legging).