Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Naarden

Beleidsregels reïntegratieverordening 2006 Wet werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Naarden
Officiële naam regelingBeleidsregels reïntegratieverordening 2006 Wet werk en bijstand
CiteertitelBeleidsregels reïntegratieverordening 2006 Wet werk en bijstand
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-02-2007Nieuwe regeling

23-01-2007

Gemeenteblad, jrg 14, nr 1, 22 februari 2007

Nieuwe regeling

Tekst van de regeling

B E L E I D S R E G E L S Reïntegratieverordening 2006 Wet werk en bijstand

INHOUDSOPGAVEvan de BELEIDSREGELS VAN DE REÏNTEGRATIEVERORDENING Wet werk en bijstand

Inhoudsopgave 2

1 Inleiding 4 2 Beleidslijn behorende bij artikel 1 van de verordening 5 2.1 Inhoud van artikel 1 5 3 Beleidslijn behorende bij artikel 3 van de verordening 5 3.1 Inhoud van artikel 3 5 3.2 De verplichting 5 3.3 De doelgroep 5 4 Beleidslijn behorende bij artikel 4 van de verordening 6 4.1 Inhoud van artikel 4 6 4.2 De algemene opdracht 6 4.3 Noodzakelijkheidsbepaling 6 5 Beleidslijn behorende bij artikel 6 van de verordening 6 5.1 Inhoud van artikel 6 6 5.2 Uitgangspunt 7 5.3 Beleid ten aanzien van verschillende doelgroepen en prioritering 7 5.3.1 Nieuwe instroom 7 5.3.2 Jongeren (18-23 jaar) 7 5.3.3 Alleenstaande ouders met kinderen 8 5.3.4 Nuggers, oudkomers, Anw-ers 8 5.3.5 Referentiegroep 8 5.4 Criteria voor het ontheffingenbeleid t.a.v. de arbeidsverplichting 9 5.4.1 Ouder dan 57,5 9 5.4.2 Zorg voor kinderen 9 5.4.3 Mantelzorg 9 5.4.4 Deelname aan inburgerings- of reïntegratietraject 10 5.4.5 Scholing 10 5.4.6 Medische of psychische belemmeringen 10 5.5 Flankerend beleid ten aanzien van zorg, kinderopvang en hulpverlening 11 5.5.1 Zorg en hulpverlening 11 5.5.2 Minimabeleid 11 5.5.3 Schuldhulpverlening als onderdeel van reintegratietraject 11 5.5.4 Kinderopvang 11 5.6 Wijze waarop de aanbesteding wordt vormgegeven 12 5.7 Wijze waarop aan de arbeids- en sollicitatieplicht vorm wordt gegeven 12 5.8 Regels over toepassen vrijlating van inkomsten 12 5.9 Regels over toepassen van premie en vergoedingen 12 5.10 Omschrijving van de aangeboden voorzieningen en activiteiten 13 5.10.1 Medische en arbeidskundige onderzoeken 13 5.10.2 Beroepsgerichte scholing 13 5.10.3 Werk/leertrajecten 13 5.10.4 Jobhunting 13 5.10.5 Loonkostensubsidie werkgever 14 5.10.6 Loonkostensubsidie verloningsbedrijf 14 5.10.7 Werkstage 14 5.10.8 Maatschappelijke / Activerende participatie 14 5.10.9 Begeleiding naar zelfstandig ondernemerschap 15 5.10.10 Gesubsidieerde arbeid ID/WIW 15 6 Beleidslijn behorende bij artikel 7 van de verordening 15 6.1 Inhoud van artikel 7 15 6.2 Begroting 15 7 Beleidslijn behorende bij artikel 8 van de verordening 16 7.1 Inhoud van artikel 8 16 8 Beleidslijn behorende bij artikel 13 van de verordening 16 8.1 Inhoud van artikel 13 16 8.2 Vrijlatingsperiode 16 9 Beleidslijn behorende bij artikel 14 van de verordening 17 9.1 Inhoud van artikel 14 17 9.2 Doelgroep en hoogte van de premie 17 10 Beleidslijn behorende bij artikel 15 van de verordening 17 10.1 Inhoud van artikel 15 17 10.2 Doelgroep en hoogte van de premie 17

Hoofdstuk 1 INLEIDING

In de Wet werk en bijstand, verder te noemen Wwb, worden de arbeidsverplichtingen die zijn verbonden aan het recht op bijstand, expliciet genoemd in artikel 9 (plicht tot arbeidsinschakeling) en 10 (aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling) van de Wwb. In de reïntegratieverordening is invulling gegeven aan de wijze waarop de aangehaalde artikelen worden uitgevoerd.

In de reïntegratieverordening zijn aan het college van burgemeester en wethouders een aantal zaken in opdracht gegeven. In deze beleidslijn is neergelegd op welke wijze het college uitvoering geeft aan deze opdracht. Daar waar noodzakelijk wordt per artikel een toelichting gegeven. De invulling van de beleidslijn zal de artikelgewijze opzet van de reïntegratieverordening volgen.

De reïntegratieverordening en de uitwerking daarvan is in regionale samenwerking tot stand gekomen, waarbij ruimte bestaat om op lokaal niveau specifiek beleid te formuleren. Het werkveld reïntegratie is dynamisch; de notitie moet dan ook niet worden gezien als een eenmalige statische opsomming van reïntegratieactiviteiten en voorzieningen. Gaandeweg ontstaan nieuwe bemiddelingsvormen, projecten, inzichten en contacten met reïntegratiepartners. Beleid en vormgeving zullen daarom jaarlijks worden beoordeeld op actualiteit en indien nodig worden aangepast.

Hoofdstuk 2 BELEIDSLIJN BEHORENDE BIJ ARTIKEL 1

Artikel 2.1 Inhoud van artikel 1

Artikel 1 Doel Deze verordening heeft betrekking op de arbeidsmarkt(re-)integratie van uitkeringsgerechtigden, niet-uitkeringsgerechtigden zonder eigen inkomen en personen met een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet. De ingezette middelen hebben tot doel:

  • a.

    het bevorderen van economische en maatschappelijke zelfstandigheid;

  • b.

    het bevorderen van integratie en emancipatie;

  • c.

    het tegengaan van uitkeringsafhankelijkheid.

Werk en perspectief op werk dienen voor iedereen centraal te staan. Hieronder wordt tevens verstaan het bevorderen van zelfstandige arbeid. We gaan ervan uit dat iedereen, rekening houdend met zijn/haar mogelijkheden, in staat is om (op termijn) te werken. Totdat regulier werk beschikbaar is, wordt gewerkt aan het vergroten van de kansen op terugkeer naar de arbeidsmarkt.

Hoofdstuk 3 BELEIDSLIJN BEHORENDE BIJ ARTIKEL 3

Artikel 3.1 Inhoud van artikel 3

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning Belanghebbenden als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

Artikel 3.2 De verplichting

Niet alleen bestaat de verplichting van uitkeringsgerechtigden om mee te werken aan inschakeling op de arbeidsmarkt, ook heeft de gemeente de verplichting om mee te werken aan verzoeken van iedereen die ingevolge de wet tot de doelgroep behoort, om deel te mogen nemen aan op inschakeling op de arbeidsmarkt gerichte reïntegratieactiviteiten.

Artikel 3.3 De doelgroep

Per individu dient te worden bepaald of er sprake is van noodzakelijke deelname aan voorzieningen of het verstrekken van ondersteuning. In de praktijk komt het er op neer dat alle aandacht gaat naar de meest kansrijke op de arbeidsmarkt. Uit emancipatorisch- en maatschappelijk oogpunt dient ook bij de minder kansrijke op de arbeidsmarkt te worden beoordeeld of sprake is van deelname aan noodzakelijke voorzieningen of het bieden van ondersteuning.

Hoofdstuk 4 BELEIDSLIJN BEHORENDE BIJ ARTIKEL 4

Artikel 4.1 Inhoud van artikel 4

Artikel 4 Algemene opdracht

  • 1.

    Het college biedt de belanghebbende ondersteuning bij arbeidsinschakeling en/of een voorziening gericht op arbeidsinschakeling aan.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

  • 3.

    Het college neemt voor elke belanghebbende een besluit, waarin bepaald wordt of het aanbieden van ondersteuning en/of een voorziening, noodzakelijk is.

  • 4.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 4.2 De algemene opdracht

Nadere invulling van de algemene opdracht zoals vervat in lid 1 en 2 van het artikel is in deze beleidslijn verder niet noodzakelijk. Uitwerking hiervan wordt vormgegeven in de beleidslijn behorende bij artikel 6.

Artikel 4.3 Noodzakelijkheidsbepaling

Buiten de financiële factoren zoals bepaald in de verordening (artikel 11 en 12 van de verordening) dient te worden vastgesteld of een belanghebbende zonder voorziening of ondersteuning werk kan vinden, de wensen van een belanghebbende realistisch zijn en de voorgestelde voorziening of ondersteuning de juiste is. De klantmanagers beoordelen dit op individueel niveau, met in achtneming van de mogelijkheden van de belanghebbende.

Hoofdstuk 5 BELEIDSLIJN BEHORENDE BIJ ARTIKEL 6

Artikel 5.1 Inhoud van artikel 6

Artikel 6 Beleidsregels

  • 1.

    Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening beleidsregels op.

  • 2.

    Bij de beleidsregels wordt het oordeel van de cliëntenraad gevoegd.

  • 3.

    Deze beleidsregels omvatten in elk geval: a. een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen; b. de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting; c. het flankerend beleid ten aanzien van zorg, kinderopvang en hulpverlening; d. de wijze waarop de aanbesteding wordt vormgegeven; e. de wijze waarop aan de arbeids- en sollicitatieplicht vorm wordt gegeven; f. regels over toepassen van vrijlating van inkomsten uit arbeid zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder o van de wet; g. regels over toepassen van premies en vergoedingen;

  • 4.

    De beleidsregels omvatten ook een omschrijving van de aangeboden voorzieningen. Tot de voorzieningen behoren in elk geval: a. medische en arbeidskundige keuringen; b. beroepsgerichte scholing; c. gesubsidieerde arbeid, loonkostensubsidies en/of werkstages; d. sociale activering; e. actieve / maatschappelijke participatie.

Artikel 5.2 Uitgangspunt

Een integrale Workfirst aanpak is het uitgangspunt. Dat wil zeggen dat alle klanten die in aanmerking komen voor een uitkering zo snel mogelijk een aanbod krijgen voor werk of een aan werk gerelateerde activiteit gericht op terugkeer naar de arbeidsmarkt. Als dat (vooralsnog) niet mogelijk is, vraagt de gemeente een maatschappelijk nuttige bijdrage in ruil voor de uitkering. Werk en perspectief op werk dienen voor iedereen centraal te staan. Het uiteindelijke doel is het bereiken van duurzame uitkeringsonafhankelijkheid dan wel in eigen levensonderhoud te kunnen voorzien met werkzaamheden als zelfstandige.

De doelstelling bestaat uit het versterken van de Poortwachtersfunctie (beperken nieuwe instroom) en actief benaderen van een gedeelte van het zittende klantenbestand, met name die klanten die al eerder binnen het dienstverleningsconcept zijn geactiveerd. Verder zal de verdere uitbouw van de ketensamenwerking vorm worden gegeven. Doelstelling hierbij is dat het CWI, de gemeente en het UWV op een onconventionele manier zoveel mensen z.s.m. (weer) aan het werk helpen. In 2006 wordt tevens ingezet op de regionale samenwerking waarbij reïntegratieproducten, met name Workfirst en Stichting Herstelling, ook ingezet kunnen worden ten behoeve van klanten van de regiogemeenten.

Artikel 5.3 Omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en prioritering

Het klantenbestand is op dit moment eenzijdig van samenstelling. Meer dan de helft van de klanten is ingedeeld in fase 3 en 4, waarvan een groot deel ouder is dan 40. En ook heeft meer dan de helft gedurende een lange tijd een bijstandsuitkering. Er is dus vooral sprake van potentiële blijvers in de bijstand. Het is daarom niet realistisch te verwachten dat een traject naar werk voor elke klant binnen een afzienbare termijn met de beschikbare middelen mogelijk zal zijn.

Artikel 5.3.1 Nieuwe instroom

De beste resultaten van reïntegratieactiviteiten worden gehaald bij preventief optreden. Er dient dus te worden gestreefd naar het voorkomen van de noodzaak tot het verstrekken van een uitkering. In die gevallen waarin toch tijdelijk een uitkering noodzakelijk is, worden concrete acties ondernomen richting werk of een vorm van werk. Vanaf het eerste contact van de klant met een medewerker binnen het bedrijfsverzamelgebouw De Beurs dient daarom de volgende boodschap aan nieuwe klanten te zijn:

• U hebt recht op een uitkering omdat u (tijdelijk) geen werk hebt; • U hebt de plicht om mee te werken aan een zo spoedig mogelijke reïntegratie op de arbeidsmarkt; • De inzet is ´werk boven uitkering´. Daarom gaat u actief aan de slag en zullen wij u gaan begeleiden; • U kunt -binnen grenzen - kiezen, maar als u niet kiest, kiezen wij voor u.

Het dienstverleningsconcept Workfirst is vooralsnog bedoeld voor de nieuwe instroom.

Artikel 5.3.2 Jongeren (18 tot 23 jaar)

Bij jongeren moet voorkomen worden dat de aansluiting met de arbeidsmarkt niet goed tot stand komt. Indien sprake is van een niet-gekwalificeerde jongere (ongeschoold t/m vmbo) pakt het CWI de jongere op – jongerenloket – en begeleidt hem/haar verder, in veel gevallen weer richting onderwijs. Voor het vervolg of daar waar het CWI er niet in slaagt de jongere te bemiddelen richting school of werk, wordt deze overgedragen aan sociale zaken. In het aanbod van reïntegratieactiviteiten is voor deze doelgroep voorzien in werk/leertrajecten gericht op beroepsrichtingen, die aansluiten bij de vraag op de arbeidsmarkt.

Artikel 5.3.3 Alleenstaande ouders met kinderen

Onder deze groep bevindt zich een groot aantal potentiële uitstromers. Zij hebben een relatief lage leeftijd, vaak recente werkervaring en deels ook een met succes afgesloten opleiding. Deze klanten hebben een grote kans om arbeid te vinden. Vaak zal dit in verband met een zorgwens eerst in deeltijd gebeuren, op langere termijn is volledig uitstroom mogelijk. In verband met heffingskortingen en eventuele alimentatie is uitkeringsonafhankelijkheid al snel bereikt in combinatie met inkomsten uit deeltijdwerk. Een belangrijke voorwaarde is wel de beschikbaarheid van geschikte kinderopvang. Over eventuele ontheffing en beschikbaarheid kinderopvang zie punten 5.4.2 en 5.5.4.

Artikel 5.3.4 Nuggers, oudkomers, Anw’ers

Bij deze groep is geen sprake van gebrek aan motivatie, men heeft immers zelf aangegeven op zoek te zijn naar betaalde arbeid. Deze groep staat ingeschreven bij het CWI, maar heeft door gebrek aan scholing en/of werkervaring een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Men doet vervolgens een beroep op ondersteuning door sociale zaken. Ook hier gaat het om concrete toeleiding naar algemeen geaccepteerde arbeid met gebruik van aanwezige reïntegratieactiviteiten.

Voorwaarden om in aanmerking te komen voor ondersteuning: - Het gemiddelde netto gezinsmaandinkomen gedurende de 12 maanden voorafgaande aan de aanvraag bedraagt minder dan 130% van het wettelijk minimumloon; - Om dit te kunnen vaststellen overlegt de aanvrager alle relevante inkomensgegevens over genoemde periode; - Een grote afstand tot de arbeidsmarkt, vastgesteld door het CWI.

Deelname aan reïntegratie is niet vrijblijvend. Uitkeringsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van de uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Voor niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-ers moeten voorwaarden aan het reïntegratietraject gekoppeld worden. Deze voorwaarden worden opgenomen in het trajectplan dat de belanghebbende dient te ondertekenen. Het niet nakomen van de voorwaarden geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of de gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek.

Artikel 5.3.5 Referentiegroep

Tot de referentiegroep behoren alle klanten die niet tot één van de voornoemde groepen behoren. De resultaten van deze groep zullen als maatstaf dienen om de resultaten van de overige groepen tegen af te zetten. Op deze wijze kan de effectiviteit van de ingezette reïntegratietrajecten worden gemeten.

In principe zal er een verschil tussen de gemeten resultaten moeten zijn aan te wijzen. Is dit niet het geval dan betekent dit dat het beleid dient te worden aangepast, andere doelgroepen dienen te worden onderscheiden of de inspanningen van de klantmanagers gerichter dienen te worden.

Artikel 5.4 Criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting

Iedere uitkeringsgerechtigde is verplicht zich als werkzoekende in te schrijven bij het CWI en naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te zoeken. Categoriale ontheffing van de arbeidsplicht is niet mogelijk. Alleen op individuele basis kan een tijdelijke ontheffing van de sollicitatieplicht worden verleend indien sprake is van dringende redenen. Tijdens de vrijstellingsperiode kan wel vast gestart worden met een reïntegratieactiviteit. Op individueel niveau maakt de klantmanager een afweging op noodzaak, redelijkheid en billijkheid. De inschrijving bij het CWI dient gehandhaafd te blijven. Elke vrijstelling c.q. ontheffing is tijdelijk en de klantmanager herbeoordeelt dat periodiek.

Eventueel aanwezige belemmeringen voor deelname aan een reïntegratieactiviteit richting werk of een vorm van werk kunnen worden weggenomen door het aanbieden van voorzieningen en ondersteuning. Alleen bij hoge uitzondering kunnen zich tijdelijk situaties voordoen dat voorzieningen niet toereikend zijn om belemmeringen geheel of gedeeltelijk op te heffen. In deze situatie worden de op te leggen verplichtingen aangepast aan de mogelijkheden die betrokkene nog wel heeft.

Artikel 5.4.1 Ouder dan 57,5 jaar

Categoriale ontheffing van de arbeidsplicht is niet mogelijk. Echter, personen vanaf 57,5 jaar kunnen ontheffing van de sollicitatieplicht krijgen als er in onze regio geen werk voor hen is. Dit moet op individuele basis en in samenspraak met het CWI, worden vastgesteld. Voor deze groep zal de gemeente het deelnemen aan mantelzorg en vrijwilligerswerk stimuleren.

Artikel 5.4.2 Zorg voor kinderen

Expliciet is in de wet opgenomen dat bij het bepalen van de ontheffing van de sollicitatieplicht gemeenten een afweging moeten maken tussen de arbeidsplicht en de wens van de ouder om zelf voor kinderen te zorgen.

Dit betekent echter nadrukkelijk niet een recht op vrijstelling wegens zorgtaken van de klant. De verplichting algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden geldt voor de alleenstaande ouder met kinderen onder de 12 jaar nadat gemeenten zich hebben overtuigd van: - De beschikbaarheid van passende kinderopvang; - De toepassing van voldoende scholing; - De belastbaarheid van de betrokkenen. Alleen indien gepaste voorzieningen en gepaste ondersteuning ontbreken, kan de gemeente een ontheffing verlenen.

Met name bij jonge kinderen tot 5 jaar of gehandicapte kinderen tot 18 jaar weegt de invulling van de zorgplicht zwaar. Echter de alleenstaande ouder is te allen tijde verplicht deel te nemen aan een onderzoek naar zijn/haar mogelijkheden tot toetreding tot de arbeidsmarkt. Op grond van dit onderzoek kan een start worden gemaakt met de ontwikkeling van de ouder door reïntegratieactiviteiten aan te bieden die op termijn leiden tot (gedeeltelijke) uitkeringsonafhankelijkheid. De klantmanager maakt hiertoe tijdig een reële, goed onderbouwde inschatting.

Artikel 5.4.3 Mantelzorg

In voorkomende gevallen is het mogelijk om een ontheffing voor beperkte tijd te geven van de sollicitatieplicht vanwege het hebben van tijdelijke taken in de mantelzorg. Dit zolang professionele hulpverlening nog niet is gestart, doch ten hoogste voor een periode van 6 maanden. De klant dient de noodzaak tot het tijdelijk verrichten van deze zorgtaken aan te tonen door middel van een indicatiestelling van een door de gemeente aan te wijzen indicatie orgaan. Daarbij dient de klant aan te tonen dat al het mogelijke in het werk wordt gesteld om de juiste professionele hulp op zo kort mogelijke termijn in te schakelen.

De klantmanager onderzoekt in hoeverre de klant naast de mantelzorg inzetbaar is voor reïntegratieactiviteiten of verrichten van arbeid in deeltijd. De reïntegratieverordening vindt op dit onderdeel aansluiting bij de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo), die o.a. tot doel heeft de zelfredzaamheid van burgers te herstellen en hen te faciliteren om deel te nemen aan de samenleving. De gemeente heeft hierin een ondersteunende taak door voorzieningen voor mantelzorgers en vrijwilligers te scheppen.

Artikel 5.4.4 Deelname aan inburgeringtraject of reïntegratieactiviteit

Tijdens deelname aan een inburgeringtraject of reïntegratieactiviteit kan vrijstelling worden verleend van de actieve sollicitatieplicht voor de duur van het traject of de activiteit. In geval sprake is van samenloop van inburgering en bijstandsafhankelijkheid wordt beoordeeld of een combinatie van werk en inburgering c.q. deelname aan reïntegratieactiviteit (duaal traject) mogelijk is.

Artikel 5.4.5 Scholing

Scholing als reïntegratieactiviteit wordt alleen aangeboden indien de scholing aansluit bij de vraag op de arbeidsmarkt. De voorkeur wordt gegeven voor een scholing met (aansluitend) baangarantie. Gedurende deze beroepsgerichte scholing kan geheel of gedeeltelijk ontheffing worden verleend van de verplichting algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden. Zie voor omschrijving van de voorziening punt 5.10.2.

Artikel 5.4.6 Medische of psychische belemmeringen

Medische of psychische belemmeringen zijn als zodanig geen aanleiding voor een ontheffing. De op te leggen verplichtingen dienen afgestemd te worden op de mogelijkheden die de betrokkene nog wel heeft. Om een juiste, individuele beoordeling te garanderen maakt de klantmanager gebruik van adviezen van externe onafhankelijke deskundigen, gespecialiseerde reïntegratiebedrijven of de Wsw-indicatiecommissie. Zie voor omschrijving van de voorziening punt 5.10.1.

In art. 55 van de Wwb is geregeld dat aan de klant met psychische- en/of verslavingsproblematiek nadere verplichtingen kunnen worden opgelegd als dit arbeidsinschakeling in de weg staat. De klantmanager kan de klant verplichten een behandeling te ondergaan dan wel een andere vorm van professionele hulpverlening te aanvaarden. Zodra professionele hulpverlening wordt ingeschakeld is er sprake van ontheffing van sollicitatieplicht. De duur hiervan is tijdelijk en de klantmanager herbeoordeelt dat periodiek.

Indien sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid kan eveneens ontheffing van de sollicitatieplicht verleend worden. De duur van deze ontheffing wordt periodiek beoordeeld door de klantmanager.

Artikel 5.5 Flankerend beleid ten aanzien van zorg, kinderopvang en hulpverlening

Voor een goed flankerend beleid geldt dat diverse afdelingen en instanties elkaars handelingen kennen en communiceren. Dit geldt zeker voor situaties waarbij zich problemen voordoen op het gebied van huisvesting, uitkering, medische en sociale zorg en schulden. In geval van dergelijke complexe probleemsituaties voert de klantmanager de regie over het traject. Verwijzen naar de juiste instanties en controle van voortgang zijn van groot belang.

Artikel 5.5.1 Zorg en hulpverlening

Gemeenten krijgen steeds meer klanten met een zorgbehoefte. Hieronder volgt een niet-uitputtend overzicht van diverse vormen van zorgverlening waar klanten, afhankelijk van hun individuele situaties, mogelijkerwijs voor in aanmerking komen:

Maatschappelijk werk: In de regio Gooi en Vechtstreek is Versa de organisatie voor maatschappelijk werk. Personen kunnen daarheen verwezen worden, wanneer allerlei vormen van persoonlijke problematiek zijn geconstateerd die verder reiken dan de mogelijkheden van sociale zaken. Versa biedt ook dienstverlening voor sociaal/juridische vraagstukken (sociaal raadslieden) en kan op haar beurt ook verder verwijzen naar meer gespecialiseerde hulp, bijvoorbeeld psycholoog, bureau Jeugdzorg en RIAGG. • Huurtoeslag: Klanten ontvangen gerelateerd aan de hoogte van het inkomen in combinatie met de hoogte van de huur een bijdrage van de Belastingdienst. • Zorgtoeslag: Klanten ontvangen gerelateerd aan de hoogte van het inkomen een bijdrage van de Belastingdienst. • Woonkostentoeslag: Een bewoner van de eigen woning kan een beroep doen op de bijzondere bijstand voor het tijdelijk verstrekken van een tegemoetkoming in de vaste lasten van de woning. • Huisvesting statushouders: Statushouders kunnen voor huisvesting een urgentiebewijs aanvragen. • Wet Voorziening Gehandicapten (Wvg): Vanaf 1-1-2007 ondergebracht in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo).

Artikel 5.5.2 Minimabeleid

• Individuele bijzondere bijstand • Schuldhulpverlening • Kwijtschelding gemeentelijke belastingen • Langdurigheidstoeslag • minimaregelingen

Artikel 5.5.3 Schuldhulpverlening als onderdeel van reïntegratietraject

Schulden kunnen reïntegratie naar de arbeidsmarkt in de weg staan. Door schuldhulpverlening op te nemen als reïntegratieactiviteit wordt men verplicht deze schulden via schuldhulpverlening aan te pakken. Het verlichten van de schuldsituatie geeft klanten weer psychische ruimte voor stappen naar werk of vormen daarvan. Klanten met schulden hebben namelijk vaak de energie niet om stappen naar werk te zetten, terwijl werk de schulden juist kan verlichten.

Er wordt niet alleen gezocht naar een financiële oplossing, maar er is ook aandacht voor budgetbegeleiding, budgetbeheer en psychosociale hulp. Daarnaast is aandacht voor het verbeteren van de sociaal-maatschappelijke positie, waardoor nieuwe schulden worden voorkomen. De klanten die in zo´n situatie terecht zijn gekomen, moeten bewust worden gemaakt van het eigen handelen zodat hun zelfredzaamheid wordt vergroot.

Afhankelijk van de situatie volgt de klant het traject naar werk en schuldhulpverlening tegelijkertijd of na elkaar. Stadsbank, gemeente en klant overleggen over het reïntegratietraject en het startpunt daarvan. Het traject wordt opgenomen in een trajectplan. De klantmanager voert vervolgens de regie.

Artikel 5.5.4 Kinderopvang

In de Wet Kinderopvang is de subsidie niet meer gericht op de opvanginstellingen maar op individuele ouders. Ouders kunnen (afhankelijk van de hoogte van hun inkomen) subsidie ontvangen waarbij de belastingdienst, de werkgever en de ouder elk een gedeelte van de kosten van de kinderopvang op zich nemen. Bepaalde groepen minima kunnen bij de gemeente hun eigen bijdrage vergoed krijgen en ook het gedeelte van de werkgever indien deze weigert mee te betalen of als er geen werkgever is.

Artikel 5.6 Wijze waarop de aanbesteding wordt vormgegeven

De aanbesteding van reïntegratieactiviteiten kan regionaal (schaalgrootte), dan wel per gemeente plaatsvinden. Hiervoor vindt regelmatig overleg c.q. afstemming plaats tussen de regiogemeenten in de regionale werkgroep Reïntegratie. In de nota Inkoop en Aanbesteding wordt beschreven waaraan de verschillende aanbestedingsvormen moeten voldoen en hoe vorm hieraan wordt gegeven.

Artikel 5.7 Wijze waarop aan de arbeids- en sollicitatieplicht vorm wordt gegeven

Iedereen onder de 65 jaar heeft de arbeidsverplichting: de klant is verplicht naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen. De term ‘passende arbeid’ is verdwenen. De klant moet ‘maatschappelijk aanvaarde arbeid’ (inclusief gesubsidieerde arbeid) accepteren en mag geen eisen stellen met betrekking tot opleidingsniveau, werkervaring en beloning. Werkzaamheden die niet algemeen geaccepteerd zijn, zijn hiermee uitgesloten. Ook werkzaamheden die ingaan tegen de integriteit van de persoon, zoals werkzaamheden die gewetensbezwaren oproepen, worden uitgesloten.

Algemeen geaccepteerde arbeid wordt gedefinieerd als; “ Alle arbeid, zonder beperkende voorwaarden qua aard en omvang van het werk en aansluiting op opleiding en ervaring, met uitzondering van illegale arbeid en arbeid tegen een lager loon dan het wettelijk minimum en rekening houdend met gewetensbezwaren, zodanig dat deze strikt persoonlijke omstandigheden zwaarwegend zijn en een onvermijdelijk conflict opleveren met het te verrichten.”

Het niet voldoen aan de arbeids- en sollicitatieplicht is grond voor het opleggen van een maatregel. De duur en hoogte zijn vastgelegd in de Verordening Maatregelen 2006.

Artikel 5.8 Regels over toepassen van vrijlating inkomsten

Zie omschrijving art.13 onder punt 8.

Artikel 5.9 Regels over toepassen premies en vergoedingen

Zie omschrijving art.14 onder punt 9 omschrijving art.15 onder punt 10.

Artikel 5.10 Omschrijving van de aangeboden voorzieningen en activiteiten

Het werkveld reïntegratie is dynamisch; er is dus geen sprake van een eenmalige statische opsomming van reïntegratieactiviteiten. Gaandeweg ontstaan nieuwe voorzieningen, bemiddelingsvormen, projecten, inzichten en contacten met reïntegratiepartners. Hierover is structureel contact met de samenwerkende regiogemeenten. De reïntegratieactiviteiten van elke gemeente afzonderlijk zijn regionaal beschikbaar en kunnen op individuele basis ingekocht worden.

Artikel 5.10.1 Medische en arbeidskundige onderzoeken

Indien in het kader van reïntegratie getwijfeld wordt aan de medische inzetbaarheid, dan wel bepaald moet worden wat op basis van de medische aspecten de restcapaciteit voor de arbeidsmarkt is, zal de klantmanager deze voorziening inkopen. Om een juiste, individuele beoordeling te garanderen is het aanvragen van adviezen van externe onafhankelijke deskundigen noodzakelijk. De op te leggen verplichtingen worden afgestemd op de mogelijkheden die de betrokkene nog wel heeft. Het advies van de deskundige moet antwoord geven op o.a. de volgende vragen:

• Zijn er belemmeringen aanwezig en wat betekent dit voor arbeidsinschakeling? • Welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor arbeidsinschakeling via de kortste weg? • Is er een adequate medische behandeling mogelijk die tot verhoging van de arbeidsgeschiktheid kan leiden? • Wat is in dit specifieke geval de meest geschikte vorm van algemeen geaccepteerde arbeid, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene? • Indien sprake is van (gedeeltelijke) arbeidsgeschiktheid, voor welke beroepen kan betrokkene dan worden bemiddeld, dan wel geschoold.

Naar aanleiding van het advies wordt door de klantmanager een (vervolg)traject vastgesteld en een trajectplan opgesteld.

Artikel 5.10.2 Beroepsgerichte scholing

Scholing is geen doel op zich, maar moet leiden tot een erkende certificering en wordt alleen aangeboden indien de scholing (maximaal 1 jaar) aansluit bij de vraag op de arbeidsmarkt. De voorkeur gaat uit naar een kortdurende scholing met (aansluitend) baangarantie. Naast de klantmanager kan ook de reïntegratiepartner een scholing adviseren. Onder scholing wordt tevens verstaan Nederlandse taalles en les in computerbasisvaardigheden ter versterking van de positie van de klant op de arbeidsmarkt.

Artikel 5.10.3 Werk/leertrajecten

Werk/leertrajecten worden ingekocht als projecten bedoeld voor alle doelgroepen. Deze trajecten en projecten zijn met name gericht op beroepsrichtingen die aansluiten bij de vraag op de arbeidsmarkt en worden naar behoefte van de organisatie ingekocht.

Artikel 5.10.4 Jobhunting

De medewerker Workfirst acquireert actief naar vacatures en werkstageplekken bij lokale werkgevers. Het doel is inzicht te krijgen in de vraagzijde van de arbeidsmarkt en vervolgens het matchen van vraag en aanbod. Hiervoor is het noodzakelijk (grote) lokale werkgevers te benaderen voor arbeidsplaatsen en werkstageplekken. Tevens kan ingespeeld worden op vacatures die wellicht in de toekomst vrijkomen en wordt duidelijk wat de functievereisten / benodigde competenties voor deze functies zijn. Hierdoor ontstaat ruimte de klanten vervolgens te kwalificeren en faciliteren.

De medewerker Workfirst overlegt regelmatig met werkgevers of een goede kandidaat aangedragen is, wat er eventueel nog aan competenties bij moeten en om de wederzijdse verwachtingen rechtstreeks af te stemmen.

Artikel 5.10.5 Loonkostensubsidie werkgever

De uitkeringsgerechtigde treedt in dienst bij een werkgever. Een deel van de loonkosten wordt in de vorm van een subsidie aan de werkgever verstrekt. Bij het inzetten van de loonkostensubsidie als reïntegratie-instrument zijn de volgende aspecten van belang: - Maximale subsidie van 30% van 130% van het wettelijk minimumloon; - Maximaal voor de duur van 1 jaar met – in uitzonderlijke gevallen – een optie tot verlenging van een half jaar; - Uitgangspunt in de onderhandeling met de werkgever is de productiviteitswaarde van de klant. Tijdens de periode dat iemand in zo’n structuur werkzaam is, dient er regelmatig contact tussen de gemeente, werkgever en werknemer te zijn. Doel van de arbeidsovereenkomst is uiteindelijk toch om op relatief korte termijn een subsidieonafhankelijke arbeidsovereenkomst te creëren. De subsidie kan teven ingezet worden als vervolg op een werkstage.

Artikel 5.10.6 Loonkostensubsidie verloningsbedrijf

De klant die door het CWI is gefaseerd in 1 en 2 kan worden overgedragen aan een privaat bedrijf, dat zorgt voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van minimaal 12 maanden met een arbeidsduur van minimaal 32 uur tot maximaal 40 uur per week tegen het wettelijk minimumloon. Het doel van de verloning is een arbeidsovereenkomst te bieden in plaats van een uitkering. Gedurende de verloning wordt de werknemer begeleid in het vinden van een reguliere baan. In geval een klant parttime werk elders verricht, wordt hij/zij verplicht alles in het werk te stellen de tijden/dagen dusdanig aan te passen, dat aanvullend (minimaal 8 uur aaneengesloten) een arbeidsovereenkomst kan worden afgesloten bij het verloningsbedrijf.

Deze optie zal in 2006 nader worden uitgewerkt.

Artikel 5.10.7 Werkstage

In het kader van (duale) trajecten zullen werkgewenning en werkervaringsplaatsen gemeengoed moeten worden. Met de invoering van de Wwb is het mogelijk om uitkeringsgerechtigden voor een periode van 6 maanden met behoud van uitkering werkervaring op te laten doen. Opzet van deze methodiek is, dat een ieder die een uitkering ontvangt primair aangestuurd wordt op het vinden en aanvaarden van werk. Vanuit de stageplek staat terugkeer naar de reguliere arbeidsmarkt voorop. Werkstage wordt ingezet voor de fase 3 en bovenkant fase 4 klanten. Het zoeken naar stageplekken in de regio is uitgezet bij de Workfirst medewerker.

Artikel 5.10.8 Maatschappelijke / Activerende participatie

Doelstelling is het activeren richting vrijwilligerswerk of werkstage als eerste stap naar reïntegratie. Het versterken van motivatie, het ervaren van succesbeleving, het ontwikkelen van zelfvertrouwen, het doorbreken van isolement en het wegnemen van belemmeringen vormen de basis van het activeringsproces. Hierbij wordt het arbeidsritme opgebouwd in intensiteit vanaf 8 uur per week tot 20 uur per week. Deze activiteit wordt ingezet voor de klanten met een (zeer) grote afstand tot de arbeidsmarkt.

Onder maatschappelijke participatie wordt tevens verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten voor hen die geen arbeidsverplichting hebben, waarmee wordt bedoeld dat mensen deelnemen aan maatschappelijke activiteiten (met name vrijwilligerswerk). Hier sluit de Gemeente aan bij de Wmo, die o.a. tot doel heeft de zelfredzaamheid van burgers te herstellen en hen te faciliteren om deel te nemen aan de samenleving. De gemeente heeft hierin een ondersteunende taak door voorzieningen voor mantelzorgers en vrijwilligers te scheppen. De gemeente stelt geen beloning of vergoeding ter beschikking. Het staat ‘de werkgever’ vrij om binnen de regels van de Wwb een onkostenvergoeding te verstrekken.

Artikel 5.10.9 Begeleiding naar zelfstandig ondernemerschap

Binnen de Wwb en het besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) bestaat de mogelijkheid om een klant met behoud van een uitkering te begeleiden naar zelfstandig ondernemerschap. Ook reeds bestaande ondernemers met (geen of onvoldoende) inkomsten kunnen een beroep doen op gemeentelijke ondersteuning. Voor de uitvoering wordt in de regio samengewerkt in het regionaal Bureau Zelfstandigen, gevormd door gemeente Hilversum.

Artikel 5.10.10 Gesubsidieerde arbeid ID/WIW

Gemeentebesturen in de regio hebben besloten om de subsidie in de loonkosten van alle voormalige ID-medewerkers in 2005 te verlagen tot 80% en in 2006 tot 50%. Daarnaast kan op individuele basis een hogere subsidie worden verstrekt. De uitvoering van dit besluit heeft ingrijpende consequenties voor zowel de medewerkers als de werkgevers c.q. instellingen. In 2004 is reeds een start gemaakt met het af laten lopen van contracten WIW. Iets wat inmiddels zijn beslag heeft gekregen.

De gemeente heeft als taak de voormalige ID-medewerkers en werkgevers te faciliteren en voorzieningen aan te bieden richting de reguliere arbeidsmarkt. De voorkeur gaat echter uit naar voortzetting van het arbeidscontract. Tevens moet aandacht worden besteed hoe in deze maatschappelijk relevante vacatures kan worden voorzien door het inzetten van uitkeringsgerechtigden, zoals bijvoorbeeld het activeren van werkstageplekken.

Hoofdstuk 6 BELEIDSLIJN BEHORENDE BIJ ARTIKEL 7

Artikel 6.1 Inhoud van artikel 7

Artikel 7 Verdeling

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks een verdeling op van de beschikbare middelen zoals bedoeld in artikel 69, eerste lid onder a van de wet, over de verschillende voorzieningen.

Artikel 6.2 Begroting

Jaarlijks dient het college een begroting te maken, waarbij het uitgangspunt het Werkdeel is dat de gemeente van het ministerie ontvangt. In de begroting wordt opgenomen gesubsidieerde arbeid, uitstaande lasten m.b.t. ingekochte voorzieningen en projecten, alsmede nog in te kopen activiteiten. Hierbij houdt de gemeente rekening met de door de minister aangegeven verdeelsystematiek.

Het college zal, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven beschikbaar zijn. Dit houdt in dat geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Het is wel mogelijk dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken.

Hoofdstuk 7 BELEIDSLIJN BEHORENDE BIJ ARTIKEL 8

Artikel 7.1 Inhoud van artikel 8

Artikel 8 Wijze van ter beschikking stellen middelen

  • 1.

    Indien het trajectplan is vastgesteld draagt het college zorg voor inkoop, aanmelding en betaling.

  • 2.

    Aan de belanghebbende worden op voorhand geen geldelijke middelen ter beschikking gesteld.

Aanmelding geschiedt in principe bij de reïntegratiebedrijven aan wie de opdrachten zijn gegund. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente om trajecten in te kopen, de klant aan te melden en voor betaling zorg te dragen.

Hoofdstuk 8 BELEIDSLIJN BEHORENDE BIJ ARTIKEL 13

Artikel 8.1 Inhoud van artikel 13

Artikel 13 Inkomstenvrijlating

  • 1.

    De uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd heeft of heeft aanvaard, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dat de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, heeft recht op vrijlating van inkomsten uit arbeid zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder o van de wet.

Uiteraard is dit artikel slechts van toepassing op inkomsten uit arbeid die lager zijn dan de van toepassing zijnde bijstandsuitkering.

Op individuele gronden kan voor een uitkeringsgerechtigde die werkt in deeltijd, gedurende een korte tijd (maximaal zes maanden aaneengesloten), een deel van de inkomsten uit arbeid worden vrijgelaten. De vrijlating is gebonden aan een maximale percentage en maximaal bedrag geregeld in de Wwb. Voorwaarde is dat het werk in deeltijd naar het oordeel van het college bijdraagt aan arbeidsinschakeling. Gelet op het feit dat een vrijlating van inkomsten de urenuitbreiding bij een deeltijdbaan bevordert, kiest de gemeente Naarden ervoor dat dit gegeven op zich bijdraagt aan (volledige) arbeidsinschakeling mits dit vooraf is aangevraagd.

Achteraf kan geen vrijlating worden toegepast. Immers bij een beoordeling achteraf kan niet gesteld worden dat de arbeid bijdraagt aan arbeidsinschakeling. Bij geconstateerde inlichtingenfraude past sociale zaken bij de fraudeberekening de vrijlating achteraf niet toe.

Artikel 8.2 Vrijlatingsperiode

De vrijlatingsperiode bedraagt 6 kalendermaanden aaneengesloten en kan niet onderbroken worden. Een periode van bijstandsonderbreking heeft niet tot gevolg dat er sprake is van een onderbreking van de vrijlating. De periode van zes aaneengesloten maanden loopt dus tijdens de uitkeringsopschorting gewoon door. De wet is niet duidelijk of na een bijstandsonderbreking opnieuw een periode van zes maanden aaneengesloten een vrijlating kan worden verstrekt. Gelet op het doel van de inkomstenvrijlating – een prikkel om zelfstandig in de kosten van het levensonderhoud te voorzien – kiest de gemeente Naarden ervoor de inkomstenvrijlating na succesvolle uitstroom éénmaal per uitkeringsgerechtigde per uitkeringsperiode te verstrekken. De definitie van succesvolle uitstroom is benoemd in de reïntegratieverordening.

Hoofdstuk 9 BELEIDSLIJN BEHORENDE BIJ ARTIKEL 14

Artikel 9.1 Inhoud van artikel 14

Artikel 14 Premies

  • 1.

    Het college kan aan de belanghebbende een premie toekennen met in achtneming van het gestelde in artikel 31, tweede lid onder j en k van de wet.

  • 2.

    Het college neemt in de beleidslijnen regels op over de doelgroepen en de hoogte van de premies.

Artikel 9.2 Doelgroep en hoogte van de premie
  • 1. Premies zijn alleen toegankelijk voor uitkeringsgerechtigden die langer dan 12 maanden een uitkering ontvangen.

  • 2. Premies zijn bedoeld voor hen die werk in loondienst of als zelfstandige aanvaarden en daardoor volledig uitkeringsonafhankelijk worden.

  • 3. Premies kunnen worden verstrekt zodra de arbeid 6 maanden is verricht. In geval sprake is van verloning met loonkostensubsidie gelden de regels voor een premie indien de klant uitstroomt naar de reguliere arbeidsmarkt.

    De uitkeringsgerechtigde die al dan niet vanuit gesubsidieerd dienstverband reguliere arbeid gaat verrichten, daardoor volledig uit de uitkering stroomt, heeft recht op een eenmalige premie (per uitkeringsperiode) van € 500,--, zodra de arbeid 6 maanden is verricht. De klant dient de premie zelf aan te vragen binnen 3 maanden na het verstrijken van genoemde 6 maanden. De uitkeringsgerechtigde die reguliere arbeid gaat verrichten in deeltijd en niet volledig uitstroomt, heeft geen recht op een premie. Hij kan gedurende 6 maanden recht doen gelden op een vrijlating van inkomsten.

    De premie is onbelast en telt dus ook niet mee bij de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen. Dit is alleen het geval als in datzelfde jaar geen onkostenvergoeding voor bijv. vrijwilligerswerk is verstrekt. In geval van cumulatie zijn beide belast. Ter voorkoming hiervan kan in overleg met de klant het betaalmoment van de premie worden vastgesteld.

Hoofdstuk 10 BELEIDSLIJN BEHORENDE BIJ ARTIKEL 15

Artikel 10.1 Inhoud van artikel 15

Artikel 15 Overige vergoedingen

  • 1.

    Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het college neemt in de beleidslijnen regels op over de doelgroepen, aard en hoogte van de vergoedingen.

Artikel 10.2 Doelgroep en hoogte van de vergoeding
  • 1. Vergoeding van kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling is alleen mogelijk voor uitkeringsgerechtigden die een uitkering ingevolge de Wwb ontvangen.

  • 2. Tot de te vergoeden kosten worden o.a. gerekend; reiskosten op basis van goedkoopste vorm van openbaar vervoer, boekengeld in geval van korte beroepsgerichte scholing of taalles en alle andere kosten die naar beoordeling van de klantmanager noodzakelijk zijn voor de arbeidsinschakeling waarbij uitgegaan dient te worden van de goedkoopste adequate oplossing.