Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Naarden

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Naarden 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Naarden
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Naarden 2011
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Naarden 2011
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 4
  2. Voorzieningenverordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Naarden 2011

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-07-201110-09-2013Nieuwe regeling

07-07-2011

Gemeenteblad, jrg 18, nr 7, 14 juli 2011

Nieuwe regeling
20-08-200926-01-2009Nieuwe regeling

01-07-2009

Gemeenteblad, jrg 16, nr 9, 20 augustus 2009

Nieuwe regeling

Tekst van de regeling

Burgemeester en wethouders hebben op 7 juli 2011 het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Naarden 2011 vastgesteld. Dit besluit regelt vooral de financiële gang van zaken rondom het verstrekken van een individuele voorziening aan inwoners met een beperking.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Aanvrager: de persoon voor wie de voorziening is bedoeld;

b. Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge de verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

c. Eigen aandeel: een door het college vast te stellen eigen aandeel in de kosten, dat bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor rekening van de aanvrager komt;

d. Eigen bijdrage: een door het college vast te stellen bijdrage die bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget voor rekening van de aanvrager komt;

e. Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening die mede afhankelijk kan worden gesteld van het inkomen;

f. Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt of niet aanwezig is;

g. Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven;

h. Verordening: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Naarden 2011;

i. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning.

Hoofdstuk 2 Regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording
  • 2.1 Verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2.2 Bij de toekenning van een voorziening als bedoeld in het eerste lid gelden in ieder geval de volgende verplichtingen:a. het geldbedrag wordt uitsluitend gebruikt voor betaling van de voorziening waarvoor het geldbedrag is toegekend;b. de geïndiceerde voorziening die de aanvrager verwerft met het geldbedrag dient adequaat, veilig, cliëntgericht en kwalitatief verantwoord te zijn;c. de aanvrager dient een particuliere aansprakelijkheidsverzekering te hebben (afgesloten) voor schade die door het gebruik van de voorziening aan derden kan ontstaan;d. de aanvrager dient een voorziening die een motorrijtuig is in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Wam) te verzekeren overeenkomstig artikel 2 van die wet; e. de aanvrager bewaart de rekening(en) en het betalingsbewijs en de betalingsbewijzen van de met het geldbedrag verworven geïndiceerde voorziening gedurende vijf jaar of, indien het een voorziening betreft met een afschrijvingsduur die langer is dan deze termijn, overeenkomstig deze langere termijn en stelt deze op verzoek ter beschikking van het college. 

  • 2.3 De controle op de verantwoording van het geldbedrag door de aanvrager aan het college als bedoeld in het tweede lid vindt achteraf en eventueel steekproefsgewijs plaats.

Hoofdstuk 3 Het voeren van een huishouden

Artikel 3 Hoogte persoonsgebonden budget
  • 3.1 Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden als bedoeld in artikel 8 onder c van de verordening en persoonlijke assistentie regie als bedoeld in artikel 8 onder d van de verordening wordt, per jaar als volgt vastgesteld:

    Voorziening: Hulp bij het huishouden, tarief in natura: €22,75, berekening persoonsgebonden budget per jaar: €22,75 x 80% x aantal uren per week in natura (zie artikel 11 en artikel 11A van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning) x aantal weken (maximaal 52 weken).

    Voorziening: Persoonlijke assistentie regie, tarief in natura: €25,83, berekening persoonsgebonden budget per jaar: €25,83 x 80% x aantal uren per week in natura (zie artikel 11 en artikel 11A van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning) x aantal weken (maximaal 52 weken).

  • 3.2 Bij additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule worden toegekend een uurbedrag van 80% van de kostprijs per uur.

  • 3.3 In afwijking van lid 1 en 2 kan het persoonsgebonden budget worden vastgesteld op basis van het aantal uren noodzakelijke hulp x 80% van de kostprijs per uur, indien de aanvrager met het persoonsgebonden budget de noodzakelijke hulp bij het huishouden of persoonlijke assistentie regie niet kan verwerven, omdat het aantal uren noodzakelijke hulp hoger ligt dan het gemiddelde aantal uren van de klasse.

Artikel 4 Bijzondere verplichtingen persoonsgebonden budget
  • 4.1 Bij de toekenning van een persoonsgebonden budget worden de aanvrager de volgende bijzondere verplichtingen opgelegd:de aanvrager sluit een schriftelijke overeenkomst met de persoon of instantie bij wie hij de voorziening betrekt, waarin ten minste de volgende afspraken zijn opgenomen:a. een declaratie van een persoon bij wie de budgethouder de hulp bij het huishouden betrekt, bevat een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, het sociaal-fiscaal nummer/burgerservicenummer en de naam en het adres van de persoon bij wie de budgethouder de hulp bij het huishouden betrekt en wordt door deze persoon ondertekend;b. een declaratie van een instantie waarbij de budgethouder de hulp bij het huishouden betrekt, bevat het BTW-nummer van die instantie, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal uren en de naam en het adres van de instantie en wordt namens de instantie ondertekend.

  • 4.2 de aanvrager bewaart de in onderdeel 1 bedoelde originele overeenkomsten en declaraties en bewijsstukken van de loonbetaling gedurende vijf jaar en stelt deze op verzoek ter beschikking van het college.

Artikel 5 Aanvangsdatum en gebruik persoonsgebonden budget
  • 5.1 Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor een periode die aanvangt vanaf de dag dat de voorziening is geïndiceerd en nadat het college hierover een besluit heeft genomen.

  • 5.2 Een persoonsgebonden budget wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, nadat het college dit heeft toegekend uitbetaald, al dan niet gedeeltelijk met terugwerkende kracht en vanaf datum besluitvorming in vierwekelijkse termijnen vooraf.

  • 5.3 In afwijking van het eerste en tweede lid geldt in geval van zogenaamde spoedzorg een andere procedure en wordt er gehandeld conform de landelijke Richtlijn zorglogistiek.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 6 Hoogte financiële tegemoetkoming bouwkundige of woontechnische woonvoorziening en uitraasruimte

De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen als bedoeld in artikel 15, onder c. en e. van de verordening wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Het eigen aandeel in de kosten wordt hierop in mindering gebracht.

Artikel 7 Hoogte persoonsgebonden budget niet-bouwkundige of niet-woontechnische woonvoorziening en onderhouds- en reparatiekosten
  • 7.1 Het persoonsgebonden budget voor een niet-bouwkundige of woontechnische woonvoorziening als bedoeld in artikel 15, onder d. van de verordening wordt vastgesteld op basis van 90% van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening. De eigen bijdrage wordt hierop in mindering gebracht.

  • 7.2 Indien een persoonsgebonden budget wordt verstrekt als bedoeld in het eerste lid, wordt een financiële tegemoetkoming per jaar verstrekt ter hoogte van de gemiddelde onderhouds- en reparatiekosten van de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 8 Hoogte financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten

De hoogte van een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten als bedoeld in artikel 15, onder a. van de verordening bedraagt maximaal € 5.000.

Artikel 9 Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting en dubbele woonlasten

De hoogte van een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting of dubbele woonlasten als bedoeld in artikel 15, onder b. van de verordening is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van de in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag genoemde rekenhuur.

Artikel 10 Hoogte financiële tegemoetkoming keuring/inspectie, onderhoud en reparatie van een woonvoorziening

De hoogte van een door het college te verstrekken financiële tegemoetkoming in de kosten van keuring/inspectie, onderhoud en reparatie als bedoel in artikel 15, onder f. van de verordening is gelijk aan de kosten zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

Artikel 11 Terugbetaling bij verkoop
  • 11.1 Op de terugbetaling bij verkoop als bedoeld in artikel 20 van de verordening is het volgende aflossingsschema van toepassing:de hoogte van het terug te betalen bedrag is gelijk aan de waardestijging verminderd met 5% per jaar.

  • 11.2 ter uitvoering van het gestelde onder a, is de eigenaar van de woning verplicht na één maand van het passeren van de acte het college op de hoogte te stellen.

Artikel 12 Financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woonruimte

De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woonruimte, niet zijnde het hoofdverblijf, als bedoeld in artikel 19 vierde lid van de verordening, bedraagt maximaal € 5.000.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 13 Hoogte persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening en onderhoud en reparatie
  • 13.1 Het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 21, onder c van de verordening wordt vastgesteld op basis van 90% van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening in natura. De eigen bijdrage wordt hierop in mindering gebracht.

  • 13.2 Indien een persoonsgebonden budget wordt verstrekt als bedoeld in het eerste lid, wordt een financiële tegemoetkoming per jaar verstrekt ter hoogte van de gemiddelde onderhouds- en reparatiekosten van de goedkoopst adequate voorziening in natura.

Artikel 14 Hoogte financiële tegemoetkoming taxi, rolstoeltaxi, kilometervergoeding eigen auto en autoaanpassing
  • 14.1 De hoogte van een financiële tegemoetkoming in de kosten van gebruik van een taxi als bedoeld in artikel 21 onder d. van de verordening bedraagt maximaal € 3.212,00 per jaar. Het eigen aandeel in de kosten wordt hierop in mindering gebracht.

  • 14.2 De hoogte van een financiële tegemoetkoming in de kosten van gebruik van een rolstoeltaxi als bedoeld in artikel 21 onder d. van de verordening bedraagt maximaal € 4.642,00 per jaar. Het eigen aandeel in de kosten wordt hierop in mindering gebracht.

  • 14.3 De hoogte van een financiële tegemoetkoming in de kosten van gebruik van een eigen auto als bedoeld in artikel 21 onder d. van de verordening bedraagt € 0,43 per kilometer tot maximaal € 645,00. Het eigen aandeel in de kosten wordt hierop in mindering gebracht.

  • 14.4 Indien zich een uitzonderingssituatie voordoet als omschreven in (het tweede deel van) artikel 25 van de verordening wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt die gebaseerd is op de werkelijk bovenregionale vervoersbehoefte. Daarbij geldt het vervoer middels Valys als een voorliggende voorziening.

  • 14.5 De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van aanpassing van een eigen auto is gelijk aan de door het college geaccepteerde offerte. De aanvrager is verplicht om minimaal twee offertes te vragen.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 15 Hoogte persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening
  • 15.1 Het persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening als bedoeld in artikel 26, onder c. van de verordening wordt vastgesteld op basis van 90% van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening in natura.

  • 15.2 Indien een persoonsgebonden budget wordt verstrekt als bedoeld in het eerste lid, wordt een financiële tegemoetkoming per jaar verstrekt ter hoogte van de gemiddelde onderhouds- en reparatiekosten van de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 16 Hoogte financiële tegemoetkoming sportrolstoel en andere aangepaste sportvoorziening
  • 16.1 De hoogte van een financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel als bedoeld in artikel 26, onder d. van de verordening bedraagt maximaal € 2.500.

  • 16.2 De hoogte van een financiële tegemoetkoming voor een andere aangepaste sportvoorziening als bedoeld in artikel 26, onder e. van de verordening bedraagt maximaal € 2.500.

  • 16.3 De bedragen genoemd in het eerste en het tweede lid van dit artikel zijn een tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud en reparatie van de voorziening voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 17 Inwerkingtreding
  • 17.1 De bepalingen uit dit besluit treden in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

  • 17.2 Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Naarden wordt ingetrokken bij de inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 18 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Naarden 2011.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Naarden op 7 juli 2011.

de secretaris, de burgemeester,

mr. A. S. Meijer mw. dr. J. J. Sylvester

Toelichting 1 besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Naarden

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGENInleidingNaast de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is er ook een Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Naarden. In dit besluit zijn alle bedragen bij elkaar gebracht, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld.

Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd moet worden en dus in de Raad besproken en opnieuw vastgesteld moet worden. Bijstelling van het Besluit maatschappelijke ondersteuning door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.

LeeswijzerHet eerste onderwerp dat in het besluit aan de orde komt is het persoonsgebonden budget. Van alle soorten voorzieningen waarvoor een persoonsgebonden budget mogelijk is wordt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning uitgewerkt hoe het bedrag van het persoonsgebonden budget wordt samengesteld. Per hoofdstuk worden vervolgens alle nog vast te stellen bedragen opgenomen.

DefinitiesBehoeft geen nadere toelichting.HOOFDSTUK 2 BIJZONDERE REGELS OVER HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET Artikel 2. Regels rond verstrekking en verantwoordingLid 1.Verstrekking van een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst.

Lid 2. Onder a.Het geldbedrag dient besteed te worden aan de geïndiceerde voorziening. Het kan ook een duurdere voorziening zijn, waarvoor de aanvrager zelf kiest en waarvan de aanvrager de meerkosten voor eigen rekening neemt. In laatstgenoemde situatie dient de voorziening uiteraard ook adequaat, veilig, cliëntgericht en kwalitatief verantwoord te zijn (zie b).

Onder b.Mocht de aanvrager niet aan b voldoen, dan kan dit reden zijn voor gehele of gedeeltelijke terugvordering en verrekening van het toegekende geldbedrag (artikelen 35 en 36).

Deze bepalingen spreken verder voor zich.

Lid 3.Als er een persoonsgebonden budget is verstrekt, zal steekproefsgewijs gecontroleerd worden of het betreffende geldbedrag besteed is zoals in de beschikking is vermeld. In aanvullende beleidsregels kan dit eventueel nader uitgewerkt worden.

HOOFDSTUK 3 HET VOEREN VAN EEN HUISHOUDENArtikel 3. Hoogte persoonsgebonden budget In dit artikel wordt aangegeven hoe de persoonsgebonden budgetten voor de hulp bij het huishouden en persoonlijke assistentie regie worden vastgesteld. Het principe van de korting is overgenomen uit de AWBZ en gebaseerd op het ontbreken van overhead in gevallen dat men zelf iemand inhuurt.

De gemeente Naarden gebruikt de klassen zoals ook in de AWBZ gehanteerd wordt. Het persoonsgebonden budget wordt geacht toereikend te zijn om een vergelijkbare voorziening in te kopen. Wanneer in individuele gevallen het persoonsgebonden budget niet toereikend is omdat het aantal benodigde uren hulp bij het huishouden dicht ligt op de grens met een volgende klasse en kan worden aangetoond dat de hulp voor het bedrag niet kan worden ingehuurd, dan kan het persoongebonden budget worden vastgesteld op basis van 80% van de kostprijs per uur.

Wanneer in individuele gevallen door bijzondere omstandigheden het persoonsgebonden budget naar klasse 6 niet toereikend is, treedt de hardheidsclausule in werking.

Artikel 4. Bijzondere verplichtingen persoonsgebonden budget Onderdeel a van dit artikel bepaalt dat aan de inkoop van hulp bij het huishouden of persoonlijke assistentie regie een schriftelijke overeenkomst ten grondslag moet liggen. In de overeenkomst dienen, met het oog op de controlemogelijkheden van de gemeente, ten minste de in de subonderdelen 1 of 2 genoemde afspraken te zijn opgenomen.

Onderdeel b leidt ertoe dat de budgethouder de in onderdeel a bedoelde originele overeenkomsten, de declaraties en bewijsstukken van betaling van het loon minstens vijf jaar dient te bewaren. Er geldt in het kader van controle de verplichting om, indien hierom wordt verzocht, deze ter beschikking aan het college te stellen.

Artikel 5. Aanvangsdatum en gebruik persoonsgebonden budget In lid 1 wordt geregeld wanneer de periode van het persoonsgebonden budget aanvangt.

Met lid 2 wordt bepaald dat het persoonsgebonden budget in vierwekelijkse termijnen betaalbaar wordt gesteld, zodra dit is toegekend.

Lid 3 spreekt voor zich.

HOOFDSTUK 4 WOONVOORZIENINGENArtikel 6. Hoogte financiële tegemoetkoming bouwkundige of woontechnische woonvoorziening en uitraasruimteIn artikel 6 is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing of een uitraasruimte wordt vastgesteld. Het gaat daarbij om het bedrag van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht.

Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het zal kunnen gaan zal verder worden uitgewerkt in de beleidsregels.

Artikel 7. Hoogte persoonsgebonden budget voor niet bouwkundige of woontechnische woonvoorziening en onderhouds- en reparatiekostenLid 1.In het eerste lid wordt geregeld op welke wijze de hoogte van het persoonsgebonden voor een roerende woonvoorziening wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst adequate voorziening. Van deze voorziening zal 90% van de adviesprijs van voorzieningen, die de gemeente in natura zou verstrekken, worden vergoed. De hoogte van het persoonsgebonden budget is gesteld op 90%, omdat men redelijkerwijs kan en mag verwachten dat bij een leverancier minimaal 10% korting te bedingen is.

Lid 2. Als er een persoonsgebonden budget conform het eerste lid wordt verstrekt, zal een financiële tegemoetkoming in de service en reparatiekosten worden verstrekt. De hoogte van deze tegemoetkoming wordt bepaald aan de hand van de gemiddelde onderhoud- en reparatiekosten van de goedkoopst adequate voorziening. Ook hier betreft het de voorzieningen die de gemeente in natura verstrekt. Met dit bedrag wordt men geacht een service- en onderhoudscontract af te sluiten.

Artikel 8. Hoogte financiële tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskostenDit artikel legt vast welk bedrag maximaal verstrekt wordt als het gaat om verhuis- en herinrichtingskosten. Dit bedrag komt overeen met het bedrag dat landelijk door veel gemeenten wordt verstrekt in dit verband.

Artikel 9. Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting en dubbele woonlastenHier wordt de hoogte van het bedrag bepaald indien de aanvrager zich als gevolg van eenwoningaanpassing tijdelijk elders moet huisvesten. De maximale vergoeding is gelijk aan de maximum huurgrens (rekenhuur) van de Wet op de huurtoeslag genoemd.

Artikel 10. Hoogte financiële tegemoetkoming keuring/inspectie, onderhoud en reparatie van een woonvoorzieningIn artikel 10 wordt bepaald dat voor zover er kostenverbonden zijn aan keuring/inspectie, onderhoud en reparatie van voorzieningen als bedoeld in artikel 15 sub f. van de verordening, deze worden vergoed tot het bedrag van de door het college geaccepteerde offerte.Artikel 11. Terugbetaling bij verkoopHier zijn de regels met betrekking tot terugbetaling bij verkoop opgenomen om te voorkomen dat, bij verkoop van de woonruimte c.q. woning, de winst die ontstaan is door de verstrekte voorziening naar de eigenaar vloeit. Gekozen is voor het lineaire systeem, omdat dit het meest eenvoudig te berekenen is.

Artikel 12. Financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woonruimteVoor het bezoekbaar maken van de woning als bedoeld in artikel 19, lid 4 is gekozen voor een maximum bedrag van €5.000. Het maximum bedrag is er om te voorkomen dat zeer hoge tegemoetkomingen in de kosten van de aanpassing zouden moeten worden betaald in verband met aan- en/of uitbouw. Het bedrag van €5.000 wordt toereikend geacht om de meest noodzakelijke aanpassingen voor het bezoekbaar maken van een woonruimte te verrichten.HOOFDSTUK 5 HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDELArtikel 13. Hoogte persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorzieningLid 1.Hier wordt geregeld op welke wijze de hoogte van een persoonsgebonden budget voor bepaalde vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld. Denk daarbij aan voorzieningen zoals bijvoorbeeld een Canta, scootmobiel, aangepaste driewielfiets of Side by Side fiets (al dan niet gemotoriseerd), auto of autoaanpassing. Er wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst adequate voorziening. Van deze voorziening kan 90% van de adviesprijs van voorzieningen, die de gemeente in natura zou verstrekken, worden vergoed. De hoogte van het persoonsgebonden budget is gesteld op 90%, omdat men redelijkerwijs kan en mag verwachten dat bij een leverancier minimaal 10% korting te bedingen is. Indien een aanvrager minder besteed dan het berekende bedrag, dan dient dit te worden terugbetaald (zie ook artikel 2, lid 2, onder a).

Lid 2. Als er een persoonsgebonden budget conform lid 1 wordt verstrekt, zal een tegemoetkoming in de onderhouds- en reparatiekosten worden verstrekt. De hoogte van deze tegemoetkoming wordt bepaald aan de hand van de gemiddelde onderhouds- en reparatiekosten van de goedkoopst adequate voorziening. Ook hier betreft het de voorzieningen die de gemeente in natura verstrekt. Met dit bedrag wordt men geacht een service- en onderhoudscontract af te sluiten.

Artikel 14. Hoogte financiële tegemoetkoming taxi, rolstoeltaxi, eigen auto

Dit artikel legt een aantal maximale bedragen vast voor de taxikostenvergoeding, de vergoeding van de rolstoeltaxi en het vervoer per eigen auto. Onder welke voorwaarden deze bedragen worden toegekend volgt uit de verordening en zal zo nodig verder worden uitgewerkt in aanvullende beleidsregels.

Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep onder de Wet voorzieningen gehandicapten moet een vervoersvoorziening of een combinatie van voorzieningen de mogelijkheid bieden om op jaarbasis minimaal 1.500-2.000 kilometer af te leggen. Dit heeft geleid tot een fors hogere tegemoetkoming.

HOOFDSTUK 6 VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONINGArtikel 15. Hoogte persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorzieningLid 1.Hier wordt geregeld op welke wijze de hoogte van een persoonsgebonden budget voor een roerende rolstoelvoorziening wordt vastgesteld. Denk daarbij aan bijvoorbeeld een handbewogen of elektrische rolstoel of een duwrolstoel of zelfbeweger. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst adequate voorziening. Van deze voorziening kan 90% van de adviesprijs van voorzieningen, die de gemeente in natura zou verstrekken, worden vergoed. De hoogte van het persoonsgebonden budget is gesteld op 90%, omdat men redelijkerwijs kan en mag verwachten dat bij een leverancier minimaal 10% korting te bedingen is. Indien een aanvrager minder besteed dan het berekende bedrag, dan dient dit te worden terugbetaald (zie ook artikel 2, lid 2, onder a).

Lid 2. Als er een persoonsgebonden budget conform lid 1 wordt verstrekt, zal een tegemoetkoming in de onderhouds- en reparatiekosten worden verstrekt. De hoogte van deze tegemoetkoming wordt bepaald aan de hand van de gemiddelde onderhouds- en reparatiekosten van de goedkoopst adequate voorziening. Ook hier betreft het de voorzieningen die de gemeente in natura verstrekt. Met dit bedrag wordt men geacht een service- en onderhoudscontract af te sluiten.

Artikel 16. Hoogte financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel en andere aangepaste sportvoorzieningDe sportrolstoel is een voorziening die overgenomen is uit het Wvg-regime zonder dat deze sportrolstoel in de wet zelf werd en wordt genoemd. Het betreft een bovenwettelijke voorziening, onder het Wvg-regime opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom is de verstrekkingwijze onder de Wmo gewoon voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt in de vorm van een financiële tegemoetkoming. Dit geldt ook voor de andere aangepaste sportvoorziening. Het bedrag is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een aanvraag worden ingediend.

HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGENArtikel 17. InwerkingtredingDeze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 18. CiteertitelDeze bepaling spreekt voor zich.