Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Naarden

Nota verbonden partijen 2006-2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Naarden
Officiële naam regelingNota verbonden partijen 2006-2009
CiteertitelNota Verbonden Partijen 2006-2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-02-2006onbekend.

09-02-2006

Gemeenteblad, jrg 13, nr 2, 23 februari 2006

geen.

Tekst van de regeling

Verbonden Partijen 2006-2009 Besturen op afstand met risico´s

Vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Naarden op 9 februari 2006

 

Inhoudsopgave nota verbonden partijen

§ 1 Aanleiding nota verbonden partijen blz. 3 § 2 Relaties met organisaties waar alleen sprake is van óf een financieel belang óf een bestuurlijk belang blz. 3 § 3 Reikwijdte van de nota verbonden partijen blz. 3 § 4 Lijst verbonden partijen blz. 4 § 5 Verbonden partijen in ontbinding of opheffing blz. 4 § 6 Verenigingen geen verbonden partij blz. 4 § 7 Gemeenschappelijke regeling ladderwagen geen verbonden partij blz. 4 § 8 Het RES en het Masterplan ´t Gooi voor de grondwatersanering alsmede Sportfondsen Naarden B.V. geen verbonden partij blz. 5 § 9 De condities waaronder het publiek belang is gediend met behartiging door verbonden partijen en de kaders voor het beleid voor (het aangaan van nieuwe) samenwerking met verbonden partijen (het afwegingskader) blz. 5 § 9.1 Samenwerking onder omstandigheden opportuun blz. 5 § 9.2 Kwaliteit van de behartiging van het publiek belang (dienstverlening) blz. 6 § 9.3 Financiële (schaal)voordelen blz. 6 § 9.4 Democratische legitimiteit blz. 7 § 9.5 Juridische aspecten blz. 7 § 9.6 Financiële risicoanalyse blz. 8 § 9.7 De kaders voor het beleid voor (het aangaan van nieuwe) samenwerking met verbonden partijen blz. 9 § 10 Uitvoering blz. 10

Bijlage 1 Overzicht van verbonden partijen op hoofdlijnen blz . 11 1. Gewest Gooi en Vechtstreek blz. 11.1 2. Regionale Brandweerorganisatie blz. 11.2 3. Gemeenschappelijke regeling Streekarchief blz. 11.3 4. Gemeenschappelijke regeling openbaar bibliotheekwerk in de gemeenten Naarden en Bussum blz. 11.4 5. Gemeenschappelijke regeling Werkvoorzieningsschap Tomingroep blz. 11.5 6. Gemeenschappelijke regeling Regionaal bureau Leerlingzaken Gooi en Vechtstreek blz. 11.6 7. Stichting Gooisch Natuurreservaat blz. 11.7 8. Stichting Primair blz. 11.8

Bijlage 2 blz. 12 Overzicht van verbonden partijen 1. Gewest Gooi en Vechtstreek blz. 13 2. Regionale Brandweerorganisatie blz. 21 3. Gemeenschappelijke regeling Streekarchief blz. 24 4. Gemeenschappelijke regeling openbaar bibliotheekwerk in de gemeenten Naarden en Bussum blz. 26 5. Gemeenschappelijke regeling Werkvoorzieningsschap Tomingroep blz. 29 6. Gemeenschappelijke regeling Regionaal bureau Leerlingzaken Gooi en Vechtstreek blz. 32 7. Stichting Gooisch Natuurreservaat blz. 34 8. Stichting Primair blz. 37 

Paragraaf 1 Aanleiding nota verbonden partijen

De gemeente Naarden heeft met een aantal derde privaatrechtelijke en bestuursrechtelijke rechtspersonen een bestuurlijke én financiële band. Voor Naarden is hierbij sprake van een bestuurlijk en financieel belang . Deze rechtspersonen worden aangeduid als verbonden partijen. Denk b.v. aan de Stichting Gooisch Natuurreservaat en aan het Gewest Gooi en Vechtstreek.

Het is gewenst dat de raad en het college van burgemeester en wethouders inzicht hebben in de bestuurlijke, beleidsmatige en/of financiële belangen en mogelijke risico´s die de gemeente loopt vanwege de relatie met de verbonden partijen.

Een nota verbonden partijen dient om dit inzicht te verkrijgen. Door de raad is dan ook in artikel 19 lid 1 van de “Financiële verordening gemeente Naarden” vastgelegd dat het college ten minste eenmaal in de vier jaar een nota verbonden partijen aanbiedt ter vaststelling aan de raad. Deze nota dient ter uitvoering van deze bepaling. De verplichting om een financiële verordening vast te stellen vloeit voort uit artikel 189 en 212 Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV).

Ingevolge het BBV is het verplicht om in de begroting en in de jaarstukken van de gemeente aandacht te besteden aan de verbonden partijen in een paragraaf verbonden partijen. Deze paragraaf dient een visie te bevatten op de verbonden partijen in relatie tot de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting alsmede de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen. Hiernaast dient deze paragraaf ook in te gaan op nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van bestaande verbonden partijen, het wijzigen van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen (artikel 19 lid 4 van de “Financiële verordening gemeente Naarden”). Een nota verbonden partijen is niet verplicht op grond van de Gemeentewet of het BVV. In de toelichting op artikel 19 lid 1 van de “Financiële verordening gemeente Naarden” wordt aangegeven dat gemeenten met niet al te veel verbonden partijen ervoor kunnen kiezen in het geheel geen nota verbonden partijen vast te stellen. De raad heeft bij het vaststellen van deze verordening echter expliciet opgenomen dat de raad van Naarden wel één maal in de vier jaar een nota verbonden partijen door het college krijgt aangeboden.

Paragraaf 2 Relaties met organisaties waarbij alleen sprake is van óf een financieel belang óf een bestuurlijk belang

Bij verbonden partijen heeft de gemeente een financieel én een bestuurlijk belang. Er zijn ook organisaties waar de gemeente óf een financieel belang óf een bestuurlijk belang heeft. Deze organisaties vallen niet onder het begrip verbonden partijen en vallen dus buiten de reikwijdte van de nota. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Sportfondsen Naarden B.V., geen financieel belang en een (klein) bestuurlijk belang.

Paragraaf 3 Reikwijdte van de nota verbonden partijen

In artikel 19 lid 2 van de “Financiële verordening gemeente Naarden” wordt bepaald dat in de nota van elk van de verbonden partijen het volgende wordt weergegeven. • Het openbaar belang • Het eigen vermogen • De solvabiliteit • Het financieel resultaat • Het financieel belang van de gemeente • De zeggenschap van de gemeente

Voorts dient de nota ingevolge artikel 19 lid 3 van de “Financiële verordening gemeente Naarden” het volgende te bevatten. • De kaders voor het beleid aangaande (het aangaan van nieuwe) participaties, met name de condities waaronder het publiek belang is gediend met behartiging door verbonden partijen (het afwegingskader dat in paragraaf 9 wordt verwoord) • De taken, de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden van de verbonden partijen • De financiële voorwaarden

Paragraaf 4 Lijst verbonden partijen

Per 1 januari 2006 kent de gemeente Naarden de volgende verbonden partijen.

1. Gewest Gooi en Vechtstreek 2. Regionale Brandweerorganisatie 3. Gemeenschappelijke regeling Streekarchief 4. Gemeenschappelijke regeling openbaar bibliotheekwerk in de gemeenten Naarden en Bussum 5. Gemeenschappelijke regeling Werkvoorzieningsschap Tomingroep 6. Gemeenschappelijke regeling Regionaal bureau Leerlingzaken Gooi en Vechtstreek 7. Stichting Gooisch Natuurreservaat 8. Stichting Primair

Een overzicht van de verbonden partijen van één tot en met acht met summiere achtergrond informatie is in bijlage 1 van deze nota opgenomen. Bijlage 2 van deze nota bevat een overzicht van de verbonden partijen met meer uitvoerige achtergrond informatie. In feite is bijlage 1 een uittreksel van bijlage 2.

In paragraaf 5 worden de verbonden partijen in ontbinding of in opheffing genoemd. Ten einde duidelijkheid over de status van een aantal partijen te scheppen worden in paragraaf 6, 7 en 8 een aantal partijen genoemd waarbij geen sprake is van een verbonden partij.

Paragraaf 5 Verbonden partijen in ontbinding of opheffing

De volgende drie verbonden partijen zijn niet in de schema´s opgenomen omdat zij in ontbinding of opheffing zijn. Besluitvorming terzake vindt buiten het kader van deze nota plaats.

  • a.

    Stichting Matchpoint. In ontbinding aangezien tengevolge van de inwerkingtreding van de Wet Werk en Bijstand met ingang van 2004 de subsidieregelingen voor ID en WIW banen zijn stopgezet. De stichting Matchpoint was belast met de uitvoering van deze regelingen.

  • b.

    Stichting Regionaal Indicatieorgaan Gooi en Vechtstreek (RIO). Per 1 januari 2005 is het RIO opgeheven. Verplichtingen en mensen zijn overgegaan in het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg). De financieringsovereenkomsten tussen Stichting RIO en gemeente zijn eveneens beëindigd in onderlinge overeenstemming. Oftewel, de gemeente heeft geen bestuurlijke banden of financiële banden meer met het RIO. We lopen ook geen risico´s (financieel of anderszins) meer in de sfeer van liquidatie.

  • c.

    Gemeenschappelijke regeling Zorgverzekering Ambtenaren Nederland (IZA). In opheffing i.v.m. nieuwe zorgstelsel op grond van de Zorgverzekeringswet die naar verwachting per 1 januari 2006 in wordt gevoerd.

Paragraaf 6 Verenigingen geen verbonden partij

De gemeente Naarden is lid van de volgende verenigingen. a. Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) b. Vereniging van Noordhollandse Gemeenten (VNHG) c. Vereniging Nederlandse Vestingsteden

Naarden is contributie betalend lid van deze verenigingen. Een vertegenwoordiger van Naarden wordt naar de algemene ledenvergadering afgevaardigd. De hoogte van de bijdrage wordt jaarlijks vastgesteld door de algemene ledenvergadering. De bijdrage voor de Vereniging Nederlandse Vestingsteden wordt jaarlijks in de vorm van een subsidie uitgekeerd. Formeel juridisch is echter sprake van een contributie voor zover het gaat om het door de algemene ledenvergadering vastgestelde contributiebedrag. Gelet op deze constructie is bij deze drie verenigingen geen sprake van verbonden partijen. Het financieel belang ontbreekt. Onder financieel belang wordt verstaan een aan een verbonden partij beschikbaar bedrag dat niet verhaalbaar is indien de verbonden partij failliet gaat onderscheidenlijk het bedrag waarvoor aansprakelijkheid bestaat indien de verbonden partij haar verplichtingen niet nakomt. Saillant is overigens dat artikel 21 lid 1 van de statuten van de VNG bepaalt dat de algemene vergadering kan besluiten dat de Vereniging ten laste van leden in het besluit te omschrijven verplichtingen zal aangaan. Hieronder kunnen financiële verplichtingen worden verstaan.

Paragraaf 7 Gemeenschappelijke regeling ladderwagen geen verbonden partij

De Gemeenschappelijke regeling ladderwagen gemeente Bussum is een gemeenschappelijke regeling zonder meer. Er is geen bestuurlijk belang. Er is n.l. geen zeggenschap, hetzij uit hoofde van vertegenwoordiging in een bestuur hetzij uit hoofde van stemrecht. De gemeenschappelijke regeling is dus geen verbonden partij en valt buiten het bereik van deze nota. Ten overvloede wordt desalniettemin het volgende opgemerkt. In deze regeling worden geen bevoegdheden overgedragen maar afspraken vastgelegd tussen de gemeenten Naarden en Bussum over het gebruik van de ladderwagen van Bussum door Naarden. Naarden verleent Bussum een jaarlijkse bijdrage in de kosten. Het personeel van de brandweer staat gedurende inzet onder gezag van de brandweercommandant Naarden. Naarden is tijdens inzet in Naarden aansprakelijk. De regeling wordt elk jaar stilzwijgend verlengd maar kan ook jaarlijks worden opgezegd. Een nieuwe regeling wordt medio 2006 voorgesteld vanwege de aanschaf van een nieuw voertuig.

Paragraaf 8 Het RES en het Masterplan ´t Gooi voor de grondwatersanering alsmede Sportfondsen Naarden B.V. geen verbonden partij

Ook Sportfondsen-Naarden B.V., het RES en het Masterplan ´t Gooi voor de grondwatersanering zijn niet opgenomen in het overzicht. Bij Sportfondsen B.V. is wel sprake van een (klein) bestuurlijk belang maar niet van een financieel belang. Op grond van de statuten is er n.l. geen financieel belang (een aan een verbonden partij beschikbaar gesteld bedrag dat niet verhaalbaar is indien de verbonden partij failliet gaat onderscheidenlijk het bedrag waarvoor aansprakelijkheid bestaat indien de verbonden partij haar verplichtingen niet nakomt) van de gemeente Naarden. De financiële verhouding tussen de B.V. en Naarden volgt uit de exploitatieovereenkomst. De jaarlijkse financiële bijdrage kan worden aangemerkt als een subsidie en staat op de subsidielijst. Wel is er via het bestuur van de B.V. door de raad van beheer een bestuurlijke band op afstand. Sportfondsen-Nederland N.V. benoemt, ontslaat of schorst twee leden van de Raad van Beheer op aanwijzing van het college van burgemeester en wethouders van Naarden. De bestuurlijke invloed is derhalve klein. Te meer daar de leden benoemd op deze voordracht geen bestuurders zijn van de gemeente maar deskundigen uit het veld. Vanuit het DT is gevraagd naar de verhouding van het RES (Regionaal Economisch Stimuleringsprogramma) en het Masterplan ´t Gooi voor de grondwatersanering tot de status verbonden partij. Terzake wordt het volgende opgemerkt. Het RES is op zichzelf geen verbonden partij. Het gewest coördineert en bevordert de uitvoering van het RES. De samenwerking van gewestgemeenten, provincie en Kamer van Koophandel in het kader van het RES wordt vormgegeven in een projectbureau. Besluitvorming vindt plaats in het bestuurlijk platform RES. De financiële bijdrage loopt via de begroting van het gewest. Zie terzake verder bijlage 2 onder 1 gewest Gooi en Vechtstreek onder f Economische Zaken en Werkgelegenheid, Arbeidsmarkt en Sociale Zaken. Het Masterplan is een convenant gesloten tussen de gemeenten in de Gooi en Vechtstreek, waterleidingbedrijf Hydron en de provincie. Dit convenant houdt een intentieverklaring in om zich in te spannen de problematiek van de grondwatervervuiling in gezamenlijkheid aan te pakken. Het convenant word uitgewerkt in die zin dat per afzonderlijk geval van grondwatervervuiling een aanpak en financiering wordt uitgewerkt. Terzake wordt een afzonderlijke overeenkomst afgesloten door de direct betrokkenen. Financiering vindt dus plaats per geval en niet voor het moederconvenant. Financiële risico´s zoals een bedrag dat niet verhaalbaar is indien de verbonden partij failliet gaat onderscheidenlijk het bedrag waarvoor aansprakelijkheid bestaat indien de verbonden partij haar verplichtingen niet nakomt bestaan niet. Reeds uit die hoofde is het Masterplan geen verbonden partij.

Paragraaf 9 De condities waaronder het publiek belang is gediend met behartiging door verbonden partijen en de kaders voor het beleid voor (het aangaan van nieuwe) samenwerking met verbonden partijen (het afwegingskader)

Sub-paragraaf 9.1 Samenwerking onder omstandigheden opportuun

Samenwerking met een verbonden partij is alleen opportuun indien het openbaar belang meer is gediend met behartiging door samenwerking met een verbonden partij dan met behartiging door de gemeente Naarden alleen. Paragraaf 9 bevat een beschouwing over de omstandigheden/voorwaarden (condities) waarbij dat het geval kan zijn en dus gekozen dient te worden voor samenwerking met een verbonden partij. Geconcludeerd wordt dat de afweging of deze condities zich een specifiek geval voordoen op bestuurlijk politiek niveau dient te worden gemaakt. De voordelen en nadelen van samenwerking moeten hierbij worden afgewogen.

Deze beschouwing is mede geschreven in het licht van de opvattingen van de raad over samenwerking in het kader van het Bestuurskrachtrapport dat in 2005 is uitgebracht (raadsbehandeling van voorstel RV 05.79 tot behandeling van het Bestuurskrachtrapport).

De condities voor samenwerking worden belicht vanuit invalshoek kwaliteit, de invalshoek democratische legitimiteit, de financiële invalshoek en de juridische invalshoek. Vervolgens wordt in paragraaf 9.6 het beleidsmatig afwegingskader voor samenwerking met verbonden partijen samengevat.

Sub-paragraaf 9.2 Kwaliteit van de behartiging van het publieke belang (dienstverlening)

Samenwerking is opportuun indien hierdoor de kwaliteit van de publieke taakbehartiging (dienstverlening) wordt verhoogd bij gelijkblijvende kosten, verminderde kosten of een acceptabele verhoging van de kosten. Ook is samenwerking opportuun indien de kwaliteit van de publieke taakbehartiging (dienstverlening) gelijk blijft of tot een nog acceptabel niveau verlaagt maar de kosten (drastisch) verminderen.

Bij de afweging of deze omstandigheden zich een specifiek geval voordoen is van belang dat duidelijk wordt gedefinieerd wat de gewenste kwaliteit van de dienstverlening is en welke kosten daarvoor acceptabel zijn in relatie tot de programma´s en doelstellingen in de begroting van Naarden (beoogd maatschappelijk effect). Ook dient de plaats waar de dienstverlening wordt aangeboden te worden vastgesteld. Wordt dit een centrale plek of wordt dit lokaal. Dit laatste heeft vanuit de gedachte van de één loket functie de voorkeur. Het handhaven/creëren van lokale loketten is echter wel een vrij dure oplossing.

De gevolgen van samenwerking op een bepaald terrein voor de (kwaliteit van de) totale dienstverlening moeten eveneens worden afgewogen. Hierbij gaat het om de integraliteit van het bestuur . Wordt één van de publieke belangen in samenwerking behartigd, dan is de afweging van belangen bij het lokale bestuur minder integraal. Het deelbelang dat in samenwerking wordt behartigd is dan namelijk een gegeven waar je in beginsel niet meer aan kan tornen. Ook samenwerking met verschillende verbonden partijen draagt bij aan vermindering van de bestuurlijke integraliteit. Een lappendeken van samenwerkingsvormen is niet bevorderlijk voor een integrale bestuurlijke afweging. Het rijk heeft overigens veel taken naar de gemeenten gedecentraliseerd met het oog op de voordelen van een lokale integrale bestuurlijke afweging.

Indien op veel gebieden wordt geconstateerd dat de kosten/ kwaliteit verhouding scheef is en dit door een vorm van schaalvergroting kan worden opgelost, is samenwerking met een verbonden partij niet altijd de oplossing maar kan fusie van gemeenten meer aangewezen zijn. De schaal van de nieuwe gemeente moet dan wel tot gevolg hebben dat de noodzaak tot samenwerking met een verbonden partij drastisch vermindert. Aan de integraliteit van bestuur wordt dan niet afgedaan. Samenwerking is namelijk een hulpstructuur om je taken uit te voeren. De hulpstructuur mag niet de hoofdstructuur worden.

Sub-paragraaf 9.3 financiële (schaal)voordelen

In paragraaf 9.2 is aangegeven dat samenwerking opportuun is indien hierdoor de kwaliteit van de publieke taakbehartiging (dienstverlening) wordt verhoogd bij gelijkblijvende kosten, verminderde kosten of een acceptabele verhoging van de kosten. Ook is samenwerking opportuun indien de kwaliteit van de publieke taakbehartiging (dienstverlening) gelijk blijft of tot een nog acceptabel niveau verlaagt maar de kosten (drastisch) verminderen. In geval van verminderde kosten is dus sprake van financiële voordeel. Dit voordeel komt meestal uit schaalvoordelen.

Schaalvoordelen zijn er vooral bij uitvoerende taken. Denk b.v. aan de GAD (Gewestelijke afvalstoffendienst). Onbenutte restcapaciteit wordt tot het minimale teruggebracht. (B.v. de gemeente heeft een omvang waardoor het mogelijk is met een vuilnisauto in drie dagen het huisvuil op te halen. Gevolg, twee dagen onbenutte restcapaciteit. Bij samenwerking wordt deze restcapaciteit voor een andere gemeente ingezet.) Samenwerken op uitvoerend niveau vereist vaak ook een behoorlijke mate van samenwerking op beleidsniveau. Schaalvoordeel kan ook ontstaan op het gebied van beleidsontwikkeling sec. Dit hoeft dan maar eenmalig te geschieden voor meerdere gemeenten tegelijk. Politieke en bestuurlijke invloed vermindert dan uiteraard. Het beleid van het bestuur van de verbonden partij wordt de grootste gemene deler van het beleid van de diverse deelnemers. (B.v. indien je bij samenwerking bij inkoop als de enige gemeente maximaal milieuvriendelijk wil inkopen dan moet je dat beleid opgeven.) Restcapaciteit bij arbeidsintensieve taken zoals beleidsvorming, vergunningverlening en toezicht treedt minder vaak op, omdat personele capaciteit in de gemeentelijke setting vaak goed op maat is te snijden. Toch kan onder omstandigheden ook hier samenwerken met een verbonden partij opportuun zijn. Denk b.v. aan de toezicht in het kader van de milieuhandhaving.

Een deel van het mogelijke voordeel van de schaalvergroting bij samenwerking gaat vaak weer verloren aan organisatorische coördinatie en bestuurlijke afstemming. Vindt in een kleine organisatie coördinatie op de werkplek door de medewerkers zelf plaats, in een grote samenwerkingsorganisatie is de situatie daarvoor vaak te onoverzichtelijk en worden daarvoor aparte ondersteunende functies gecreëerd. Voorts gaat bij samenwerking een deel van het mogelijke schaalvoordeel verloren omdat ook afstemming moet worden gezocht met de aan de samenwerking deelnemende partners.

Voornoemde twee nadelen bij samenwerking worden voor een deel ondervangen door te kiezen voor de centrumgemeente constructie. De taken worden volledig overgedragen aan één gemeente, die daarvoor betaald krijgt. Deze centrumgemeente neemt alle beslissingen. Er zijn geen vertegenwoordigende bestuurders van de deelnemende gemeente met stemrecht wel is er een commissie van advies met leden van deelnemende gemeenten. Deze constructie kennen we onder andere bij het streekarchief waar Naarden centrumgemeente is. De twee nadelen worden ook deels ondervangen door samen te werken in het gewest Gooi en Vechtstreek. Daar zijn de ondersteunende functies voor coördinatie en afstemming (portefeuillehoudersoverleggen) reeds aanwezig.

Het niet toekennen van vergoedingen aan de bestuurders van de samenwerkingsverbanden is ook een manier om kosten te besparen bij samenwerking. Hier is bij het gewest voor gekozen midden jaren negentig. Het is echter de vraag of het reëel is dat vol te houden bij toenemende taken van een samenwerkingsverband.

Sub-paragraaf 9.4 democratische legitimiteit

Gemeenten worden aangestuurd door de gekozen volksvertegenwoordigers van de raad. Bij samenwerking moet dus ook het democratisch gehalte van de uitvoering van overheidstaken worden beoordeeld. Dit democratisch gehalte is bij samenwerking indirect (getrapt). De bestuurders van de verbonden partij zijn n.l. niet rechtstreeks gekozen maar worden benoemd conform de regeling terzake in de betreffende statuten of de gemeenschappelijke regeling. Het democratisch gehalte van de samenwerking vermindert voorts omdat de stem van de bevolking van de deelnemende gemeenten minder direct naar voren komt. Over de te nemen besluiten moet n.l. worden onderhandeld met de andere deelnemers. Je bent een van de velen en je zult je macht moeten delen met de vertegenwoordigers van de andere deelnemers. Als een kleine gemeente dan samenwerkt met grote gemeenten dan zal het pleit vaak in het voordeel van de groten worden beslecht. Uiteraard kunnen bij de start van het samenwerkingsproces de nodige voorwaarden worden gesteld. Echter als het een overheidsdienst betreft die een dynamisch karakter heeft (veel overheidsdiensten worden beïnvloed door ontwikkelingen in de samenleving) dan zal de betekenis van die randvoorwaarden ook snel verwateren. Ze zijn immers niet op de nieuwe situatie geschreven. Nieuwe voorwaarden worden vastgesteld door het samenwerkingsverband met inachtneming van de daar geldende krachtsverhoudingen. Je geeft soms ook veel invloed op. Hoe meer partners hoe meer de invloed van de individuele partners verschrompelt. Tegen het afstand doen van invloed moeten dus ook een aantal plussen staan. Het democratisch gehalte vermindert tevens indien in het bestuursorgaan van de verbonden partij geen plaats is ingeruimd voor volksvertegenwoordigers (dus raadsleden) benoemd door de raden van de individuele aan de samenwerking deelnemende gemeenten. Al deze factoren dragen bij aan verminderde democratische legitimiteit van samenwerking.

Veel gemeenschappelijke regelingen en statuten van verbonden partijen dateren overigens van voor 2002, het jaar van de dualisering van de Gemeentewet. In die regelingen staat vaak dat de leden van het algemeen en dagelijks bestuur worden benoemd uit en door de raad. De wethouders waren ook lid van de raad voor de dualisering en konden ook worden benoemd. Veel regelingen willen dat dit mogelijk blijft. De regeling van het gewest is b.v. aangepast en maakt het mogelijk dat ook na de dualisering wethouders lid zijn van het dagelijks bestuur. Dit kan omdat de WGR (Wet gemeenschappelijke regelingen) niet is gedualiseerd. Een wethouder kan lid zijn van algemeen bestuur en het dagelijks bestuur (art 13 WGR).

Het verminderd democratisch gehalte bij samenwerking en de verminderde integraliteit van bestuur kunnen enigszins worden ondervangen indien individuele gemeenten zoveel mogelijk samenwerken binnen de structuur van het gewest Gooi en Vechtstreek. De raadsleden zijn vertegenwoordigd in het algemeen bestuur van het gewest en het gewest behartigd een diversiteit van publieke belangen. Een lappendeken van samenwerkingsvormen wordt zo voorkomen. Doorzichtigheid van de bevoegdheidsverdeling over de diverse besturen wordt bevorderd. Samenwerking via het gewest moet ook nagestreefd worden indien niet alle gemeenten in de regio voor een bepaalde taak willen samenwerken. Binnen de structuur van het gewest kan voor de uitvoering van die taak dan b.v. een aparte bestuurscommissie worden ingesteld waarin de wel deelnemende gemeenten zitting hebben. Geconcludeerd wordt dus om in beginsel bij samenwerking te kiezen voor samenwerking binnen de structuur van het gewest Gooi en Vechtstreek. Samenwerking buiten het gewest om is alleen aan de orde indien de noodzaak daartoe gemotiveerd wordt aangegeven. Dit is ook in overeenstemming met WGR. In artikel 2 Wgr wordt expliciet aangegeven dat provinciale staten bevorderen dat zoveel mogelijk regelingen binnen de door hen vastgestelde samenwerkingsgebieden worden gebundeld en geïntegreerd. Ingevolge artikel 36 lid 2 WGR verlenen gedeputeerde staten dan ook slechts goedkeuring aan een regeling indien integratie van het te behartigen belang in een reeds goedgekeurde regeling of een andere ter goedkeuring voorgelegde regeling niet bijzonder aangewezen is (aard van het belang). Voorts stelt lid 3 van artikel 36 WGR dat gedeputeerde staten goedkeuring onthouden aan een regeling die wat betreft het gebied waarop de regeling betrekking heeft niet in overeenstemming is met de indeling van samenwerkingsgebieden die door de provincie is vastgesteld (schaal). In de komende intergemeentelijke overleggen over dit onderwerp dragen de vertegenwoordigers van de gemeente Naarden dit standpunt ook uit.

Vorenstaande laat wel onverlet de mogelijkheid om (afstemmings)overleg te voeren met onze buurgemeenten. Dat is juist wel van belang.

Sub-paragraaf 9.5 juridische aspecten

Juridisch gezien bestaan er in beginsel geen belemmeringen om met andere gemeenten samen te werken. Samenwerking kan op de publiekrechtelijke grondslag van de WGR of op privaatrechtelijke grondslag. Voor beide vormen van samenwerking is goedkeuring van gedeputeerde staten nodig. Het stelsel van de van toepassing zijnde wetgeving gaat er vanuit dat voor samenwerking in principe het kader van de WGR wordt gebruikt.

Privaatrechtelijke samenwerking wordt alleen door gedeputeerde staten goedgekeurd indien privaatrechtelijke samenwerking bijzonder aangewezen is voor het daarmee te dienen belang. Oftewel als op die manier het openbaar belang beter kan worden behartigd dan door publiekrechtelijke samenwerking. De gedachte hierachter is dat de overheid bij zwaardere vormen van samenwerking haar publiekrechtelijke taken in principe langs publiekrechtelijke weg moet uitoefenen. Dan is voldaan aan de eisen van democratische controle en openbaarheid omdat de WGR daar in voorziet. Wettelijk wordt daar niet in voorzien bij privaatrechtelijke samenwerking. Voorts kent het publiekrecht meer aanknopingspunten voor de uitoefening van toezicht en de bescherming van belangen van derden. Anders dan de besluiten van een privaatrechtelijke rechtspersoon kunnen besluiten van een openbaar lichaam op grond van de WGR ingesteld, door de Kroon worden geschorst of vernietigd wegens strijd met het algemeen belang en staat bezwaar en beroep open. Ook kunnen in de regel privaatrechtelijke rechtspersonen geen publiekrechtelijke bevoegdheden uitoefenen. Publiekrechtelijke bevoegdheden kunnen op grond van de WGR alleen aan een publiekrechtelijke samenwerkingsverband worden overgedragen en door een publiekrechtelijk samenwerkingsverband worden uitgeoefend. Uitzondering hierop bestaat alleen indien de bijzondere wet een dergelijke overdracht aan een privaatrechtelijk rechtspersoon wel mogelijk maakt. Denk b.v. aan artikel 48 van de Wet op het primair onderwijs. Daarin wordt bepaald dat een gemeenteraad kan besluiten dat een of meer openbare scholen in de gemeente in stand worden gehouden door een stichting die alle taken en bevoegdheden uitoefent van het bevoegd gezag. De voorkeur voor publiekrechtelijke samenwerking boven privaatrechtelijke samenwerking is vastgelegd in artikel 160 Gemeentewet.

Sub-paragraaf 9.6 Financiële risicoanalyse

Het is van belang voorafgaand aan de totstandkoming van de samenwerking de financiële risico´s in beeld te krijgen die worden gelopen indien de verbonden partij slecht functioneert. Je moet niet voor verrassingen komen te staan (denk aan Primair). Hiervoor moet een analyse plaatsvinden van de volgende financiële onderdelen.

  • a.

    Hoogte jaarlijkse bijdrage.Is er sprake van een jaarlijks vastgelegde bijdrage al dan niet geïndexeerd.

  • b.

    Tekort op de jaarrekening Dient ook nog een eventueel tekort bij de jaarrekening te worden aangevuld en zo ja, in welke verhouding staat Naarden daarbij tot de overige deelnemers (pondspondsgewijs of naar inwoneraantal ). In hoeverre is er hierbij dan sprake van een open eind regeling. Dienen tussentijdse begrotingswijzigingen om goedkeuring te worden voorgelegd aan de gemeente Naarden.

  • c.

    Overschot bij de jaarrekening. Wordt een overschot verdeeld over de deelnemers of gaat het naar de reserves of de middelen voor volgend jaar.

  • d.

    Liquidatieplan bij opheffing of uittreding. Hoe komt dit liquidatieplan tot stand. Is dat goed omschreven in de betreffende uittredings- en opheffingsbepalingen van de verbonden partij. Kan je überhaupt uittreden.

Na deze risicoanalyse dient te worden bepaald of er sprake is van een aanvaardbaar financieel risico afgezet tegen het voordeel dat de samenwerking op andere punten oplevert.

Sub-paragraaf 9.7 De kaders voor het beleid voor (het aangaan van nieuwe) samenwerking met verbonden partijen

Samenwerking met verbonden partijen vindt alleen plaats nadat op bestuurlijk politiek niveau getoetst is aan het in deze paragraaf verwoorde afwegingskader en deze vorm van samenwerking de meest aangewezen manier blijkt om de betreffende overheidstaak uit te oefenen. Dit afwegingskader dient te worden gehanteerd bij de afweging die ten grondslag ligt aan het aangaan van nieuwe samenwerking met verbonden partijen en bij wijziging of opheffing van bestaande verbonden partijen of bij uittreding. Ook de huidige samenwerking met verbonden partijen dient in dit licht te worden beschouwd.

Naast samenwerking met verbonden partijen zijn er andere vormen van samenwerking zoals afstemmingsoverleg of, verdergaand, fusie. Dat kent zijn eigen afwegingskader dat buiten het kader van deze nota valt.

Afwegingskader Kwaliteit en (financiële) schaalvoordelen Definieer wat de gewenste kwaliteit van de dienstverlening is in relatie tot de programma´s en doelstellingen in de begroting van Naarden (beoogd maatschappelijk effect). Houd hierbij ook rekening met de locatie waar de dienstverlening wordt aangeboden en met de mate waarin de integraliteit van bestuur in het geding is. Bepaal welke kosten voor de dienstverlening acceptabel zijn (In het verlengde hiervan: bepaal de bijdrage die de verbonden partij, meestal jaarlijks, dient te ontvangen). Bepaal welke (financiële) schaalvoordelen er zijn. Samenwerking is opportuun indien hierdoor de kwaliteit van de publieke taakbehartiging (dienstverlening) wordt verhoogd bij gelijkblijvende kosten, verminderde kosten of een acceptabele verhoging van de kosten. Ook is samenwerking opportuun indien de kwaliteit van de publieke taakbehartiging (dienstverlening) gelijk blijft of tot een nog acceptabel niveau verlaagt maar de kosten (drastisch) verminderen.

Democratische legitimiteit Het gehalte van democratische legitimiteit dient zo hoog mogelijk te zijn. Draag daarom zorg voor benoembaarheid van raads- en collegeleden in het algemeen en dagelijks bestuur van de verbonden partij. Bepaal hierbij tot hoever je afstand wilt doen van je zeggenschap en hoeveel invloed je wilt houden. Denk hierbij aan:

  • a.

    de positie van de vertegenwoordigers in het samenwerkingsverband (b.v. stemverhoudingen in de bestuursgeledingen);

  • b.

    de bevoegdheden van de deelnemers bij de totstandkoming van de begroting en jaarrekening (b.v. mogelijkheid bezwaren tegen de concepten in te dienen);

  • c.

    de mogelijkheden tot het vragen van nadere rapportages en het nemen van maatregelen door de afzonderlijke deelnemers; d. de regeling van uittreding en opheffing (b.v. invloed op liquidatieplan, in hoeverre kan een deelnemer zelfstandig besluiten uit te treden).

Samenwerking via het gewest Gooi en Vechtstreek tenzij samenwerking via een andere verbonden partij meer aangewezen is Het verminderd democratisch gehalte bij samenwerking en de verminderde integraliteit van bestuur worden ondervangen indien individuele gemeenten zoveel mogelijk samenwerken binnen de structuur van het gewest Gooi en Vechtstreek. Een lappendeken van samenwerkingsvormen wordt zo voorkomen. Doorzichtigheid van de bevoegdheidsverdeling over de diverse besturen wordt bevorderd. Deze bundeling en integratie is in overeenstemming met het aard en schaal principe dat is vastgelegd in artikel 36 van de Wgr. Derhalve wordt de overheidstaak alleen in samenwerking met een andere verbonden partij dan het gewest uitgevoerd indien daar gegronde redenen voor zijn. Hierbij kan worden gedacht aan de schaal van de samenwerking (ook deelnemers van buiten het gewest) of aan een wettelijk vereiste andere vorm van samenwerking (b.v. bij de Regionale Brandweer Organisatie).

Juridische vorm van de verbonden partij Bepaal of de samenwerking op de publiekrechtelijke grondslag van de WGR plaats dient te vinden of op privaatrechtelijke grondslag. Houd hierbij rekening met de volgende aspecten. De voorkeur voor publiekrechtelijke samenwerking boven privaatrechtelijke samenwerking is vastgelegd in artikel 160 Gemeentewet. Gaat het om een beleidsgevoelig terrein van overheidszorg (b.v. uitvoering van de Wet voorzieningen gehandicapten). Hoe zwaar wegen daarbij zaken als democratische controle en openbaarheid. Staan financieel-economische motieven meer op de voorgrond (gezamenlijke inkoop b.v. ). Zijn vormen van administratief toezicht en/of bezwaar en beroep gewenst. Dienen publiekrechtelijke taken te worden overgedragen. Bepaal bij de keuze voor samenwerking op de publiekrechtelijke grondslag van de WGR voor welke vorm van samenwerking genoemd in de WGR wordt gekozen. In afnemende zwaarte:

  • a.

    een openbaar lichaam met bezit van rechtspersoonlijkheid;

  • b.

    een gemeenschappelijk orgaan zonder bezit van rechtspersoonlijkheid;

  • c.

    een centrumgemeente constructie waarbij de bevoegdheden worden uitgeoefend door één van de deelnemende gemeenten;

  • d.

    een gemeenschappelijke regeling zonder meer.

Financiële risicoanalyse Maak voorafgaand aan de totstandkoming van de samenwerking een financiële risicoanalyse. Analyseer daarvoor de volgende onderdelen.

  • a.

    Ligt de hoogte van de jaarlijkse bijdrage vast.

  • b.

    Wat gebeurt er ingeval een tekort op de jaarrekening.

  • c.

    Wat gebeurt er ingeval van een overschot bij de jaarrekening.

  • d.

    Is opheffing of uittreding mogelijk en is daarbij voorzien in een liquidatieplan waar Naarden invloed op heeft.

Paragraaf 10 Uitvoering

Het in paragraaf 9 omschreven afwegingskader wordt na vaststelling door de raad uitgangspunt voor het college bij de voorbereiding van het aangaan van nieuwe samenwerkingsvormen met verbonden partijen en bij wijziging of opheffing van bestaande verbonden partijen of bij uittreding. Voor de raad is dit afwegingskader het toetsingskader voor de besluitvorming over de voorstellen van het college voor dergelijke samenwerking.

Het in paragraaf 9.6 beschreven afwegingskader wordt concreet mede betrokken bij de momenteel lopende onderzoeken naar samenwerking op het gebied van milieu, maatschappelijke dienstverlening, I & A, de veiligheidsregio en inkoop.

De raad heeft in artikel 19 lid 1 van de “Financiële verordening gemeente Naarden” vastgelegd dat het college ten minste eenmaal in de vier jaar een nota verbonden partijen aanbiedt ter vaststelling aan de raad. Het afwegingskader wordt bij de eerstvolgende nota opnieuw bezien en zonodig herzien.

OVERZICHT VAN DE VERBONDEN PARTIJEN 1

BIJLAGE 2 OVERZICHT VAN DE VERBONDEN PARTIJEN

1. Gewest Gooi en Vechtstreek

Rechtspersoon Naam Gewest Gooi en Vechtstreek

Juridische basis Regeling Gewest Gooi en Vechtstreek gebaseerd op de Wet gemeenschappelijke regelingen. Laatste wijziging goedgekeurd door gedeputeerde staten 19 augustus 2003. Het gewest is een openbaar lichaam op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Openbaar belang Reden van participatie Intergemeentelijke beleidsvorming- en afstemming dan wel uitvoering van taken op terreinen waarvan vaststaat dat dit toegevoegde waarde heeft in vergelijking met taakbehartiging door de individuele gemeente.

Taakuitoefening in relatie met doelstellingen/programma´s begroting Naarden 2006 Het gewest heeft tot taak, met inachtneming van hetgeen in de gemeenschappelijke regeling is bepaald, die belangen te behartigen, welke verband houden met een evenwichtige en harmonische ontwikkeling van het samenwerkingsgebied, met inachtneming van het huidige karakter hiervan en van zijn relaties tot de omliggende gebieden. Deze belangen betreffen:

  • a.

    Ruimtelijke Ordening;

  • b.

    Volkshuisvesting;

  • c.

    Openluchtrecreatie;

  • d.

    Verkeer en Vervoer;

  • e.

    Behoud van natuur en landschap;

  • f.

    Economische Zaken en Werkgelegenheid, Arbeidsmarkt en Sociale Zaken;

  • g.

    Gezondheidszorg;

  • h.

    Milieubeheer.

Hieronder wordt per belang aangegeven welke taakuitoefening door het gewest geschiedt en in hoeverre dit bijdraagt aan de doelstellingen/programma´s uit de begroting 2006 van Naarden.

a. Ruimtelijke Ordening

Taakuitoefening gewest: - Intergemeentelijke beleidsvorming- en afstemming bevorderen met name t.a.v.: o het deelnemen aan de uitvoering en de eventuele uitwerking van het streekplanbeleid; o het toetsen van structuur- en bestemmingsplannen aan het intergemeentelijk beleid; o ontwikkelen van zoneringsplannen voor het buitengebied in het bijzonder voor de bufferzones; o coördinatie van bestemmingsplanvoorschriften. - Ontwikkelen van een meerjarenplan stadsvernieuwing. - Ontwikkelen van een gemeenschappelijk beleid voor de detailhandel.

Relatie met doelstellingen/programma´s begroting Naarden 2006: Het programma 1 Ruimtelijke Ordening en Wonen geeft aan dat het ruimtelijke ordeningsbeleid de ontwikkelingen en het vastleggen van ruimtelijk beleid in de gemeentelijke juridisch en stedenbouwkundige plannen en besluiten omvat. Om te komen tot een goed woon- en leefmilieu is een evenwichtige verdeling van de ruimte voor de functies wonen, werken, verkeer, recreatie en voorzieningen noodzakelijk. In 2006 wordt verder gewerkt aan de actualisatie van de bestemmingsplannen. Intergemeentelijke beleidsvorming en afstemming op gewestelijk niveau betreft feitelijk het ontwikkelen van een regiovisie op de diverse ruimtelijke plannen en nota´s van de provincie en het rijk. Het gewest behartigd een gezamenlijk belang daarin richting genoemde overheden. Samen sterker. De overige genoemde taken van het gewest zijn wat Naarden betreft momenteel niet actueel.

b. Volkshuisvesting

Taakuitoefening gewest: - Intergemeentelijke beleidsvorming- en afstemming bevorderen t.a.v.: o het bevorderen van maatregelen in publiek- en privaatrechtelijke sfeer tot het behoud en het gebruik van de woningvoorraad voor het oplossen van de regionale woningbehoefte; o het harmoniseren van het gemeentelijk beleid inzake de doelmatige verdeling van de woonruimte (uniforme woonruimteverordening); o het uitvoeren van de woonruimteverordeningen door de gemeenten om de uniformiteit van het inschrijvings- en vergunningenbeleid te waarborgen; o het voeren van overleg met woningbouwverenigingen en makelaars over de aspecten op regionaal niveau van de uitvoering van de woonruimteregelen. - Intergemeentelijke uitvoering door het voor de deelnemende gemeenten uitoefenen van het budgethouderschap als bedoeld in het Besluit Woninggebonden Subsidies, volgens met de gemeenten te maken afspraken.

Relatie met doelstellingen/programma´s begroting Naarden 2006: Het woonbeleid geformuleerde in de Beleidsnota Volkshuisvesting Naarden 2000-2010 is gericht op drie pijlers:  Het voorzien in de woonbehoefte van Naardense ingezetenen.  Het tegengaan en opheffen van scheefgroei, enerzijds veroorzaakt door verkeerde inkomens in verkeerde huurwoningen en anderzijds de verkeerde gezinssamenstelling in de verkeerde woningen.  Zorgdragen voor de huisvesting van specifieke doelgroepen (ouderen en starters op de woningmarkt). Het programma 1 Ruimtelijke Ordening en Wonen geeft aan dat scheefgroei, waardoor mensen gedwongen worden te wonen in voor hen te dure woningen in Naarden weinig blijkt voor te komen en zelden tot problemen blijkt te leiden. Wel moeten er in Naarden en in het Gooi en de Vechtstreek voldoende woningen beschikbaar komen voor de lage inkomens. Ook zal zonder aanvullende maatregelen een flink tekort aan woningen ontstaan voor ouderen in 2010. Een nader onderzoek vanuit het gewest vindt plaats naar de differentiatie van het woningaanbod voor de verschillende doelgroepen in de regio. De intergemeentelijke beleidsvorming- en afstemming op gewestelijk niveau draagt bij aan de realisatie van het naardense woonbeleid. Het gewest maakt afspraken met de provincie over de regionale taakstelling woningbouw waarop Naarden aansluit. Het gewest faciliteert voorts de totstandkoming van een uniforme woonruimteverdeelregels en voert terzake overleg met de corporaties. Ook draagt het gewest zorg voor de feitelijke woonruimteverdeling door met het Regionaal Urgentie Bureau (RUB) een loket te faciliteren voor de regionale woningmarkt voor het aanvragen en verlenen van urgenties huisvesting. Andere concrete projecten die door het gewest worden getrokken zijn bijvoorbeeld het project onbezorgd wonen., het experiment modernisering woonruimteverdeling, Kwaliteitshandvest Wonen en verstedelijkingsafspraken (ISV) en het uitoefenen van het budgethouderschap Besluit woninggebonden subsidies. De provincie wil echter de bestaande vokshuisvestingsregio´s loslaten. Indien dat gebeurt dan zouden wellicht alle grenzen moeten worden losgelaten. De Gooi en Vechtstreek is nauwer aaneengesloten met met de provincies Utrecht en Flevoland dan met het ROA gebied van Amsterdam.

c. Openluchtrecreatie

Taakuitoefening gewest: Intergemeentelijke beleidsvorming- en afstemming bevorderen t.a.v: o de totstandkoming van territoriale deelplannen en andere recreatieve plannen voor deelgebieden van de regio; o het bevorderen van een evenwichtige ontwikkeling van de buitenstedelijke openluchtrecreatie; o o.m. beheer voorland Hollandse Brug (ook op grondgebied Naarden).

Relatie met doelstellingen/programma´s begroting Naarden 2006: Het programma 7 Cultuur, Recreatie en Sport geeft aan dat het beleid terzake is vastgelegd in het Toeristisch Recreatief Actieplan Gooi en Vechtstreek. Dit plan is opgesteld door het gewest. De realisatie van de toeristische informatiezuil is een concreet gevolg van dit actieplan. In gewestelijk verband wordt voorts overleg gepleegd over de toeristische knooppunten.

d. Verkeer en Vervoer

Taakuitoefening gewest: Intergemeentelijke beleidsvorming- en afstemming bevorderen en (doen) uitvoeren van intergemeentelijk beleid t.a.v.: o het stimuleren van het openbaar vervoer; o bevorderen van de verkeerscirculatie op het regionaal wegenstelsel in relatie tot de verbetering van het woon- en werkklimaat.

Relatie met doelstellingen/programma´s begroting Naarden 2006: Het gewest draagt met name bij aan de uitvoering van het programma 4 Verkeer en Milieu als overlegplatform met andere overheden. Namens de gemeenten heeft het gewest deelgenomen aan het zgn. CRAAG overleg over de doorstroming van de A1. Resultaat hierbij is dat de doorstroming verbeterd wordt door benutting van de vluchtstroken in 2006. Voorts speelt het gewest een rol bij het overleg over het interregionale rapport “De Uitweg”. In 2006 zal de ministerraad een keuze maken over de beide varianten voor de verbinding Schiphol-Amsterdam-Almere: de stroomlijnvariant (verbreding A1 vanaf knooppunt Muiderberg richting Amsterdam op basis van het rapport “De Uitweg”) of de verbindingsvariant (doortrekken A6-A9). De Gewestgemeenten willen allen de stroomlijnvariant. Verder wordt via het overleg binnen het gewest richting provincie getracht het openbaar vervoer op het huidige peil te handhaven.

e. Behoud van natuur en landschap

Taakuitoefening gewest: Intergemeentelijke beleidsvorming- en afstemming bevorderen t.a.v: o de totstandkoming van beheersadviesplannen voor deelgebieden in de regio t.b.v. het behoud van natuur en landschap; o het opstellen van inrichtingsplannen voor het behoud van natuur en landschap.

Relatie met doelstellingen/programma´s begroting Naarden 2006: Deze taakuitoefening van het gewest is gerelateerd aan het onderdeel Milieu van het programma 4 Verkeer en Milieu. Het gewest neemt deel namens de gemeenten aan het Bestuurlijk Platform Groene Hart. Het gewest levert een bijdrage in menskracht aan de organisatie van het ontwerpatelier Deltametropool. Het gewest bevordert de afstemming en uitvoering van het gebiedsplan Gooi en Vechtstreek. Het gewest coördineert en bevordert de activiteiten Stelling van Amsterdam en Nieuwe Hollandse waterlinie.

f. Economische Zaken en Werkgelegenheid, Arbeidsmarkt en Sociale Zaken

Taakuitoefening gewest: - Het in standhouden van een ambtelijk en bestuurlijk overlegorgaan met gemeenten, provincie, Kamer van Koophandel en (voorheen) gewestelijk Arbeidsbureau. - Het bevorderen en doen uitvoeren van intergemeentelijk beleid voor economische zaken, waaronder het bevorderen van het regionaal economisch stimuleringsprogramma (RES). - Intergemeentelijke beleidsvorming- en afstemming bevorderen op het werkterrein van : o de Regionale Commissie Werk en Inkomen, - w.o. inzet van instrumenten van de Wet inschakeling werkzoekenden, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet educatie en en zorg- en hulpverleninginstrumenten; o Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid; - afstemming en advisering regiospecifieke arbeidsmarktvraagstukken; - afstemming regionale middelen- en beleidscoördinatie; - bevordering sluitende dienstverlening aan werkzoekenden.

Relatie met doelstellingen/programma´s begroting Naarden 2006: De taakuitoefening van het gewest heeft een relatie met de programma 5 Werk en Inkomen. In dit programma wordt aangegeven dat het regionaal economisch afstemmend overleg voortvarend ter hand wordt genomen. Het gewest draagt hieraan bij door het faciliteren van regionaal economisch overleg in het overlegorgaan Bestuurlijk overleg Economische Zaken (BOEZ) Ook coördineert en bevordert het gewest de uitvoering van het Regionaal Economisch Stimuleringsprogramma (RES). De samenwerking van gewestgemeenten, provincie en Kamer van Koophandel in het kader van het RES wordt vormgegeven in een projectbureau. Besluitvorming vindt plaats in het bestuurlijk platform RES. In verband met de ontwikkelingen op het economisch terrein en de noodzaak tot bezinning op de rol die de gemeente heeft in het kader van dit programma, is in 2005 door de gemeente een notitie opgesteld, waarin zijn opgenomen: 1. de ontwikkelingen in de regio 2. de lokale ontwikkelingen op economisch terrein 3. de inzet van beschikbare middelen Dit economisch plan vereist regio-afstemming. Doel is te komen tot gezonde, veilige en goed gefaciliteerde, interessante bedrijfsterreinen, die passen binnen het Regionaal Economisch Stimuleringsprogramma (RES) en binnen het regionaal overleg (BOEZ).

Het beleid van de gemeente is ingevolge het programma o.m. gericht op het bevorderen dat alle inwoners (lees: zij die daarvoor de leeftijd hebben bereikt) zelfstandig kunnen voorzien in hun levensonderhoud. Het gewest draagt bij aan de uitvoering van dit programma onderdeel door zorg te dragen voor een goede afstemming tussen vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt. Het gewest oefent terzake de regiefunctie uit die het rijk aan de gemeenten heeft toegekend op het terrein van het arbeidsmarktbeleid. Een aantal gemeentelijke bevoegdheden is overgedragen aan de bestuurscommissie Regionale Commissie voor Werk en Inkomen (RCWI). De taken en de regie op uitvoeringsniveau liggen bij de deelnemende gemeenten. Voorts coördineert en stimuleert het gewest de taakstelling van het Regionale Platform Arbeidsmarktbeleid (RPA). De taakuitoefening van de RPA draagt ook bij aan de realisatie van het hierboven aangeduide beleid van de gemeente. Het vervallen van ID en WIW in de nieuwe WWB wetgeving heeft geleid tot een herzien beleid met ingang van 2005 op het terrein van gesubsidieerde arbeid. Deze beleidsherziening, zal naar alle waarschijnlijkheid niet in 2005 kunnen worden afgerond en zal in 2006 nog tot verder uitwerking komen.

g. Gezondheidszorg

Taakuitoefening gewest: - Het oprichten en beheren en uitvoeren van een basisgezondheidsdienst (GGD) met taken voor alle dan wel één of meer deelnemende gemeenten op het gebied van o.a. algemene gezondheidszorg, jeugdgezondheidszorg en geneeskundige hulpverlening bij rampen. - Het ontwikkelen van intergemeentelijke visie op de gezondheidszorg in de regio. - Intergemeentelijke beleidsvorming- en afstemming bevorderen t.a.v de gemeentelijke plannen voor de eerstelijnsgezondheidszorg met de intergemeentelijke visie op gezondheidszorg in de regio. - Het regelen van het ambulancevervoer binnen de regio “Het Gooi” en het daartoe in standhouden en beheren van een Centrale Post Ambulance Vervoer (CPA). De CPA maakt deel uit van de Regionale Ambulance Voorziening (RAV) Gooi en Vechtstreek.

Relatie met doelstellingen/programma´s begroting Naarden 2006: In programma 8 Maatschappelijke voorzieningen wordt over het beleid voor Volksgezondheid gesteld dat dit gericht is op bescherming, behoud en bevordering van de gezondheid van onze inwoners. Daarbij gaat het voor een belangrijk deel om maatregelen in de sfeer van preventie van gezondheidsproblemen. In het programma wordt opgemerkt dat het lokale gezondheidsbeleid in nauw overleg met de omliggende gemeenten wordt ontwikkeld. Het gewest is hiervan de trekker. Met name de GGD speelt hier een belangrijke rol. Voorts is er een aantal concrete taken waar het gewest een rol speelt. De gehele preventieve gezondheidszorg voor 0 tot 19 jarigen die een gemeente verplicht moet bieden is bijvoorbeeld ondergebracht bij de GGD. Ook de introductie van een CVV systeem (Collectief Vraagafhankelijk Vervoer) bij het gehandicaptenvervoer zal in gewestelijk verband met de provincie worden opgepakt. Ook het instandhouden van het RAV door het gewest draagt bij aan de gezondheidszorg in Naarden.

h. Milieubeheer

Taakuitoefening gewest: - Intergemeentelijke beleidsvorming- en afstemming bevorderen t.a.v: o Samenwerking ter bestrijding van geluidhinder in verband met rijkssubsidiëring; o Ontwikkelen van een integrale visie voor het milieubeleid omvattende de sectoren bodem, lucht en water; o Routering vervoer gevaarlijke stoffen in de regio; o Intergemeentelijke afstemming van bestemmingsplanvoorschriften en bestemmingen voorzover deze betrekking hebben bescherming van bodem- en/of grondwater; o Het bevorderen van het toezicht en de handhaving van de bodembeschermingswetgeving, o Samenwerking bij de uitvoering van milieutaken o Het leveren van een bijdrage aan het SEPH (Servicepunt Milieuhandhaving) - Intergemeentelijke uitvoering van hoofdstuk 10 inzake Afvalstoffen van de Wet milieubeheer, voorzover aan gemeenten opgedragen, m.u.v. het bepaalde over afvalwater. Dit betreft de Gewestelijke Afvalstoffendienst (GAD).

Relatie met doelstellingen/programma´s begroting Naarden 2006: In programma 4 Verkeer en Milieu wordt voor het milieubeleid als centraal item aangegeven een schoon Naarden met als achterliggende doelen zuinig grondstoffengebruik en een toenemend milieubewustzijn. De concretisering van dit beleid staat in het Milieuactieplan, het Milieujaarprogramma en het waterplan Naarden-Bussum. De taakuitoefening van het gewest sluit feitelijk aan op o.a. de volgende taakstellingen van Naarden in 2006. In gewestelijk verband wordt sinds 2004 gewerkt aan het tot stand brengen van vormen van samenwerking op het terrein van gemeentelijke milieutaken. In 2005 hebben zes gemeenten (exclusief Hilversum, Wijdemeren en Blaricum) besloten het onderzoek naar concretisering van deze samenwerking voort te zetten. Het streven naar samenwerking wordt ingegeven door de eisen die het rijk stelt aan de professionalisering van de milieutaken. Verwacht wordt dat de samenwerking in 2006 van start gaat. Het gewest zet in samenspraak met de gemeenten projecten op om tot vermindering van CO2 te komen. Doelgroepen zijn scholen, woningcoörporaties en eigen woningbezitters en het MKB (Midden en Klein Bedrijf). Verwacht wordt dat het gewestelijk gevelisolatieproject in 2006 wordt afgerond. In gewestelijk verband worden grootschalige grondwaterverontreinigingen onder de naam Masterplan ´t Gooi aangepakt. In 2006 worden saneringen voorbereid, opgestart dan wel voortgezet. Het gewest coördineert de samenwerking en afstemming tussen de vele handhavende en toezichthoudende instanties en met de provincie door een bijdrage te leveren aan het SEPH (Servicepunt Milieuhandhaving). Het SEPH wordt overigens bij de bovengenoemde intensievere samenwerking op milieugebied opgenomen. De GAD verzorgt de verwijdering van huishoudelijk afval. Gescheiden inzameling wordt bevorderd. Voorts vervult het gewest een rol bij het uitvoeringsplan van aanpak klimaatbeleid 2004-2008. Het gewest is namelijk betrokken bij de nadere concretisering van diverse projecten uit dit plan. B.v. projecten op het gebied van opwekken van duurzame energie en energiebesparingsacties bij particulieren en woningcorporaties.

Overzicht activiteiten en prestaties Het behartigen van de belangen op de ad a tot en met h genoemde terreinen. De begroting en de rekening van het gewest geven jaarlijks inzicht in de activiteiten en prestaties.

Financieel belang Jaarlijkse bijdrage gemeente Naarden De gemeentelijke bijdrage is voor het jaar 2006 begroot op € 2.306.111

Het eigen en vreemd vermogen Eigen vermogen: 1-1-2004 € 3.048.944 31-12-2004 € 3.485.438 Vreemd vermogen: 1-1-2004 € 16.026.252 31-12-2004 € 18.588.029

Solvabiliteit Solvabiliteit per 1-1-2004 E.V./V.V. € 3.048.944/ € 16.026.252 = 0,19 en per 31-12-2004 E.V./V.V. € 3.485.438/ € 18.588.029 = 0,19.

Het financieel resultaat Het financieel resultaat voor 2004 geeft een positief resultaat van € 3.044.870. Van dit positieve resultaat wordt € 100.000 gereserveerd aan de bestemde reserve “contractvoorbereiding GFT verwerking”. Het restant bedrag van het positieve resultaat ( € 2.944.870 ) wordt gerestitueerd aan de deelnemende gemeenten. Dit betekent voor Naarden een teruggave in 2005 van € 199.592.

Risico´s De volgende risico’s zijn in de begroting 2006 van het gewest kenbaar gemaakt

In december 2001 is de geïntegreerde meldkamer Gooi en Vechtstreek in gebruik genomen. Hierin neemt de regionale politie voor 50% deel, de regionale brandweerorganisatie voor 25% en de centrale post ambulancevervoer van het gewest 25% deel. Over de financiële verhoudingen zijn tussen de partijen en de investeringen zijn afspraken gemaakt. De politie heeft de voorfinanciering voor zijn rekening genomen. Uit de door de politie gepresenteerde kapitaallasten voor 2003 is gebleken dat de investeringen zijn overschreden. De eindafrekening met de politie heeft recent plaatsgevonden. Onderhandelingen hebben inmiddels tot een positief resultaat met de zorgverzekeraars geleid. In 2005 zal het college Tarieven Gezondheidszorg een uitspraak doen. Het aandeel van Naarden voor dit risico is maximaal ca. € 19.000.

De kans bestaat dat bij de herziening van de budgetteringsregels voor de ambulancediensten ook nadere regels worden gesteld voor de uitvoering van de Functioneel Leeftijdsontslag voor 55 jarigen (FLO) en het plafond voor het in de tarieven te verdisconteren bedrag op een andere wijze dan voorheen wordt bepaald. Inmiddels zijn de budgetteringsregels herzien. Zoals het zich thans laat aanzien, worden de FLO kosten niet volledig gedekt. Er zal dan een geringe verrekening met de deelnemende gemeenten plaats vinden. Het maximale risico voor Naarden is hierin ca. € 10.500.

Per 1 januari 2005 is de 0-4 jarigen geïntegreerd binnen de afdeling jeugdgezondheidszorg van de GGD. De personele gevolgen en de materiële kosten hiervan zijn grotendeels in beeld gebracht. Een mogelijk risico is de inzet van thuiszorgmedewerkers bij de JGZ (detachering) waarbij Thuiszorg Gooi- en Vechtstreek de gewerkte uren in rekening brengt bij de GGD

Aflopen risico GAD In februari 2005 is de uitkomst bekend geworden van de arbitrale procedure die afvalverwerker EDON/Essent in december 2002 aanhangig had gemaakt bij het Nederlands Arbitrage Instituut. Deze arbitrage had betrekking op de doorberekening van milieuheffingen die samenhangen met het storten van restafval. Uit het vonnis blijkt dat de EDON/Essent deze heffingen niet mag doorberekenen aan STIVAM en haar partners, waartoe de gewestgemeenten behoren. Het vonnis houdt voor Naarden in dat het risico van naheffingen van EDON/Essent (vanaf 2003 ongeveer € 150.000 op jaarbasis) is komen te vervallen.

Zeggenschap Positie vertegenwoordigers in samenwerkingsverband Het gewest kent de volgende bestuursorganen. Het algemeen bestuur waarvan de leden benoemd worden door de raden van de deelnemende gemeenten. Aan het gewest nemen de volgende negen gemeenten deel, Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden, Weesp en Wijdemeren. Per gemeente benoemt de raad één lid van het algemeen bestuur per 10.000 inwoners of een gedeelte daarvan, met een minimum per raad van twee leden. In totaal heeft het algemeen bestuur 32 leden waarvan twee leden door de raad van Naarden zijn benoemd en in dit bestuur Naarden vertegenwoordigen en het Naardense belang in de besluitvorming inbrengen. Van deze twee leden is één lid afkomstig uit de gemeenteraad en één lid afkomstig uit het college van burgemeester en wethouders. Het dagelijks bestuur met vijf leden waarvan één lid tevens wethouder in Naarden is. Deze bestuurder dient het gewestelijk belang in totaliteit af te wegen bij de besluitvorming. De voorzitter van algemeen en dagelijks bestuur. Deze wordt benoemd uit en door het algemeen bestuur. Deze is niet uit Naarden afkomstig.

Hiernaast kent het gewest zeven portefeuillehoudersoverleggen, te weten het portefeuillehoudersoverleg Ruimtelijke Ordening, de Regionale Volkshuisvestingscommissie, de portefeuillehoudersoverleggen Milieu/GAD, Verkeer en Vervoer, Algemene Zaken, Gezondheidszorg/GGD en het Bestuurlijk Overleg Economische Zaken. Hierin zijn van iedere deelnemende gemeente, en dus ook van Naarden, de vakportefeuillehouders vertegenwoordigd. Deze overleggen adviseren het dagelijks bestuur over diens voorstellen aan het algemeen bestuur. De uitgebrachte adviezen worden bij deze voorstellen adviezen gevoegd. In de begroting 2006 van het gewest wordt op bladzijde vijf opgemerkt dat de vakportefeuillehouders de spil van het samenwerkingsverband vormen. In de portefeuillehoudersoverleggen komt het gezamenlijk beleid tot stand en wordt de regie gevoerd. De portefeuillehoudersoverleggen bepalen de inhoud van het regionale programma. Het portefeuillehoudersoverleg adviseert gevraagd en ongevraagd aan het dagelijks bestuur.

Voorts kent het gewest 2 bestuurscommissies. De Regionale Commissie Werk en Inkomen (RCWI) met negen leden waarvan één lid afkomstig is uit het college van burgemeester en wethouders. De Regionale Ambulance Voorziening Gooi en Vechtstreek (RAV). Dit is het geformaliseerde samenwerkingsverband tussen de GGD, broeder de Vries Hilversum bv en de Centrale Post Ambulancevervoer

´t Gooi (onderdeel van de Algemene Dienst van het gewest). De RAV heeft de volgende twee leden: a. de algemeen directeur van broeder de Vries b.v.; b. de gedelegeerde gezondheidszorg.

Bevoegdheden bij totstandkoming begroting De jaarlijkse bijdrage is een verplichte uitgave in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De gemeente dient bij te dragen conform de bijdrage opgenomen in de vastgestelde begroting. Indien de gemeenteraad niet kan instemmen met de begroting kan de raad dit aan gedeputeerde staten mededelen. Gedeputeerde staten kan dan de bevoegdheden neergelegd in artikel 203 Gemeentewet toepassen.

De ontwerpbegroting wordt in een vroeg stadium op bestuurlijk en ambtelijk niveau besproken. Dit start feitelijk met toezending door het gewest van de begrotingsuitgangspunten voor het komende jaar. Voor de begroting 2005 en 2006 hebben de colleges van de deelnemende gemeenten reeds vóór toezending van deze uitgangspunten door het gewest verzocht om de nullijn te hanteren. Voor 2006 werd concreet verzocht om bij de opstelling van de begroting voor 2006 in principe uit te gaan van een gelijkblijvende gemeentelijke bijdrage ten opzichte van het voor 2005 geraamde niveau, om voor salariskosten en voor kapitaallasten de nullijn te hanteren en voor de overige kosten maximaal 1 % verhoging. Het dagelijks bestuur stelt na het informele vooroverleg formeel de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid hun gevoelen te doen blijken over de ontwerpbegroting. Het commentaar van de raden wordt bij de ontwerpbegroting gevoegd voor behandeling in het algemeen bestuur. De twee leden benoemd door de raad van Naarden kunnen tijdens de beraadslaging de gevoelens van Naarden inbrengen en hun stemgedrag daarop afstemmen. Na vaststelling van de begroting door het algemeen bestuur wordt deze naar gedeputeerde staten gezonden. In principe ter kennisneming. Gedeputeerde staten kunnen echter besluiten dat de begroting ter goedkeuring wordt toegezonden, indien artikel 203 Gemeentewet door gedeputeerde staten van toepassing wordt verklaard. Een raad van een deelnemende gemeente kan gedeputeerde staten van zijn gevoelen doen blijken binnen drie maanden na toezending. Gedeputeerde staten nemen dit mee in hun overwegingen om artikel 203 Gemeentewet wel of niet toe te passen.

Bevoegdheden bij totstandkoming jaarrekening Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast. Na deze vaststelling zendt het dagelijks bestuur de rekening ter kennisneming naar de raden van de deelnemende gemeenten.

Indien het gewest kosten heeft gemaakt die niet uit andere inkomsten worden bestreden (denk met name aan overschrijding van de totale begroting zonder dat er extra inkomsten tegenover staan), bepaalt het algemeen bestuur op welke wijze en in welke mate deze kosten naar rato door de deelnemende gemeenten worden gefinancierd.

Mogelijkheden tot het vragen van nadere rapportages en het nemen van maatregelen Formeel hoeft het gewest geen gevolg te geven aan het verzoek van een afzonderlijke gemeente om een nadere rapportage of een verzoek tot het nemen van maatregelen. De portefeuillehoudersoverleggen bespreken de ontwikkelingen op de hun betreffende werkterreinen en brengen gevraagd en ongevraagd advies uit aan het dagelijks bestuur. Feitelijk brengt dit met zich mee dat, indien een meerderheid in dit overleg een nadere rapportage of maatregelen wenst , hieraan gevolg wordt gegeven. Voorts heeft het dagelijks bestuur op grond van de gewestregeling de plicht om het algemeen bestuur de door één of meer leden daarvan gevraagde inlichtingen te geven indien dit niet in strijd is met het openbaar belang. Ook dient het dagelijks bestuur op verzoek van het algemeen bestuur verantwoording af te leggen (nadere rapportage kan hieronder vallen) over het gevoerde bestuur.

Uittreding/Opheffing Het dagelijks bestuur zendt een besluit tot uittreding van een gemeente aan de raden der deelnemende gemeenten. Een besluit tot uittreding dient minimaal 6 maanden voor de datum van uittreding aan het dagelijks bestuur te worden aangeboden. Het algemeen bestuur regelt de financiële verplichtingen alsmede de overige gevolgen van de uittreding. De uittreding kan slechts plaatsvinden met ingang van de dag, waarop een zittingsperiode van het algemeen bestuur aanvangt. Een besluit tot uittreding behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten.

Het gewest kan worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van tenminste twee derde van de gemeenteraden. Het algemeen bestuur stelt een liquidatieplan vast, gehoord de raden van deelnemende gemeenten. Dit plan behoeft goedkeuring van gedeputeerde staten.

2. Regionale brandweerorganisatie

Rechtspersoon Naam Regionale Brandweerorganisatie in het Gooi en de Vechtstreek (RBO).

Juridische basis Gemeenschappelijke regeling Regionale Brandweerorganisatie in het Gooi en de Vechtstreek is gebaseerd op de Brandweerwet 1985 en de Wet gemeenschappelijke regelingen . Laatste wijziging goedgekeurd door gedeputeerde staten op 26 juli 1988. De RBO is een openbaar lichaam op basis van de Brandweerwet.

Openbaar belang Reden van participatie Op grond van de Brandweerwet 1985 dient een gemeente deel te nemen aan een regionale brandweerorganisatie die is ingesteld op grond van een gemeenschappelijke regeling .

Taakuitoefening in relatie met doelstellingen/programma´s begroting Naarden 2006 De taakuitoefening van de RBO draagt bij aan de realisatie van onderdelen van het programma 2 Openbare Orde en Veiligheid

De taak van de gemeentelijke brandweer bestaat uit zorg voor fysieke veiligheid door:

  • a.

    het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

  • b.

    het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;

  • c.

    het beperken en bestrijden van rampen en zware ongevallen als bedoeld in de Wet rampen en zware ongevallen.

De RBO heeft tot doel door samenwerking een doelmatig georganiseerde en gecoördineerde preperatieve en repressieve brandbestrijding en hulpverlening bij ongevallen en rampen in het verzorgingsgebied te bewerkstelligen. In de Brandweerwet 1985 en in Gemeenschappelijke regeling Regionale Brandweerorganisatie in het Gooi en de Vechtstreek worden hierbij een aantal specifieke taken genoemd, zoals het instellen en in standhouden van een regionale brandweeralarmcentrale, aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materieel, het voorbereiden van de coördinatie bij bestrijding van rampen en zware ongevallen, het verzorgen van oefeningen en opleidingen.

Om de brandweerorganisatie op het niveau te brengen dat regionaal is afgesproken, worden extra middelen ingezet. De basis hiervoor is het regionaal/gemeentelijk organisatieplan brandweerzorg en rampenbestrijding. Wat betreft de toekomst wordt het volgende opgemerkt. Vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties is de eis opgelegd om in 2006 veiligheidsregio’s tot stand te brengen. Hierin moet één veiligheidsbestuur gevormd worden vanuit de geneeskundige- en brandweersector, waarbij afstemming en samenwerking met politie geregeld moet zijn. Inmiddels is een projectorganisatie in het leven geroepen en is als regio van het Rijk € 100.000 startsubsidie ontvangen voor het vormen van de veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek. Een voorstel tot inrichting van de veiligheidsregio wordt eind 2006 ter besluitvorming voorgelegd aan de gemeente.

Overzicht activiteiten en prestaties Zie hiervoor hetgeen is opgemerkt onder het kopje “Taakuitoefening in relatie met doelstellingen/programma´s begroting Naarden 2006” De begroting en de rekening van de RBO geven jaarlijks inzicht in de activiteiten en prestaties.

Financieel belang Jaarlijkse bijdrage gemeente Naarden De gemeentelijke bijdrage is voor 2006 begroot op € 157.957

Het eigen en vreemd vermogen Eigen vermogen: 1-1-2004 € 467.636 31-12-2004 € 310. 572. Vreemd vermogen: 1-1-2004 € 2.599.817 31-12-2004 € 2.246.829.

Solvabiliteit Solvabiliteit per 1-1-2004 E.V./V.V. € 467.636/ € 2.599.817 = 0,18 en per 31-12-2004 E.V./V.V. € 310.572/ € 2.246.829 = 0,14.

Het financieel resultaat Het financieel resultaat voor 2004 is € 157.957 negatief. Dit bedrag is onttrokken uit de bestemmingsreserves. De RBO is voornemens voor de jaren 2005 en 2006 nog meer te onttrekken uit de bestemmingsreserves. Eind 2006 zal het eigen vermogen volgens prognose uitkomen op € 29.878. Dit komt de financiële positie om eventuele tegenvallers op te vangen niet ten goede en is daarom zorgwekkend! Dit vormt een risico voor de deelnemende gemeenten om deze tegenvallers op te vangen. De RBO is per 31 december 2004 wel in staat aan korte termijn verplichtingen te voldoen.

Risico´s Voor het communicatienetwerk C-2000 zij een aantal kosten nog niet te kwantificeren zoals bijvoorbeeld de telefoonkosten voor het gebruik van het digitale netwerk, eventuele licentiekosten. Deze kosten zijn daarom niet opgenomen en zullen overigens niet eerder dan in 2007 ten laste van de RBO worden gebracht. Voor de jaren 2005 en 2006 heeft de minister van BZK bepaald dat de kosten worden uitgenomen uit het gemeentefonds. Deze uitname is voor Naarden een bedrag van ca. € 15.000.

De kosten van de bouw van de gezamenlijke nieuwe brandweerkazerne met Hilversum komen aanzienlijk hoger uit. De RBO gaat € 72.000 doorbelasten aan haar deelnemers. Voor Naarden wordt dit een kostenstijging van € 5.100. Er is nu een onderzoek gaande naar de onderbouwing van de kosten en naar eventuele alternatieven.

De wijze waarop de in ontwikkeling zijnde veiligheidsregio´s worden gefinancierd is nog onbekend. De verwachting is dat het zal gaan om een aanzienlijke gemeentelijke bijdrage. Uitgangspunt is dat deze bijdrage het huidige begrote bedrag in de gemeentebegroting voor de gemeentelijke Brandweer en de RBO niet overstijgt.

Zeggenschap Positie vertegenwoordigers in samenwerkingsverband Het RBO kent de volgende bestuursorganen. Het algemeen bestuur waarvan de leden benoemd worden door de raden van de deelnemende gemeenten. Aan de RBO nemen de volgende negen gemeenten deel, Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden, Weesp en Wijdemeren. Per gemeente benoemt de raad één lid van het algemeen bestuur, bij voorkeur de portefeuillehouder, en een plaatsvervanger, bij voorkeur de plaatsvervanger van de portefeuillehouder. Naarden heeft de burgemeester benoemd. Deze vertegenwoordigt Naarden in het bestuur en brengt het Naardense belang in de besluitvorming in. Het dagelijks bestuur met vier leden aan te wijzen door en uit de leden van het algemeen bestuur. Naarden is niet vertegenwoordigd in dit bestuur. De voorzitter van algemeen en dagelijks bestuur. Deze wordt benoemd uit en door het algemeen bestuur. Dit is de burgemeester van Hilversum.

Hiernaast kent de RBO nog de volgende twee ambtelijke gremia. Er is een college van commandanten dat gevormd wordt door de commandanten van de brandweerkorpsen van de deelnemende gemeenten. Volgens de toelichting op de gemeenschappelijke regeling heeft dit college een klankbordfunctie. Ook is er een adviescommissie die op voorstel van het dagelijks bestuur wordt ingesteld door het algemeen bestuur. Deze commissie bestaat uit de regionaal commandant en vier gemeentelijke commandanten. Deze commissie dient het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur gevraagd en ongevraagd van advies. In de praktijk komt deze adviescommissie niet meer bijeen. Het commandantenoverleg heeft de functie van de adviescommissie feitelijk overgenomen.

Bevoegdheden bij totstandkoming begroting De jaarlijkse bijdrage is een verplichte uitgave in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De gemeente dient bij te dragen conform de bijdrage opgenomen in de vastgestelde begroting.

Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks een ontwerp-begroting op. Deze ontwerp-begroting wordt uiterlijk 1 april aan de raden van de deelnemende gemeenten toegezonden. De raden kunnen gedurende twee maanden na ontvangst van dit ontwerp hun opmerkingen schriftelijk ter kennis brengen van het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur voegt de eventuele reacties van de raden bij de ontwerp-begroting en biedt deze uiterlijk 15 juni ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan. Het algemeen bestuur stelt de begroting uiterlijk 1 juli vast. Het algemeen bestuur geeft aan op welke wijze de bemerkingen van de raden in de begroting zijn verwerkt. De vastgestelde begroting wordt ter goedkeuring aan gedeputeerde staten toegezonden. De raad kan gedeputeerde staten van zijn gevoelen doen blijken. Gedeputeerde staten kunnen de begroting wel of niet goedkeuren.

Bevoegdheden bij totstandkoming jaarrekening Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening, die door de penningmeester als ontwerp is opgesteld, uiterlijk 1 juni naar het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening uiterlijk 1 juli voorlopig vast en zendt deze daarna ter vaststelling toe aan gedeputeerde staten. Gelijktijdig wordt de rekening aan de raad gezonden. Binnen twee maanden na deze toezending kan de raad bij gedeputeerde staten bezwaren inbrengen

De deelnemende gemeenten staan op grond van artikel 38 van de gemeenschappelijke regeling gezamenlijk garant voor de tijdige en volledige betaling van rente, aflossing, boeten en kosten van door het algemeen bestuur gesloten en af te sluiten geldleningen en in rekening courant opgenomen kredieten voor zover terzake door andere overheidsorganen geen garantie is of wordt gegeven. Deze garantstelling geschiedt naar verhouding van de inwoneraantallen.

Mogelijkheden tot het vragen van nadere rapportages en het nemen van maatregelen Uiteraard kan het algemeen bestuur vragen om nadere rapportages en het nemen van maatregelen. De gemeenschappelijke regeling kent hiernaast geen formele mogelijkheden tot het vragen van nadere rapportages en het nemen van maatregelen. Uit de praktijk blijkt dat, indien meerdere gemeenten vragen om nadere rapportages of maatregelen de RBO genegen is e.e.a. in overweging te nemen. De RBO houdt echter stevig vast aan het organisatieplan Brandweer dat voortvloeit uit het project versterking brandweer. Concreet betekent dit dat de wens van de gezamenlijke gemeenten om in deze financieel zwaardere tijden een minder grote stijging van de gemeentelijke bijdragen op te nemen in de begroting niet werd gehonoreerd. Wel heeft de RBO het wethoudersoverleg Financiën nader inzicht gegeven in de totstandkoming van de gemeentelijke bijdragen.

Uittreding/Opheffing Een aan de regeling deelnemende gemeente kan, met inachtneming van artikel 3, eerste lid van de Brandweerwet 1985, uit de regeling treden door toezending aan het algemeen bestuur van de daartoe strekkende besluiten van haar bestuursorganen. Het algemeen bestuur regelt onder goedkeuring van gedeputeerde staten de gevolgen van de uittreding, daaronder ook de financiële gevolgen. De raden van de deelnemende gemeenten worden terzake gehoord door het algemeen bestuur.

De regeling wordt, met inachtneming van artikel 3, eerste lid van de Brandweerwet 1985, opgeheven wanneer de bestuursorganen van tenminste twee/derde deel van het aantal deelnemende gemeenten daartoe eensluidend besluiten. Ingeval van opheffing besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen. Het algemeen bestuur stelt een liquidatieplan en een sociaal plan voor het personeel vast. Deze behoeven de goedkeuring van gedeputeerde staten. Het liquidatieplan voorziet in de financiële gevolgen.

De gemeenschappelijke regeling van de RBO stelt zowel bij uittreding als opheffing dat dit alleen kan met inachtneming van artikel 3, eerste lid van de Brandweerwet 1985. Dit artikel verplicht de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die behoren tot één regio een gemeenschappelijke regeling te treffen voor een regionale brandweer. Dit betekent dat uittreding eenzijdig feitelijk niet mogelijk is en dat opheffing alleen mogelijk is als er direct een andere gemeenschappelijke regeling voor in de plaats komt.

3. Gemeenschappelijke regeling streekarchief

Rechtspersoon Naam Centrumgemeente constructie. Bij deze regeling is geen openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid ingesteld. De gemeente Naarden oefent als centrumgemeente de in de regeling omschreven bevoegdheden van de aan de regeling deelnemende gemeenten uit. Gemeente Naarden is dan ook de rechtspersoon.

Juridische basis Gemeenschappelijke regeling streekarchief gebaseerd op de Wet gemeenschappelijke regelingen. De gemeenschappelijke regeling is goedgekeurd door gedeputeerde staten op 21 september 1993.

Openbaar belang Reden van participatie De regeling is getroffen ter uitoefening van de bevoegdheden ingevolge de Archiefwet 1962. De Archiefwet en het Archiefbesluit stellen regels voor de zorg en het beheer van de archieven. Zo moet de gemeenteraad voor de te bewaren archiefbescheiden die ouder zijn dan vijftig jaar een archiefbewaarplaats aanwijzen. De archivaris beheert de archiefbewaarplaats en oefent toezicht uit op de hiernaar nog niet overgebrachte archiefbescheiden. De archiefbewaarplaats in het Burgerweeshuis functioneert als gemeenschappelijke archiefbewaarplaats. Dit archief fungeert als een historisch documentatiecentrum van regionale betekenis.

Taakuitoefening in relatie met doelstellingen/programma´s begroting Naarden 2006 De taakuitoefening van het streekarchief draagt bij aan de uitvoering van programma 7 Cultuur en Recreatie. In dat programma wordt onder het kopje “Erfgoed stads- en streekarchief” gesteld dat uitgangspunt van beleid is dat het te bewaren en toegankelijk te maken erfgoed op de huidige locatie met bestaande middelen wordt verzorgd.

Overzicht activiteiten en prestaties Dit overzicht staat in het jaarlijkse werkplan. Dit plan wordt door Naarden, na ingewonnen advies van de adviescommissie, vastgesteld. Voorts doet de streekarchivaris verslag over het afgelopen dienstjaar.

Financieel belang Jaarlijkse bijdrage gemeente Naarden De kosten van het streekarchief komen in eerste instantie voor rekening van de centrumgemeente. De deelnemende gemeenten dragen bij in de kosten van het streekarchief. Voor deze gemeenten is dat een verplichte uitgave op grond van de WGR. Een en ander wordt jaarlijks inzichtelijk gemaakt in de begroting van de gemeente Naarden.

De bijdragen van de deelnemende gemeenten worden vastgesteld op grondslag van

  • a.

    een bedrag per inwoner;

  • b.

    een bedrag per strekkende meter archief dat naar de archiefbewaarplaats is overgebracht;

  • c.

    de kostprijs voor speciale werkzaamheden.

De tarieven voor a en b worden jaarlijks vastgesteld door de centrumgemeente. Tarief c is op declaratiebasis.

Het eigen en vreemd vermogen N.v.t.

Solvabiliteit N.v.t.

Het financieel resultaat N.v.t.

Risico´s Naarden loopt risico´s op het materiële vlak. Naarden kan n.l. aansprakelijk zijn indien de collectie, voorzover door de overige deelnemende gemeenten ingebracht, beschadigd of verloren raakt.

Zeggenschap Positie vertegenwoordigers in samenwerkingsverband Naarden is centrumgemeente en oefent de bevoegdheden uit. Er is een commissie van advies om de invloed van de deelnemende gemeenten op de besluitvorming van de centrumgemeente te waarborgen. Burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten wijzen een lid en een plaatsvervangend lid van deze commissie aan. Dat is meestal de portefeuillehouder Archiefzaken. De commissie dient, desgevraagd of uit eigener beweging burgemeester en wethouders van de centrumgemeente van advies.

Bevoegdheden bij totstandkoming begroting Er is geen begroting, wel een budget. Burgemeester en wethouders van de centrumgemeente stellen jaarlijks het voorlopig budget van het streekarchief op. Hierin wordt een opgaaf van de bijdrage van elk der deelnemende gemeenten opgenomen. Over het voorlopig budget wordt het advies van de commissie ingewonnen. Daarna wordt aan de colleges van de deelnemende gemeenten een opgave gedaan van de bijdrage voor het betreffende budgetjaar.

Bevoegdheden bij totstandkoming jaarrekening Er is geen jaarrekening, wel een exploitatieoverzicht. Elke deelnemende gemeente krijgt jaarlijks zo´n overzicht.

Mogelijkheden tot het vragen van nadere rapportages en het nemen van maatregelen Aangezien Naarden centrumgemeente is, dienen deze bij behoefte van Naarden te worden opgesteld. De adviescommissie kan hier ook om vragen. De centrumgemeente kan slechts gemotiveerd afwijken van adviezen van de commissie.

Uittreding/Opheffing Uittreding van deelnemende gemeenten kan geschieden door overeenstemmende besluiten van de uittredende gemeente en de centrumgemeente. Dergelijke besluiten kunnen niet genomen worden dan in het vijfde kalenderjaar nadat van toetreding en vervolgens ieder jaar met dien verstande dat zij voor 1 juli moeten zijn genomen en pas inwerking treden met ingang van 1 januari van het tweede daaropvolgende kalenderjaar. De centrumgemeente regelt de financiële gevolgen van de uittreding en de daaruit voortvloeiende verrekening. Het advies van de commissie wordt ingewonnen. Tevens dient de financiële regeling door gedeputeerde staten te worden goedgekeurd.

De regeling kan worden opgeheven bij overeenstemmende besluiten van de raden en de colleges van de deelnemende gemeenten. De centrumgemeente regelt de financiële gevolgen van de opheffing en de daaruit voortvloeiende verrekening. Het advies van de commissie wordt ingewonnen. Tevens dient de financiële regeling door gedeputeerde staten te worden goedgekeurd.

4. Gemeenschappelijke regeling openbaar bibliotheekwerk Bussum en Naarden

Rechtspersoon Naam De Gemeenschappelijke raad voor het openbaar bibliotheekwerk Bussum en Naarden. De stichting openbare bibliotheek Naarden-Bussum.

Juridische basis De Gemeenschappelijke regeling openbaar bibliotheekwerk Bussum en Naarden is gebaseerd op de Wet gemeenschappelijke regelingen. Ten tijde van aangaan van de gemeenschappelijke regeling was deze ook gebaseerd op de Welzijnswet, nu regelt de Wet op het specifiek cultuurbeleid het bibliotheekwerk. Laatste wijziging gemeenschappelijke regeling is goedgekeurd door gedeputeerde staten op 28 november 1989. Overigens verplicht de Wet op het specifiek cultuurbeleid een gemeente niet tot het instandhouden van een openbare bibliotheek. De gemeenschappelijke raad is een openbaar lichaam op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

De stichting openbare bibliotheek Naarden-Bussum. Dit is de privaatrechtelijke instelling op grond van artikel 1 onder d van de gemeenschappelijke regeling, die één of meer objecten van openbaar bibliotheekwerk in stand houdt of wenst te houden in Naarden en Bussum. De stichting wordt op grond van de gemeenschappelijke regeling bekostigd door de gemeenschappelijke raad.

Openbaar belang Reden van participatie De regeling heeft tot doel de taken en bevoegdheden van de gemeentebesturen op het gebied van het openbare bibliotheek werk uit te oefenen. Deze taken en bevoegdheden zijn dan ook overgedragen aan het algemeen bestuur.

Taakuitoefening in relatie met doelstellingen/programma´s begroting Naarden 2006 De taakuitoefening van de gemeenschappelijke raad draagt bij aan de realisatie van onderdelen van het programma 7 cultuur, Recreatie en Sport. Het beleid van Naarden is gericht op consolidatie, ofwel behoud van een toegankelijke op de vraag afgestemde collectie ontspannende en educatieve informatiedragers, o.a. boeken, multimedia en internet. De provincie heeft middelen toegekend om de Volksuniversiteit te huisvesten op de bovenverdieping van de bibliotheek. Ook om verdergaande samenwerking tussen Volksuniversiteit en bibliotheek te bevorderen. De bibliotheek zal de komende jaren de regionale samenwerking gaan intensiveren.

Overzicht activiteiten en prestaties Zie hiervoor hetgeen is opgemerkt onder het kopje “Taakuitoefening in relatie met doelstellingen/programma´s begroting Naarden 2006”. De begroting en de rekening, alsmede het beleidsplan 2006/2009 van de stichting openbare bibliotheek Naarden Bussum geven jaarlijks inzicht in de activiteiten en prestaties.

Financieel belang Jaarlijkse bijdrage gemeente Naarden De gemeentelijke bijdrage is voor het jaar 2006 begroot op € 393.000.

Het eigen en vreemd vermogen Eigen vermogen: 1-1-2004 € 15.889 31-12-2004 € -25.488. Vreemd vermogen: 1-1-2004 € 1.160.772 31-12-2004 € 1.095.782.

Solvabiliteit Solvabiliteit per 1-1-2004 E.V./V.V. € 15.889/1.160.772 = 0,01 en per 31-12-2004 E.V./V.V. € -25.488/ € 1.095.782 = - 0,02.

Het financieel resultaat Het financieel resultaat sluit met een tekort van € 41.377. De oorsprong van dat tekort ligt in 2003. Het tekort ontstond voornamelijk door de niet compensabele stijging van de pensioenpremie 2003, conform VNG-advies. Het gevolg daarvan was dat in 2003 een subsidietekort ontstond van € 16.989. Dat tekort is ten laste gebracht van het resultaat 2004. Het tekort werkte door in de subsidie van 2004 die daardoor met hetzelfde bedrag afnam ten opzichte van de begroting. Het gevolg hiervan was dat er op voorhand een subsidietekort was van ca. € 35.000. In de begroting 2004 was reeds een onttrekking aan de algemene reserve opgenomen van € 4.534 hetgeen in totaal in een subsidietekort resulteerde van ca. € 40.000. Het gevolg van het tekort is dat het eigen vermogen van de bibliotheek is gedaald naar - € 25.488. De solvabiliteit is zeer slecht. Het eigen vermogen zal fors moeten worden verbeterd zodat nu en in de toekomst de continuïteit van de bibliotheek is gewaarborgd.

Risico´s Er is een dalende trend van het ledental, dit resulteert in lagere inkomsten. Voorlopig wordt het gat uit deze inkomsten gedekt uit de algemene reserve. Op termijn kan dit betekenen dat de deelnemers van deze gemeenschappelijke regeling een hogere financiële bijdrage moeten leveren.

Zeggenschap Positie vertegenwoordigers in samenwerkingsverband De gemeenschappelijke raad kent de volgende bestuursorganen. Het algemeen bestuur met negen leden en negen plaatsvervangers, waarvan de raad van Naarden drie leden en drie plaatsvervangers uit zijn midden heeft aangewezen en de raad van Bussum zes leden en zes plaatsvervangers uit zijn midden. Per gemeente is één lid tevens lid van het college van burgemeester en wethouders. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en de vice-voorzitter van het algemeen bestuur en één door het algemeen bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid, dat tevens lid is van de gemeenteraad van Bussum. De voorzitter van algemeen en dagelijks bestuur. Deze wordt aangewezen door het algemeen bestuur uit de leden.

Hiernaast kent de gemeenschappelijke raad nog de secretaris. Dit is een ambtenaar uit Bussum.

Het bestuur van de stichting bestaat uit een oneven aantal van ten minste vijf en ten hoogste zeven leden die zoveel mogelijk de plaatselijke samenleving weerspiegelen. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een vice-voorzitter, een secretaris en een penningmeester.

Bevoegdheden bij totstandkoming begroting Er zijn twee begrotingen, die van de gemeenschappelijke raad en die van de stichting.

Begroting stichting De stichting wordt op grond van de gemeenschappelijke regeling bekostigd door de gemeenschappelijke raad. Deze bekostiging vindt plaats in de vorm van een geldelijke vergoeding die de gemeenschappelijke raad volgens de bij of krachtens de wet gestelde regels dient te verlenen of anderszins nodig oordeelt. Deze geldelijke vergoeding wordt in de praktijk een subsidie genoemd. Daarnaast zijn er andere inkomsten, bijvoorbeeld uit contributies. De stichting biedt de begroting aan de gemeenschappelijke raad aan. In deze begroting is het subsidiebedrag opgenomen dat de gemeenschappelijke raad in 2005 bijdraagt. Dit subsidiebedrag is gebaseerd op de budgetafspraken die voortvloeien uit het meerjarig beleidsplan.

Begroting gemeenschappelijke raad De jaarlijkse bijdrage is een verplichte uitgave in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De gemeente dient bij te dragen conform de bijdrage opgenomen in de vastgestelde begroting.

Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks een ontwerp-begroting op voor de gemeenschappelijke raad. Deze ontwerp-begroting wordt zes weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden aan de raden van de deelnemende gemeenten toegezonden. De raden kunnen het dagelijks bestuur van hun gevoelen over dit ontwerp doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de eventuele reacties van de raden bij de ontwerp-begroting en biedt deze aan het algemeen bestuur aan. Nadat het algemeen bestuur de begroting heeft vastgesteld wordt deze ter goedkeuring aan gedeputeerde staten toegezonden. De raad kan gedeputeerde staten van zijn gevoelen doen blijken. Gedeputeerde staten kunnen de begroting goedkeuren of niet goedkeuren.

Bevoegdheden bij totstandkoming jaarrekening Het nadelig saldo van de rekening wordt omgeslagen over de gemeenten. Verdeling vindt plaats naar rato van de inwonertallen van de gemeenten. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening voorlopig vast en zendt deze daarna ter vaststelling toe aan gedeputeerde staten. De definitieve vaststelling wordt de gemeente direct medegedeeld.

Mogelijkheden tot het vragen van nadere rapportages en het nemen van maatregelen Op grond van artikel 14 van de gemeenschappelijke regeling geeft het algemeen bestuur binnen twee maanden de door één of meer leden van de gemeenteraden schriftelijk gevraagde inlichtingen.

Uittreding/Opheffing Uittreding is alleen mogelijk bij beëindiging van de vierjaarlijkse periode van stilzwijgende verlenging, te berekenen van af 1 januari 1990. De gemeenteraad die wenst uit te treden neemt ten minste een jaar voor het einde van deze vierjaarlijkse periode een besluit. De uittredende gemeente is gehouden haar aandeel in de kosten voor de periode dat zij deelnam, te voldoen. Het ontbreekt dus aan een verdergaande uittredingsregeling (liquidatieplan) waarin overige financiële (en eventuele personele) gevolgen worden geregeld.

De regeling wordt geacht te zijn opgeheven als na uittreding geen of nog maar één gemeente deelneemt. Voorts kan de regeling bij gezamenlijk besluit van de deelnemende gemeenteraden worden opgeheven. Het algemeen bestuur stelt dan een liquidatieplan vast dat goedkeuring behoeft van gedeputeerde staten.

5. Tomingroep

Rechtspersoon Naam Werkvoorzieningschap Tomingroep (het Schap) Tomingroep BV

Juridische basis De Gemeenschappelijke regeling Werkvoorzieningschap Tomingroep is gebaseerd op de Wet sociale werkvoorziening en de Wet gemeenschappelijke regelingen. Laatste wijziging goedgekeurd door gedeputeerde staten op 7 mei 1997. Het Werkvoorzieningschap Tomingroep is een openbaar lichaam op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

De Tomingroep BV. Dit is de privaatrechtelijke rechtspersoon opgericht door het Schap in 1996. Op de Tomingroep BV zijn van toepassing de artikelen uit het oprichtingsstatuut en de artikelen uit het Burgerlijk Wetboek boek 2. De Tomingroep BV is op grond van artikel 2 lid 3 van de Wet sociale werkvoorziening aangewezen als rechtspersoon ten behoeve van de uitvoering van deze wet.

Het oprichten van een BV heeft in beginsel tot doel het risico voor de oprichter te beperken tot de waarde van de aandelen. Uiteraard kunnen eventuele nadere afspraken in de oprichtingsakte of overeenkomsten hier een wijziging in geven.

Het Schap is de enige aandeelhouder van de onderneming de Tomingroep. Tussen het Schap en de Tomingroep BV is een langdurige samenwerkingsovereenkomst gesloten. Het Schap en de Tomingroep BV sluiten jaarlijks een jaarcontract dat een nadere uitwerking van de overeenkomst bevat. In de samenwerkingsovereenkomst wordt gesteld dat het Schap verantwoordelijk is voor de uitvoering van de wet en de BV verantwoordelijk is voor het op bedrijfseconomisch verantwoorde wijze uitvoeren van de haar opgedragen taak neergelegd in de samenwerkingsovereenkomst en de jaarcontracten. Voorts worden o.a. de wederzijdse taken en verplichtingen geregeld. Denk hierbij b.v. aan eventuele borgstelling en wederzijdse uitsluiting aansprakelijkheid.

Openbaar belang Reden van participatie Het Schap heeft tot doel in haar rechtsgebied de Wet sociale werkvoorziening uit te voeren. In het kader van deze doelstelling heeft het Schap tot taak:

  • a.

    het aanwijzen van één of meer werkverband(en);

  • b.

    het in dienst nemen van personen, die op grond van de wet daarvoor in aanmerking komen. De gemeentebesturen hebben al hun bevoegdheden terzake aan het Schap overgedragen.

Taakuitoefening in relatie met doelstellingen/programma´s begroting Naarden 2006 De taakuitoefening van de het Schap draagt bij aan de realisatie van onderdelen van het programma 5 Werk en Inkomen. In deze paragraaf wordt gesteld dat de gemeente bevordert dat alle inwoners zelfstandig kunnen voorzien in hun levensonderhoud en dat ouderen, gehandicapten en hulpbehoevenden maximaal zelfstandig aan het alledaagse leven kunnen deelnemen. Hoofddoelstelling van het Schap is het bieden van werkgelegenheid onder aangepaste omstandigheden, het daarin ontwikkelen van de capaciteiten van de medewerkers en het zorgen voor doorstroming naar het bedrijfsleven, aan personen die kunnen en willen werken maar door een persoonlijke oorzaak geen kans hebben op een baan elders. De werknemers werken met volwaardige arbeidsovereenkomst en zijn volledig gedetacheerd bij Tomingroep BV. Overzicht activiteiten en prestaties Zie hiervoor hetgeen is opgemerkt onder het kopje “Taakuitoefening in relatie met doelstellingen/programma´s begroting Naarden 2006”. Ter aanvulling wordt het volgende opgemerkt. De medewerkers die in dienst zijn van de Tomingroep BV voeren werkzaamheden uit voor de volgende bedrijven: Tomin Bouw, Tomin Groenvoorziening, Tomin Schoonmaak, Tomin Confectie, Tomin Hout, Tomin Metaal, Tomin, Verpakken, Tomin Detachtering, Tomin Werkbedrijf en Tomin Retail.

De begroting,de rekening en het jaarverslag van het Schap geven jaarlijks inzicht in de activiteiten en prestaties.

Financieel belang Jaarlijkse bijdrage gemeente Naarden De gemeentelijke bijdrage is voor het jaar 2006 begroot op € 14.000.

Het eigen en vreemd vermogen Eigen vermogen: 1-1-2004 € 12.345.000 31-12-2004 € 3.019. 000 Vreemd vermogen: 1-1-2004 € 12.633.000 31-12-2004 € 10.590.000

Solvabiliteit Solvabiliteit per 1-1-2004 E.V./V.V. € 12.345.000/ € 12.633.000 = 0,98 en per 31-12-2004 E.V./V.V. € 3.019.000/ € 10.590.000 = 0,29. De solvabiliteit is verslechterd. Dit is het gevolg van een wijziging waardering van de deelneming in Tomingroep BV. Tot en met 2003 was de waardering van de deelneming in Tomingroep BV in de begroting gewaardeerd tegen de netto vermogenwaarde. Deze waarde is gelijk aan de zichtbare intrinsieke waarde. Met ingang van 2004 vindt de waardering plaats tegen de verkrijgingswaarde zoals voorgeschreven door de commissie BBV (Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten). De afwaardering heeft betrekking op positieve resultaten uit voorgaande jaren van Tomingroep BV.

Het financieel resultaat Het financieel resultaat voor 2004 eindigt met een positief saldo van € 1.243.000. Dit bedrag wordt toegevoegd aan de algemene reserve.

Risico´s • Onvoldoende resultaat in Tomingroep BV • Herstructurering van de afdelingen • Sociaal-economische ontwikkelingen en regelgeving met betrekking tot de sociale werkvoorziening • Onderhandelingen over subsidiecompensatie WVA-korting e.d. • Uitkomsten van de cao-onderhandelingen voor SW-medewerkers • Politieke ontwikkelingen, Europese richtlijnen en renteontwikkelingen • Rol van werkvoorzieningschap Tomingroep in het gemeentelijk activerend arbeidsmarktbeleid • Achteruitgang in de subratio • Oormerking en tijdigheid subsidie na 1 januari 2007

De resultaten van het Werkvoorzieningsschap Tomingroep kunnen de komende jaren als gevolg van bovengenoemde zaken sterk fluctueren. Voor zover de reserves niet toereikend zijn, komt een eventueel tekort voor rekening van de deelnemende gemeenten. Om dit laatste te voorkomen is versterking van het weerstandsvermogen in de komende jaren noodzakelijk. Het weerstandsvermogen bedraagt ultimo 2004 € 3 miljoen.

Zeggenschap Positie vertegenwoordigers in samenwerkingsverband Het Schap kent de volgende bestuursorganen. Het algemeen bestuur waarvan de leden en de plaatsvervangers benoemd worden door de raden van de deelnemende gemeenten. Aan het Schap nemen de volgende elf gemeenten deel: Almere, Eemnes, Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden, Weesp en Wijdemeren. Het raadslid benoemd door de raad van Naarden vertegenwoordigt Naarden in het bestuur en brengt het Naardense belang in de besluitvorming in. Het dagelijks bestuur met de volgende vijf leden. De voorzitter en de vice-voorzitter van het Schap. Drie leden benoemd door het algemeen bestuur. Eén van deze leden wordt benoemd uit het algemeen bestuur. Twee leden worden benoemd uit de kring van adviseurs genoemd in artikel 8 van de regeling. (o.a. de ouderverenigingen van de werknemers en de kring van directeuren sociale diensten van de gemeenten). De voorzitter en de vice-voorzitter van algemeen en dagelijks bestuur. Deze worden benoemd uit en door het algemeen bestuur.

Hiernaast kent het Schap nog de adviseurs van het algemeen bestuur genoemd in artikel 8 van de gemeenschappelijke regeling. Het algemeen bestuur wordt geadviseerd in zijn vergaderingen door ten minste twee adviseurs van wie op grond van hun kennis of betrokkenheid bij de sociale werkvoorziening een zinvolle bijdrage kan worden verwacht. Tot de vaste adviseurs worden in ieder geval gerekend de ouderverenigingen van de werknemers en de kring van directeuren sociale diensten van de gemeenten.

De Tomingroep BV wordt bestuurd door een algemeen directeur onder toezicht van een raad van commissarissen met zeven leden. De raad van commissarissen benoemt zelf commissarissen met dien verstande dat één commissaris wordt benoemd door de drie grootste gemeenten tezamen en één commissaris door de overige gemeenten tezamen.

Bevoegdheden bij totstandkoming begroting De jaarlijkse bijdrage is een verplichte uitgave in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De gemeente dient bij te dragen conform de bijdrage opgenomen in de vastgestelde begroting.

Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks een ontwerp-begroting van het Schap op. Deze ontwerp-begroting wordt uiterlijk 1 mei aan de raden van de deelnemende gemeenten toegezonden. De raden kunnen binnen zes weken na ontvangst van dit ontwerp hun gevoelen schriftelijk doen blijken aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren van de raden waarin dit gevoelen is vervat bij de ontwerp-begroting en biedt deze met eigen commentaar aan het algemeen bestuur aan ter vaststelling. Het algemeen bestuur stelt de begroting uiterlijk 1 juli vast. De vastgestelde begroting wordt, vergezeld van de commentaren van de gemeenten, ter goedkeuring aan gedeputeerde staten toegezonden. Gedeputeerde staten kunnen de begroting goedkeuren of niet goedkeuren.

Bevoegdheden bij totstandkoming jaarrekening Het dagelijks bestuur biedt de jaarrekening voor 1 juni aan het algemeen bestuur aan. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening voor 1 juli voorlopig vast en zendt deze daarna ter vaststelling toe aan gedeputeerde staten. Gelijktijdig wordt de rekening aan de raad ter kennisneming gezonden. Dit lijkt strijdig met de Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR). In artikel 34 lid 3 van de WGR staat namelijk dat het algemeen bestuur de jaarrekening vaststelt. In artikel 34 lid 4 WGR staat dat deze daarna naar gedeputeerde staten wordt gezonden. Een voorlopige vaststelling kent de WGR niet.

De deelnemende gemeenten waarborgen op grond van artikel 25 van de gemeenschappelijke regeling de voldoening van rente, aflossing en kosten van de door het Schap te sluiten vaste geldleningen, alsmede van gelden die het Schap in rekening-courant of bij wijze van geldleningen zal op nemen naar evenredigheid van het aantal inwoners.

Voorts bepaalt de regeling dat het algemeen bestuur beslist over de eventuele aanwending van een batig saldo (artikel 26 van de gemeenschappelijke regeling).

Mogelijkheden tot het vragen van nadere rapportages en het nemen van maatregelen Artikel 14 van de regeling bepaalt het volgende. De leden van het algemeen en dagelijks bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten alle informatie die voor een juiste beoordeling van het te voeren en gevoerde beleid nodig is, alsmede alle overige inlichtingen waarom door één of meer leden van die raden wordt verzocht.

Uittreding/Opheffing Een gemeente kan, indien een volstrekte meerderheid van de gemeenteraden daarin bewilligt, uittreden door toezending van de daartoe strekkende besluiten van haar organen die de vereiste goedkeuring ex artikel 39 van de WGR hebben verkregen. Om uit te treden is dus sprake van een grote afhankelijkheid van de overige deelnmende gemeenten. Naarden kan niet uittreden als alleen Naarden dat wenst.Het algemeen bestuur bepaalt, onder goedkeuring van gedeputeerde staten, het tijdstip waarop uittreding ingaat, met dien verstande dat dit tijdstip niet kan zijn gelegen op een datum later dan drie jaar na de dag waarop de uittredingsbesluiten zijn genomen. Het algemeen bestuur stelt tenminste drie maanden voor het tijdstip van uittreding onder goedkeuring van gedeputeerde staten de financiële en andere gevolgen van de uittreding voor de gemeente vast.

De regeling kan slechts worden opgeheven wanneer de raden van tenminste drievierde van de deelnemende gemeenten daartoe hebben besloten. Opheffing gaat pas in nadat gedeputeerde staten goedkeuring hebben gegeven. Het dagelijks bestuur zal, nadat tot opheffing is besloten , een ontwerp-liquidatieplan opstellen. Het liquidatieplan wordt vastgesteld door het algemeen bestuur en behoeft goedkeuring van gedeputeerde staten. Het liquidatieplan voorziet in de financiële en andere gevolgen van de opheffing.

6. Bureau leerlingzaken

Rechtspersoon Naam Regionaal Bureau Leerlingzaken Gooi en Vechtstreek

Juridische basis Gemeenschappelijke regeling leerplicht Gooi en Vechtstreek is gebaseerd op de Wet gemeenschappelijke regelingen. Laatste wijziging goedgekeurd door gedeputeerde staten ca. 2002/2003. Het Regionaal Bureau Leerlingzaken Gooi en Vechtstreek is een openbaar lichaam op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Openbaar belang Reden van participatie De regeling heeft ten doel de naleving van de Leerplichtwet 1969 en enkele aanverwante wetten op doelmatige en gecoördineerde wijze te bevorderen.

Taakuitoefening in relatie met doelstellingen/programma´s begroting Naarden 2006 De taakuitoefening van het Regionaal Bureau draagt bij aan de realisatie van programma 6 Onderwijs. Het betreft hierbij met name het realiseren van optimale onderwijsmogelijkheden om ook kinderen die in een (onderwijs)achterstandsituatie verkeren of dreigen te geraken (doelgroepkinderen) gelijke kansen te bieden.

Het Regionaal Bureau draagt voor de gemeenten zorg voor de gemeentelijke taken bedoeld in de Leerplichtwet 1969 te weten onder meer:

  • a.

    de registratie en administratie van leerplichtige leerlingen en van leerlingen met een leerovereenkomst;

  • b.

    de preventie en curatieve maatschappelijke zorg bij schoolverzuim en voortijdig schoolverlaters;

  • c.

    justitiële taken in geval van overtreding van de leerplicht ten behoeve van ouders, scholen en jongeren vanaf 12 jaar;

  • d.

    het behandelen van aanvragen tot vrijstelling of ontheffing van schoolbezoek en leerplicht;

  • e.

    het voeren van overleg met de daarvoor in aanmerking komende instanties;

  • f.

    het geven van voorlichting aan scholen, ouders en jongeren.

Het Regionaal Bureau draagt zorg voor de uitvoering van de gemeentelijke taken als bedoeld in de Wet regels inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdige schoolverlaters.

Het Regionaal Bureau draagt zorg voor de advisering over de toepassing van sancties als bedoeld in de Wet inburgering nieuwkomers.

Overzicht activiteiten en prestaties Zie hiervoor hetgeen is opgemerkt onder het kopje “Taakuitoefening in relatie met doelstellingen/programma´s begroting Naarden 2006”. Ter aanvulling wordt opgemerkt dat de begroting,de rekening en het jaarverslag van het Regionaal Bureau jaarlijks inzicht geven in de activiteiten en prestaties.

Financieel belang Jaarlijkse bijdrage gemeente Naarden De gemeentelijke bijdrage is voor het jaar 2006 begroot op: € 29.420. Dit is een verplichte uitgave in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Uitgangspunt is dat de kosten van het openbaar lichaam volledig worden bestreden uit de bijdragen van de gemeenten. Deze bijdragen worden vastgesteld naar rato van het aantal leerplichtige leerlingen in de onderscheiden gemeenten per 1 oktober van het afgelopen boekjaar. Indien de jaarrekening een nadelig exploitatiesaldo laat zien wordt dit ten laste gebracht van de gemeenten volgens voornoemde maatstaf. Een voordelig exploitatiesaldo wordt niet gerestitueerd maar toegevoegd aan de reserves of aan de inkomsten van een volgende dienstjaar (artikel 17 gemeenschappelijke regeling).

Het eigen en vreemd vermogen Eigen vermogen: 1-1-2004 € 258.094 31-12-2004 € 276.599. Vreemd vermogen: 1-1-2004 € 70.808 31-12-2004 € 96.494.

Solvabiliteit Solvabiliteit per 1-1-2004 E.V./V.V. € 258.094/ € 70.808 = 3,64 en per 31-12-2004 E.V./V.V. € 276.599/ € 96.494 = 2,87.

Het financieel resultaat Het financieel resultaat voor 2004 eindigt met een positief saldo van € 15.338. Dit wordt aan de reserve toegevoegd. De gemeenschappelijke regeling bepaalt dat een nadelig exploitatiesaldo ten laste komt van de gemeenten en dat een voordelig saldo wordt toegevoegd aan de reserves van het RBL.

Risico´s Indien de jaarrekening een nadelig exploitatiesaldo laat zien, wordt dit ten laste gebracht van de deelnemende gemeenten. Een voordelig exploitatiesaldo wordt niet aan de deelnemende gemeenten gerestitueerd, maar toegevoegd aan de reserve of aan de inkomsten van het volgend dienstjaar.

Zeggenschap Positie vertegenwoordigers in samenwerkingsverband Het Regionaal Bureau kent de volgende bestuursorganen. Het algemeen bestuur met 10 leden en hun plaatsvervangers dat is samengesteld uit leden die door de gemeenteraad van elk van de gemeenten uit zijn midden of uit het college van burgemeester en wethouders worden aangewezen. Per gemeente wordt één lid en één plaatsvervangend lid aangewezen. Een lid van het bestuur heeft in de vergadering van dit bestuur enkelvoudig of meervoudig stemrecht volgens de navolgende maatstaf: - voor gemeenten tot 20.000 inwoners: 1 stem; - voor gemeenten tot 40.000 inwoners: 2 stemmen; - voor gemeenten tot 60.000 inwoners: 3 stemmen; - voor gemeenten tot 80.000 inwoners: 4 stemmen; - voor gemeenten met meer dan 80.000 inwoners: 5 stemmen.

Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee leden. Zij worden door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen. Eén lid wordt aangewezen als plaatsvervangend voorzitter. Het algemeen bestuur kan uit zijn midden één of meer plaatsvervangende leden van het dagelijks bestuur aanwijzen.

Bevoegdheden bij totstandkoming begroting Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks een ontwerp-begroting op. De gemeenteraden kunnen in voorkomend geval hun bezwaren terzake kenbaar maken. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast.

Bevoegdheden bij totstandkoming jaarrekening Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks de rekening aan de gemeenteraden aan. De gemeenteraden kunnen in voorkomend geval hun bezwaren terzake kenbaar maken. Het algemeen bestuur beslist op de eventuele bezwaren en stelt de rekening vast.

Mogelijkheden tot het vragen van nadere rapportages en het nemen van maatregelen In artikel 11 van de regeling is bepaald dat de leden van het dagelijks bestuur, tezamen en ieder afzonderlijk, het algemeen bestuur schriftelijk de door één of meer leden gevraagde inlichtingen geven waarvan het verstrekken niet in strijd is met het algemeen belang.

Uittreding/Opheffing Uittreding vindt plaats krachtens een daartoe strekkend besluit van de uittredende gemeente. Het besluit wordt door de uittredende gemeente ter kennis gebracht van het algemeen bestuur en de gemeenten. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de uittreding. De uittreding wordt effectief op de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de uittreding is verwerkt in het register, bedoeld in art.27, 2e lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

De regeling wordt opgeheven krachtens daartoe strekkende besluiten van een meerderheid van de gemeenten. Liquidatie vindt plaats door het algemeen bestuur voorzover bij het opheffingsbesluit niet anders is bepaald. De opheffing wordt effectief op de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de uittreding is verwerkt in het register, bedoeld in artikel 27, 2e lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

7. Stichting Gooisch Natuurreservaat

Rechtspersoon Naam Stichting Gooisch Natuurreservaat

Juridische basis De Stichting Gooisch Natuurreservaat is opgericht bij notariële akte in 1932, laatstelijk gewijzigd per één januari 1992. Voorts is in 1992 door de deelnemers een overeenkomst gesloten inzake de wijze van financieren van de stichting.

Openbaar belang Reden van participatie In 1932 werd de Stichting Gooisch Natuurreservaat opgericht met als doel (artikel 2 van de statuten): • de instandhouding van het natuurschoon in het Gooi door de verkrijging van de aldaar gelegen terreinen, ten einde deze ten eeuwigen dage ongeschonden als natuurreservaat te behouden, en • aan het publiek, door vrije toegang tot die terreinen onder eventueel te stellen bepalingen, het genot van dat natuurschoon te verzekeren; • diensvolgens zal de stichting de terreinen niet als bouwterreinen mogen exploiteren of doen exploiteren, noch eigendom van die terreinen geheel of gedeeltelijk overdragen, noch daarop het recht van erfpacht of opstal verlenen dan wel andere zakelijke of persoonlijke rechten verlenen die ten gevolge zouden kunnen hebben dat derden bedoelde terreinen als bouwterrein exploiteren. In afwijking hiervan is vervreemding van kleine gedeelten der terreinen toegelaten, doch alleen indien die vervreemding aan de bestemming der gezamenlijke terreinen der stichting als natuurreservaat geen afbreuk doet, dan wel deze beter aan hun bestemming kan doen beantwoorden. Bovenstaande formulering is opgenomen in de statuten en vormt de basis voor het denken en het handelen van de organisatie.

Taakuitoefening in relatie met doelstellingen/programma´s begroting Naarden 2006 De taakuitoefening van de stichting Gooisch Natuurreservaat draagt bij aan de realisatie van onderdelen van het programma 4 Verkeer en Milieu. Een bijdrage wordt geleverd aan de totstandkoming van een prettige leefomgeving voor de inwoners van Naarden door duurzame instandhouding en beheer van kwalitatief goed groen en goede natuurgebieden in het reservaat waar door hen dicht bij huis kan worden gerecreëerd. Deze natuurgebieden zijn deels (jaarverslag 2004: voor 5 %) in de gemeente Naarden gelegen. Het betreft voor Naarden natuur in Valkeveen (de Oostdijk en de Naarder Eng).

Overzicht activiteiten en prestaties Zie hiervoor hetgeen is opgemerkt onder het kopje “Taakuitoefening in relatie met doelstellingen/programma´s begroting Naarden 2006”. Ter aanvulling wordt opgemerkt dat de begroting en de rekening van de stichting jaarlijks inzicht geven in de activiteiten en prestaties van de stichting. Voorts is er jaarlijks een jaarverslag waarin ook de beleidsvoornemens voor het komend jaar verwoord worden.

Financieel belang Jaarlijkse bijdrage gemeente Naarden De gemeentelijke bijdrage is voor het jaar 2006 begroot € 89.500.

Het eigen en vreemd vermogen Eigen vermogen: 1-1-2004 € 815.336 31-12-2004 € 568.088. Vreemd vermogen: 1-1-2004 € 906.236 31-12-2004 € 1.180.070.

Solvabiliteit Solvabiliteit per 1-1-2004 E.V./V.V. € 815.336/ € 906.236 = 0,90 en per 31-12-2004 E.V./V.V. € 568.088/ € 1.180.070 = 0,48.

Het financieel resultaat De solvabiliteit van 2004 is ten opzichte van 2003 teruggelopen. Deze teruggang laat zich verklaren door hogere onttrekkingen van de bestemmingsreserves dan de dotaties aan deze reserves. De Stichting Gooisch Natuurreservaat is per 31 december 2004 wel in staat op korte termijn aan haar verplichtingen te voldoen.

In verband met de doorschuif van terug ontvangen BTW 2004 door de Stichting Gooisch Natuurreservaat naar de gemeente Naarden krijgt Naarden een teruggave van € 38.298.

Risico´s In de statuten is opgenomen dat de geldmiddelen van de stichting bestaan uit:

  • a.

    de bijdrage van de provincie Noord-Holland, de bijdragen van de gemeenten Amsterdam, Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen, Laren en Naarden;

  • b.

    aan haar te verlenen subsidies;

  • c.

    geldleningen;

  • d.

    aan haar te maken erfstellingen, legaten en schenkingen;

  • e.

    de opbrengst der exploitatie van haar eigendommen;

  • f.

    de opbrengst van mogelijke grondverkopen toegestaan op basis van de statuten;

  • g.

    inkomsten uit andere hoofden.

Naarden heeft in 1992 met de zes andere deelnemende Gooische gemeenten, de gemeente Amsterdam en de provincie Noord Holland een overeenkomst gesloten inzake de bijdragen verdeling voor de dekking van de exploitatiekosten van de stichting. De deelnemers dragen als volgt in de exploitatiekosten bij: Provincie Noord-Holland 25 % Gemeente Amsterdam 10 % Gemeenten Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen, Laren en Naarden: 65 % De Gooische gemeenten dragen naar rato van het inwonertal bij in de gezamenlijke bijdrage. Voor Naarden kwam dit in 2004 op ca. 5,7 % neer.

De grootte van de gezamenlijke financiële bijdrage wordt vijfjaarlijks vastgesteld op basis van het gemiddelde geraamde jaarexploitatietekort op basis van de voortschrijdende meerjarenbegroting. Vervolgens wordt de gezamenlijke bijdrage op grond van artikel 4 van de overeenkomst gecorrigeerd door:

  • 1.

    de stijging van het nadelig saldo die een gevolg is van algemene loonstijgingen;

  • 2.

    de stijging van het nadelig saldo die een gevolg is van algemene prijsstijging;

  • 3.

    de stijging van het nadelig saldo die een gevolg is van (periodieke) salarisverhogingen. Daarnaast zijn volgens artikel 5 van de overeenkomst kostenconsequenties van extreme calamiteiten die het gevolg zijn van externe (niet beïnvloedbare) oorzaken door partijen bespreekbaar.

Formeel juridisch kan de gemeentelijke bijdrage worden aangemerkt als een subsidie. De vorm van behoud van de stichting en toevoeging van een overeenkomst inzake de bijdrageverdeling is begin jaren negentig verkozen boven omzetting in een gemeenschappelijke regeling omdat een aantal gemeenten om uiteenlopende redenen (financieel én bestuurlijk van aard) bezwaar hadden tegen omzetting van de stichting in een gemeenschappelijke regeling maar men elkaar wederzijds toch zoveel mogelijk wilde verplichten tot een bijdrage die bijna het karakter had van een verplichte uitgaaf. Op 27 september 2001 heeft de raad van Naarden ingestemd met ongewijzigd voortzetten van de overeenkomst voor de twee vijfjaarlijkse opeenvolgende perioden van 2002-2011. Hierbij zijn de twee volgende voorwaarden gesteld. - Dat er vooraf in bestuurlijk verband bij investeringsvoorstellen kritisch gekeken wordt naar de beheerkosten c.q. de financiële gevolgen voor de exploitatie. - Voorts in bestuurlijk verband aandacht te vragen voor wat de kerntaken van het GNR (Gooisch Natuurreservaat) in de verdere toekomst moet zijn.

De gemeente Amsterdam is zich aan het beraden of zij de deelname aan de participantenovereenkomst wel wil prolongeren na 2012.

Risico is voorts dat de stichting separaat middelen en goederen kan verkrijgen van begunstigers, zodat de mogelijkheid bestaat dat de te beheren eigendommen van de stichting uitbreiden waardoor de exploitatie lasten kunnen stijgen.

Zeggenschap Positie vertegenwoordigers in samenwerkingsverband De stichting kent de volgende bestuursorganen. Het algemeen bestuur met 17 leden en 17 plaatsvervangers als volgt aangewezen. Vier leden en hun plaatsvervangers uit en door provinciale staten van Noord Holland, de voorzitter inbegrepen. Twee leden en hun plaatsvervangers uit en door de raad van Amsterdam, de voorzitter inbegrepen. Eén lid en zijn/haar plaatsvervanger uit en door de raad van Blaricum, de voorzitter inbegrepen. Twee leden en hun plaatsvervangers uit en door de raad van Bussum de voorzitter inbegrepen. Vier leden en hun plaatsvervangers uit en door de raad van Hilversum, de voorzitter inbegrepen. Twee leden en hun plaatsvervangers uit en door de raad van Huizen, de voorzitter inbegrepen. Eén lid en zijn/haar plaatsvervanger uit en door de raad van Laren, de voorzitter inbegrepen. Eén lid en zijn/haar plaatsvervanger uit en door de raad van Naarden, de voorzitter inbegrepen. Ook leden van het college zijn benoembaar. De statuten zijn n.l. nog opgesteld toen de oude Gemeentewet van toepassing was en wethouders deel uit maakten van de raad. Het dagelijks bestuur met acht leden en hun plaatsvervangers aangewezen door het algemeen bestuur uit zijn midden, met dien verstande dat één lid wordt gekozen uit de door provinciale staten aangewezen leden van het algemeen bestuur en dat één lid wordt gekozen uit elk van de door de raden van de gemeenten Amsterdam, Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen, Laren en Naarden aangewezen leden van het algemeen bestuur. Hiernaast heeft in het dagelijks bestuur zitting een adviserend lid zonder stemrecht dat door het dagelijks bestuur van het gewest Gooi en Vechtstreek is aangewezen. De voorzitter is zowel voorzitter van het algemeen als van het dagelijks bestuur. De voorzitter wordt gekozen door het algemeen bestuur uit de door provinciale staten aangewezen leden. De voorzitter wordt vervangen bij afwezigheid door een door het dagelijks bestuur uit zijn midden aangewezen lid.

Het bestuur wordt bijgestaan door een rentmeester belast met technisch, geldelijk en administratief beheer van de stichting. De rentmeester is geen bestuursorgaan. De rentmeester wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur. De rentmeester fungeert ook als ambtelijk secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur.

Bevoegdheden bij totstandkoming begroting Het dagelijks bestuur stelt ieder jaar een begroting en voortschrijdende meerjarenbegroting op. De begroting wordt naar het algemeen bestuur en naar alle deelnemers gezonden. Provinciale staten en de raden van de deelnemende gemeenten kunnen van hun gevoelen doen blijken omtrent de jaarbegroting en kunnen bezwaren indienen bij het dagelijks bestuur tegen de aangepaste meerjarenbegroting. Het dagelijks bestuur onderzoekt de ingediende gevoelens en bezwaren en pleegt, indien één van de partijen dat wenst, overleg met de indiener hiervan. Het algemeen bestuur stelt de jaarbegroting, de meerjarenbegroting en eventueel het prioriteiten- en investeringsschema en het beleidsplan vast en beslist daarbij op eventueel ingediende bezwaren.

Bevoegdheden bij totstandkoming jaarrekening De rentmeester dient jaarlijks de jaarrekening in bij het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening naar provinciale staten en naar de raden van de deelnemende gemeenten. Deze kunnen desgewenst bezwaren indienen tegen de rekening. Het dagelijks bestuur onderzoekt de ingediende bezwaren en pleegt, indien één van de partijen dat wenst, overleg met de indiener hiervan. Het algemeen bestuur stelt de rekening vast en beslist daarbij over eventueel ingediende bezwaren

Mogelijkheden tot het vragen van nadere rapportages en het nemen van maatregelen Deze mogelijkheid wordt niet expliciet in de statuten genoemd maar uiteraard kan ieder lid daarom vragen en afhankelijk van de besluitvorming van het algemeen c.q het dagelijks bestuur kan daar aan tegemoet worden gekomen. De stemverhoudingen geven hierbij natuurlijk de doorslag.

Uittreding/Opheffing De stichting kan worden ontbonden, indien een besluit daartoe wordt genomen zowel door de provinciale staten van Noord-Holland als door de gemeenteraden van Amsterdam, Naarden, Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen en Laren. Aan de bezittingen der stichting moet alsdan een bestemming worden gegeven, welke in overeenstemming is met het in artikel 2 van de statuten omschreven doel.

Voorts speelt de overeenkomst uit 1992 een rol. Daarin is vastgelegd in hoeverre de deelnemers op grond van de overeenkomst verplicht zijn bij te dragen aan de stichting. Hierboven is reeds aangegeven dat op 27 september 2001 de raad van Naarden heeft ingestemd met ongewijzigd voortzetten van de overeenkomst voor de twee vijfjaarlijkse opeenvolgende perioden van 2002-2011. In 2011 of zoveel eerder indien alle partijen daartoe bereid zijn, is er weer ruimte voor een nieuwe afweging ten aanzien van de bijdrage aan de stichting.

8. Stichting Primair

Rechtspersoon Naam Stichting Primair, organisatie voor openbaar primair onderwijs in de regio Gooi-Zuid en Vechtstreek

Juridische basis

  • 1.

    De Stichting Primair is de privaatrechtelijke rechtspersoon opgericht door de gemeenten Bussum, , Muiden, Naarden, Weesp, ´s-Graveland, Loosdrecht, en Nederhorst den Berg in 1999. De rechtsopvolger van deze laatste drie gemeenten is de gemeente Wijdemeren. De gemeente Loenen is in 2003 tot de stichting toegetreden.

  • 2.

    De gemeenschappelijke regeling primair onderwijs Gooi Zuid en Vechtstreek uit 2000 is gebaseerd op de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en op de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het gemeenschappelijk orgaan primair onderwijs Gooi Zuid en Vechtstreek dat is ingesteld op basis van deze regeling bezit geen rechtspersoonlijkheid.

Openbaar belang Reden van participatie De Stichting Primair heeft tot doel het geven van openbaar onderwijs aan de scholen die onder haar gezag vallen, met inachtneming van artikel 46 van de WPO. Dit artikel regelt het karakter van het openbaar onderwijs. Om het doel te verwezenlijken kan de stichting gebruik maken van alle middelen die daaraan dienstbaar zijn. Het gemeenschappelijk orgaan coördineert en oefent bevoegdheden uit als bedoeld in artikel 48 WPO en in de statuten van de Stichting Primair.

Taakuitoefening in relatie met doelstellingen/programma´s begroting Naarden 2006 De taakuitoefening van de stichting Primair draagt bij aan de realisatie van onderdelen van programma 6 Onderwijs. Met name draagt dit bij aan het voorzien in voldoende en adequate huisvesting en leermiddelen alsmede het realiseren van optimale onderwijsmogelijkheden.

Overzicht activiteiten en prestaties Zie hiervoor hetgeen is opgemerkt onder het kopje “Taakuitoefening in relatie met doelstellingen/programma´s begroting Naarden 2006”. Ter aanvulling wordt het volgende opgemerkt. Onverwachte tegenvallers en ontwikkelingen bij de stichting Primair maken de bemoeienis van onze gemeente met het openbaar onderwijs op dit moment groter dan destijds bij de oprichting verwacht. Terzake wordt de raad afzonderlijk geadviseerd. De begroting,de rekening en het jaarverslag van de Stichting Primair geven jaarlijks inzicht in de activiteiten en prestaties.

Financieel belang Bijdrage gemeente Naarden Gemeente Naarden heeft in 1999 een bijdrage verleend van € 72.028 als startsubsidie. In 2000 was de bijdrage € 7.469 voor incidentele en/of aanloopkosten en € 46.841 voor voorzieningen en reserves. Het afgelopen jaar heeft de gemeente Naarden een renteloze lening verstrekt van € 132.913.

Het eigen en vreemd vermogen Eigen vermogen: 1-1-2004 € - 301.360 31-12-2004 € - 213. 053. Vreemd vermogen: 1-1-2004 € 1.373.880 31-12-2004 € 1.822.516.

Solvabiliteit Solvabiliteit per 1-1-2004 E.V./V.V. € -301.360/ € 1.373.880 = -0,22 en per 31-12-2004 E.V./V.V. € -213.053/ € 1.822.516 = -0,12.

Het financieel resultaat Het bestuur heeft maatregelen genomen met betrekking tot een stringente kostenbeheersing, met als doelstelling het negatieve eigen vermogen in de periode 2005-2008 terug te hebben gebracht tot een positief eigen vermogen.

Risico´s Het gemeenschappelijk orgaan heeft een onderzoek ingesteld naar de financiële situatie van de Stichting Primair. Uit het onderzoek blijkt dat de Stichting in de afgelopen jaren te veel uitgaven heeft gedaan en aanzienlijk heeft ingeteerd op reserves en voorzieningen. De gezamenlijke gemeenten hebben de tekorten aan moeten vullen en het buffervermogen van de stichting op peil moeten brengen. De raad wordt over de voortgang van de samenwerking op het terrein van het primair onderwijs afzonderlijk nader geadviseerd. Aan de stichting is door Naarden een renteloze lening verstrekt groot € 132.913 voor de doorstart. Afbetaling zal geschieden vanaf 2009. De financiële ontwikkelingen van de stichting zullen worden gevolg door de deelnemende gemeenten. Naar verwachting zal voor het jaar 2006 nog geen financieel risico worden gelopen. De stichting heeft wel de optie om nog € 239.000 renteloos bij de gemeente Naarden bij te lenen, indien het bestuur aan het WGR-orgaan kan aantonen dat een aanvullende lening in verband met onvoorzien uitzonderlijke omstandigheden noodzakelijk is.

Zeggenschap Positie vertegenwoordigers in samenwerkingsverband

  • 1.

    Het gemeenschappelijk orgaanHet bestuur van het gemeenschappelijk orgaan bestaat uit zes leden en hun plaatsvervangers aangewezen door de deelnemende raden uit hun midden. Het bestuur kiest uit zijn midden voor een periode van vier jaar een voorzitter, een vice-voorzitter en een secretaris.

  • 2.

    De Stichting Primair Het algemeen bestuur van de stichting bestaat uit minimaal vijf en maximaal negen leden (in ieder geval oneven). De raden benoemen tenminste een derde, doch geen meerderheid , op voordracht van de oudergeleding van de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad. De overige leden worden door de raden benoemd op voordracht van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten, het bestuur en de personeelsgeleding en/of de leerlingengeleding van de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad. Personen die lid zijn van het bestuur van de gemeente, dan wel in dienst zijn van de gemeente, kunnen geen lid zijn van het bestuur. Het bestuur kent geen plaatsvervangers. Het algemeen bestuur kan een dagelijks bestuur instellen.

Bevoegdheden bij totstandkoming begroting

  • 1.

    Het gemeenschappelijk orgaanHet bestuur maakt jaarlijks voor 15 maart een ontwerpbegroting voor het eerstvolgende boekjaar. De ramingen gaan vergezeld van een verslag van de werkzaamheden van het gemeenschappelijk orgaan over het afgelopen jaar. De ontwerp begroting wordt jaarlijks voor 1 april aan de raden toegezonden. In voorkomend geval maken deze hun bezwaren kenbaar aan het bestuur voor 15 mei. De ontwerp begroting berust op het uitgangspunt dat de kosten van het gemeenschappelijk orgaan geheel worden bestreden uit de bijdragen van de gemeenten (naar rato van het aantal leerlingen).

  • 2.

    De Stichting Primair Het algemeen bestuur van de stichting biedt jaarlijks voor 1april een ontwerp van de begroting met toelichting voor het komende jaar van de baten en lasten van de activiteiten ter goedkeuring aan de raden aan. Nadat goedkeuring door de raden is verkregen, stelt het bestuur de begroting vast.

Bevoegdheden bij totstandkoming jaarrekening

  • 1.

    Het gemeenschappelijk orgaanHet bestuur biedt jaarlijks de rekening van het afgelopen boekjaar aan de raden aan. In voorkomend geval maken de raden hun bezwaren kenbaar bij het bestuur. Het bestuur beslist op de bezwaren en stelt de jaarrekening vast en zendt deze onverwijld naar gedeputeerde staten. Het jaarverslag wordt tegelijk met de ontwerp begroting uitgebracht.

  • 2.

    De Stichting Primair Het algemeen bestuur van de stichting biedt jaarlijks voor 1 april een ontwerp van de jaarrekening over het afgelopen jaar van de stichting ter goedkeuring aan de raden aan. Nadat goedkeuring door de raden is verkregen, stelt het bestuur de jaarrekening vast.

Mogelijkheden tot het vragen van nadere rapportages en het nemen van maatregelen

  • 1.

    Het gemeenschappelijk orgaanHet bestuur geeft de raden alle informatie die één of meer leden van die raden schriftelijk verlangen. Het lid van het bestuur verschaft de raad die hem als lid heeft aangewezen, alle informatie die een of meer leden van die raad verlangen. Het lid van het bestuur is aan de raad die hem heeft aangewezen verantwoording verschuldigd over het door hem in het bestuur gevoerde beleid. De raad kan het door hem aangewezen lid van het bestuur uit zijn functie ontheffen, indien dit lid niet langer het vertrouwen van de raad heeft.

  • 2.

    De Stichting Primair In de statuten van de stichting is het volgende vastgelegd. De raden kunnen een bestuurslid van de stichting dat naar hun oordeel in ernstige mate door handelen of nalaten afbreuk doen aan het functioneren van het bestuur, voor maximaal vier maanden schorsen of ontslaan. Het bestuur van de stichting brengt jaarlijks aan de raden verslag uit omtrent zijn werkzaamheden. Het bestuur van de stichting behoeft voor iedere wijziging van de statuten, dan wel ontbinding de goedkeuring van de raden.

Uittreding/Opheffing

  • 1.

    Het gemeenschappelijk orgaanEen gemeente treedt uit de regeling op het moment dat de stichting niet langer meer één of meer scholen op het grondgebied van de gemeente instandhoudt. Het bestuur regelt, ondergoedkeuring van gedeputeerde staten, de financiële gevolgen alsmede de overige gevolgen van de uittreding. Een besluit tot uittreding wordt door het bestuur ter goedkeuring aan gedeputeerde staten gezonden. De regeling kan worden opgeheven indien de stichting ophoudt te bestaan. De regeling kan worden opgeheven indien alle raden daarmee instemmen. Indien de regeling wordt opgeheven, besluit het bestuur tot liquidatie van het gemeenschappelijk orgaan en stelt hiervoor de benodigde regels. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken. Het liquidatieplan wordt door het bestuur, de raden gehoord, vastgesteld en behoeft goedkeuring van gedeputeerde staten.

  • 2.

    De Stichting Primair In artikel 48, lid 11, van de WPO is vastgelegd dat de raden in geval van ernstige taakverwaarlozing door het bestuur of functioneren in strijd met de wet bevoegd zijn zelf te voorzien in het bestuur van de scholen en zonodig de stichting te ontbinden. In de statuten van de stichting is het volgende vastgelegd. De raden kunnen te allen tijde het bestuur van de stichting opdragen de stichting te ontbinden, maar niet gedurende de eerste vijf jaar na de datum van oprichting, tenzij er sprake is van ernstige taakverwaarlozing door het bestuur of functioneren in strijd met de wet. De raden zullen, alvorens te besluiten, overleg voeren met het bestuur. De raden kunnen te allen tijde, maar niet gedurende de eerste vijf jaar na de datum van oprichting of toetreding, de scho(o)l(en) waarvan zij de instandhouding aan de stichting hebben overgedragen, opnieuw zelf instandhouden of overdragen aan een andere rechtspersoon die over de instandhouding van een openbare school bevoegd is. Bij ontbinding van de stichting is het bestuur met de vereffening belast, tenzij de raden anders besluiten. De vereffenaars leggen rekening en verantwoording af aan de raden. De vereffenaars besteden hetgeen na voldoening der schuldeisers van het vermogen van de stichting is overgebleven zoveel mogelijk overeenkomstig het doel van de stichting.