Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Naarden

Monumentenverordening Gemeente Naarden 2003

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Naarden
Officiële naam regelingMonumentenverordening Gemeente Naarden 2003
CiteertitelMonumentenverordening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Monumentenwet 1988, art. 12 en 15

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-08-200301-10-2010Nieuwe regeling

27-05-2003

Gemeenteblad jaargang 10, nummer 11, 3 juli 2003

geen.

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Naarden;

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    monumenten: 1. Alle zaken die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde; 2. Terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder 1

  • b.

    archeologische monumenten: 1. Onroerende zaken en terreinen waarvan het algemeen belang voor de gemeente Naarden vaststaat wegens hun betekenis voor de wetenschap of wegens hun cultuurhistorische waarde op grond van historische gegevens of archeologisch onderzoek 2. Monumenten, bedoeld in onderdeel a onder 2;

  • c.

    archeologische belangrijke plaatsen en zones: Onroerende zaken en terreinen waarvan het algemeen belang voor de gemeente Naarden wegens hun betekenis voor de archeologische wetenschap vast staat of vermoed wordt op grond van historische gegevens en of door archeologische vondsten.

  • d.

    kerkelijke monumenten: Onroerende beschermde monumenten, welke eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en welke uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van een eredienst.

  • e.

    beschermde rijksmonumenten: Onroerende monumenten, die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers.

  • f.

    beschermde gemeentelijke monumenten: Onroerende monumenten, die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst.

  • g.

    gemeentelijke monumentenlijst: De lijst waarop zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening beschermde monumenten.

  • h.

    gemeentelijke groenmonumenten: Monumenten, bedoeld in onderdeel a

  • i.

    monumentencommissie: De door de raad ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988 en deze verordening.

  • j.

    stads- en dorpsgezicht: Groep van onroerende zaken die van algemeen belang is vanwege haar schoonheid, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang danwel haar wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde.

Artikel 2 Gebruik monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2 Beschermde gemeentelijke monumenten

Paragraaf 1 De aanwijzing

Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, onroerende monumenten als beschermd gemeentelijk monument plaatsen op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. Burgemeester en wethouders besluiten over plaatsing van onroerende monumenten op de gemeentelijke monumentenlijst, nadat de Monumentencommissie en de eigenaar zijn gehoord. In spoedeisende gevallen kunnen zij hiervan af wijken.

  • 3. Burgemeester en wethouders nemen met betrekking tot kerkelijke monumenten geen beslissing tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst dan na overleg met de eigenaar, voorzover het betreft een beslissing waarbij wezenlijke belangen van het belijden van de godsdienst of de levensovertuiging in dat monument in het geding zijn.

  • 4. De Monumentencommissie adviseert binnen acht weken na de datum van ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

  • 5. Burgemeester en wethouders maken binnen zestien weken na de adviesaanvraag aan de commissie, het besluit bekend aan degenen die als eigenaar en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen de in het vijfde lid genoemde termijn met ten hoogste tien weken verlengen, mits zij de eigenaar en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, de verzoeker daarvan binnen de in het vijfde lid genoemde termijn van zestien weken schriftelijk in kennis stellen.

  • 7. Bij overschrijding van de in de vijfde en zesde genoemde leden worden burgemeester en wethouders geacht niet tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst te hebben besloten. Burgemeester en wethouders stellen de eigenaar hiervan zo spoedig mogelijk na het einde van de termijn in kennis.

  • 8. Burgemeester en wethouders registreren het beschermde gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 9. Burgemeester en wethouders maken de plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst algemeen bekend in de plaatselijke courant.

  • 10 De gemeentelijke monumentenlijst geeft de plaatselijke aanduiding aan, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling, een beschrijving en een waardering van het monument.

  • 11. Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 of die zijn geplaatst op een lijst van monumenten, op grond van een monumentenverordening van de provincie Noord-Holland, worden door burgemeester en wethouders niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

  • 12. De gemeentelijke monumentenlijst ligt ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage.

Artikel 4 Wijziging van de aanwijzing
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op verzoek van de belanghebbenden in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen.

  • 2. Artikel 3, leden 2, 3, 4 en 5, is van overeenkomstige toepassing op deze wijziging.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3 achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 5 Intrekking van de aanwijzing
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing intrekken.

  • 2. Artikel 3, leden 2, 3, 4 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing op de intrekking van een aanwijzing.

  • 3. Monumenten, die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 dan wel in het monumentenregister van een monumentenverordening van de provincie Noord-Holland worden geacht niet meer op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst te zijn.

  • 4. De datum van de intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 6 Verbodsbepaling
  • 1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      Een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      Een beschermd gemeentelijk monument te herstellen of te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 7 Aanvraag om vergunning
  • 1. Een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 6, lid 2 moet schriftelijk worden ingediend bij burgemeester en wethouders. De aanvrager moet hiertoe gebruik maken van het door of namens burgemeester en wethouders vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2. Burgemeester en wethouders vragen advies aan de Monumentencommissie voordat zij beslissen op de aanvraag.

  • 3. De Monumentencommissie brengt binnen zes weken na adviesaanvraag advies uit aan burgemeester en wethouders.

  • 4. De Monumentencommissie brengt binnen vier weken na adviesaanvraag advies uit aan burgemeester en wethouders indien de aanvraag betrekking heeft op een lichte bouwvergunning.

  • 5. Burgemeester en wethouders beslissen binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 6. Burgemeester en wethouders beslissen binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag indien de aanvraag betrekking heeft op een lichte bouwvergunning.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen de in het vierde lid genoemde termijn met ten hoogste tien weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan binnen de in het vierde lid genoemde termijn schriftelijk in kennis stellen.

  • 8. Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het vierde of vijfde lid voldoen, dan wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

  • 9. In afwijking van leden 4, 5 en 6 kunnen burgemeester en wethouders de aanvraag om monumentenwetvergunning aanhouden, indien voor het wijzigen van het gemeentelijk monument tevens een vergunning is vereist ingevolge artikel 40 van de Woningwet. Van de aanhouding stellen zij de aanvrager schriftelijk in kennis binnen de in het vierde lid gestelde termijn.

  • 10. Een vergunning blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend dan wel van rechtswege is verleend of indien binnen die termijn een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend tot het moment dat op dat verzoek is beslist.

Artikel 8

Burgemeester en wethouders geven met betrekking tot een beschermd kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 6, lid 2, dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 9
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 2. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 10 Intrekken van de vergunning
  • 1. De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften, bedoeld in artikel 6 niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d.

      niet binnen twee jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

  • 2. Het besluit tot intrekking wordt ook bekend gemaakt aan de Monumentencommissie.

Hoofdstuk 3 Beschermde rijksmonumenten

Vergunning voor een beschermd rijksmonument

Artikel 11 Gegevens betreffende de aanvraag

Voor het verkrijgen van de op grond van artikel 11, tweede lid van de Monumentenwet 1988 vereiste vergunning moet een aanvraag worden ingediend bij burgemeester en wethouders. De aanvrager moet hiertoe gebruik maken van het door of namens burgemeester en wethouders vastgestelde aanvraagformulier. De gegevens als gevraagd op dit aanvraagformulier moeten bij het indienen van de aanvraag verstrekt worden.

Artikel 12 Behandeling van de aanvraag om vergunning

  • 1. De aanvraag dient in vijfvoud te worden ingediend.

  • 2. Burgemeester en wethouders brengen de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument en de ontvangen zienswijzen over de aanvraag na afloop van de termijn van twee weken, genoemd in artikel 12, tweede lid van de Monumentenwet ter kennis van de Monumentencommissie.

  • 3. Binnen twaalf weken brengt de Monumentencommissie haar advies uit aan burgemeester en wethouders.

  • 4. Bij overschrijding van de in lid 3 genoemde termijn wordt de Monumentencommissie geacht geen bezwaar te hebben tegen de toewijzing van de aanvraag.

  • 5. De artikelen 11 tot en met 21 van de Monumentenwet 1988 zijn hier van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 Het archeologisch bodemarchief

Artikel 13 Gemeentelijke archeologische monumenten

  • 1. Archeologische monumenten kunnen door burgemeester en wethouders op de gemeentelijke lijst geplaatst worden. Burgemeester en wethouders kunnen daarin al dan niet op verzoek van belanghebbenden, wijzigingen aanbrengen.

  • 2. Archeologische monumenten, welke zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers, worden door burgemeester en wethouders niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

  • 3. Archeologische monumenten, die voorkomen op de gemeentelijke monumentenlijst en worden ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers, worden geacht niet meer op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst te zijn.

  • 4. Het bepaalde in artikel 3, 4e, 5e, 6e, 7e, 8e en 10e lid van deze Monumentenverordening is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 Besluit omtrent plaatsing en kennisgeving

  • 1. Burgemeester en wethouders besluiten over plaatsing van archeologische monumenten op de gemeentelijke monumentenlijst nadat de Monumentencommissie, de eigenaar en andere zakelijk gerechtigden hun zienswijzen naar voren hebben gebracht. In spoedeisende gevallen kunnen zij daarvan afwijken.

  • 2. De Monumentencommissie adviseert binnen acht weken na datum van ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

  • 3. Burgemeester en wethouders maken binnen 16 weken, nadat de Monumentencommissie advies heeft uitgebracht, hun besluit omtrent plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst bekend aan de eigenaren en andere zakelijk gerechtigden en indien om plaatsing is verzocht, aan de verzoeker. Zij zenden aan de Monumentencommissie afschrift van deze kennisgeving.

Artikel 15 Besluit omtrent afvoering en kennisgeving

  • 1. Burgemeester en wethouders besluiten niet over het afvoeren van een archeologisch monument van de gemeentelijke monumentenlijst dan na de Monumentencommissie gehoord te hebben, tenzij afvoering plaatsvindt ingevolge het bepaalde in artikel 5 van deze monumentenverordening, dan wel tenzij de afvoering noodzakelijk is als uitvloeisel van een geldend bestemmingsplan of van een beslissing van gedeputeerde staten om gehele of gedeeltelijk goedkeuring aan een bestemmingsplan te onthouden.

  • 2. De datum van afvoering wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Hoofdstuk 5 Schadevergoeding

Artikel 16

  • 1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van burgemeester en wethouders een wijziging aan te brengen in de gemeentelijke monumentenlijst;

    • b.

      de weigering van burgemeester en wethouders een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen; voorschriften door burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument;

    schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kan de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toekennen.

Hoofdstuk 6 Strafbepalingen

Artikel 17

Hij, die handelt in strijd met artikel 6 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Hoofdstuk 7 Slot - en overgangsbepalingen

Artikel 18

De opsporing van het in artikel 17 strafbaar gestelde feit, is naast de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 19

  • 1. Deze verordening treedt zes weken na bekendmaking in werking.

  • 2. 2.Op dat moment wordt ingetrokken de 'Monumentenverordening 1994', vastgesteld bij raadsbesluit van 31 maart 1994.

  • 3. De monumentenlijst, vastgesteld op grond van de ingevolge het vorige lid vervallen verordening, wordt geacht ingevolge deze verordening te zijn vastgesteld.

  • 4. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, lid 2 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 20

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Monumentenverordening gemeente Naarden 2003'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering

der gemeente Naarden, gehouden op 27 mei 2003.

 

de voorzitter,

 

de griffier,

 

 

23 mei 2003, nr. :

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 12 en 15 van de Monumentenwet 1988,

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende 'Monumentenverordening';