Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Naarden

Gedragscode voor de bestuurders van de gemeente Naarden 2003

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Naarden
Officiële naam regelingGedragscode voor de bestuurders van de gemeente Naarden 2003
CiteertitelGedragscode bestuurlijke integriteit 2003
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 15, lid 3, 14c, lid 2 en 69

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-02-2003Nieuwe regeling

30-01-2003

Gemeenteblad, jrg 10, nr 5, 20 februari 2003

geen.

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Naarden;

Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 december 2002;

Gelet op de artikelen 15 lid 3, 41c lid 2 en 69 lid 2 van de Gemeentewet;

Overwegende dat de raad het in het belang acht om in het kader van een integer bestuur een gedragscode voor bestuurders vast te stellen;

b e s l u i t :

 

Vast te stellen de volgende kernbegrippen van bestuurlijke integriteit en de gedragscode voor bestuurders van de gemeente Naarden:

Deel I Kernbegrippen van bestuurlijke integriteit

De leden van de raad, de leden van de raadscommissies, de leden van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer.

Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan college en raad maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen.

Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief:

Dienstbaarheid Het handelen van een bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

Functionaliteit Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij of zij vervult in het bestuur.

Onafhankelijkheid Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

Openheid Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij.

Betrouwbaarheid Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

Zorgvuldigheid Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.

Deel II Gedragscode bestuurlijke integriteit

Artikel 1 Algemene bepalingen
  • 1.1. Onder het college wordt verstaan: het college van burgemeester en wethouders.

  • 1.2. Onder de (leden van de) raad wordt verstaan: de (leden van de) gemeenteraad.

  • 1.3. Onder bestuurder(s) wordt verstaan de leden van de gemeenteraad, de leden van de raadscommissies, de leden van de raadscommissies, niet raadsleden zijnde, de leden van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester.

  • 1.4. In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college dan wel de raad.

  • 1.5. De code is openbaar en door derden te raadplegen en zal worden opgenomen in het Gemeenteblad.

  • 1.6. De leden van de raad, de leden van de raadscommissies, niet raadsleden zijnde en de leden van het college ontvangen een exemplaar van de code.

Artikel 2 Belangenverstrengeling
  • 2.1. Een bestuurder doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente voornemens is zakelijke betrekkingen aan te gaan en waar deze bestuurder bij de besluitvorming terzake is betrokken. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 2.2. Bij privaat - publieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling ter behoud van eerlijke concurrentieverhoudingen.

  • 2.3. Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente.

  • 2.4. Het college is bevoegd af te wijken van het gestelde onder 2.3 mits vooraf van de raad de verklaring is ontvangen dat hij hiertegen geen bezwaar heeft.

  • 2.5. Een bestuurder die familie - of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

  • 2.6. Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

Artikel 3 Nevenfuncties
  • 3.1. Een bestuurder onthoudt zich van deelname aan het betreffende besluitvormingsproces inclusief stemming, indien de bestuurder een nevenfunctie vervult waarbij in het betreffende geval strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente.

  • 3.2. Een bestuurder maakt melding van al zijn nevenfuncties aan de raad. Hierbij wordt tevens aangegeven of de functie wel of niet bezoldigd is. Deze gegevens worden openbaar gemaakt.

  • 3.4. De kosten die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt (q.q. nevenfunctie), worden in eerste instantie vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend. Bij het ontbreken van een dergelijke vergoeding, kan bij de gemeente een declaratie worden ingediend.

Artikel 4 Informatie
  • 4.1. Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie.

  • 4.2. Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 en artikel 11 van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 4.3. Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of ten bate van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van de in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

Artikel 5 Aannemen van geschenken en giften
  • 5.1. Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld bij het college en geregistreerd. Ze zijn eigendom van de gemeente. Er wordt een passende bestemming voor gezocht.

  • 5.2. Het college kan na ontvangst binnen twee maanden besluiten een geschenk of gift niet te aanvaarden. Van deze mogelijkheid wordt melding gemaakt bij ontvangst.

  • 5.3. Indien een bestuurder een geschenk of een gift ontvangt die een waarde van minder dan 25 euro vertegenwoordigt, kan deze in afwijking van het bovenstaande worden behouden en behoeft ze niet te worden gemeld en geregistreerd. Geld of andersoortige waardepapieren worden in afwijking van het voorgaande nooit aangenomen.

  • 5.4. Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, wordt dit gemeld in het college. Artikel 5.1 en 5.2 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5.5. Het aannemen van diners en het laten (mee) betalen (aan) van een excursie en dergelijke wordt als gift in aanmerking genomen. Het aannemen van een dergelijke gift is alleen toegestaan indien dit in het belang van de gemeente is. De deelname aan excursies en werkbezoeken dient vooraf aan het college te worden gemeld. Het deelnemen aan een diner dient, indien vooraf melden niet mogelijk is, achteraf aan het college te worden gemeld. Artikel 5.3 is niet van toepassing.

Artikel 6 Bestuurlijke uitgaven
  • 6.1. Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

  • 6.2. Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd. - Met de uitgave is het belang van de gemeente gediend en - De uitgave vloeit voort uit de functie.

Artikel 7 Declaraties
  • 7.1. De bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 7.2. Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde administratieve procedure.

  • 7.3. Een declaratie wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

  • 7.4. Gemaakte kosten worden binnen maximaal drie maanden na het maken van de kosten gedeclareerd. Eventuele voorschotten worden voor zover mogelijk binnen een maand afgerekend.

  • 7.5. De gemeentesecretaris respectievelijk de griffier is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties. Declaraties van bestuurders worden administratief afgehandeld door een daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 7.6. In geval van twijfel omtrent een declaratie, wordt deze voorgelegd aan de burgemeester. Zonodig wordt de declaratie ter besluitvorming aan het college voorgelegd.

Artikel 8 Gebruik van gemeentelijke voorzieningen
  • 8.1. Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden is niet toegestaan, tenzij het college toestemming heeft verleend.

  • 8.2. Bestuurders kunnen op basis vanvan een daartoe door het college vastgestelde regeling middels een overeenkomst voor zakelijk gebruik een computer in bruikleen ter beschikking krijgen.

Artikel 9 Reizen buitenland
  • 9.1. Een lid van het college dat het voornemen heeft een buitenlandse dienstreis te maken, heeft toestemming nodig van het college. De betreffende raadscommissie wordt van het besluit op de hoogte gesteld. Een lid van de raad en een lid van een raadscommissie, niet zijnde raadslid, dat het voornemen heeft een buitenlandse dienstreis te maken, heeft toestemming nodig van de raad.

  • 9.2. Een bestuurder die het voornemen van een reis meldt, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

  • 9.3. Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in het college en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

  • 9.4. Van de reis wordt een verslag opgemaakt. Buitenlandse reizen worden vermeld in een jaarverslag.

  • 9.5. Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een bestuurder is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het college betrokken.

  • 9.6. Het anderszins meereizen van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming van het college betrokken.

  • 9.7. Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming van het college. De extra reis - en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder.

  • 9.8. De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voor zover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

Artikel 10 Hardheidsclausule
  • 10.1 Het college kan afwijken van de bepalingen van deze gedragscode, indien toepassing gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de gedragscode te dienen doeleinden.

Artikel 11 Citeertitel
  • 11.1 Deze gedragscode kan worden aangehaald als Gedragscode bestuurlijke integriteit Naarden.

Artikel 12 Inwerkingtreding
  • 12.1. Deze gedragscode treedt in werking met ingang van de dag na vaststelling door de gemeenteraad.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Naarden, gehouden op 30 januari 2003.

de voorzitter,

de secretaris,