Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bolsward

beleidsregels terugvordering wet werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bolsward
Officiële naam regelingbeleidsregels terugvordering wet werk en bijstand
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpGeen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Vaststellingsdatum bij benadering

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-200601-01-2011Nieuwe regeling

26-09-2006

Onbekend

Geen

Tekst van de regeling

Algemeen

Artikel 1 Definitie

Bestuursorgaan: Het dagelijks bestuur van de ISDzwf

Artikel 2 Gebruikmaking van de wettelijke bevoegdheid

Het bestuursorgaan maakt gebruik van de bevoegdheid tot:

  • a.

    het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit ingevolge artikel 54 lid 3 van de Wet werk en bijstand (WWB);

  • b.

    het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand zoals neergelegd in artikel 58 tot en met 60 van de WWB.

Artikel 3 Afzien van het nemen van een herzienings-, intrekkings- of terugvorderingbesluit

Het bestuursorgaan ziet af van het nemen van een herzienings-, intrekkings- of terugvorderingsbesluit indien hiertoe een dringende reden aanwezig is.

Kwijtschelding

Artikel 4 Afzien van verdere terugvordering

Het bestuursorgaan ziet af van verdere terugvordering als

  • a.

    de (restant)vordering niet hoger is dan € 115,00; en

  • b.

    de vordering niet het gevolg is van schending van de inlichtingenplicht; en

  • c.

    er is vastgesteld dat er ondanks betalingsverzoeken niet is betaald; en

  • d.

    vereenvoudigd derdenbeslag niet mogelijk is; en

  • e.

    er geen andere vorderingen zijn.

Artikel 5 Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Het bestuursorgaan besluit tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand indien:

  • a.

    redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden; en

  • b.

    redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in regel 6 bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen; en

  • c.

    de vordering van de ISDzwf wegens teruggevorderde bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

Artikel 6 Afzien van kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Van kwijtschelding als bedoeld in regel nummer 5 wordt afgezien indien de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen, behoudens voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden.

Artikel 7 Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van terugvordering wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering als bedoeld in regel 5 treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.

Artikel 8 Intrekking kwijtscheldingsbesluit schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering als bedoeld in regel 5 wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

  • a.

    niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen;

  • b.

    de belanghebbende zijn schuld aan de ISDzwf niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

  • c.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 9 Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting

Het bestuursorgaan kan van terugvordering of van verdere terugvordering afzien, indien de belanghebbende:

  • a.

    gedurende vijf jaar vrijwillig en volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan; en

  • b.

    niet eerder gebruik heeft gemaakt van kwijtschelding als bedoeld in deze beleidsregel; en

  • c.

    er geen sprake is van recidive, of

  • d.

    gedurende vijf jaar vrijwillig niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald èn voldoet aan het in beleidsregel 9 bij b. en c. gestelde; of

  • e.

    gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

  • f.

    een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

Artikel 10 Verkorting van de periode van voldoen aan betalingsverplichting

De in regel nummer 9 genoemde termijn is drie jaar indien de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid WWB.

Artikel 11 Afzien van kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting

Kwijtschelding als bedoeld in regel nummer 9 vindt niet plaats ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voorzover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.

Artikel 12 Ambtshalve toepassing

Beleidsregels 4 tot en met 11 worden ambtshalve toegepast.

Invordering van teruggevorderde bijstand

Artikel 13 Verplichtingen met betrekking tot de invordering

Het aflossingsbedrag zoals medegedeeld in het terug- of invorderingsbesluit geldt als een opgelegde betalingsverplichting.

Artikel 14 Dwanginvordering

Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan wordt het terugvorderingsbesluit tenuitvoergelegd door middel van:

  • a.

    verrekening met de maandelijks verleende bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand, op grond van artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek, of bij het ontbreken van deze mogelijkheid;

  • b.

    een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, of;

  • c.

    beslag in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering.

Overige bepalingen

Artikel 15 Op de invordering betrekking hebbende kosten

Indien moet worden overgegaan tot dwanginvordering als bedoeld in regel 14 sub c dan wordt de vordering verhoogd met de op de invordering betrekking hebbende kosten.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften treden in werking met ingang van 1 oktober 2006.

Toelichting

TOELICHTING BELEIDSREGELS TERUGVORDERING WET WERK EN BIJSTAND

2. Algemeen

In de Wet werk en bijstand, welke per 1 januari 2004 in werking is getreden, is het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand een algehele bevoegdheid geworden van het bestuursorgaan. Dit houdt in dat het wettelijk kader op zichzelf geen sluitende basis meer vormt voor de gemeentelijke terugvorderingspraktijk. Met onderhavige Beleidsregels Terugvordering Wet werk en bijstand wordt een nieuwe “wettelijke” basis gecreëerd om het bestaande terugvorderingsbeleid te kunnen continueren. Het bestuursorgaan maakt gebruik van de hierboven bedoelde bevoegdheid in de gevallen en op grond van de bepalingen in deze beleidsregels.

3. Afzien van het herzienings-, intrekkings- of terugvorderingsbesluit

Er kunnen in de individuele situatie dringende redenen zijn op grond waarvan van een herzienings-, intrekkings- of terugvorderingsbesluit kan worden afgezien. Indien een dergelijk besluit te ernstige gevolgen voor de belanghebbende(n) zou kunnen hebben, dient dit te worden overwogen. De vraag wat dringende redenen zijn, kan niet in zijn algemeenheid worden beantwoord. Nadrukkelijk geldt, dat steeds van geval tot geval aan de hand van alle omstandigheden de situatie van de belanghebbende(n) moet worden beoordeeld. Van een algemene of categorale mogelijkheid om af te zien is geen sprake. Overigens kunnen zowel financiële als niet-financiële omstandigheden worden meegewogen, waarbij wordt opgemerkt, dat de financiële omstandigheden nooit doorslaggevend kunnen zijn, omdat formeel bescherming van de zogenaamde beslagvrije voet bestaat.

4. Afzien van verdere terugvordering

Deze vorm van kwijtschelding wordt ingegeven door doelmatigheidsoverwegingen. Er wordt wel een terugvorderingsbesluit genomen en de debiteur wordt in ieder geval tweemaal aangeschreven. Als er vervolgens geen vereenvoudigd derdenbeslag mogelijk is en er zijn geen andere vorderingen, dan wordt de vordering afgeboekt. Dit geldt alleen voor niet-fraudevorderingen. Voor fraudevorderingen kan kwijtschelding plaatsvinden onder de voorwaarden van beleidsregel 9.

5. tot en met 8. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Wanneer een bijstandsvordering door middel van een terugvorderingsbesluit is vastgelegd dan kan er in een later stadium reden zijn om de vordering (gedeeltelijk) kwijt te schelden. In beleidsregel 5 is artikel 78a Abw nagenoeg letterlijk overgenomen. Dit is noodzakelijk om het gemeentelijke kwijtscheldingsbeleid met ingang van 1 januari 2004 te continueren. Een dergelijke bepaling komt in de WWB niet meer voor.

Het gestelde onder artikel 78a lid 2 sub a Abw is niet overgenomen. Hierdoor dient er ook akkoord te worden gedaan met een voorstel tot schuldsanering indien de vordering het gevolg is van verwijtbaar gedrag van belanghebbende. Hier is voor gekozen om de volgende reden. Indien niet akkoord wordt gegaan met een voorstel tot schuldsanering van een verwijtbare vordering, zal de belanghebbende een beroep moeten doen op de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Nadat de WSNP is afgerond wordt tot uitbetaling van de schuldenaren overgegaan. Dit is alleen mogelijk wanneer er iets uit te betalen valt. Ervaring heeft geleerd dat de kans hierop bijna nihil is. Het bedrag dat geïncasseerd kan worden bij de minnelijke schuldregeling is in de praktijk bijna altijd hoger dan het bedrag dat tot uitbetaling komt na beëindiging van de WSNP.

9. tot en met 11. Kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting

Op grond van artikel 78c Abw kon een restant van de nog openstaande vordering worden kwijtgescholden indien de belanghebbende gedurende een periode van 5 jaar aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. De bepalingen van artikel 78c Abw zijn in deze beleidsregels ongewijzigd overgenomen en aangevuld aangezien in de WWB een dergelijke bepaling niet meer voorkomt. Overigens wordt met de onder 9. sub f. genoemde mogelijkheid tot afkoop van 50% van de restsom tegen finale kwijting van het restant zeer terughoudend omgegaan. Van deze mogelijkheid wordt alleen gebruikt gemaakt in situaties waarin tevoren vrijwel vast staat dat de reguliere wijze van invordering minder oplevert dan datgene dat met afkoop van 50% van het restant kan worden geïncasseerd.

12. Ambtshalve toepassing

De beleidsregels met betrekking tot kwijtschelding worden ambtshalve toegepast. Dit betekent dat debiteuren hiervoor geen verzoek hoeven in te dienen. Er is gekozen voor ambtshalve toepassing omdat niet alle debiteuren op de hoogte zijn van het kwijtscheldingsbeleid. Bij ambtshalve toepassing ontstaat er geen rechtsongelijkheid.

13. Verplichtingen met betrekking tot de invordering

In de beleidsregels wordt meerdere malen gesproken over het aflossingsbedrag als betalingsverplichting. Om er geen misverstand over te laten bestaan dat in dit verband van een verplichting wordt gesproken wordt hier bepaald dat een aflossingsbedrag, of dit nu is overeengekomen ingevolge een minnelijke betalingsregeling, of op basis van het terugvorderings- of invorderingsbesluit eenzijdig wordt medegedeeld, kan worden beschouwd als een betalingsverplichting. Hoe het aflossingsbedrag dient te worden berekend is te vinden in bijlage 1. Nadrukkelijk wordt opgemerkt, dat een aflossing middels dwanginvordering niet wordt beschouwd als het vrijwillig voldoen aan een betalingsverplichting.

14. Dwanginvordering

De bepalingen omtrent verrekening en pseudo-verrekening komen in de WWB niet meer terug. Wel heeft het terugvorderingsbesluit op grond van artikel 60 lid 3 WWB direct een executoriale titel. De gemeente kan overgaan tot dwanginvordering door middel van verrekening (wanneer aan de debiteur tevens bijstand wordt verleend), of door middel van het leggen van vereenvoudigd derdenbeslag. Daarnaast staat ook de “gewone” weg van executoriaal beslag open, daar waar verrekening of vereenvoudigd derdenbeslag niet mogelijk is. Deze omstandigheid kan zich voordoen wanneer er geen inkomstenbron beschikbaar is, of wanneer beslag wordt gelegd op een onroerend goed.

Verrekening met de bijstand wordt gebaseerd op artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek. Voor deze vorm van verrekenen moet aan de navolgende vereisten worden voldaan:

-er moet een wederkerig schuldenaarschap bestaan. Het gaat hier om het over en weer voldoen van een schuld. De door de belanghebbende te ontvangen bijstand, en de ten onrechte verleende bijstand die moet worden terugbetaald, worden beschouwd als de hier bedoelde wederkerige schuld;

-er moet gelijksoortigheid van schuld en prestatie zijn. Hieruit vloeit voort dat bijstand alleen met bijstand kan worden verrekend. Dit betekent dat een ten onrechte verleende bijstand niet met bijvoorbeeld een Wvg-vergoeding kan worden verrekend;

-er moet een bevoegdheid zijn om betaling van de vordering af te dwingen. Verrekening is een vorm van tenuitvoerlegging. Dit kan niet zonder executoriale titel. Het tenuitvoerleggen van deze titel gebeurt pas als debiteur niet aan de (al dan niet minnelijk) vastgestelde betalingsverplichting voldoet;

-bij verrekening is de gemeente gehouden aan de beslagvrije voet

-verrekening kan alleen voor zover de uitkering voor beslag vatbaar is (dus bijvoorbeeld niet met bijzondere bijstand voor specifieke kosten)

Tenuitvoerlegging door middel van beslag kan geschieden conform de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De gemeente heeft, evenals onder de Abw, de mogelijkheid van vereenvoudigd derdenbeslag op loon of uitkering.

De procedure is als volgt:

-de gemeente stuurt met een kennisgeving een afschrift van het terugvorderingsbesluit naar degene van wie debiteur een periodieke uitkering ontvangt

-hierin wordt de beslagvrije voet aangegeven

-de derde-beslagene moet de kennisgeving binnen 8 dagen voor gezien terugzenden aan de gemeente

-door de terugzending is het beslag gelegd. De derde-beslagene wordt hiermee verplicht het voor beslag vatbare bedrag uit te betalen aan de gemeente

-de gemeente moet binnen 7 dagen na retourontvangst van de kennisgeving een afschrift van die kennisgeving aangetekend toezenden aan de debiteur. Als de gemeente dit nalaat kan debiteur de President van de rechtbank vragen het beslag op te heffen.

Naast het vereenvoudigd derdenbeslag wordt ook de mogelijkheid van “gewoon” beslag als bedoeld in het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering nadrukkelijk in de beleidsregels opgenomen. Dit kan zich, naast de hierboven genoemde voorbeelden, ook voordoen als de debiteur een zelfstandige is. Deze vorm van invordering wordt overgedragen aan een (gerechts)deurwaarder.

15. Op de invordering betrekking hebbende kosten

Wanneer de belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt, dan dienen voor de onder 14 sub c. genoemde vorm van dwanginvordering kosten te worden gemaakt. Deze kosten hebben betrekking op de kosten van betekening en dergelijke. Deze kosten worden vastgesteld door de deurwaarder.

16. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels zijn een gevolg van een evaluatie van de met ingang van 1 januari 2004 in werking getreden beleidsregels. Per datum inwerkingtreding van de nieuwe regels zullen de oude worden ingetrokken.