Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Goedereede

Participatieverordening Goedereede 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Goedereede
Officiële naam regelingParticipatieverordening Goedereede 2011
CiteertitelParticipatieverordening Goedereede 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Participatieverordening 2009

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 149, eerste lid, Wet werk en bijstand, artikelen 7, 8 , 9

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-04-201302-01-201310-04-2013vervallen verklaard

21-03-2013

Groot Goeree-Overflakkee,09-04-2013

Z-13-03423
01-10-201101-01-201110-04-2013Nieuwe regeling

08-09-2011

Publicatieblad datum 27september 2011

2011-6
01-12-200901-10-2009Nieuwe regeling

26-11-2009

Publicatieblad datum 1 december 2009

2009-9

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Goedereede;

gelezen het voorstel van het Presidium d.d. 29 augustus 2011­;

overwegende, dat het noodzakelijk is om, in verband met wijziging van de Wet inburgering, de participatieverordening te wijzigen;

gelet op artikel 149 eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7, 8, 10 lid 2, 10a lid 5 en 6 van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers, de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, de artikelen 1 en 3 van de Wet participatiebudget en artikel 35 van de Wet inburgering;

               b e s l u i t :

vast te stellen de volgende: Participatieverordening Goedereede 2011

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen 

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de WWB: de Wet werk en bijstand;

  • b.

    de WI: de Wet inburgering;

  • c.

    de WEB: de Wet educatie en beroepsonderwijs;

  • d.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • e.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • f.

    WIW: Wet inschakeling werkzoekenden zoals die luidde op 31 december 2003;

  • g.

    WIJ: Wet investeren in jongeren;

  • h.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • i.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goedereede;

  • j.

    de raad: de gemeenteraad van Goedereede;

  • k.

    doelgroep: de personen aan wie op grond van artikel 7, eerste lid onder a, artikel 10 derde lid a casu quo art 40, eerste lid van de WWB, artikel 34 IOAW en artikel 34 IOAZ door het college ondersteuning kan worden geboden;

  • l.

    uitkeringsgerechtigde: persoon, jonger dan 65 jaar, die een uitkering ontvangt ingevolge de WWB, IOAW of IOAZ;

  • m.

    niet-uitkeringsgerechtigde: de niet-uitkeringsgerechtigde als bedoeld in artikel 6 Wet werk en bijstand;

  • n.

    re-integratievoorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de WWB;

  • o.

    inburgeringsvoorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 19, tweede lid van de WI;

  • p.

    inburgeringsbehoeftige: de persoon aan wie de Wet inburgering geen inburgeringsplicht oplegt, maar van wie wel kan worden vastgesteld dat hij een inburgeringsachterstand heeft en aan wie op grond van de regeling niet-G31 alsmede deze verordening een inburgeringsvoorziening kan worden aangeboden;

  • q.

    taalkennisvoorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 19, tweede lid van de WI;

  • r.

    startkwalificatie: een diploma als omschreven in artikel 6, eerste lid onder d van de WWB;

  • s.

    ondersteuning: ondersteuning bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de WWB;

  • t.

    Anw’er: persoon die een nabestaanden- of halfwezenuitkering ontvangt op grond van de Algemene nabestaandenwet;

  • u.

    arbeidsinschakeling: arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 6 onder b van de WWB;

  • v.

    algemeen geaccepteerde arbeid; arbeid als bedoeld in artikel 9 eerste lid van de WWB;

  • w.

    voorliggende voorziening: een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 5, onder f van de WWB.

Artikel 2 Kaderstelling en uitvoeringsbeleid

  • 1. De gemeenteraad stelt een kaderstellende visie op participatie vast die betrekking heeft op meerdere jaren. In deze visie worden in ieder geval betrokken de WWB, de WI, de WEB, de WIJ en de Wet participatiebudget;

  • 2. Het college kan ter nadere uitvoering van deze verordening, gegeven de kaderstelling van de gemeenteraad, één of meer uitvoeringsplannen vaststellen, waarin wordt aangegeven hoe invulling wordt gegeven aan de door de gemeenteraad gestelde kaders.

Hoofdstuk 2 RE-INTEGRATIE

Artikel 3 Opdracht college

  • 1. Ingevolge artikel 7 WWB biedt het college ondersteuning aan leden van de doelgroep en zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van voorzieningen. Het college houdt daarbij rekening met de aard en de omvang van de doelgroep en de voorzieningen die het meest geschikt zijn voor de leden van de doelgroep;

  • 2. Het college bevordert een evenwichtige verdeling van voorzieningen tussen de onderscheiden categorieën personen binnen de doelgroep, alsmede een gelijke aandacht voor de verschillende personen daarbinnen;

  • 3. Het college kan bij het bepalen van het aanbod van voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning en voorzieningen 

  • 1. Leden van de doelgroep hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

  • 2. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en de daarop gebaseerde beleidsregels en uitvoeringsplannen.

Artikel 5 Uitbreiding doelgroep

  • 1. Het college legt in beleidsregels en/of een uitvoeringsplan vast in hoeverre de doelgroep als bedoeld in artikel 1 en 3 van de Wet participatiebudget, ondersteuning en voorzieningen kan worden aangeboden.

  • 2. Het bepaalde in deze verordening of de beleidsregels als bedoeld in artikel 8 lid 1 is van overeenkomstige toepassing op de doelgroep als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6 Verplichtingen 

  • 1. Een lid van de doelgroep die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichting die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden;

  • 2. Bij niet nakoming van de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kan het college voor zover leden van de doelgroep een uitkering ingevolge de WWB, de IOAW of de IOAZ ontvangen, deze uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening;

  • 3. De niet-uitkeringsgerechtigde, de Anw’er of het lid van de doelgroep als bedoeld in artikel 5 is gehouden de kosten van de ondersteuning te vergoeden indien de ondersteuning wordt afgebroken ten gevolge van zijn verwijtbaar gedrag.

Artikel 7 Subsidieplafonds en plafonds betreffende voorzieningen 

  • 1. Het college kan een of meer subsidieplafonds- of plafonds betreffende voorzieningen vaststellen;

  • 2. Bij bereiking van de in lid 1 bedoelde plafonds wordt een naar het oordeel van het college passende ondersteuning aangeboden.

Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen 

  • 1. Het college legt in beleidsregels vast welke voorzieningen in ieder geval aangeboden kunnen worden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen;

  • 2. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB, de IOAW of de IOAZ en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden;

  • 3. Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 eerste lid, 17 en 18 eerste en tweede lid van de WWB, artikel 37 IOAW, artikel 37 IOAZ en de artikelen 28 en 29 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle duurzame arbeidsinschakeling.

Artikel 9 Loonkostensubsidie

  • 1. Het college kan aan werkgevers die met een lid van de doelgroep een arbeidsovereenkomst aangaan of die een lid van de doelgroep aanstellen als ambtenaar, een subsidie verstrekken;

  • 2. De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt;

  • 3. Gelet op de “Beleidsaanbevelingen van belang voor het opstellen van gemeentelijke reïntegratieverordeningen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid” in het kader van de Wet werk en bijstand worden op voorhand geen bedrijven of instelling van loonkostensubsidie uitgesloten, vermits de arbeid die wordt aangeboden als algemeen geaccepteerd kan worden beschouwd.

Artikel 10 Participatieplaatsen

  • 1. Het college kan als onderdeel van een werktraject een participatieplaats als bedoeld in artikel 10a WWB aanbieden aan een uitkeringsgerechtigde die ten gevolge van persoonlijke werkbelemmeringen een dusdanig grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft waardoor hij vooralsnog niet bemiddelbaar is op de arbeidsmarkt;

  • 2. De participatieplaats bestaat uit ten minste 50% van het aantal uren dat de uitkeringsgerechtigde in staat is om arbeid te verrichten;

  • 3. In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de participatieplaats alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt;

  • 4. Het college plaatst de persoon alleen indien hierdoor de concurrentieverhouding niet onverantwoord wordt beïnvloed en indien geen verdringing plaatsvindt;

  • 5. De premie als bedoeld in artikel 10a lid 6 WWB bedraagt € 300,00.

Artikel 11 Ondersteuning WIW’ers

Het college bevordert de uitstroom van personen met wie een dienstbetrekking op grond van de WIW is aangegaan en kan deze personen voorzieningen aanbieden die daartoe nodig zijn.

Artikel 12 Onkostenvergoeding

Het college kan de belanghebbende die bij het aanvaarden van arbeid of het deelnemen aan een voorziening noodzakelijke onkosten maakt een vergoeding verstrekken, voor zover geen beroep op een voorliggende voorziening wordt of kan worden gedaan.

Artikel 13 Voortrajecten Wet sociale werkvoorziening

Het college kan aan personen die op de wachtlijst staan voor een dienstbetrekking op grond van deze wet een voorziening gericht op arbeidsinschakeling aanbieden als bedoeld in artikel 6 lid 2 van de WWB.

Artikel 14 Eigen bijdrage

Het college kan van de persoon die aanspraak maakt op ondersteuning naar draagkracht een eigen bijdrage in de kosten van de aangeboden voorzieningen vragen.

Artikel 15 Voorzieningen gericht op nazorg

Het college kan bij aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid voorzieningen bieden gericht op nazorg.

Hoofdstuk 3 INBURGERING

Artikel 16 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de voorzieningen;

  • 2. Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      het uitreiken van schriftelijk voorlichtingsmateriaal aan personen ten aanzien van wie al dan niet op grond van gegevens uit het Bestand Potentiële Inburgeringsplichtigen redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij inburgeringsplichtig zijn en vrijwillige inburgeraars;

    • b.

      het inrichten van een informatiepunt in Middelharnis;

    • c.

      het inrichten van een digitaal informatiepunt op de website van de gemeente.

  • 3. Het college beoordeelt tenminste eens in de drie jaren de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars en rapporteert daarover aan de raad.

Artikel 17 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1. Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de inburgeringsplichtige die asielgerechtigd is of geestelijke bedienaar is;

    • b.

      de inburgeringsplichtige die algemene bijstand of een uitkering op grond van een regeling zoals bedoeld in artikel 19 lid 1 onder a van de Wet inburgering ontvangt;

  • 2. Het college legt in beleidsregels en/of een uitvoeringsplan vast in hoeverre andere inburgeringsplichtigen buiten de in het vorige lid bedoelde inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan kan worden geboden.

Artikel 18 De samenstelling van de voorziening

  • 1. Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de Inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige;

  • 2. Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      Een voorziening als bedoeld artikel 3 en artikel 4 van de verordening;

    • b.

      Overige voorzieningen die toeleiden naar arbeid;

  • 3. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd. 

Artikel 19 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan die voorziening worden verbonden.

  • 3. De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen twee weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen twee weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de voorziening overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 20 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1. Het college kan een inburgeringplichtige in aanmerking laten komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeraar behoort tot de groep:

    • a.

      Inburgeraars die onderdelen van het inburgeringsexamen al beheersen en met een individueel traject sneller kunnen opgaan voor het inburgeringsexmaneof het staatsexamen, c.q. sneller een taalkennisvoorziening, ondersteunend aan een mbo-opleiding 1 of 2 kunnen afronden.

    • b.

      Inburgeraars die heel specifieke wensen hebben ten aanzien van hun inburgeringsvoorziening en niet passen binnen het reguliere aanbod.

  • 2. Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma: - naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; en - niet tezamen gaat met een ander gemeentelijk inburgeringstraject; en- kan worden doorlopen binnen de van toepassing zijnde inburgeringstermijn; enwordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      ingeschreven staat bij de Kamer van koophandel;

    • b.

      zo mogelijk beschikt over het keurmerk van de brancheorganisatie.

  • 3. Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening:- naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en - wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      ingeschreven staat bij de Kamer van koophandel;

    • b.

      zo mogelijk beschikt over het keurmerk van de brancheorganisatie.

  • 4. Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluit het college een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

Artikel 21 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 12 termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

  • 3. De eigen bijdrage wordt niet betaald indien het college toepassing geeft aan artikel 21a van de verordening.

Artikel 21a Stimuleringsbonus inburgeringsplichtige

  • 1. De inburgeringsplichtige die een eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23 lid 2 van de wet verschuldigd is, komt éénmalig in aanmerking voor een bonus ter hoogte van de door hem verschuldigde eigen bijdrage indien hij voldoende medewerking heeft verleend aan de voorziening en het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II heeft afgelegd.

  • 2. De inburgeringsplichtige die een eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23 lid 2 van de wet is verschuldigd en die op grond van artikel 31 van de wet wordt ontheven van zijn inburgeringsplicht komt in aanmerking voor een bonus ter hoogte van de door hem verschuldigde bijdrage.

  • 3. Het college is bevoegd de bonus te verrekenen met de verschuldigde eigen bijdrage.

Artikel 22 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • f.

    het meewerken aan onderzoek om de belastbaarheid te bepalen;

  • g.

    direct melden hetgeen wat van invloed kan zijn op de inburgeringsvoorziening.

Artikel 23 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Artikel 24 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 125,- indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtige is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid van de wet;

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8 van deze Verordening;

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 25 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, bedraagt ten hoogste € 250,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding;

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, bedraagt ten hoogste € 500,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding;

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1.000,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald. 

Artikel 26 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen vrijwillige inburgeraars aan waaraan hij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

  • a.

    De vrijwillige inburgeraar die als inwoner ingeschreven staat in de GBA; en

  • b.

    die algemene bijstand of een uitkering op grond van een regeling zoals bedoeld in artikel 19 lid 1 onder a van de wet ontvangt; of

  • c.

    die de zorg heeft voor één of meer kinderen jonger dan 17 jaar die woonachtig zijn in Nederland.

Artikel 27 De samenstelling van de doelgroepen

  • 1. Het college bepaalt in overleg met de vrijwillige inburgeraar, uitgezonderd geestelijke bedienaren, de samenstelling van de voorziening. De voorziening wordt afgestemd op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de vrijwillige inburgeraar.

  • 2. Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      Een voorziening als bedoeld artikel 3 en artikel 4 van de verordening;

    • b.

      Overige voorzieningen die toeleiden naar arbeid.

Artikel 28 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1. Het college kan een inburgeringplichtige in aanmerking laten komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeraar behoort tot de groep:

    • a.

      Inburgeraars die onderdelen van het inburgeringsexamen al beheersen en met een individueel traject sneller kunnen opgaan voor het inburgeringsexmaneof het staatsexamen, c.q. sneller een taalkennisvoorziening, ondersteunend aan een mbo-opleiding 1 of 2 kunnen afronden.

    • b.

      Inburgeraars die heel specifieke wensen hebben ten aanzien van hun inburgeringsvoorziening en niet passen binnen het reguliere aanbod.

  • 2. Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma:- naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; en- niet tezamen gaat met een ander gemeentelijk inburgeringstraject;en- wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      Ingeschreven staat bij de kamer van koophandel;

    • b.

      Zo mogelijk beschikt over het keurmerk van de brancheorganisatie.

  • 3. Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening:- naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en - wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      Ingeschreven staat bij de Kamer van koophandel;

    • b.

      Zo mogelijk beschikt over het keurmerk van de brancheorganisatie.

  • 4. Als het college de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet, waarin de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget is opgenomen, heeft gesloten, sluit het college een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

Artikel 29 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 12 termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de overeenkomst de termijnen van betaling vast. Indien overeen gekomen is dat het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de overeenkomst, bedoeld in artikel 17 vastgelegd.

Artikel 29a Stimuleringsbonus vrijwillige inburgeraar

  • 1. De vrijwillige inburgeraar, die een eigen bijdrage als bedoeld in artikel 24e lid 1 van de wet is verschuldigd komt éénmalig in aanmerking voor een bonus ter hoogte van de door hem verschuldigde eigen bijdrage indien bij voldoende medewerking heeft verleend aan de voorziening en het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II heeft afgelegd.

  • 2. Het college is bevoegd de bonus te verrekenen met de verschuldigde eigen bijdrage.

Artikel 30 Opleggen van verplichtingen

Het college kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet een of meer van de volgende verplichtingen opnemen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat in de overeenkomst wordt neergelegd;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de overeenkomst kan worden voldaan;

  • f.

    direct melden hetgeen wat van invloed kan zijn op de inburgeringsvoorziening.

Artikel 31 De inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van wet bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar;

  • c.

    de datum waarop aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn deelgenomen;

  • d.

    de sancties die kunnen worden toegepast wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen, en indien van toepassing:

  • e.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage.

Artikel 32 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of in onvoldoende mate nakomt, kan het college hem een sanctie opleggen die gelijk is aan de hoogte van een sanctie voor inburgeringsplichtigen (bij gelijke overtreding) zoals genoemd in de artikelen 24 en 25 van de verordening.

Artikel 33 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 24a eerste lid van de wet, schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de vrijwillige inburgeraar in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan die voorziening worden verbonden.

  • 3. Indien de vrijwillige inburgeraar het aanbod, bedoeld in het eerste lid, aanvaardt, sluit het college een overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar.

Artikel 34 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Het college stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Hoofdstuk 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 35 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van zwaarwegende aard leidt.

Artikel 36 Uitsluiting algemene subsidieverordening 2002

De Algemene subsidieverordening 2002 of de eventuele rechtsopvolger daarvan is niet van toepassing op subsidieverlening ingevolge deze verordening.

Artikel 37 Rechtmatigheidstoetsing

Voor wat betreft deze regeling worden de voor de minimale rechtmatigheidsvereisten relevante bepalingen weergegeven in bijgaand overzicht, dat als zodanig geacht wordt van dit besluit deel uit te maken.

Artikel 38 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2011 en werkt terug tot en met 1 januari 2011.Bij inwerkingtreding van deze verordening komt de Participatieverordening Goedereede 2009 te vervallen.

Artikel 39 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: "Participatieverordening Goedereede 2011".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Goedereede, gehouden op 8 september 2011.

De griffier, D.A. KoppenolDe voorzitter, G.J. van de Velde-de Wilde