Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Goedereede

Monumentenverordening Goedereede 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Goedereede
Officiële naam regelingMonumentenverordening Goedereede 2008
CiteertitelMonumentenverordening Goedereede 2008
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Monumentenverordening 1996 vastgesteld 21 november 1996.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 149, Monumentenwet 1988, artikel 12, 14 en 15

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-10-201001-10-201028-10-2010intrekking

28-10-2010

Publicatieblad 2010, 24

2010-9b
11-03-200828-10-2010Nieuwe regeling

24-01-2008

Publicatieblad datum 28 januari 2008

2008-7

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Goedereede;

gelezen het voorstel van het Presidium d.d 14 januari 2008;

overwegende, dat het wenselijk is de Monumentenverordening 1996 te wijzigen in verband met de afstemming van de termijnen voor vergunningverlening en noodzakelijke aanpassingen door de wijziging van de Monumentenwet 1988;

gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 12, 14 en 15 van de Monumentenwet 1988;

               b e s l u i t :

vast te stellen de Monumentenverordening Goedereede 2008

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    monument:1. zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschapof cultuurhistorische waarde;2. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1.

  • b.

    gemeentelijk archeologisch monument: monument, bedoeld in onderdeel a, onder 2.

  • c.

    gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen.

  • d.

    dorpsgezichten: groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden.

  • e.

    gemeentelijk dorpsgezicht: dorpsgezicht dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk dorpsgezicht is aangewezen.

  • f.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken.

  • g.

    beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers.

  • h.

    kerkelijk monument: onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst.

  • i.

    monumentencommissie: de op basis van art.15, lid 1 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het monumentenbeleid.

  • j.

    bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.

  • k.

    beeldbepalend pand: karakteristiek pand, geen gemeentelijk- of beschermd rijksmonument zijnde, dat van algemeen belang is voor de gemeente als beeldondersteunend of beeldbepalend element in een bepaald gebied, als kenmerkende uitdrukking van een bepaalde bouwwijze, c.q. verkaveling, of als relict van de historische ontwikkeling.

  • l.

    redengevende omschrijving: de omschrijving van de specifiek te beschermen waarden en kwaliteiten die onderdeel moet uitmaken van de aanwijzing als gemeentelijk monument, gemeentelijk dorpsgezicht of beeldbepalend pand.

  • m.

    college: het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2 Gemeentelijke monumenten

Paragraaf 1 De aanwijzing

Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument
  • 1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt hij advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

  • 3. Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 4. Het college brengt de raad in kennis van het besluit over de aanwijzing van een gemeentelijk monument.

  • 5. Voordat het college een kerkelijk monument als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.

  • 6. Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 6 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 9 tot en met 13 van overeenkomstige toepassing.

  • 7. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Zuid Holland.

Artikel 4 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit
  • 1. De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2. Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 5 Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst
  • 1. Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het beschermde gemeentelijke monument.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing
  • 1. Het college kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2. Artikel 3, tweede tot en met vijfde lid, alsmede artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft toepassing van artikel 3, tweede tot en met vijfde lid, alsmede artikel 4, eerste lid, achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing
  • 1. Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede, vierde en vijfde lid, en artikel 4 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 3 van de monumentenverordening van de provincie Zuid Holland.

  • 3. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van gemeentelijke monumenten

Artikel 9 Verbodsbepaling
  • 1. Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het college of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 10 De Aanvraag

De aanvraag van de vergunning is bedoeld in artikel 9, tweede lid, wordt ingediend bij het college, door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 11 Termijnen advies en vergunningverlening
  • 1. Op de voorbereiding van een besluit om de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 9 is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2. Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de monumentencommissie voor advies.

  • 3. Binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

  • 4. Indien het college niet besluit binnen de (in artikel 3:18 Algemene wet bestuursrecht) gestelde termijn, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

Artikel 12 Kerkelijk monument

Het college verleent met betrekking tot een kerkelijk monument geen vergunning ingevolge de bepalingen van artikel 9 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 13 Intrekken van de vergunning
  • 1. De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 9 niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebbengewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d.

      niet binnen 3 jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

  • 2. Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

Hoofdstuk 3 Beschermde rijksmonumenten

Artikel 14 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1. Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de monumentencommissie.

  • 2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3. Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

Hoofdstuk 4 Gemeentelijke dorpsgezichten

Artikel 15 De aanwijzing tot gemeentelijk dorpsgezicht

  • 1. Het college kan een dorpsgezicht aanwijzen als gemeentelijk dorpsgezicht en het college kan een zodanige aanwijzing wijzigen of intrekken.

  • 2. Voordat het college over de aanwijzing, wijziging of intrekking een besluit neemt, vraagt het college advies aan de monumentencommissie.

  • 3. Het college brengt de gemeenteraad in kennis van het besluit tot aanwijzing, wijziging of intrekking van een gemeentelijk dorpsgezicht.

  • 4. Een overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 van de Monumentenwet 1988 aangewezen dorpsgezicht wordt niet aangewezen als gemeentelijk dorpsgezicht.

  • 5. De aanwijzing als gemeentelijk dorpsgezicht wordt geacht te zijn ingetrokken indien het gemeentelijke dorpsgezicht wordt aangewezen overeenkomst het bepaald in artikel 35 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 16 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1. Het college registreert het gemeentelijk dorpsgezicht op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een redengevende beschrijving van het gemeentelijke dorpsgezicht.

Artikel 17 Bestemmingsplan

  • 1. De gemeenteraad stelt ter bescherming van een gemeentelijk dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

  • 2. Bij het voorstel tot aanwijzing van een beschermd dorpsgezicht wordt door het college bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kan worden aangemerkt.

  • 3. Voordat het college de gemeenteraad een voorstel doet voor vaststelling van een bestemmingsplan in de zin van lid 1 vraagt het college advies aan de monumentencommissie.

Artikel 18 Verbodsbepaling

  • 1. In een gemeentelijk dorpsgezicht is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college (sloopvergunning).

  • 2. Geen sloopvergunning is vereist voor het afbreken ingevolge een aanschrijving van het college.

  • 3. De artikelen 21 en 22 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing zijn van toepassing.

Hoofdstuk 5 Beeldbepalende panden

Artikel 19 Registratie beeldbepalende panden

  • 1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, besluiten een onroerend monument te registreren als beeldbepalende pand op de gemeentelijke monumentenlijst of als zodanig daarvan af te voeren.

  • 2. Voordat het college over de registratie een besluit neemt, vraagt het college advies aan de monumentencommissie.

  • 3. Met betrekking tot de aanwijzing is het bepaalde in de artikelen 4 en 5 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6 Schadevergoeding

Artikel 20 Schadevergoeding

  • 1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van het college een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

    • b.

      voorschriften door het college verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort teblijven, kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalenschadevergoeding toe.

  • 2. Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 21 Strafbepaling

Hij, die handelt in strijd met artikel 9 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 22 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening is belast de ambtenaar die is aangewezen overeenkomstig het bepaalde in artikel 100 van de Woningwet, of artikel 69 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Artikel 23 Verval vigerende verordening

De “Monumentenverordening 1996”, vastgesteld bij raadsbesluit van 21 november 1996 vervalt op de datum waarop artikel 24 toepassing vindt.

Artikel 24 Inwerkingtreding

  • 1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na bekendmaking.

  • 2. De verordening, voor zover het betreft bepalingen over gemeentelijke monumenten, vervalt op 1 februari 2008.

  • 3. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 4. De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de raad van 21 november 1996, voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het derde lid toepassing vindt.

  • 5. De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen verordening geregistreerde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 6. De gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de monumentenlijst van de ingevolge het tweede lid genoemde vervallen verordening, worden geacht geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 7. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede lid ingetrokken verordening.

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Monumentenverordening Goedereede 2008.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Goedereede, gehouden op 24 januari 2008.

De griffier,                     De voorzitter,

D.A. Koppenol.               G.J. van de Velde-de Wilde.