Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Goedereede

Maatregelenverordening IOAW/IOAZ

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Goedereede
Officiële naam regelingMaatregelenverordening IOAW/IOAZ
CiteertitelMaatregelenverordening IOAW/IOAZ Goedereede 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 147

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-03-201301-01-201327-03-2013intrekking

07-02-2013

Groot Goeree-Overflakkee, 26-03-2013

Z-13-01763/772
01-07-201027-03-2013nieuwe regeling

26-08-2010

Publicatieblad 31 augustus 2010 nr: 2010-17

2010 - 8a

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Goedereede;

gelezen het voorstel van het Presidium d.d. 16 augustus 2010;

overwegende, dat de gemeenteraad verplicht is bij verordening regels te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand en uitkering van de Wet werk en bijstand, van de bijstand en uitkering IOAW/IOAZ en het ten onrechte ontvangen van een inkomensvoorziening op grond van de WIJ;

gelet op het bepaalde in artikel 147, eerste lid, en artikel 108, tweede lid, van de Gemeentewet, artikel 20 en 35, eerste lid, sub b, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, artikel 20 en 35, lid 1, sub b, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

               b e s l u i t :

vast te stellen de Maatregelenverordening IOAW/IOAZ Goedereede 2010.  

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

  • b.

    grondslag: de van toepassing zijnde grondslag bedoeld in artikel 5 van de wet;

  • c.

    uitkering: het verschil tussen de grondslag en het inkomen;

  • d.

    maatregel: het weigeren dan wel het verlagen van de uitkering op grond van artikel 20 van de wet;

  • e.

    benadelingsbedrag: de netto uitkering die door de schending van de inlichtingenplicht van belanghebbende wordt teruggevorderd verhoogd met de afgedragen en niet meer te verrekenen loonbelasting en de premies volksverzekeringen alsmede de vergoeding als bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet;

  • f.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goedereede.

Artikel 2 Afstemming
  • 1. Indien de belanghebbende die voor de zelfstandige voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in art 13 van de wet, artikel 30c, lid 2 en lid 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen of een grond van hoofdstuk III van de wet aan de uitkering verbonden verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

  • 2. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de grondslag.

Artikel 4 Besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de grondslag wordt verlaagd en/of het bedrag waarmee de grondslag wordt verlaagd uitgaande van de grondslag en voor zover van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 5 Horen van belanghebbende
  • 1. Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2. Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • c.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 34, lid 3 van de wet werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 13 van de wet; of

    • d.

      het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 6 Afzien van het opleggen van een maatregel
  • 1. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg hiervan ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3. Indien het college afziet van het opleggen van een verlaging kan het college een schriftelijke waarschuwing geven.

  • 4. Het college geeft in ieder geval een waarschuwing wanneer zij afziet van het opleggen van een verlaging op grond van dringende redenen.

Artikel 7 Ingangsdatum en tijdvak
  • 1. Tenzij in de verordening anders is bepaald, wordt de maatregel opgelegd met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende grondslag.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald.

  • 3. Een maatregel wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een maatregel die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt binnen drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd heroverwogen.

Artikel 8 Cumulatie van maatregelen
  • 1. Indien sprake is van een gedraging die schending oplevert van meerdere in de wet ge noemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd;

  • 2. Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 2, tweede lid, niet verantwoord is.

Hoofdstuk 2 Niet nakomen van de arbeidsverplichtingen

Artikel 9 Indeling in categorieën

Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van hoofdstuk III van de wet niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:Het niet als werkzoekende geregistreerd staan bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen en als zodanig geregistreerd blijven, indien belanghebbende dat recht toekomt op grond van artikel 30b, lid 1 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

  • 2.

    Tweede categorie:a. het in de periode voorafgaand aan de uitkeringsverstrekking en/of de periode gedurende de uitkeringsverstrekking niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;b. het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

  • 3.

    Derde categorie:a. gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren;b. het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 37, lid 1 sub e van de wet, waaronder begrepen sociale activering.

  • 4.

    Vierde categorie:a. het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;b. het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;c. het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangebodenvoorziening als omschreven in het derde lid onder b van de verordening én dezegedraging heeft geleid tot voortijdige beëindiging van het traject.

Artikel 10 Hoogte en duur van de maatregel
  • 1. Onverminderd artikel 2, tweede lid van de verordening, wordt de maatregel die hoort bij een verwijtbare gedraging als omschreven in artikel 9 vastgesteld op:

    • a.

      vijf procent van de grondslag gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      tien procent van de grondslag gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      twintig procent van de grondslag gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;

    • d.

      honderd procent van de grondslag gedurende een maand bij gedragingen van de vierde categorie.

  • 2. De duur van de maatregel als bedoeld in lid 1 wordt verdubbeld, indien belanghebbende zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging uit dezelfde of een hogere categorie.

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 11 Te laat verstrekken van gevraagde gegevens
  • 1. Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 13 van de wet niet tijdig is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van de uitkering of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college gestelde termijn te verstrekken, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid van de verordening een maatregel van vijf procent van de grondslag gedurende een maand opgelegd.

  • 2. De duur van de maatregel wordt verdubbeld, indien belanghebbende zich binnen twaalf maanden na het vorige feit als bedoeld in lid 1 opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging.

  • 3. Bij volharding in deze verwijtbare gedraging en voorts nadat twee eerdere maatregelen zijn opgelegd voor dezelfde gedraging, wordt tevens de hoogte van de maatregel verdubbeld.

Artikel 12 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de uitkering
  • 1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 13 van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, wordt een maatregel opgelegd welke is afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2. Onverminderd artikel 2 lid 2 wordt bij een benadelingsbedrag tot categorie I van de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude (thans € 10.000,-) het percentage van de maatregel op de grondslag van de uitkering vastgesteld op éénhonderdste van het benadelingsbedrag met een minimum van vijf procent. De duur van de maatregel bedraagt een maand.

  • 3. Bij een benadelingsbedrag hoger dan categorie I zoals bedoeld in het voorgaande lid of meer wordt aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie. Indien de officier van justitie besluit niet tot vervolging over te gaan, wordt alsnog een maatregel van honderd procent van de grondslag gedurende een maand opgelegd.

  • 4. De duur van de maatregel als bedoeld in lid 2 en lid 3 wordt verdubbeld, indien belanghebbende zich binnen vierentwintig maanden na de vorige schending van de inlichtingenplicht opnieuw schuldig maakt aan hetzelfde feit als bedoeld in lid 1.

Artikel 13 Verstrekken van onjuiste en onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de uitkering
  • 1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 van de wet niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, bedraagt de maatregel, onverminderd artikel 2, tweede lid van de verordening, vijf procent van de grondslag gedurende een maand.

  • 2. De duur van de maatregel wordt verdubbeld, indien belanghebbende zich binnen vierentwintig maanden na de vorige schending van de inlichtingenplicht opnieuw schuldig maakt aan hetzelfde feit als bedoeld in lid 1.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2010.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: "de Maatregelenverordening IOAW/IOAZ Goedereede 2010".

     Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de     gemeente Goedereede, gehouden op 26 augustus 2010.

     De griffier,                               De voorzitter, 

 

     D.A. Koppenol                       G.J. van de Velde-de Wilde