Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Stadsregio Rotterdam

Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam 2006

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieStadsregio Rotterdam
Officiële naam regelingHuisvestingsverordening stadsregio Rotterdam 2006
CiteertitelHuisvestingsverordening stadsregio Rotterdam 2006
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum inwerkingtreding wijkt af van art. 20 van de regeling.

Het algemeen bestuur heeft in de vergadering van 1 juli 2015 besloten tot gedeeltelijke intrekking van de huisvestingsverordening Rotterdam 2006. De verordening is ingetrokken met uitzondering van hoofdstuk 1, 3, 6, 7 en bijlage 2 bij het besluit tot wijziging van de huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam 2006.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Huisvestingswet
  2. Wet gemeenschappelijke regelingen
  3. gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

nadere regels omtrent het niet vereist zijn van de huisvestingsvergunning, de onttrekkingsvergunning en de splitsingsvergunning

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-07-201501-01-2016Verordening is ingetrokken met uitzondering van hoofdstuk 1, 3, 6, 7 en bijlage 2 bij het besluit tot wijziging van de huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam 2006.

01-07-2015

De Havenloods, 08-07-2015 e.a.

documentnummer 29045
05-06-200801-06-200822-02-2011art. 1

21-05-2008

De Havenloods, 04-06-2008 e.a.

documentnummer 29045
18-01-200701-01-200705-06-2008art. 2, 15, 16, 16a, 16b, 16c, 16d, 16f, 17, 17a, 17b, 17c, 17d, 17e, 17f, 18, bijlage 1

20-12-2006

De Havenloods, 17-01-2007 e.a.

documentnummer 10078
20-07-200601-07-200618-01-2007nieuwe regeling

05-07-2006

De Havenloods, 19-07-2006 e.a.

documentnummer 10007

Tekst van de regeling

Intitulé

Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam 2006

De regioraad van de stadsregio Rotterdam,

 

gelet op:

de Huisvestingswet;

de Wet gemeenschappelijke regelingen;

artikel 11, lid 5 van de Gemeenschappelijke Regeling stadsregio Rotterdam;

 

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 7 juni 2006  

 

 

b e s l u i t :

 

 

de hierna volgende Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam 2006 met bijlagen vast te stellen.

 

HOOFDSTUK 1 - ALGEMEEN

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aandachtsgroep: de doelgroep met een huishoudinkomen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting;

  • b.

    Aftoppingsgrens: zoals bedoeld in de Wet op de Huurtoeslag;

  • c.

    BBSH: Besluit Beheer Sociale Huursector;

  • d.

    Bestuurlijk Overleg: overleg tussen de voorzitter van de Maaskoepel en de portefeuillehouder Wonen van de stadsregio;

  • e.

    Burgemeester en wethouders: Burgemeester en wethouders van de gemeente binnen wier grenzen zich de betreffende woonruimte of het betreffende gebouw zich bevindt;

  • f.

    doorstromer: woningzoekende die aantoonbaar na verhuizing een zelfstandige woning in Nederland leeg achterlaat;

  • g.

    GBA: de gemeentelijke basisadministratie;

  • h.

    huishouden:

    1. Alleenstaande;

    2. Samenwonenden, zijnde twee personen die hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en blijk geven zorg te dragen voor elkaar;

    3. De alleenstaande of de samenwonenden en de kinderen van de alleenstaande of tenminste één van de samenwonenden, voor zover

    • -

      die kinderen de leeftijd van 27 jaar niet hebben bereikt, of;

    • -

      die kinderen altijd bij hun ouders hebben gewoond

    • 4.

      de alleenstaande of samenwonenden, waaronder begrepen kinderen van de alleenstaande of tenminste één van de samenwonenden, indien er in de relatie tot die alleenstaande of samenwonenden een aantoonbare zorgbehoefte bestaat;

    • 5.

      de alleenstaande of samenwonenden en het ongeboren kind van de alleenstaande of tenminste één van de samenwonenden, voor zover er sprake is van een zwangerschap van tenminste drie maanden oud en de aanwezigheid van het ongeboren kind is aangetoond middels een door een medicus of een verloskundige opgestelde zwangerschapsverklaring;

    • 6.

      de alleenstaande en één of meerdere personen met wie de alleenstaande nog niet samenwoont, indien er in de relatie tot de alleenstaande een aantoonbare zorgrelatie bestaat.

  • i.

    huurprijs: de rekenhuur volgens artikel 5 van de Wet op de Huurtoeslag;

  • j.

    huurprijsgrens: zoals bedoel in artikel 5 van de Wet op de Huurtoeslag;

  • k.

    huishoudinkomen: een huishoudinkomen zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 van de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting;

  • l.

    inkomensgrens: de bovengrens aan een huishoudinkomen, welke bovengrens overeenkomstig het bedrag is als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting;

  • m.

    inschrijfduur: de periode welke is verstreken sinds de datum waarop de woningzoekende is geregistreerd conform het regionale aanbodmodel. De inschrijfduur is in alle gemeenten van de stadsregio Rotterdam geldig;

  • n.

    kleinstedelijke gemeenten: de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Bernisse, Bleiswijk, Brielle, Krimpen aan den IJssel en Westvoorne en de deelgemeente Hoek van Holland;

  • o.

    partijen: de gemeenten, de corporaties, de Maaskoepel en de stadsregio, zoals die in de inleiding van deze overeenkomst beschreven zijn;

  • p.

    regionale aanbodmodel: het daaromtrent in artikel 3 bepaalde;

  • q.

    starter: iedere woningzoekende die geen doorstromer is;

  • r.

    urgentieverlener: de door de gemeenten bij separaat besluit aangewezen instantie die besluit op aanvragen van urgentieverklaringen.

  • s.

    eigen toedoen: het veroorzaken van een situatie die voorkomen had kunnen worden door eigen handelen of juist niet handelen;

  • t.

    inwoning: het bewonen van woonruimte of een deel daarvan die door een ander huishouden als hoofdbewoner in gebruik is genomen;

  • u.

    kamer: elke afzonderlijke ruimte in een woonruimte, geschikt voor wonen en slapen met

    een oppervlakte van ten minste 6m²;

  • v.

    kamerverhuur: de verhuur van een deel van al dan niet zelfstandige woonruimte ten behoeve van langdurige bewoning aan personen, voor welke bewoning inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie als bedoeld in de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noodzakelijk is;

  • w.

    onzelfstandige woonruimte: een binnen de Stadsregio Rotterdam gelegen woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat die daarbij afhankelijk is van

    gemeenschappelijke voorzieningen buiten die woonruimte, zoals keuken, toilet, badkamer, douche;

  • x.

    rechtmatige bewoning: een woning die verhuurd wordt aan de aanvrager met toestemming van de verhuurder waarbij de verhuur van de woonruimte is vastgelegd in een huurcontract;

  • y.

    resocialisatietraject: een traject dat gericht is op herintegratie in de eigen of nieuwe sociale omgeving;

  • z.

    voorliggende voorzieningen; Voorliggende voorzieningen zijn o.a de Wet op de huurtoeslag, WMO-individuele voorzieningen, Wet werk en bijstand (woonkostentoeslag, verhuisverplichting). Van deze voorzieningen kan aanvrager gebruik maken om eventueel

    voorliggende problemen tot een minimum te beperken dan wel op te lossen;

  • aa.

    Woonlasten: Woonlasten zijn lasten die het wonen met zich meebrengt, zoals de huur van de woning, energielasten, aanslag afvalstoffenheffing, waterschapsomslagen, waterschapsbelasting (ingezetenenomslag, verontreinigingsheffing), aanslag onroerend

    zaakbelasting, aanslag rioolrecht, hypotheeklasten, bijdrage Vereniging van Eigenaren, opstalverzekering, maandelijkse bijdrage erfpachtcanon, lasten levensverzekering gekoppeld aan de hypotheek;

  • bb.

    zelfstandige woonruimte: een woonruimte gelegen in Nederland welke een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat die daarbij afhankelijk is van gemeenschappelijke voorzieningen buiten die woonruimte zoals keuken, toilet, badkamer, douche;

  • cc.

    labelen: labelen als bedoeld in artikel 23; woning: een woonruimte als bedoeld in artikel 1, derde lid van de Huisvestingswet.

  • dd.

    urgent woningzoekende: de natuurlijke persoon aan wie een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 18 van deze verordening is verleend;

  • ee.

    herhuisvestingsverklaring: de verklaring als bedoeld in artikel 12;

  • ff.

    urgentieverlener: het bestuursorgaan dat ingevolge artikel 19 beslist op aanvragen om een

    urgentieverklaring;

  • gg.

    woning: zelfstandige woonruimte;

  • hh.

    woonruimte: zelfstandige woonruimte.

  • s.

    woning: een woonruimte als bedoeld in artikel 1 derde lid van de Huisvestingswet.

Artikel 2

  • 1. Hoofdstuk 2 van deze verordening is van toepassing op alle van de corporaties voor verhuur vrijkomende woningen onder de huurprijsgrens.

  • 2. Hoofdstuk 3 en 4 van deze verordening zijn van toepassing op alle woningen en gebouwen.

HOOFDSTUK 2 – WOONRUIMTEVERDELING

Vervallen per 9 juli 2015

HOOFDSTUK 3- OVERIGE WONINGEN EN WIJZIGINGEN VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD

Paragraaf 3.1 huisvestingsvergunning

Artikel 15
  • 1. Alle woonruimten binnen de grenzen van de stadsregio, die niet vallen onder hoofdstuk 2 van deze verordening en voor zover dit toegestaan is op grond van artikel 6 van de Huisvestingswet, mogen pas voor bewoning in gebruik genomen of gegeven worden, indien voor het in gebruik nemen daarvan een huisvestingsvergunning is verleend door burgemeester en wethouders

  • 2. Een huisvestingsvergunning voor een woonruimte wordt schriftelijk aangevraagd bij burgemeester en wethouders.

  • 3. De aanvraag bevat tenminste:

    • a.

      naam en adres van de aanvrager;

    • b.

      de samenstelling van het huishouden dat de woonruimte wil betrekken;

    • c.

      het adres van de woonruimte waar de aanvraag betrekking op heeft.

  • 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere gegevens op te vragen die nodig zijn om de aanvraag te beoordelen.

  • 5. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 13 weken na datum van indiening op de aanvraag. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de beslistermijn eenmalig te verdagen met 13 weken.

  • 6. De beschikking op de aanvraag bevat tenminste de persoonsgegevens van de aanvrager en de samenstelling van het huishouden dat de woonruimte wil betrekken en het adres van de woonruimte waar de aanvraag betrekking op heeft.

  • 7. De aanvraag tot een huisvestingsvergunning zal in behandeling worden genomen als de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij die woonruimte ook daadwerkelijk in gebruik zal kunnen nemen.

  • 8. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels op te stellen voor het binnen hun gemeente verstrekken van een vergunning als bedoeld in dit artikel.

  • 9. Het dagelijks bestuur van de stadsregio kan bij nadere regels bepalen dat de huisvestingsvergunning niet vereist is binnen bepaalde geografische gebieden of voor bepaalde categorieën van woonruimten.

Paragraaf 3.2 onttrekking, samenvoeging en omzetting

Artikel 16a

De artikelen in deze paragraaf gelden voor alle woonruimten en gebouwen binnen de grenzen van de stadsregio.

Artikel 16b Onttrekkingsvergunning
  • 1. Het is verboden om zonder een onttrekkingsvergunning van burgemeester en wethouders een woonruimte:

    • a.

      aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, of voor een zodanig gedeelte aan die bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder onttrekking geschikt is

    • b.

      met andere woonruimte samen te voegen

    • c.

      van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten

  • 2. Een onttrekkingsvergunning wordt schriftelijk aangevraagd bij burgemeester en wethouders.

  • 3. De aanvraag tot een onttrekkingsvergunning bevat tenminste:

    • a.

      naam en correspondentieadres in Nederland van de aanvrager;

    • b.

      naam en correspondentieadres in Nederland van de eigenaar van de te onttrekken, samen te voegen of om te zetten woonruimte(n);

    • c.

      naam en correspondentieadres in Nederland van belanghebbende;

    • d.

      plaats en aard van de te onttrekken, samen te voegen of om te zetten woonruimte;

    • e.

      een duidelijke omschrijving van de aanvraag en de grond(en) waarop deze berust;

    • f.

      de namen van eventuele bewoners van de te onttrekken woonruimte.

  • 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere gegevens op te vragen die nodig zijn om de aanvraag te beoordelen

  • 5. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 13 weken na datum van indiening op de aanvraag. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de beslistermijn eenmalig te verdagen met 13 weken.

Artikel 16c
  • 1. Een vergunning als bedoeld in artikel 30, eerste lid van de Huisvestingswet, wordt verleend, tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met het onttrekken aan de bestemming tot bewoning gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad niet door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor tijdelijke onttrekking, indien de onttrekking voorziet in een tijdelijke behoefte.

  • 3. De beschikking op de aanvraag bevat tenminste:

    • a.

      de termijn waarbinnen van de vergunning gebruikgemaakt kan worden;

    • b.

      de woonruimte(n) waarop de vergunning betrekking heeft.

Artikel 16d
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan de verlening van de vergunning de voorwaarde verbinden dat de onttrekking dient te worden gecompenseerd.

  • 2. Compensatie als bedoeld in het vorige lid kan worden geboden door het toevoegen aan de woningvoorraad van andere, vervangende woonruimte, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gelijkwaardig is aan de te onttrekken woonruimte. Compensatie kan ook worden geboden door betaling van compensatiegeld. Het fonds dat door deze compensatiegelden wordt gevormd kan uitsluitend binnen het kader van de Volkshuisvesting worden aangewend.

Artikel 16e
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning intrekken, indien:

    • a.

      niet binnen de in de beschikking bepaalde termijn, nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot onttrekking, samenvoeging of omzetting;

    • b.

      de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Artikel 16f
  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels op te stellen voor het binnen hun gemeente verstrekken van een vergunning als bedoeld in deze paragraaf.

  • 2. Het dagelijks bestuur van de stadsregio kan bij nadere regels bepalen dat de onttrekkingsvergunning niet vereist is binnen bepaalde geografische gebieden of voor bepaalde categorieën van woonruimten.

Paragraaf 3.3 splitsing

Artikel 17a

De artikelen in deze paragraaf gelden voor alle woonruimten en gebouwen binnen de grenzen van de stadsregio.

Artikel 17b Splitsing
  • 1. Het is verboden een recht op een gebouw, zonder splitsingsvergunning van Burgemeester en wethouders, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk wetboek, indien een of meer van de appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis door een rechtspersoon met betrekking tot een gebouw als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Een splitsingsvergunning wordt schriftelijk aangevraagd bij burgemeester en wethouders.

  • 4. De aanvraag tot een splitsingsvergunning bevat tenminste:

    • a.

      naam en correspondentieadres in Nederland van de aanvrager;

    • b.

      naam en correspondentieadres in Nederland van de opdrachtgever, indien dit een ander is dan de aanvrager;

    • c.

      straat en huisnummer van het te splitsen gebouw;

    • d.

      bouwjaar van het te splitsen gebouw;

    • e.

      het aantal appartementsrechten waarin het recht op het gebouw zal worden gesplitst;

    • f.

      de tegenwoordige en toekomstige bestemming van de te vormen appartementsrechten.

  • 5. De aanvraag om een splitsingsvergunning dient tenminste vergezeld te gaan van:

    • a.

      de namen en adressen van de bewoners van het te splitsen gebouw:

    • b.

      een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, en

    • c.

      een taxatierapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw, opgemaakt door een beëdigd taxateur. Dit rapport bevat in elk geval mede een beschrijving en een beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw.

  • 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere gegevens op te vragen die nodig zijn om de aanvraag te beoordelen.

  • 7. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 13 weken na datum van indiening op de aanvraag. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de beslistermijn eenmalig te verdagen met 13 weken.

  • 8. De beschikking op de aanvraag bevat tenminste:

    • a.

      de termijn waarbinnen van de splitsingsvergunning gebruikgemaakt kan worden;

    • b.

      het gebouwd onroerend goed waarop de splitsing betrekking heeft.

Artikel 17c
  • 1. Burgemeester en wethouders van de gemeente binnen wier grenzen het in het artikel 17b eerste lid, bedoelde gebouw zich bevindt kunnen een vergunning als bedoeld dat lid weigeren, indien:

    • a.

      het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest;

    • b.

      de huurprijs van een of meer van die woonruimten of voormalige woonruimten lager is dan de huurprijsgrens;

    • c.

      niet gewaarborgd is, dat die woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing bestemd blijven voor verhuur ter bewoning, en

    • d.

      het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad binnen de gemeente als geheel dan wel een deel daarvan, voor zover die woonruimtevoorraad voor verhuur is bestemd.

  • 2. Burgemeester en wethouders van de gemeente binnen wier grenzen het in het artikel 17b eerste lid bedoelde gebouw zich bevindt kunnen een vergunning als bedoeld in dat lid weigeren, indien:

    • a.

      het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, voor zover het geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, of met enig wettelijk voorschrift geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik is genomen;

    • b.

      de huurprijs van een of meer der voormalige woonruimten lager is dan het krachtens het eerste lid, onder b, vastgestelde bedrag;

    • c.

      niet gewaarborgd is, dat de voormalige woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verhuur ter bewoning, en

    • d.

      het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad binnen de gemeente als geheel dan wel een deel daarvan, voor zover die woonruimtevoorraad voor verhuur is bestemd.

  • 3. Burgemeester en wethouders van de gemeente binnen wier grenzen het in het artikel 17b eerste lid, bedoelde gebouw zich bevindt kunnen een vergunning als bedoeld in dat lid weigeren, indien:

    • a.

      de toestand van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, zich uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud geheel of ten dele tegen splitsing verzet, en

    • b.

      de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, dan wel onvoldoende verzekerd is dat die gebreken zullen worden opgeheven.

Artikel 17d
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning aanhouden, indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij binnen een daarvoor redelijke termijn de gebreken, als bedoeld in het voorgaande lid met het oog op de voorgenomen splitsing zal opheffen;

  • 2. Indien burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhouden, vermelden zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk achten. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de vergunning verleend.

  • 3. Burgemeester en wethouders van de gemeente binnen wier grenzen het in artikel 17b eerste lid bedoelde gebouw zich bevindt kunnen een vergunning als bedoeld in dat lid weigeren, indien:

    • a.

      voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een stadsvernieuwingsplan als bedoeld in artikel 31 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing of een leefmilieuverordening als bedoeld in artikel 9 van die wet van kracht is, dan wel een ontwerp voor zodanig plan of een zodanige verordening of voor een herziening daarvan in procedure is;

    • b.

      het ontwerp voor dat plan of voor die verordening, dan wel voor de herziening daarvan ter inzage is gelegd voordat de aanvraag om vergunning is ingediend, dan wel, indien de aanvraag krachtens het tweede lid is aangehouden, voordat die aanhouding is geëindigd;

    • c.

      de voorgenomen splitsing nadelige gevolgen kan hebben voor de met het plan of de verordening nagestreefde of na te streven doeleinden, en

    • d.

      het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van belemmering van de stadsvernieuwing.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing op de aanvraag voor een splitsingsvergunning aanhouden, indien:

    • a.

      voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van kracht is met het oog op de voorbereiding van een stadsvernieuwingsplan of van een herziening daarvan;

    • b.

      dat besluit is genomen voordat de aanvraag om vergunning werd ingediend;

    • c.

      redelijkerwijs verwacht mag worden dat de in het stadsvernieuwingsplan op te nemen maatregelen nadelig kunnen worden beïnvloed door de voorgenomen splitsing, en

    • d.

      redelijkerwijs verwacht mag worden dat het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van belemmering van de stadsvernieuwing.

  • 5. De aanhouding als bedoeld in het vorige lid duurt tot het moment dat het voorbereidingsbesluit ingevolge artikel 21 van de Wet op de ruimtelijke ordening is vervallen.

Artikel 17e

Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    niet binnen de in artikel 17b achtste lid bedoelde termijn nadat de beschikkingonherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Artikel 17f
  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels op te stellen voor het binnen hun gemeente verstrekken van een vergunning als bedoeld in deze paragraaf.

  • 2. Het dagelijks bestuur van de stadsregio kan bij nadere regels bepalen dat de splitsingsvergunning niet vereist is binnen bepaalde geografische gebieden of voor bepaalde categorieën van gebouwen.

Hoofdstuk 4 - DE URGENTIEREGELING

Vervallen per 9 juli 2015

Hoofdstuk 5 - AANBIEDEN EN VERHUREN VAN WONINGEN

Vervallen per 9 juli 2015

HOOFDSTUK 6 – BESTUURLIJKE BOETE

Artikel 26 Bestuurlijke boete

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan een bestuurlijke boete opleggen bij overtreding van de artikel 30 van de Huisvestingswet.

  • 2. De hoogte van de bestuurlijke wordt overeenkomstig het bepaalde in bijlage 2

    bepaald.

Hoofdstuk 7 - OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 27 handhaving

  • 1. Met het toezicht op de handhaving van het bij of krachtens hoofdstuk 3 bepaalde zijn belast de daartoe door Burgemeester en Wethouders op grond van artikel 75, eerste lid van de Huisvestingswet aangewezen ambtenaren, die de bevoegdheid hebben als genoemd in de artikelen 77 en 78 van de Huisvestingswet.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels op te stellen voor het binnen

    hun gemeente uitvoeren van de handhavingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel.

Artikel 28

Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam

2006.

Artikel 29

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2006.

  • 2. De Huisvestingsrichtlijn 2005 met bijlagen wordt ingetrokken per 1 juli 2006.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 5 juli 2006 van de regioraad.

 

de secretaris,              de voorzitter,

 

 

 

 

mr M.C. Jansen.           mr I.W. Opstelten.

Bijlage 2 bij het besluit tot wijziging van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006

Artikel 1

De bestuurlijke boete bij overtreding van artikelen 30 van de Huisvestingswet, binnen andere gemeenten dan die genoemd in artikel 2

1. Dit artikel is van toepassing op overtredingen van artikel 30 lid 1 van de

Huisvestingswet, welke hebben plaatsgevonden in andere gemeenten dan die genoemd in artikel 2.

2. De in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006 bedoelde boete bedraagt voor de eerste overtreding van de bepalingen genoemd in het eerste lid, de bedragen die in de tabellen 1 en 2 zijn opgenomen in de kolom ‘eerste overtreding’.

3. Indien degene aan wie eenmaal eerder wegens overtreding van de bepaling genoemd in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006 bedoelde boete is opgelegd, opnieuw in strijd met de in het eerste lid bedoelde bepalingen handelt, bedraagt de hoogte van de op te leggen boete het bedrag opgenomen in de tabellen 1 en 2, in de kolom ‘tweede overtreding’.

4. Indien degene aan wie tweemaal eerder wegens overtreding van de bepaling genoemd in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006 bedoelde boete is opgelegd, opnieuw in strijd met de in het eerste lid genoemde bepalingen handelt, bedraagt de hoogte van de op te leggen boete het bedrag opgenomen in de tabellen 1 en 2, in de kolom ‘derde overtreding’.

5. Indien degene aan wie drie of meer maal eerder wegens overtreding van de bepaling genoemd in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006 bedoelde boete is opgelegd, opnieuw in strijd met de in het eerste lid genoemd e bepalingen handelt, bedraagt de hoogte van de op te leggen boete het bedrag opgenomen in de tabellen 1 en 2, in de kolom ‘vierde overtreding en verder’.

Tabel 1: Bestuurlijke boete bij overtreding van artikel 30, lid 1 sub a en b van de Huisvestingswet

tabel 1Artikel 2

De bestuurlijke boete bij overtreding van artikel 30 van de Huisvestingswet, binnen de gemeente Rotterdam

1. Dit artikel is van toepassing op overtredingen van artikelen 30 lid 1 van de

Huisvestingswet, welke hebben plaatsgevonden in de gemeente Rotterdam.

2. De in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006 bedoelde boete bedraagt voor de eerste overtreding van de bepalingen genoemd in het eerste lid, de bedragen die in de tabellen 1 en 2 zijn opgenomen in de kolom ‘eerste overtreding’.

3. Indien degene aan wie eenmaal eerder wegens overtreding van de bepaling genoemd in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006 bedoelde boete is opgelegd, opnieuw in strijd met de in het eerste lid bedoelde bepalingen handelt, bedraagt de hoogte van de op te leggen boete het bedrag opgenomen in de tabellen 1 en 2, in de kolom ‘tweede overtreding’.

4. Indien degene aan wie tweemaal eerder wegens overtreding van de bepaling genoemd in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006 bedoelde boete is opgelegd, opnieuw in strijd met de in het eerste lid genoemde bepalingen handelt, bedraagt de hoogte van de op te leggen boete het bedrag opgenomen in de tabellen 1 en 2, in de kolom ‘derde overtreding’.

5. Indien degene aan wie drie of meer maal eerder wegens overtreding van de bepaling genoemd in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006 bedoelde boete is opgelegd, opnieuw in strijd met de in het eerste lid genoemde bepalingen handelt, bedraagt de hoogte van de op te leggen boete het bedrag opgenomen in de tabellen 1 en 2, in de kolom ‘vierde overtreding en verder’.

Tabel : Bestuurlijke boete bij overtreding van artikel 30, lid 1 a en b van de Huisvestingswet

tabel 2