Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Zeevang

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Zeevang

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Zeevang
Officiële naam regelingBeheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Zeevang
CiteertitelBeheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Zeevang
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op de lijkbezorging, art. 35
  2. Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-02-201322-12-2017art. 17

12-02-2013

Polder Express, 20-02-2013

R-2013-0253, 2013 02 2.5, -1.776.1
16-07-201021-02-2013nieuwe regeling

29-06-2010

Ons Streekblad, 15 juli 2010

-1.776.1, 2010 10 2.5

Tekst van de regeling

Intitulé

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Zeevang

De raad van de gemeente Zeevang; overwegende dat het gewenst is om actuele regels vast te stellen voor het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen;

gelezen het voorstel van het college van 9 juni 2010;

gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende: Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Zeevang.

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    begraafplaatsen: de gemeentelijke begraafplaatsen in Beets, Hobrede, Kwadijk, Middelie, Oosthuizen en Warder;

  • b.

    graf: een zandgraf of keldergraf;

  • c.

    grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet; grafkelders kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand;

  • d.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • e.

    urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • f.

    particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 3.

      het doen verstrooien van as.

  • g.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • h.

    particulier urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 2.

      het doen verstrooien van as.

  • i.

    algemeen urnengraf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

  • j.

    particuliere urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • k.

    particuliere gedenkplaats: een plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend om overledenen te gedenken;

  • l.

    verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

  • m.

    grafbedekking: gedenkteken en grafbeplanting op een graf, gedenkplaats of verstrooiingsplaats;

  • n.

    rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, een particulier urnengraf of een particuliere gedenkplaats, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • o.

    gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf of een algemeen urnengraf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • p.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de algehele administratie van de begraafplaatsen of degene die hem vervangt;

  • q.

    medewerker: de ambtenaar (van de dienst gemeentewerken) belast met de dagelijks werkzaamheden van de begraafplaatsen of degene die hem vervangt;

  • r.

    college: college van burgemeester en wethouders van Zeevang.

Artikel 2. Uitbreiding begrippen particulier graf en algemeen graf

  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder 'particulier graf' mede verstaan: particulier urnengraf en particuliere urnennis en particuliere gedenkplaats.

  • 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder ‘algemeen graf’ mede verstaan: algemeen urnengraf.

Hoofdstuk II Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3. Openstelling begraafplaats(en)

  • 1. De begraafplaatsen zijn dagelijks toegankelijk een half uur na zonsopgang tot een half uur voor zonsondergang.

  • 2. Om de orde en rust op de begraafplaatsen te kunnen handhaven, kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

  • 4. De toegang tot en het verblijf op de begraafplaats is verboden voor personen die zich op hinderlijke wijze gedragen en voor kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar zonder begeleiding.

Artikel 4. Ordemaatregelen

  • 1. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 2. De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 3. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats(en) te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen; motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het derde lid.

Artikel 5. Plechtigheden

  • 1. Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats moeten tenminste zes werkdagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6. Opgravingen en ruimen

Het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk III Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene die wil doen begraven of as wil doen bijzetten, geeft daarvan uiterlijk 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving of bijzetting zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. Zaterdag geldt voor deze toepassing niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven, moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door een medewerker van de begraafplaats op aanwijzingen van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de medewerker, doch op eigen risico, geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. Zaterdag geldt voor deze toepassing niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de medewerker op te volgen.

Artikel 8. Over te leggen stukken

  • 1. Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder of aan de medewerker.

  • 2. Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 4. De in het derde lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven afgerond op gehele jaren.

  • 5. De beheerder onderzoekt de genoegzaamheid van de overgelegde stukken.

Artikel 9. Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is op werkdagen en op zaterdag van 09.00 tot 16.00 uur.

  • 2. Op zon- en erkende feestdagen wordt niet begraven.

  • 3. Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

Hoofdstuk IV Indeling en uitgifte van de graven

Artikel 10. Indeling graven en asbezorging

  • 1. Op de begraafplaatsen kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      particuliere graven en particuliere urnengraven;

    • b.

      particuliere urnennissen;

    • c.

      particuliere gedenkplaatsen.

  • 2. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven en hoeveel verstrooiingen van as er op de particuliere graven kunnen plaatshebben. Het college bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de particuliere graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 11. Aantal overledenen in graven

  • 1. In een particulier graf mogen worden begraven of bijgezet niet meer dan twee overleden personen en drie asbussen met of zonder urn.

  • 2. In afwijking van het eerste lid mogen op door de beheerder aangewezen gedeelten worden begraven of bijgezet:

    • a.

      niet meer dan één overleden persoon en maximaal twee asbussen met of zonder urn;

    • b.

      niet meer dan vier asbussen met of zonder urn.

  • 3. In een algemeen graf mogen worden begraven of bijgezet niet meer dan twee overleden personen en drie asbussen met of zonder urn.

  • 4. In afwijking van het derde lid mogen op door de beheerder aangewezen gedeelten worden begraven of bijgezet:

    • a.

      niet meer dan één overleden persoon en maximaal twee asbussen met of zonder urn;

    • b.

      niet meer dan vier asbussen met of zonder urn.

  • 5. In een particulier urnennis mogen niet meer dan twee asbussen met of zonder urnen worden bijgezet.

  • 6. In een particulier urnengraf mogen niet meer dan twee asbussen met of zonder urn worden bijgezet.

  • 7. In een algemeen urnengraf mogen niet meer dan twee asbussen met of zonder urn worden bijgezet.

Artikel 12. Volgorde van uitgifte

  • 1. De particuliere graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2. Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, mits dit gelet op de situatie op de begraafplaats(en) niet bezwaarlijk is.

Artikel 13. Termijnen particuliere graven

  • 1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van tien, vijftien of twintig, jaar recht op een particulier graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van vijf, tien, vijftien of twintig jaar, mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3. Wanneer de rechthebbende twaalf maanden voor het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijnen niet reageert, zal de beheerder de bij hem bekend zijnde rechthebbende aanschrijven.

  • 4. Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan de rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 15, eerste lid.

  • 5. Indien rechthebbende geen verlenging wenst of het adres van de rechthebbende bij de beheerder niet bekend is, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf te doen vervallen. Wanneer het adres van de rechthebbende niet bekend is, verzoekt het college door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord om adresgegevens van de betrokken rechthebbende.

  • 6. De grafrust van algemene graven is tien jaar. De grafrusttermijn van algemene graven wordt niet verlengd.

Artikel 14. Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder.

De afmetingen van grafkelders bedragen maximaal voor:

  • a.

    een enkele grafkelder: lengte 2.50 m en breedte 1.40 m;

  • b.

    een dubbele grafkelder: lengte 2.50 m en breedte 2.10 m.

Artikel 15. Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaande te worden gedaan.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn van zes maanden, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf te doen vervallen.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van zes maanden kan het college het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

  • 5. De overschrijving wordt in de begraafplaatsadministratie geregistreerd. Van de overschrijving van het recht wordt aan de nieuwe rechthebbende een bewijs afgegeven.

Artikel 16. Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particulier graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijke mededeling aan de rechthebbende.

Hoofdstuk V Grafbedekkingen

Artikel 17. Vergunning grafbedekking

  • 1. Voor het hebben van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college.

  • 2. De rechthebbende van een particulier graf of een daartoe gemachtigde, vraagt vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan.

  • 3. De graf- en gedenktekenen hebben maximaal de volgende maten:

    • a.

      particulier en algemeen graf: liggende stenen: lengte 200 cm, breedte 70 cm, dikte tenminste 6 cm, hoogte voorzijde 15 cm, hoogte achterzijde 30 cm, voorzien van deugdelijke fundatie;

    • b.

      particulier en algemeen graf: staande graftekens: totale hoogte 110 cm, breedte 70 cm, dikte minstens 6 cm, voorzien van deugdelijk fundatie;

    • c.

      urnengraf: liggende steen: lengte 50 cm, breedte 60 cm, dikte 5 cm, staande steen tot 40 cm.

  • In bijzondere gevallen kan het college ontheffing verlenen van de in het derde lid genoemde afmetingen.

  • 5. Indien de oppervlakte van het graf wordt omsloten met randen of banden en opgevuld met marmerslag, steenslag en dergelijke, worden deze aangebracht op een betonplaat, dik 6 cm met kruisbewapening doorsnede 8 mm, maaswijdte 13 x 18 cm.

  • 6. Het college kan de aanvraag om een vergunning voor een grafbedekking weigeren indien:

    • a

      niet voldaan wordt aan de in het derde lid genoemde afmetingen;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

  • 7. Op de grafbedekking wordt het grafnummer op een zichtbare plek aangegeven.

  • 8. Hinderlijk overhangend groen wordt gesnoeid indien dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is.

Artikel 18. Onderhoud door de gemeente

Het college voorziet in het periodiek schoonmaken van het gedenkteken, in de zorg voor de winterharde beplanting, het onderhouden van de begraafplaats en de graven als basiszorg voor wat betreft het uiterlijk aanzien, zoals het verwijderen van takken, blad en het na verzakking opnieuw stellen van het gedenkteken.

Artikel 19. Onderhoud door rechthebbende of gebruiker

  • 1. Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de gebruiker.

  • 2. De rechthebbende of de gebruiker is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 3. Indien de rechthebbende of de gebruiker nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de gebruiker door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is, maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 5. Het college kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden.

  • 6. Indien binnen twee maanden na de dag van aanschrijving geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is het college bevoegd tot verwijdering en vernietiging van de gedenktekens of beplanting. De gemeente kan voor deze handeling niet aansprakelijk worden gesteld. Het college kan tot herstel of vernieuwing overgaan op kosten van de rechthebbende.

  • 7. Schade als gevolg van brand, vorst, storm, wateroverlast, bliksem, ontploffing, vandalisme, en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van een gedenkteken ten behoeve van een bijzetting, en eventuele gevolgschade voor derden, of verdwijning van de voorwerpen die zich op graven bevinden, is voor rekening van de rechthebbende.

  • 8. Indien door een ondeugdelijk geworden constructie een situatie is ontstaan die gevaar oplevert voor het omvallen of inzakken van een grafmonument, kan het college direct maatregelen treffen.

Artikel 20. Niet blijvende grafbeplanting

Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door of namens de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding.

Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende dertien weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, van de belanghebbende indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 21. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

  • 1. De grafbedekking kan na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf door het college worden verwijderd.

  • 2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college tenminste een half jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft aan de belanghebbende bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende tenminste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het te verwijderen grafbedekking te plaatsen bordje en op het mededelingenbord bij de ingang van de begraafplaats.

  • 3. Indien de grafbedekking niet binnen dertien weken na de verwijdering is afgehaald, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4. Het college is bevoegd een grafbedekking voor eigen rekening en risico tijdelijk weg te nemen, indien dit voor het beheer van de begraafplaats noodzakelijk is.

Hoofdstuk VI Ruiming van graven

Artikel 22. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt tenminste een half jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf wordt geruimd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf bekend door tenminste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming dit op een bord bij het te ruimen graf aan te kondigen, alsmede deze aankondiging op het mededelingenbord bij de ingang van de begraafplaats te plaatsen.

  • 2. De beheerder draagt ervoor zorg dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijden respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met de menselijke resten worden geconfronteerd.

  • 3. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelte van de begraafplaats(en).

  • 4. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 5. De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om te cremeren of elders opnieuw te doen begraven.

  • 6. De rechthebbende op een particulier urnengraf of particulier urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

Hoofdstuk VII GEDEELTE VOOR KERKGENOOTSCHAP

Artikel 23. Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

  • 1. Het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 3, eerste lid, 11, tweede lid, 14 en 19, derde lid, van deze verordening.

  • 2. Het college stelt het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk ervan in kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud en herstel behoeft, wanneer het kerkgenootschap schriftelijk om een dergelijke kennisgeving heeft verzocht.

Hoofdstuk VIII Instandhouden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 24. Lijst

  • 1. Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan, onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3. De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Hoofdstuk IX VERPLICHTINGEN RECHTHEBBENDEN

Artikel 25. Verplichtingen

  • 1. De rechthebbende op een graf, de persoon die een grafreservering heeft lopen, is verplicht ervoor zorg te dragen dat zijn adres te allen tijde bij het college bekend is.

  • 2. Indien aanschrijvingen en andere ingevolge deze verordening vereiste mededelingen verzonden zijn aan het, door de in het eerste lid genoemde personen, laatst opgegeven adres, kunnen zij zich niet op de ontkenning van de ontvangst daarvan beroepen.

HOOFDSTUK X SLOTBEPALINGEN

Artikel 26. Intrekking oude regeling

De Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen, vastgesteld op 14 december 1999, wordt ingetrokken.

Artikel 27. Overgangsbepaling

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen, vastgesteld op 14 december 1999 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen, vastgesteld op 14 december 1999 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 28.Strafbepaling

  • 1. Overtreding van het bij of krachtens deze Verordening bepaalde wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. Overtreding van het bij of krachten deze Verordening bepaalde kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 29. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van uitgifte van Ons Streekblad waarin zij is geplaatst.

Artikel 30. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Zeevang.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 29 juni 2010,

de raad van de gemeente Zeevang,

de griffier, drs. G.C.I. Kager.

de voorzitter, H.C. Heerschop.