Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Wymbritseradiel

Reïntegratieverordening 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Wymbritseradiel
Officiële naam regelingReïntegratieverordening 2009
CiteertitelReïntegratieverordening 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-01-200901-01-200901-01-2011Nieuwe regeling

13-01-2009

Sneker Nieuwsblad, 22-01-2009

08r/000209

Tekst van de regeling

Reïntegratieverordening 2009

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

  • a.

    de wet: de Wet Werk en Bijstand;

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wymbritseradiel;

  • c.

    de gemeente: de gemeente Wymbritseradiel;

  • d.

    Werk Eerst: reïntegratie-instrument met als doel de bemiddelbare belanghebbenden sneller op regulier werk te plaatsen door middel van training en werkervaring;

  • e.

    opbouwsubsidie: loonkostensubsidie voor werkgevers bij het in dienst nemen van de doelgroep;

  • f.

    startsubsidie: loonkostensubsidie voor werkgevers wanneer een lid van de doelgroep voor een jaar in dienst wordt genomen;

  • g.

    werkstage: stage met als doel de belanghebbende werkervaring en vaardigheden op te laten doen;

  • h.

    werken met behoud van uitkering: werkzaamheden verrichten die speciaal georganiseerd zijn voor de belanghebbenden en ook als betaalde werksoort voorkomen,

  • i.

    vrijwilligerswerk: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten voor een beperkt aantal uren per week gericht op arbeidsinschakeling of sociale activering;

  • j.

    korte termijn: arbeidsperspectief binnen anderhalf jaar;

  • k.

    middellange termijn: arbeidsperspectief tussen anderhalf  en tweeënhalf jaar;

  • l.

    lange termijn: arbeidsperspectief niet binnen tweeënhalf jaar;

  • m.

    alleenstaande, alleenstaande ouder, gezin en kind; zoals bedoeld in artikel 4 lid a t/m d van de WWB

  • n.

    gehuwden: gehuwden of degenen die daarmee gelijk te stellen zijn volgens artikel 3 van de WWB;

  • o.

    de doelgroep: de personen aan wie op grond van artikel 7 eerste lid onder a. van de wet door de gemeente ondersteuning kan worden geboden;

  • p.

    uitkeringsgerechtigde: degene die algemene bijstand ontvangt op grond van de WWB. Met de uitkeringsgerechtigde wordt gelijkgesteld degene die een uitkering ontvangt op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) of op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz);

  • q.

    de belanghebbende: het lid van de doelgroep dat aanspraak maakt op ondersteuning of aan wie ondersteuning wordt geboden;

  • r.

    de werknemer: het lid van de doelgroep dat een dienstverband heeft met een werkgever die daarvoor subsidie ontvangt op grond van deze verordening;

  • s.

    ondersteuning: ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • t.

    een traject: een aaneenschakeling van reïntegratie-instrumenten;

  • u.

    reïntegratie-instrumenten: de instrumenten die het college ter beschikking heeft voor het bieden van ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • v.

    arbeidsinschakeling: arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 6 onder b. van de wet;

  • w.

    wettelijk minimumloon: het wettelijk netto minimumloon dat van toepassing is op de werknemer, exclusief werkgeverslasten. Als op de werknemer een minimumjeugdloon van toepassing is, geldt dat als het voor hem geldende minimumloon;

  • x.

    arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Met een arbeidsovereenkomst wordt gelijk gesteld een aanstelling op grond van het ambtenarenrecht.

Artikel 2 Opdracht aan het college
  • 1. Het college biedt ondersteuning aan leden van de doelgroep, die in Wymbritseradiel  woonachtig zijn. (artikel 40, eerste lid van de wet)

  • 2. Het college zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van reïntegratie-instrumenten en voor de voorzieningen die daaraan ondersteunend zijn.  Het college houdt daarbij rekening met de aard en omvang van door het college te bepalen doelgroepen en de instrumenten die het meest geschikt zijn voor de leden van die doelgroepen.

  • 3. Het college kan bij het bepalen van het aanbod aan reïntegratie-instrumenten prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 4. Het college bevordert de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van kinderen jonger dan 12 jaar voor leden van de doelgroep, voor zover die opvang nodig is voor het volgen van een traject of voor deelname aan een reïntegratie-instrument, of voor het bereiken van het doel van een traject of een reïntegratie-instrument.

  • 5. Het college kan ten aanzien van de voorzieningen nadere regels stellen die betrekking kunnen hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het aanvragen van de voorzieningen;

    • c.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • d.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • e.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

  • 6. Het college stelt nadere beleidsregels vast voor de criteria met betrekking tot de gehele dan wel gedeeltelijke ontheffing van de arbeidsverplichting, zoals bedoeld in artikel  9 lid 2. WWB.

Hoofdstuk 2 Doel en doelgroep

Artikel 3 Doelgroepen en doel van de ondersteuning

Het college kan aan een lid van de doelgroep ondersteuning bieden bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid, of als dat doel niet bereikbaar is, bij zelfstandige maatschappelijke participatie.

Voor leden van de doelgroep omschreven als personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden, geldt dat  niet alle voorzieningen voor hen toegankelijk zijn. Daarenboven gelden voor deze doelgroep de volgende voorwaarden:

  • 1.

    het gezinsinkomen ligt lager dan 150% van het Wettelijk minimumloon; en

  • 2.

    het traject duurt maximaal een jaar en moet arbeidsmarktrelevant zijn;

Artikel 4 Sluitende aanpak
  • 1. Elke uitkeringsgerechtigde krijgt binnen 3 maanden na melding bij het CWI een aanbod voor een voorziening gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor deze persoon een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting voor bepaalde tijd geldt.

Artikel 5 Vorm van de ondersteuning
  • 1. Ondersteuning kan worden geboden door het aanbieden van een traject, waarbij  reïntegratie-instrumenten kunnen worden ingezet, of door het bieden van scholing, praktische hulp, advies, nazorg bij werkaanvaarding of doorverwijzing naar andere instanties. Dit alles gebeurt in overleg met de cliënt.

  • 2. Bij de inzet van reïntegratie-instrumenten wordt gekozen voor dat instrument dat beschikbaar is en dat adequaat en toereikend is voor het doel dat beoogd wordt.

  • 3. Reïntegratie-instrumenten die gericht zijn op de arbeidsinschakeling kunnen worden ingezet als door die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid wordt versneld of de duurzaamheid van uitplaatsing wordt bevorderd.

  • 4. Het instrument of traject kan door de gemeente of door een derde –een reïntegratiebedrijf- worden uitgevoerd.

  • 5. Door middel van een bemiddelingsbudget kunnen eventuele drempels worden weggenomen voor de cliënt die werkaanvaarding in de weg kunnen staan. Het bemiddelingsbudget kan ook worden ingezet bij de bestrijding van kosten die het volgen van een traject gericht op werk of sociale activering belemmeren.

Artikel 6 Subsidie- en budgetplafonds
  • 1. Het college kan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt  voor een specifieke voorziening.

Artikel 7 Onderzoek

Het college kan voordat besloten wordt tot een traject en/of tot de inzet van reïntegratie-instrumenten een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de belanghebbende en naar de geschiktheid voor hem van de reïntegratie-instrumenten of andere vormen van begeleiding.

Artikel 8 Verplichtingen
  • 1. Onverminderd andere verplichtingen die gelden op grond van de wet of van andere wetten, bijvoorbeeld in verband met een uitkering die de belanghebbende ontvangt, gelden voor de belanghebbende de volgende verplichtingen:

    • a.

      het verstrekken van de inlichtingen aan het college die nodig zijn voor het bepalen van een geschikt traject en/of een geschikt reïntegratie-instrument;

    • b.

      het verlenen van medewerking aan een onderzoek als bedoeld in het vorige artikel;

    • c.

      het naar vermogen uitvoering geven aan de verschillende onderdelen van het traject;

    • d.

      na te laten hetgeen de realisatie van het doel van het traject of van de reïntegratie-instrumenten belemmert.

  • 2. Indien een belanghebbende het resultaat van een aangeboden voorziening niet bereikt en dit verwijtbaar aan de belanghebbende is, kan het college besluiten tot terugvordering van de gemaakte kosten.

Hoofdstuk 3 Werken met behoud van uitkering

Artikel 9 Werk Eerst
  • 1. Bemiddeling naar Werk Eerst is een instrument gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het Werk Eerst-instrument heeft als doel de belanghebbende, door training en daarna werkervaring, sneller op regulier werk te plaatsen.

  • 3. Dit instrument kan worden ingezet voor alle belanghebbenden waarvan is vastgesteld, dat:

    • a.

      de belanghebbende zich heeft gemeld voor een uitkering op basis van de WWB, en;

    • b.

      de belanghebbende is door het CWI is als bemiddelbaar op korte of langere termijn d.w.z. in fase 1, 2 of 3. Deze fases worden door het CWI Route A genoemd;

    • c.

      er geen dringende redenen zijn om voor de betreffende belanghebbende af te wijken van de inzet van Werk Eerst, zulks ter beoordeling van het college.

Artikel 10 Werkstage
  • 1. Een werkstage kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De werkstage heeft als doel de belanghebbende, met behoud van een bijstandsuitkering, door middel van een stage werkervaring en vaardigheden op te laten doen in een bepaald vakgebied en het aanleren van werknemersvaardigheden.

  • 3. Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte of (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een werkstage geïndiceerd is.

  • 4. De werkstage duurt maximaal zes maanden.

Artikel 11 Werken met behoud van uitkering
  • 1. Werken met behoud van uitkering heeft als doel de belanghebbende werkritme op te laten doen en/of te laten behouden. De werkzaamheden hebben dezelfde kenmerken als betaald werk, maar worden speciaal georganiseerd voor de belanghebbenden.

  • 2. Vrijwilligerswerk heeft als doel belanghebbenden te activeren en socialiseren. De activiteiten van de vrijwilliger zijn altijd onbetaalde werkzaamheden met een maatschappelijk doel binnen een organisatie zonder winstoogmerk, met of zonder rechtspersoonlijkheid.

  • 3. De instrumenten uit lid 1 en 2  kunnen worden ingezet wanneer door het  college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op dat moment geen perspectief, of op (middel)lange termijn geen reëel perspectief heeft op regulier werk.

  • 4. De inzet van deze instrumenten kan door het college wenselijk of noodzakelijk worden geacht om maatschappelijk isolement te voorkomen of een arbeidsperspectief  te bevorderen.

  • 5. De duur van deze instrumenten is niet beperkt tot een vaste termijn, echter er zal met belanghebbende bij inzet van deze instrumenten een termijn voor heronderzoek inzake het perspectief op regulier werk worden afgesproken.

Hoofdstuk 4 Betaald werk met behulp van reïntegratie

Artikel 12 Subsidies voor de werkgever
  • 1. Het college kan een subsidie aan werkgevers verstrekken om zo werkgevers te stimuleren arbeidsplaatsen beschikbaar te    stellen voor bepaalde categorieën werkloos werkzoekenden.

  • 2. Subsidie aan werkgevers is alleen mogelijk ten behoeve van arbeidsplaatsen die worden vervuld door leden van de doelgroep of personen waarvan is vastgesteld dat zij binnen afzienbare tijd tot de doelgroep zullen behoren.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt voor kosten waarvoor, door de gemeente, reeds een andere subsidie wordt verstrekt.

  • 4. Het college stelt nadere regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 5. Als de subsidie voor een bepaalde periode geldt, wordt het recht op die subsidie voor de betreffende periode vastgesteld.

Artikel 13 Voorschotten
  • 1. Het college kan in de situatie die bedoeld wordt in het vorige artikel, voorafgaande aan de subsidievaststelling voorschotten verstrekken als aan de andere voorwaarden voor subsidie is voldaan.

  • 2. Voorschotten worden eerst verrekend met de definitief vastgestelde subsidie of met voorschotten over een zelfde of een volgend kalenderjaar. Als een werkgever meerdere subsidies ontvangt, kunnen voorschotten op de ene subsidie met een definitief vastgestelde andere subsidie op grond van deze verordening of met voorschotten op een andere subsidie op grond van deze verordening worden verrekend.

Artikel 14 Bevoegdheid college
  • 1. Het college kan aanvullende regels stellen met nadere voorwaarden voor subsidies aan werkgevers.

  • 2. Het college kan regels stellen waarin categorieën van werkgevers of werknemers worden aangewezen waarvoor aan bepaalde voorwaarden voor subsidie of de hoogte of de duur daarvan niet hoeft te worden voldaan.

Artikel 15 De aanvraag van de subsidie voor de werkgevers

De subsidie moet worden aangevraagd uiterlijk drie maanden na de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst.

Paragraaf 4.1 Vormen van betaald werk met behulp van reïntegratie

Artikel 16 Opbouwsubsidie
  • 1. De opbouwsubsidie is een subsidie aan de werkgever voor de werknemer, die in het kader van reïntegratie in dienst treedt van de werkgever.

  • 2. Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld, dat de uitstroom naar reguliere arbeid wordt bevorderd door het aanbieden van het instrument. Voorwaarden voor de toepassing van dit instrument zijn:

    • A.

      ten aanzien van de belanghebbende;

      sub 1. de belanghebbende is minimaal één jaar werkloos en

      sub.2. de belanghebbende heeft een uitkering op grond van de WWB,

      sub.3. de belanghebbende heeft een gesubsidieerde baan die is gebaseerd op het besluit ID-banen, een WIW-dienstbetrekking of een detacheringsbaan;

      sub.4. ook personen waarvan is vastgesteld dat zij binnen afzienbare tijd tot de doelgroep zullen behoren kunnen als  belanghebbende  worden beschouwd en voor deze voorziening in aanmerking komen.

    • B.

      ten aanzien van de arbeidsovereenkomst:

      sub.1. In de arbeidsovereenkomst wordt de werknemer voor een dusdanig aantal uren aangesteld, dat zijn netto salaris meer bedraagt dan het voor hem geldende bijstandsniveau.

      Hiervan kan worden afgeweken als het college heeft vast gesteld dat de werknemer een alleenstaande ouder is die niet in staat is het bedoelde aantal uren te werken in verband met de zorg voor één of meer kinderen. Hetzelfde geldt voor personen die vanwege hun handicap niet in staat zijn tot volledige arbeidsparticipatie.

  • 3. Het college kan in afwijking van lid 2. van de genoemde criteria afwijken, indien naar het oordeel van het college voor belanghebbende behorend tot de doelgroep het perspectief op het aanvaarden van arbeid wordt bevorderd.

  • 4. De subsidie wordt alleen dan verstrekt indien door de werkgever voor minimaal één jaar een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan en een intentieverklaring wordt afgegeven voor verlenging met minimaal een dienstverband van één jaar voor hetzelfde aantal uren.

  • 5. De onder 1 genoemde subsidie duurt maximaal 2 jaar.

Artikel 17 Startsubsidie
  • 1. Startsubsidie kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De startsubsidie heeft als doel de belanghebbende, door betaald werk, een zodanige werkervaring op te laten doen dat het perspectief op een niet-gesubsidieerde vaste baan vergroot wordt.

  • 3. Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende:

    • a.

      een reëel perspectief heeft op regulier werk,

    • b.

      minimaal een half jaar werkloos is,

    • c.

      een gesubsidieerde baan heeft die is gebaseerd op het besluit ID-banen, een WIW-dienstbetrekking of een detacheringsbbaan.

    • d.

      ook personen waarvan is vastgesteld dat zij binnen afzienbare tijd tot de doelgroep zullen behoren kunnen als  belanghebbende worden beschouwd en voor deze voorziening in aanmerking komen.

  • 4. Het college kan in afwijking van lid 3. van de genoemde criteria afwijken,  indien naar het oordeel van het college voor belanghebbende behorend tot de doelgroep het perspectief op het aanvaarden van arbeid wordt bevorderd.

  • 5. De subsidie, die bestaat uit een bijdrage in de loonkosten, duurt minimaal drie maanden en maximaal één jaar. Bij voortzetting van het dienstverband van minimaal één jaar voor hetzelfde aantal uren kan een bonus worden verkregen.

Artikel 18 Doorstroomtrajecten
  • 1. Door de opdrachtnemer, een reïntegratiebureau of uitzendbureau, worden arbeidsovereenkomsten van één jaar afgesloten met belanghebbenden, zijnde uitkeringsgerechtigden, die daartoe geschikt worden geacht door het college. Ook personen waarvan is vastgesteld dat zij binnen afzienbare tijd tot de doelgroep zullen behoren kunnen als belanghebbende worden beschouwd en voor deze voorziening in aanmerking komen. Het college is opdrachtgever.

  • 2. De overeenkomst tot plaatsing in detachering en doorstroom heeft tot doel:

    • a.

      de belanghebbende te detacheren bij een werkgever opdat belanghebbende in of meteen na dat jaar kan uitstromen naar regulier werk en

    • b.

      de belanghebbende zo mogelijk onafhankelijk van een uitkering te maken.

  • 3. Het traject behelst zowel het in dienst nemen van belanghebbende, als de intake, diagnose, training, scholing, begeleiding, plaatsing van de belanghebbende bij een werkgever als de jobcoaching/nazorg.

  • 4. Het traject kan eventueel met maximaal een half jaar verlengd worden als het college akkoord gaat met de voortgangsrapportages en een trajectplan voor de extra periode die tot plaatsing zal leiden.

  • 5. Het college kan in afwijking van lid 2. van de benoemde criteria afwijken, indien naar het oordeel van het college voor belanghebbende het perspectief op het aanvaarden van reguliere arbeid wordt bevorderd.

Artikel 19 Bemiddelingssubsidie
  • 1. De bemiddelingssubsidie is  een subsidie aan intermediairs, die succesvol optreden bij het bemiddelen van uitkeringsgerechtigden.

  • 2. De in lid 1 bedoelde intermediairs betreffen uitzendbureau’s/ intermediairs waarmee de gemeente geen contract is aangegaan voor het verrichten van reïntegratiediensten.

  • 3. De hoogte van de subsidie is afhankelijk van de individuele   arbeidsmarktpositie situatie van de klant (fase-indeling) en het recht op subsidie wordt 6 maanden na beëindiging van de bijstandsuitkering vastgesteld.

Artikel 20 Vervroegd intreden in de WSW
  • 1. De uitkeringsgerechtigde die voor de WSW geïndiceerd is, kan voor de tijd dat hij  op de wachtlijst staat,  reeds in dienst worden genomen bij het WSW-bedrijf.

  • 2. De gemeente vergoedt het WSW-bedrijf voor de periode van maximaal twee jaar een deel van de kosten. Namelijk het bedrag dat gelijk is aan de uitkering van de uitkeringsgerechtigde.

  • 3. Het college kan de duur van de vergoeding verlengen.

Hoofdstuk 5 Subsidies voor de werknemer

Artikel 21 Bevoegdheid college
  • 1. Het college kan categorieën van personen aanwijzen aan wie een subsidie verstrekt of een vrijlating geboden kan worden ter bevordering van de aanvaarding of het behoud van werk of trajecten gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college stelt nadere regels vast over de voorwaarden voor subsidie en de hoogte daarvan, zoals opgenomen in: “Beleidsregels voor subsidieverstrekking WWB 2009”.

Artikel 22 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende

afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 23 Citeerwijze en inwerkingtreding
  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: de Reïntegratieverordening 2009.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

TOELICHTING

Algemeen

Deze verordening regelt de ondersteuning die de gemeente biedt bij de arbeidsinschakeling van werklozen die horen tot de doelgroep. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de Wet werk en bijstand (WWB). Het voorschrift om een verordening vast te stellen waarin deze ondersteuning nader vorm wordt gegeven volgt uit artikel 8 WWB.

 

Artikelsgewijs

Artikel 1         Definities

In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in de verordening voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan.

Voor een definitie van ondersteuning is aansluiting gezocht bij de definitie daarvan in de WWB. Reïntegratie-instrumenten zijn voorzieningen die verstrekt kunnen worden om die ondersteuning te bieden. Een traject is een aaneenschakeling van reïntegratie-instrumenten. Het doel is van tevoren vastgesteld. In de meeste gevallen wordt naar aanleiding van een diagnose, samen met de belanghebbende, een plan opgesteld, met daarin de trajectdoelen. Een traject kan ook uit een enkel reïntegratie-instrument bestaan.

 

Artikel 2         Opdracht aan het college

De WWB geeft aan het college de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de belanghebbende dat het liefst zou zien. Het is aan het college om te zorgen voor een voldoende aanbod van reïntegratie-instrumenten, maar het college heeft daarbij te maken met beperkte middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren.

De ondersteuning is alleen van toepassing voor belanghebbenden die wonen in Wymbritseradiel. (art. 40 uit de WWB is van toepassing)

Behalve de directe reïntegratie-instrumenten draagt de gemeente er ook zorg voor dat ondersteunende voorzieningen in voldoende mate aanwezig zijn. Hier valt te denken aan maatschappelijke hulpverlening, schuldhulpverlening en kinderopvang.

Lid 5 geeft het college ruimte om nadere regels te stellen ten aanzien van de voorzieningen.

Lid 6 verwijst naar de beleidsregels die betrekking hebben op de tijdelijke ontheffing van een alleenstaande ouder. Het gaat om de afweging tussen het belang van arbeidsinschakeling en de invulling die de ouder wenst te geven aan de zorgplicht.

 

Artikel 5         Vorm van de ondersteuning

Ondersteuning hoeft niet altijd te bestaan uit een door derden uitgevoerde diagnose, gevolgd door een vastgesteld traject met één of meerdere reïntegratie-instrumenten. Een reïntegratie-instrument kan ook scholing zijn.

Als dat kan, kan worden volstaan met advies of doorverwijzing naar andere instanties. Reïntegratie-instrumenten worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid wordt versneld of de duurzaamheid van uitplaatsing wordt bevorderd. Bovendien worden de instrumenten alleen ingezet als aan de hand van onderzoek is gebleken dat door de inzet van die instrumenten het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid binnen afzienbare tijd mogelijk wordt. Reïntegratie moet bovendien de kortste weg naar arbeid zijn. Daarmee wordt niet alleen de tijd tussen de inzet van het instrument en de werkaanvaarding bedoeld, maar ook de inspanningen die het kost om dat doel te bereiken.

Alleen als arbeidsinschakeling binnen afzienbare termijn niet tot de mogelijkheden behoort, kan zelfstandige maatschappelijke participatie een doel van de inzet van reïntegratie-instrumenten zijn. Ook in dat geval geldt dat het instrument beschikbaar moet zijn en dat het adequaat en toereikend moet zijn voor het beoogde doel.

De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van het traject ligt bij het college, dat immers ook verantwoordelijk is voor de effectieve en doelgerichte inzet van schaarse middelen. Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid wordt rekening gehouden met de wensen van de belanghebbende. Voor het slagen van het traject is de motivatie van de belanghebbende belangrijk. Bovendien wordt, voordat tot het traject wordt besloten, de inhoud van het traject besproken met de belanghebbende, waarna het trajectplan door beide partijen ondertekend wordt.

Een bemiddelingsbudget kan een onderdeel zijn van de ondersteuning om drempels voor de belanghebbende weg te nemen. Het gaat om bijvoorbeeld een bezoek aan de kapper, de aanschaf van (werk)kleding of gereedschap. De hoogte van het bedrag staat in het richtlijnenboek.

 

Artikel 6         Subsidie- en budgetplafonds

De gemeente kan om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening subsidie- en budgetplafonds instellen. Het college besluit over de hoogte van de plafonds.

 

De WWB stelt dat het ontbreken van financiële  middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijk open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken.

 

Een budgetplafond geldt voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen. Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een subsidieplafond dient wel bekend gemaakt te worden vóór de periode waarvoor deze geldt (art.4:27 lid 1 Awb).

 

Artikel 7         Onderzoek

In een aantal gevallen zal worden verwezen naar een reïntegratiebedrijf. Ook is denkbaar dat uit het eigen onderzoek al blijkt dat een diagnose door derden en/of de inzet van meerdere reïntegratie-instrumenten niet nodig is en kan direct naar een instrument of voorziening worden verwezen.

 

Artikel 8         Verplichtingen

Deelname aan reïntegratie is niet vrijblijvend. Bijstandsgerechtigden zijn al door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Voor diegenen zonder uitkering moeten voorwaarden aan het reïntegratietraject gekoppeld worden. Deze gelden vanzelfsprekend ook voor de bijstandsgerechtigden. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek.

Het college kan aan een belanghebbende die een voorziening krijgt aangeboden en die door verwijtbaar handelen het resultaat van een aangeboden voorziening niet bereikt besluiten tot terugvordering. De terugvordering staat verder los van de eventuele afstemming die plaatsheeft op basis van de gedragingen van belanghebbende in het kader van de afstemmingsverordening.

Natuurlijk heeft de belanghebbende ook rechten. Tegen beslissingen op grond van deze verordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het recht op inzage in gegevens en zonodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).

 

Artikel 9         Werk eerst

Cliënten die zich melden bij het CWI en een beroep doen op een WWB-uitkering en tegelijk op korte of langere termijn bemiddelbaar zijn naar de arbeidsmarkt worden direct actief benaderd. Men wordt direct in een intensief trainingstraject van acht weken geplaatst, tenzij door de casemanager wordt geoordeeld, dat de inzet van een ander re-integratie-instrument meer geschikt is voor belanghebbende om de uitstroom naar reguliere arbeid te bevorderen.  Aansluitend wordt deelgenomen, indien men nog niet is uitgestroomd, aan het onderdeel werkervaring / werkgewenning, waarvoor geldt dat voor zeven maanden tenminste 16 uur per week een zo passend mogelijke werkplek wordt aangeboden met daarnaast 4 uur per week training en sollicitatiebegeleiding.

Doel van dit tweeledige instrument is de werkloosheidsduur zo veel als mogelijk te beperken.

 

Artikel 10       Werkstage

De werkstage heeft als belangrijkste doel het opdoen van vaardigheden in een vakgebied en het aanleren van werknemersvaardigheden, waardoor uitstroom naar betaald werk mogelijk wordt gemaakt. De werkstage is bedoeld voor leden van de doelgroep die op korte, middellange of lange termijn perspectief op betaald werk hebben. In deze verordening wordt uitgegaan van de volgende termijnen:

  • -         korte termijn: binnen  negen maanden;

  • -         middellange termijn: tussen 9 maanden en tweeënhalf jaar;

  • -        lange termijn: niet binnen tweeënhalf jaar.

Voor de werkstage geldt net als voor vrijwilligerswerk dat niet alleen het arbeidsperspectief bepalend is voor de inzet van het instrument. Anders dan bij vrijwilligerswerk geldt hier wel een duurbeperking. De reden daarvan is dat de werkstage niet kan worden ingezet met als (voorlopig) einddoel zelfstandige maatschappelijke participatie. 

 

Artikel 11       Werken met behoud van uitkering

Werken met behoud van uitkering kan een nuttig instrument zijn om werkritme op te doen of te laten behouden. Het kan worden ingezet als uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is, of als dat pas op middellange of lange termijn mogelijk is. Er is bewust voor gekozen om geen exacte termijnen te noemen voor dit arbeidsperspectief. Niet alleen zou dat ten onrechte de suggestie wekken dat dat altijd vooraf exact vast te stellen is, het arbeidsperspectief is ook niet alleen afhankelijk van in de persoon gelegen omstandigheden. Ook een veranderende arbeidsmarkt maakt dat het arbeidsperspectief wijzigt.

 

Vrijwilligerswerk is altijd onbetaalde arbeid met als doel de belanghebbende te activeren. Deze activiteiten hebben altijd een maatschappelijk doel binnen een organisatie zonder winstoogmerk.

Er is van afgezien om een maximale duur vast te stellen, om ervoor te zorgen dat het instrument ingezet kan worden voor degenen voor wie uitstroom naar betaald werk op (middel) lange termijn niet mogelijk is.

Bij werken met behoud van uitkering en vrijwilligerswerk zal de ontwikkeling van de belanghebbenden worden gemonitord en kan het perspectief op regulier werk een rol blijven spelen.

Omdat het college de inzet van deze instrumenten wenselijk of noodzakelijk acht voor een belanghebbende heeft deelname een verplichtend karakter.

 

Artikel 12       Subsidies voor de werkgever

Doel van subsidiering van arbeidsplaatsen is om extra werkgelegenheid te bevorderen voor speciale groepen van werklozen die anders geen werk kunnen vinden. De reden hiervoor kan zijn dat deze werklozen door de grotere afstand tot de arbeidsmarkt minder productief zijn, of dat werkgevers door een gebrek aan werkervaring huiverig zijn om iemand in dienst te nemen vanwege de extra financiële risico's die daaraan verbonden zijn. Door deze subsidiering worden die financiële risico’s van de werkgever gecompenseerd, en komen er voor de gemeente extra instrumenten beschikbaar voor het uitvoeren van haar reïntegratiedoelstellingen. 

Ongewenste samenloop van subsidies moet worden voorkomen. Voor een deel is daarin al voorzien doordat alleen voor kosten subsidie kan worden verleend. Toch is nog eens uitdrukkelijk opgenomen dat een loonkostensubsidie alleen mogelijk is voor die loonkosten, of voor dat deel van die loonkosten, waar niet al een andere gemeentelijke subsidie voor wordt ontvangen. Dat hoeft niet een subsidie te zijn die alleen voor de loonkosten bedoeld is. Het kan ook om een meer algemene subsidie gaan, waarvan is vastgesteld dat die ook voor de loonkosten bedoeld is. De verantwoordelijkheid voor het bewaken van de totale subsidie aan een werkgever conform de Europese regelgeving inzake de regeling minimus-steun ligt bij de individuele werkgever. 

Het definitieve recht op subsidie wordt vastgesteld na afloop van ieder kalenderjaar.

Als er meer dan één gesubsidieerde arbeidsplaats is, wordt op dat moment tevens het totaal aan subsidies voor die arbeidsplaatsen vastgesteld. Definitieve vaststelling per kalenderjaar sluit ook goed aan bij het moment van salarisveranderingen en fiscale veranderingen en bij het moment waarop definitief opgave van loonkosten moet worden gedaan ten behoeve van andere regelingen.

 

Artikel 13       Voorschotten

Voorschotverlening is mogelijk gemaakt omdat de subsidie eenmaal per jaar definitief wordt vastgesteld, en de bedrijfsvoering van werkgevers niet altijd toelaat dat de loonkosten worden betaald zonder dat daar de inkomsten uit de loonkostensubsidie tegenover staat. Als is vastgesteld dat aan de voorwaarden van subsidiering is voldaan, kunnen periodiek voorschotten worden verstrekt ter hoogte van een voorlopige schatting van het uiteindelijk toe te kennen subsidiebedrag ten behoeve van de aanwezige gesubsidieerde arbeidsplaatsen over de periode waar het voorschot betrekking heeft. Bij de definitieve vaststelling van de subsidie vindt verrekening van de verstrekte voorschotten plaats. Het verschil dat resteert wordt uitbetaald als het positief is, of verrekend met de bevoorschotting van het volgende kalenderjaar als het negatief is. Als verrekening niet mogelijk is, worden te veel verstrekte voorschotten teruggevorderd.

 

Artikel 14       Bevoegdheid college

In deze verordening zijn de belangrijkste voorwaarden voor subsidieverlening opgenomen. Desondanks kan het wenselijk zijn dat bepaalde voorwaarden worden aangevuld of aangescherpt, bijvoorbeeld als blijkt dat bestaande regels oneigenlijke subsidiering of concurrentievervalsing mogelijk maken. Omgekeerd kan het wenselijk zijn dat ten behoeve van bepaalde categorieën van werknemers of werkgevers in gunstige zin kan worden afgeweken. Om te voorkomen dat telkens in individuele gevallen van de gestelde regels wordt afgeweken, is voorgeschreven dat dit alleen kan op grond van door het college vastgestelde algemene richtlijnen.

 

Artikel 16       Opbouwsubsidie

De opbouwsubsidie is een loonkostensubsidie voor de werkgever.

De opbouwsubsidie is bedoeld ter ondersteuning van een persoon uit de doelgroep die een reguliere baan aangeboden krijgt. De subsidie verbonden aan de baan is bedoeld voor mensen met lange afstand tot de arbeidsmarkt, waarbij in principe wel sprake is van een minimale werkloosheidsduur van een jaar. Het college kan om dringende redenen afwijken van de criteria werkloosheidsduur en uitkeringsgerechtigd zijn. Gehuwden zonder uitkering, of degenen die daarmee gelijk te stellen zijn, worden niet op een baan  met opbouwsubsidie geplaatst als zij een partner hebben met een inkomen dat hoog genoeg is om in het gezinsinkomen te voorzien. Daarbij wordt als norm 150% van het Wettelijk Minimumloon gehanteerd.

De  werkgever ontvangt alleen subsidie nadat hij een arbeidsoverkomst heeft gesloten met een werknemer waarvan vooraf door het college is vastgesteld dat hij tot de doelgroep behoort. In de praktijk zal een werkgever kenbaar maken dat hij een arbeidsplaats wil creëren voor de doelgroep en daarvoor subsidie wil gaan ontvangen. Daarna zullen aan hem verschillende kandidaten worden gepresenteerd voor wie in het kader van hun reïntegratie een baan met opbouwsubsidie wordt gezocht. De beschikbaarheid van een geschikte kandidaat die tot de doelgroep van een baan met opbouwsubsidie behoort, is daardoor een voorwaarde voor subsidie geworden.

Een andere belangrijke voorwaarde is dat het werk (en dus ook de betaling daarvoor) van een dusdanige omvang is, dat de belanghebbende daarmee in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien, en dus geen beroep meer hoeft te doen op (aanvullende) bijstand. Een uitzondering hierop kan worden gemaakt als het om een alleenstaande ouder gaat, van wie vooraf door het college is vastgesteld dat hij dat benodigde aantal uren niet kan werken vanwege de zorg voor minderjarige kinderen of om een persoon die niet volledig arbeidsgeschikt is.

 

Artikel 17       Startsubsidie

De startsubsidie is ook een loonkostensubsidie voor de werkgever.

De startsubsidie is bedoeld  ter ondersteuning van personen uit de doelgroep die een reguliere baan aangeboden krijgen. De subsidie verbonden aan de baan is bedoeld om mensen met behulp van de subsidie werkervaring te laten op doen. Hiermee wordt getracht te voorkomen dat de persoon langdurig werkloos zal worden. Personen met een relatief korte afstand tot de arbeidsmarkt komen voor deze subsidie in aanmerking. Het college kan om dringende redenen afwijken van de criteria werkloosheidsduur en uitkeringsgerechtigd zijn. De startsubsidie is maximaal één jaar, waarna na voortzetting van het dienstverband voor minimaal één jaar een bonus wordt verstrekt.

Gehuwden zonder uitkering, of degenen die daarmee gelijk te stellen zijn, worden niet op een baan met startsubsidie geplaatst als zij een partner hebben met een inkomen dat hoog genoeg is om in het gezinsinkomen te voorzien.

Een werkgever ontvangt alleen subsidie nadat hij een arbeidsoverkomst heeft gesloten met een werknemer waarvan vooraf door het college is vastgesteld dat hij tot de doelgroep behoort en dat een startsubsidie geïndiceerd is. De eerste deel van de subsidie wordt gedurende het eerste jaar verstrekt. De bonus wordt verstrekt als na afloop van het eerste jaar een arbeidscontract wordt aangegaan voor minimaal een jaar voor hetzelfde aantal uren.

Artikel 18       Doorstroomtrajecten

Re-integratiebureaus en uitzendbureaus kunnen tegen een kostendekkende

vergoeding met belanghebbenden een arbeidsovereenkomst van een jaar aangaan. De belanghebbende wordt bij een werkgever geplaatst met als doel om binnen of na een jaar een plaatsing naar een reguliere baan te realiseren. Hoe eerder zij de belanghebbende op een reguliere baan hebben kunnen plaatsen des te hoger zal de bonus zijn die zij ontvangen.

Artikel 19.     Bemiddelingssubsidie

De gemeente verstrekt bemiddelingssubsidies aan uitzendbureaus /intermediairs wanneer een werkzoekende met een WWB-uitkering naar een reguliere baan bemiddeld wordt.

Voorwaarden voor toekenning van een bemiddelingssubsidie zijn:

  • - de baan waar naar bemiddeld wordt dient tenminste een zodanige omvang te hebben en van zodanige duur te zijn dat de betrokken werknemer in ieder geval gedurende een aaneengesloten periode van 1 jaar geen beroep op bijstand meer hoeft te doen.

  • - de bemiddelingssubsidie kan  worden aangevraagd zodra het dienstverband 1 jaar heeft geduurd.

  • - stapeling van de bemiddelingssubsidie en de startsubsidie/opbouwsubsidie bij hetzelfde bedrijf is niet mogelijk.   

Artikel 20       Vervroegd intreden in de WSW

Wanneer een persoon voor de WSW geïndiceerd wordt, kan hij, voor de tijd dat hij  op de wachtlijst staat,  reeds in dienst worden genomen bij het WSW-bedrijf; de kosten daarvan, ter hoogte van de uitkering, worden voor maximaal 2 jaar gedekt uit de WWB-middelen. De beoordeling of een belanghebbende voor deze optie in aanmerking komt ligt bij het college. Het college zal daarin afwegen het persoonlijke belang van belanghebbende tot arbeidsparticipatie.