Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGMENE WERKING van de 29ste december 1998 ter uitvoering van de artikelen 48, eerste lid, en 67 van het Landsbesluit radio-elektrische inrichtingen (P.B. 1998, no. 18)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingMINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGMENE WERKING van de 29ste december 1998 ter uitvoering van de artikelen 48, eerste lid, en 67 van het Landsbesluit radio-elektrische inrichtingen (P.B. 1998, no. 18)
CiteertitelBeschikking vrijstelling telecommunicatie-machtiging
Vastgesteld doorMinister van Verkeer en Vervoer
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerptelecommunicatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

In het Publicatieblad is het eerste lid van artikel 1 niet genummerd.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Landsbesluit radio-elektrische inrichtingen, art. 48, eerste lid, 67

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-12-1998Nieuwe regeling

29-12-1998

P.B. 1998, no. 259

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGMENE WERKING van de 29ste december 1998 ter uitvoering van de artikelen 48, eerste lid, en 67 van het Landsbesluit radio-elektrische inrichtingen (P.B. 1998, no. 18)

Artikel 1

  • Onverminderd de overige vereisten van het Landsbesluit radio-elektrische inrichtingen (P.B. 1998, no. 18) is geen machtiging als bedoeld in artikelen 15, eerste lid, en 16, derde lid, onderdeel a, van de landsverordening vereist voor radio-elektrische zend- en ontvanginrichtingen die uitsluitend te gebruiken is in samenwerking met een radio-elektrische zend- en ontvanginrichting die op commerciële basis wordt geëxploiteerd door de houder van een concessie als bedoeld in de artikelen 15, eerste lid, 16, derde lid, onderdeel a, 18, 18b en 18c van de landsverordening, en waarbij de zend- en ontvangfrequenties worden toegewezen aan bedoelde concessiehouder.

  • 2. Tot de in het eerste lid bedoelde radio-electrische zend- en ontvanginrichtingen behoren in ieder geval:

    • a.

      telefoontoestellen bestemd voor aansluiting op de mobiele telecommunicatie-infrastructuur;

    • b.

      gebruikerstoestellen bestemd voor aansluiting op een trunkingsysteem;

    • c.

      gebruikerstoestellen bestemd voor aansluiting op een paging-systeem; en

    • d.

      gebruikerstoestellen ten behoeve van datacommunicatie.

  • 3. In afwijking van het eerste lid is een machtiging als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de landsverordening wel vereist, indien een gebruikerstoestel als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, tevens is uitgerust met de mogelijkheid van het gebruik van een additionele frequentie buiten de in het eerste lid bedoelde radio-elektrische zend- en ontvanginrichting van de concessiehouder of machtigingshouder om.

Artikel 2

  • 1. Onverminderd de overige vereisten van het Landsbesluit radio-elektrische inrichtingen is geen machtiging als bedoeld in de artikelen 15, eerste lid, en 16, derde lid, onderdeel a, van de landsverordening vereist voor een radio-elektrische zend- en ontvanginrichting die kan worden aangemerkt als apparatuur bestemd voor “Global Mobile Personal Communication Systems”, verder aan te duiden als GMPCS-apparatuur, en die slechts is te gebruiken in samenwerking met andere GMPCS-apparatuur, die op commerciële basis wordt geëxploiteerd en die is aangebracht in en functioneert vanuit een ruimtesatelliet dan wel met de telecommunicatie-infrastructuur, waarvoor een concessie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de landsverordening is verleend, en waarbij de te gebruiken zend- en ontvangfrequenties zijn toegewezen aan de houder van een machtiging als bedoeld in de artikelen 15, eerste lid, en 16, derde lid, onderdeel a, van de landsverordening, die zodanige radio-elektrische zend- en ontvanginrichtingen krachtens die machtiging in de handel brengt.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vrijstelling vervalt zodra de in dat lid bedoelde houder van de aldaar bedoelde machtiging zijn activiteiten ter zake van de in het eerste lid bedoelde radio-elektrische zend- en ontvanginrichtingen beëindigt.

Artikel 3

  • 1. Onverminderd de overige vereisten van het Landsbesluit radio-elektrische inrichtingen is geen machtiging als bedoeld in de artikelen 15, eerste lid, en 16, derde lid, onderdeel a, van de landsverordening vereist voor een radio-elektrische zend- en ontvanginrichting met een bereik van ten hoogste 30 meter, voor zover gebruik gemaakt wordt van vastgestelde frequentiebanden.

  • 2. Tot de in het eerste lid bedoelde inrichtingen behoren in ieder geval;

    • a.

      draadloze telefoontoestellen die niet bestemd voor aansluiting op de mobiele telecommunicatie-infrastructuur;

    • b.

      draadloze microfoons en muziekinstrumenten;

    • c.

      speelgoed;

    • d.

      alarmsystemen; en

    • e.

      diverse vormen van afstandsbediening, zoals audio-visuele apparatuur, toegangshekken en dergelijke.

Artikel 4

Onverminderd de overige vereisten van het Landsbesluit radio-elektrische inrichtingen is geen machtiging als bedoeld in de artikelen 15, eerste lid, en 16, derde lid, onderdeel a, van de landsverordening vereist voor een radio-elektrische zend- en ontvanginrichting bestemd voor de besturing van modelvliegtuigen, -vaartuigen en –voertuigen, voor zover gebruik gemaakt wordt van vastgestelde frequentiebanden.

Artikel 5

Deze beschikking treedt in werking met ingang van heden.

Artikel 6

Deze beschikking kan worden aangehaald als: Beschikking vrijstelling telecommunicatie-machtiging.