Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bolsward

verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bolsward
Officiële naam regelingverordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2010
CiteertitelVerordening parkeerbelastingen 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpGeen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 225

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201001-01-2012Nieuwe regeling

08-12-2009

Onbekend

Geen

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Bolsward,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 november 2009;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet

gelet op het bepaalde in de Par­keerverordening Bolsward;

besluit:

vast te stellen de:

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VANPARKEERBELASTINGEN 2010

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmid­dellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmid­dellijk laden of lossen van zaken, op binnen de ge­meente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of wegge­deelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verbo­den;

  • b.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehou­den register van opgegeven kentekens als houder wordt aange­merkt degene op wiens naam het voor het motor­rij­tuig opge­geven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschre­ven;

  • c.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maat­schappelijke opvatting overigens onder parkeerappa­ratuur wordt verstaan.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belas­tingen geheven:

  • a.

    een belasting terzake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethou­ders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting terzake van een van gemeentewege verleen­de vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen vol­doen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      1e indien een voor ten hoogste 3 maanden aange­gane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeen­komst de huurder van het voertuig was, niet de hou­der maar de huurder wordt aan­gemerkt als degene die het voer­tuig heeft ge­parkeerd;

      2e indien blijkt dat een ander in het kentekenre­gis­ter had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aan­ge­merkt als degene die het voertuig heeft ge­par­keerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onder­deel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig gebruik heeft gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorko­men.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belasting­tijdvak zijn ver­meld in de bij deze verorde­ning behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is ver­schul­digd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is ver­schul­digd op het tijdstip waarop de vergunning wordt ver­leend.

Artikel 6 Wijze van heffing en termijn van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven door middel van parkeerapparatuur en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt ver­leend.

  • 3. Een naheffingsaanslag moet binnen 30 dagen na dagtekening van het aanslagbiljet worden betaald.

Artikel 7 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belas­ting bedoeld in artikel 2, onder­deel a, mag worden geparkeerd ge­schiedt in alle gevallen door burgemeester en wethouders bij openbaar bekend te maken be­sluit.

Artikel 8 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag terzake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 51,00.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelasting wordt geen kwijtschel­ding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van parkeerbelastingen.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De "Verordening parkeerbelastingen 2009" vastge­steld 9 december 2008, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorge­daan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening parkeerbelastingen 2010".

Tarieventabel

Behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2010.

1. Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt:

StraatMaximale duurTarief voor de eerste 15 minutenTarief voor elke volgende eenheid van 7 minuten
Bargefenne1½ uur€ 0,20€ 0,10
Broereplein1½ uur€ 0,20 € 0,10
Dijkstraat1½ uur€ 0,20 € 0,10
Nieuwmarkt1½ uur€ 0,20€ 0,10
Raadhuisplein2 uur€ 0,20€ 0,10
Skilwyk1½ uur€ 0,20€ 0,10
Snekerpoort1½ uur€ 0,20€ 0,10

StraatMaximale duurTarief voor de eerste 8 minutenTarief voor de volgende eenheid van 7 minuten
Marktstraat 15 minuten€ 0,50€ 0,50

2. Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in arti­kel 2, onderdeel b, bedraagt:

  • a.

    voor de eigenaar of houder van een motorvoertuig (voertuig) voor zolang deze voor de uitoefening van zijn beroep of bedrijf werkzaam is in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en aannemelijk maken dat het voor de duur van de uitvoering van die werkzaamheden noodzakelijk is dat deze in dat gebied een (motor)voertuig parkeert:

* voor een dag € 6,50;

* voor een week € 32,50;

* voor een maand € 130,00;

  • b.

    voor de eigenaar of houder van een motorvoertuig (voertuig) voor zolang deze in het gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn een huisartsenpraktijk uitoefent en aannemelijk maakt dat het in het belang van zijn beroepsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een (motor)voertuig te parkeren:

* voor een jaar € 235,00.