Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Stadsregio Rotterdam

Verordening Woninggebonden Subsidies 1995

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieStadsregio Rotterdam
Officiële naam regelingVerordening Woninggebonden Subsidies 1995
CiteertitelVerordening Woninggebonden Subsidies 1995
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De historie bij “Het overzicht van in de tekst verwerkte wijzingen” is mogelijk niet compleet. Er kunnen wijzigingen ontbreken tussen het ontstaan van de regeling en de eerste opgenomen wijziging daarvan.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam
  2. Gemeentewet
  3. Besluit woninggebonden subsidies 1995
  4. Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-05-200416-10-2014art. 7a

12-05-2004

Maaspost, 19-05-2004 e.a.

documentnummer 22143
27-07-1995nieuwe regeling

28-06-1995

26-07-1995, Maasstad e.a.

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING WONINGGEBONDEN SUBSIDIES 1995

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

a. Begunstigde: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een verzoek doet om vaststelling en uitbetaling van de door het openbaar lichaam verleende subsidie.

b. Bereikbare woning: een woning waarvan de aanvangshuurprijs het in artikel 104 genoemde maximumbedrag niet overschrijdt en waarvan de huurprijs gedurende een periode van 10 jaren bij leegkomst en bij de jaarlijkse huurverhoging niet wordt opgetrokken c.q. verhoogd boven het bedrag als genoemd in artikel 104 vermeerderd met de sindsdien opgetreden landelijke gemiddelde huurverhoging en evenmin hoger wordt vastgesteld dan de in artikel 13 Huursubsidiewet (Stb. 1997, 197) genoemde huurgrenzen.

c. Het Besluit: het Besluit woninggebonden subsidies 1995.

d. Bouwplan: de beschrijving van de te bouwen woningen, standplaatsen of woonwagens of de te treffen ingrijpende voorzieningen aan woningen zoals deze op het door het dagelijks bestuur voorgeschreven formulier door de aanvrager is gedaan, vergezeld van alle voorgeschreven gegevens, zoals vereist op grond van deze verordening.

e. [Vervallen]

f. Budget: bedrag aan geldelijke steun dat jaarlijks door de minister aan het openbaar lichaam beschikbaar wordt gesteld, alsmede het bedrag dat resteert van in vorige jaren toegekende budgetten, alsmede daaraan op grond van het Besluit of op grond van een besluit van het algemeen bestuur toegevoegde vrijvallende middelen ten behoeve van het bouwen van woningen, standplaatsen of woonwagens of het treffen van ingrijpende voorzieningen.

g. Burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van een deelnemende gemeente.

h. Dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam stadsregio Rotterdam, zoals vastgelegd in de "gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam".

i. Geluidwerende maatregelen: voorzieningen als bedoeld onder hh, die strekken tot het op het, ingevolge het Bouwbesluit (Staatsblad 1991, 680) vereiste, niveau brengen van de geluidwering van de gevel waarvoor op grond van hoofdstuk 3 paragraaf 8 geldelijke steun kan worden verleend. j. Gemeenteraad: de raad van een deelnemende gemeente.

k. Gereedkomingsdatum: de dag waarop de woning, de standplaats of de woonwagen gereed komt, dan wel de dag waarop de administratief in een plan samengevoegde woningen gemiddeld gereedkomen, dan wel de dag waarop een buiten de standplaats gebouwde woonwagen op de standplaats wordt geplaatst. Indien de Uniforme Administratieve Voorwaarden 1989 (UAV) van toepassing zijn valt de gereedkomingsdatum samen met de in paragraaf 10, lid 1 of 2 van de UAV bedoelde datum van oplevering.

l. Huurder: degene die met de verhuurder een huurovereenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 7A:1584 van het Burgerlijk Wetboek.

m. Huurprijs: prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woning, standplaats of woonwagen, uitgedrukt in een bedrag per maand.

n. Huurwoning: verhuurde of te verhuren woning.

o. Ingrijpende voorziening aan een woning: voorziening aan een huurwoning waarvan de bouw is voltooid voor 1 januari 1946 en waarvan de kosten meer bedragen dan de in het Besluit genoemde minimum kosten.

p. Initiatiefnemer: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een aanvraag indient voor de verlening van geldelijke steun

q. Kosten van het verkrijgen in eigendom: de door burgemeester en wethouders vast te stellen noodzakelijke, direct met de bouw samenhangende kosten, inclusief de koopsom van de grond van een woning of een standplaats, met dien verstande dat: - indien een woning of standplaats wordt gebouwd op grond waarop een recht van opstal rust of waarop een recht van erfpacht is gevestigd dan wel de grond en de woning of de standplaats afzonderlijk in eigendom worden verkregen of de grond reeds geruime tijd eigendom is van de eigenaar, als koopsom van de bouwrijpe grond een door burgemeester en wethouders te bepalen bedrag wordt aangehouden; - indien een koopwoning of een koopstandplaats of een koopwoonwagen geheel of gedeeltelijk met eigen arbeid of in eigen beheer wordt gebouwd, als kosten van het verkrijgen in eigendom een door burgemeester en wethouders te bepalen bedrag wordt aangehouden; - de kosten van het verkrijgen in eigendom in voorkomende gevallen kunnen worden verminderd met subsidie, verleend als bijdrage ten behoeve van woningaanpassing voor gehandicapten op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten dan wel de Regeling ziekenfondsraad subsidiëring woningaanpassing gehandicapten 1994.

r. Kosten van ingrijpende voorzieningen: de door burgemeester en wethouders vast te stellen kosten die direct samenhangen met het treffen van ingrijpende voorzieningen.

s. Middeldure bouwsector: een middeldure huur of koopwoning.

t. Middeldure huurwoning: een verhuurde of te verhuren middeldure woning, waarvan de huur niet hoger is dan € 567,23.

u. Middeldure koopwoning: een te bouwen koopwoning waarvan de kosten van het verkrijgen in eigendom, na aftrek van een eventuele stimuleringsbijdrage, liggen tussen € 84.403,12 en € 107.092,13.

v. De minister: de minister van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer.

w. Particuliere huurwoning: huurwoning die niet in eigendom is van de gemeente of een toegelaten instelling, met dien verstande dat een huurwoning in eigendom van de Volkshuisvestingsgroep "Woonbron", die in het kader van de Maatschappelijk Gebonden Eigendom wordt verhuurd, ingevolge deze verordening kan worden aangemerkt als een particuliere huurwoning.

wa. Prognose indieningen: besluit van de gemeenteraad, waarin voor zover mogelijk wordt vastgesteld welke bouwplannen van welke gegadigden op welke locaties in aanmerking kunnen komen voor geldelijke steun vanuit een subsidiecategorie.

x. Projectovereenkomst: overeenkomst tussen burgemeester en wethouders en een initiatiefnemer waarin per bouwplan afspraken worden vastgelegd.

y. Regioraad: het algemeen bestuur van het openbaar lichaam stadsregio Rotterdam, zoals vastgelegd in de "gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam".

z. Reservering: de door de regioraad voor een gemeente gereserveerde financiële middelen in een budgetjaar.

aa. Sociale-bouwsector: een sociale huur of koopwoning.+

bb. Sociale-huurwoning: een verhuurde of te verhuren huurwoning, waarvan de huur niet hoger is dan € 419,75.

cc. Sociale koopwoning: een te bouwen koopwoning, waarvan de kosten van het verkrijgen in eigendom, na aftrek van een eventuele stimuleringsbijdrage, niet hoger zijn dan € 84.403,12.

dd. Sociale verhuurder: toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70 van de woningwet of bedrijf of andere tak van dienst als bedoeld in artikel 196 van de gemeentewet met dien verstande dat ingeval het Besluit wordt gewijzigd in die zin dat volgens het gewijzigde besluit bedrijven of takken van dienst als hiervoor bedoeld niet langer gelijkgesteld worden met toegelaten instellingen, deze bedrijven of takken van dienst, met ingang van de betreffende wijziging van het Besluit, ingevolge deze verordening niet langer als sociale verhuurder worden aangemerkt.

ee. Splitsingsvergunning: een vergunning zoals bedoeld in artikel 33 Huisvestingswet (Stb.1992, 548).

ff. Subsidiecategorie: dat deel van de door de regioraad voor de gemeente gereserveerde bedrag dat door de gemeenteraad beschikbaar is gesteld voor een categorie woningen, standplaatsen, woonwagens of ingrijpende voorzieningen dan wel toeslagen als bedoeld in de artikelen 5 en 6 juncto 11 en 12.

gg. Verlenen van geldelijke steun: het besluit van het dagelijks bestuur dat een opschortend voorwaardelijke aanspraak op geldelijke steun verschaft.

hh. Vaststellen van geldelijke steun het besluit van het dagelijks bestuur waarbij de hoogte van de verleende geldelijke steun wordt vastgesteld en het openbaar lichaam zich verplicht tot uitbetaling, mits voldaan is aan de in deze verordening opgenomen voorwaarden die van toepassing zijn op de desbetreffende subsidiecategorie.

ii. Voorziening: bouwkundige of bouwtechnische maatregel aan een woning of standplaats, die strekt tot verbetering van de indeling of het woongerief, waaronder begrepen de noodzakelijke opheffing van technische gebreken, of tot bouwkundige splitsing of samenvoeging.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt mede verstaan onder:

  • 1.

    Eigenaar: opstaller, erfpachter, gerechtigde tot een appartementsrecht of degene die lid is van een coöperatie en op die grond het uitsluitende gebruik heeft van een aan die coöperatie in bloot eigendom toebehorende woning.

  • 2.

    Eigendom: opstal, erfpacht, appartementsrecht of lidmaatschap als bedoeld in het vorig lid.

  • 3.

    Woning: onzelfstandige woonruimte.

  • 4.

    Bouwen: het verbouwen van een gebouwde onroerende zaak tot woonruimte, waarbij de bestemming van de onroerende zaak wordt gewijzigd.

Artikel 3

Deze verordening is niet van toepassing op:

  • a.

    woningen die niet geschikt of bestemd zijn om voortdurend door dezelfde persoon of personen te worden bewoond;

  • b.

    woningen die als ambts- of dienstwoning in gebruik zijn of als zodanig bestemd;

  • c.

    bejaardenoorden als bedoeld in de Wet op de bejaardenoorden (Staatsblad 1990, 468);

Artikel 4

De algemene bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing, tenzij in de overige hoofdstukken van deze verordening hiervan nadrukkelijk wordt afgeweken.

Paragraaf 2. Grondslag en werkingssfeer

Artikel 5

Op grond van deze verordening kan het dagelijks bestuur subsidie verlenen voor:

  • a.

    het bouwen van woningen in de sociale-bouwsector;

  • b.

    het bouwen van woningen in de middeldure-bouwsector;

  • c.

    het treffen van ingrijpende voorzieningen aan woningen in de particuliere en sociale sector;

  • d.

    het bouwen van standplaatsen;

  • e.

    het bouwen van woonwagens;

  • f.

    Het bouwtechnisch splitsen van een naoorlogse woning in de sociale sector.

Artikel 6
  • 1. Het dagelijks bestuur kan geldelijke steun verlenen in de vorm van een stimuleringsbijdrage voor het bouwen van woningen, woonwagens of standplaatsen of het treffen van ingrijpende voorzieningen aan woningen.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan vanaf het moment dat het Besluit hiertoe is gewijzigd geldelijke steun verlenen in de vorm van een stimuleringsbijdrage voor het bouwtechnisch splitsen van een naoorlogse woning in de sociale bouwsector.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan geldelijke steun verlenen in de vorm van een toeslag ten behoeve van bereikbaarheid aan een sociale verhuurder die een sociale-huurwoning, een huurstandplaats, een woonwagen of een woning waaraan ingrijpende voorzieningen zijn getroffen beheert en waarvan de maandhuur de € 363,02 en bij woningen met vijf of meer kamers de € 415,21 niet overschrijdt danwel ten behoeve van ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen.

Paragraaf 3. Vaststelling en reservering van de budgetten

Artikel 7
  • 1. Burgemeester en wethouders verstrekken jaarlijks voor 1 juli aan de regioraad een overzicht van de in het eerstkomende begrotingsjaar te verwachten bouwplannen alsmede een overzicht van bouwplannen die in de drie daarop volgende jaren naar hun oordeel te verwachten zijn.

  • 2. Bij het in het eerste lid bedoelde overzicht worden de in artikel 5 onderscheiden bouwplannen afzonderlijk vermeld.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan per onderscheiden categorie bouwplannen nadere eisen stellen aan de, met betrekking tot deze categorie door de gemeenten te leveren, gegevens.

Artikel 7a
  • 1. De regioraad kan jaarlijks een programma voor benoemde woningcategorieën vaststellen;

  • 2. Het dagelijks bestuur kan aanvullende voorwaarden stellen waaraan het door de regioraad vastgestelde programma zoals genoemd in lid a behoort te voldoen.

    Deze voorwaarden zijn:

     

    Grote woningen.

    Als voorwaarde om voor een subsidie voor een grote woning in aanmerking te komen, zal de

    woning een huurwoning moeten zijn, die:

    * minimaal 5 kamers heeft;

    * geen hogere huur heeft dan het maximum van de huur van de Huursubsidiewet van het jaar waarin de woning wordt opgeleverd;

    * toegewezen wordt aan een groot huishouden;

    Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan bedraagt de subsidie € 4.000,-- voor een vijf en € 8.000,-- voor een zeskamerwoning.

     

    Levensloopbestendige woning

    Een levensloopbestendige woning is een woning waarin mensen die afhankelijk zijn van zorg en dienstverlening tot aan intensieve pleegzorg toe zelfstandig kunnen wonen. Woningen van sociale huur tot aan de middeldure koopgrens van € 222.000 komen voor de regeling in

    aanmerking. De woningen moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

    * Rolstoel- en brancardtoegankelijke voordeur en badkamer;

    * Temperatuurbegrenzer;

    * Badkamer: toegankelijk vanuit de hal en slaapkamer;

    * Badkamer: verstevigde wanden t.b.v. stoel en later aanbrengen van steunen;

    * Lage ronde drempels

    * 5+ of 6+ toiletpot en verstevigde wanden voor later aanbrengen van steunen;

    * Rolstoelvriendelijk hang- en sluitwerk;

    * Alarmering;

    * Meterkast rolstoeltoegankelijk;

    * Seniorenslot/spion c.q. glasstrook;

    * Schuifdeuren (doorgang/zorg i.v.m. leeffuncties);

    * Anti-slip vloertegels in sanitaire ruimten.

    Indien aan al deze voorwaarden wordt voldaan, wordt voor de meerkosten van deze investering een subsidie toegekend van € 2.500,— per woning.

     

    Sociale koopregeling

    Bij het bouwen van een sociale koopwoning wordt aan de initiatiefnemer een bijdrage ineens verstrekt van € 10.000 per woning, indien de stichtingskosten van de woning uitkomen op € 136.134, met als voorwaarde bij verkoop een anti- speculatiebeding in de vorm van een

    beschermde koopconstructie (MGE).

     

    Bouwen in bestaand casco

    Ter stimulering van het bouwen van starterswoningen in bestaand casco wordt een bijdrage van maximaal €10.000,-- per woning beschikbaar gesteld. Voorwaarde is dat de huur niet hoger is dan het maximum van de Huurwet.

Artikel 8
  • 1. Jaarlijks besluit de regioraad welk deel van het budget voor geldelijke steun voor de gemeenten wordt gereserveerd en stelt hij een reservebudget vast als bedoeld in artikel 16a.

  • 2. De regioraad deelt jaarlijks acht weken na ontvangst van de budgetbrief, met inachtneming van de in artikel 7 door de gemeenten overgelegde informatie, schriftelijk aan de gemeenten mee hoeveel subsidie uit de onderscheiden budgetten ten behoeve van welke gebieden of locaties in het volgende jaar is gereserveerd voor het bouwen van woningen, standplaatsen en woonwagens, het treffen van ingrijpende voorzieningen aan woningen, het bouwtechnisch splitsen van een naoorlogse woning in de sociale sectoren, het verstrekken van toeslagen voor bereikbaarheid in hun gemeenten.

  • 3. Bij de reservering van de budgetten als bedoeld in het tweede lid neemt de regioraad de criteria genoemd in artikel 23 van het Besluit in acht.

  • 4. Bij de reservering van budgetten ten laste waarvan geldelijke steun kan worden verleend maakt de regioraad gebruik van door hem in het jaarlijkse verdeelbesluit vast te stellen normbedragen.

  • 5. Indien de minister een besluit heeft genomen als bedoeld in artikel 7 dan wel artikel 18 van het Besluit, houdt de regioraad daarmee rekening bij de verdeling als bedoeld in het tweede lid.

  • 6. De gemeenteraad kan, al dan niet in het jaarlijkse gemeentelijke verdeelbesluit, met inachtneming van het gestelde in het zevende lid, besluiten om af te wijken van de bij de regioraad aangemelde prognose indieningen en van de door de regioraad gehanteerde normbedragen alsmede van de door de regioraad aangewezen gebieden en locaties.

  • 7. Ingeval van afwijking van de prognose indieningen en/of de normbedragen en/of de aangewezen gebieden of locaties als bedoeld in het zesde lid wordt het budget berekend op basis van het daadwerkelijk ingediende bouwprogramma onder hantering van de door de regioraad vastgestelde normbedragen en met inachtneming van de door de regioraad aangewezen gebieden of locaties. De als gevolg hiervan geconstateerde budgetoverschrijding wordt in mindering gebracht op de budgetreservering van het volgende jaar.

  • 8. Het door de regioraad gereserveerde budget mag niet overschreden worden.

  • 9. Indien de gemeenteraad plannen niet voor geldelijke steun in aanmerking laat komen, ter compensatie van andere plannen waarmee deze plannen bepalend zijn voor de in het zevende lid genoemde budgetafrekening, melden burgemeester en wethouders deze plannen op een door het dagelijks bestuur beschikbaar gesteld formulier aan.

Paragraaf 4. Prioriteiten en nadere voorwaarden

Artikel 9
  • 1. De gemeenteraad besluit welke prioriteiten hij stelt bij het voorleggen van aanvragen aan het dagelijks bestuur om verlening van geldelijke steun voor het bouwen van woningen, standplaatsen en woonwagens en het treffen van ingrijpende voorzieningen aan huurwoningen.

  • 2. De gemeenteraad besluit welke nadere voorwaarden hij stelt aan het voorleggen van aanvragen aan het dagelijks bestuur om verlening van geldelijke steun voor het bouwen van woningen, standplaatsen en woonwagens of het treffen van ingrijpende voorzieningen aan huurwoningen.

  • 3. Bij het stellen van prioriteiten en voorwaarden als in het eerste en tweede lid bedoeld neemt de gemeenteraad de criteria, genoemd in artikel 23 van het Besluit, in acht.

Artikel 10
  • 1. Burgemeester en wethouders doen eerst een voorstel tot het stellen van prioriteiten en nadere voorwaarden aan de gemeenteraad nadat daaromtrent door hen de in artikel 18, eerste lid, bedoelde organisaties zijn geraadpleegd.

  • 2. Burgemeester en wethouders doen schriftelijk verslag van deze raadpleging aan de raad. Tevens geven zij voor zover nodig een reactie op de daarbij naar voren gebrachte argumenten.

Artikel 11
  • 1. De gemeenteraad verdeelt de voor de gemeente gereserveerde geldelijke steun in subsidiecategorieën.

  • 2. De volgende subsidiecategorieën worden daarbij onderscheiden:

    a. binnen het budget voor de sociale-bouwsector:

    1. sociale-huurwoningen;

    2. standplaatsen en woonwagens;

    3. sociale-koopwoningen;

    4. ingrijpende voorzieningen aan sociale-huurwoningen;

    5. ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen;

    6. het bouwtechnisch splitsen van een naoorlogse woning in de sociale sector;

    b. binnen het budget middeldure-bouwsector:

    1. huurwoningen;

    2. koopwoningen.

    c. bereikbaarheidstoeslagen

  • 3. De gemeenteraad kan een subsidiecategorie als in het tweede lid genoemd in meerdere onderdelen splitsen; dergelijke onderdelen zijn ook subsidiecategorieën in de zin van deze verordening.

Artikel 12
  • 1. Jaarlijks stelt de gemeenteraad de prognose indieningen vast.

  • 2. Jaarlijks bespreekt de gemeenteraad de evaluatie van de productie van het voorafgaande jaar.

  • 3. In de toelichting op de prognose indieningen wordt aangegeven dat de criteria, genoemd in artikel 23 van het Besluit in acht zijn genomen.

Artikel 13

Indien het vooruitzicht bestaat, dat een bepaalde subsidiecategorie niet of niet geheel zal worden bestreken met hierop betrekking hebbende subsidieaanvragen zijn burgemeester en wethouders bevoegd het als gevolg hiervan niet door subsidieaanvragen bestreken deel van deze subsidiecategorie, met inachtneming van het hieromtrent in deze verordening en het Besluit gestelde, geheel of gedeeltelijk aan een andere subsidiecategorie toe te voegen.

Artikel 14
  • 1. Het dagelijks bestuur kan op verzoek van de initiatiefnemer en na goedkeuring door burgemeester en wethouders, de categorie waarvoor de subsidie is verleend wijzigen in een andere categorie.

  • 2. Bij een omzetting als bedoeld in het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders de in artikel 11 genoemde subsidiecategorieën dienovereenkomstig wijzigen.

Artikel 15

Indien door de minister op grond van het Besluit een budget wordt herzien kan het dagelijks bestuur afwijken van de op grond van artikel 8, eerste lid, vastgestelde voor gemeenten gereserveerde geldelijke steun en van de op grond van artikel 8, tweede lid, vastgestelde verdeling over de gemeenten.

Artikel 16

De regioraad kan afwijken van de op grond van artikel 8, tweede lid, vastgestelde verdeling over de gemeenten indien:

  • a.

    de betrokken gemeenten met de herverdeling instemmen, of,

  • b.

    op 1 augustus een zodanig aantal aanvragen om geldelijke steun bij het dagelijks bestuur is ingediend dat bij toekenning daarvan meer dan honderd procent resteert van het budget dat voor dat jaar door het rijk is toegekend.

Artikel 16a

Het dagelijks bestuur kan op verzoek van een gemeente, ten laste van het reservebudget als bedoeld in artikel 8 lid 1, een extra budgetreservering plegen dan wel in afwijking van artikel 35 geldelijke steun verlenen, indien dit naar zijn oordeel in het belang is van een onbelemmerde voortgang van de regionale productie.

Paragraaf 5. Raadpleging belanghebbende personen en organisaties

Artikel 17
  • 1. Deze verordening wordt niet gewijzigd dan nadat over het ontwerp door het dagelijks bestuur voorafgaand geraadpleegd zijn de gemeenten, de lokaal of regionaal toegelaten instellingen en andere naar het oordeel van de regioraad daarvoor in aanmerking komende natuurlijke en rechtspersonen, waaronder woonconsumentenorganisaties

  • 2. Ingeval de lokaal of regionaal toegelaten instellingen zijn verenigd in een hun vertegenwoordigend lichaam, kan de in het eerste lid bedoelde raadpleging zich tot een dergelijk lichaam beperken.

Artikel 18
  • 1. Ten minste eenmaal per jaar raadplegen burgemeester en wethouders de in hun gemeente werkzame toegelaten instellingen en andere naar het oordeel van de gemeenteraad daarvoor in aanmerking komende natuurlijke en rechtspersonen, waaronder woonconsumentenorganisaties, over de uitvoering van deze verordening door de gemeente.

  • 2. Het tweede lid van artikel 17 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19

In de in artikel 18 bedoelde raadpleging komt ten minste aan de orde:

  • a.

    een raming, voor zover mogelijk, van de plannen waarvoor geldelijke steun zal worden gevraagd voor de komende jaren;

  • b.

    de door burgemeester en wethouders voorgenomen verdeling van de geldelijke steun voor het eerstkomende budgetjaar;

  • c.

    het door burgemeester en wethouders nagestreefde huurniveau voor de verschillende categorieën woningen, standplaatsen en woonwagens.

Artikel 20
  • 1. Het dagelijks bestuur -namens het openbaar lichaam- en burgemeester en wethouders- namens de gemeente voor zover hiertoe gemachtigd door de betrokken gemeenteraad-kunnen ter uitvoering van deze verordening overeenkomsten sluiten met daarvoor in aanmerking komende natuurlijke en rechtspersonen als bedoeld in de artikelen 17 en 18.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de voortgang van bouwplannen projectovereenkomsten aangaan.

  • 3. Indien de in het eerste lid bedoelde overeenkomsten worden gesloten brengt het dagelijks bestuur deze ter kennis van de regioraad en brengen burgemeester en wethouders deze ter kennis van de gemeenteraad en de regioraad.

HOOFDSTUK 2. AANVRAGEN, VERLENEN EN VASTSTELLEN VAN GELDELIJKE STEUN

Paragraaf 1. Algemene bepaling

Artikel 21

Het dagelijks bestuur neemt een beslissing op een aanvraag als in dit hoofdstuk bedoeld voorzover de bevoegdheid tot het nemen van deze besluiten in deze verordening niet is toegekend aan burgemeester en wethouders.

Paragraaf 2. De aanvraag om geldelijke steun

Artikel 22
  • 1. De initiatiefnemer vraagt de geldelijke steun aan bij het dagelijks bestuur door tussenkomst van burgemeester en wethouders.

  • 2. Een aanvraag om het verlenen van geldelijke steun geschiedt op een door het dagelijks bestuur vastgesteld en door de initiatiefnemer volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier.

Artikel 23
  • 1. De initiatiefnemer dient de aanvraag als bedoeld in artikel 22 in bij burgemeester en wethouders voor één oktober van het jaar waarin de beslissing wordt gevraagd, dan wel op het in de projectovereenkomst afgesproken tijdstip.

  • 2. Indien de aanvraag wordt ontvangen na de in het eerste lid bedoelde datum kan de aanvraag worden aangehouden tot het volgende jaar.

  • 3. Een beslissing tot aanhouding van een plan kan voor datzelfde plan slechts eenmaal genomen worden.

  • 4. Burgemeester en wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 22.

Artikel 24
  • 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 22 gaat in elk geval vergezeld van de volgende gegevens:

    • a.

      de geraamde kosten van het verkrijgen in eigendom dan wel van het treffen van ingrijpende voorzieningen dan wel van het bouwtechnisch splitsen van een naoorlogse woning in de sociale sector;

    • b.

      bestekken en tekeningen van het bouwplan;

    • c.

      een opgave van het aantal woningen, standplaatsen of woonwagens waarop het bouwplan betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid gaat tevens vergezeld van de op grond van hoofdstuk 3 vereiste gegevens.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan op een daartoe strekkend en gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer of burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het verstrekken van één of meer van de in het eerste en tweede lid genoemde gegevens.

  • 4. Een verzoek als genoemd in het derde lid afkomstig van burgemeester en wethouders kan betrekking hebben op een algemene ontheffing ten behoeve van een nader aangeduide categorie aanvragen in het kader van een door de gemeente gewenste vereenvoudiging van de planbehandelingsprocedure.

  • 5. Ingeval van een besluit als genoemd in het derde lid kan het dagelijks bestuur hiermee samenhangende voorwaarden waaronder de verlening van de geldelijke steun plaats moet vinden vaststellen.

Artikel 25
  • 1. Indien een aanvraag niet voldoet aan de prioriteiten gesteld op grond van artikel 9, eerste lid, kunnen burgemeester en wethouders de aanvraag aanhouden tot 1 oktober van het jaar waarin de beslissing om verlening van geldelijke steun wordt gevraagd.

  • 2. In afwijking van artikel 30 lid 1 beslissen burgemeester en wethouders, op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, voor 1 december van het hetzelfde jaar.

Artikel 26
  • 1. Indien het bouwplan niet in de prognose indieningen is opgenomen dan wel de betreffende subsidiecategorie of de voor de gemeente gepleegde reservering overschreden zou worden wanneer subsidie wordt verleend, wordt de subsidieaanvraag door burgemeester en wethouders geweigerd.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid afwijken indien:

    • a.

      de betreffende subsidiecategorie in de prognose indieningen dan wel de voor de gemeente gepleegde reservering niet of slechts gedeeltelijk wordt bestreken met aanvragen om geldelijke steun.

    • b.

      bouwplannen die opgenomen zijn in de prognose indieningen in het betreffende jaar geen doorgang vinden.

Artikel 27

Burgemeester en wethouders leggen een aanvraag om geldelijke steun aan het dagelijks bestuur voor indien:

  • a.

    de noodzaak van het bouwen van de woning(en), de standplaats, de woonwagen of van het treffen van de ingrijpende voorzieningen dan wel van het bouwtechnisch splitsen van de woning, is aangetoond;

  • b.

    met het bouwplan het belang van de volkshuisvesting in voldoende mate wordt gediend;

  • c.

    het bouwplan een redelijke kosten/kwaliteit verhouding heeft;

  • d.

    is voldaan aan de nadere voorwaarden als bedoeld in artikel 9, tweede lid;

  • e.

    indien nodig voor het bouwplan een bouwvergunning is verleend of zal kunnen worden verleend;

  • f.

    voor het besluit tot het verlenen van de geldelijke steun niet reeds een begin met de werkzaamheden is gemaakt zonder hun instemming.

Artikel 28

De noodzaak van een bouwplan bedoeld in artikel 27, onder a, en het belang van de volkshuisvesting als bedoeld in artikel 27, onder b worden geacht te zijn aangetoond, indien dit plan opgenomen is in de prognose indieningen als bedoeld in artikel 12.

Artikel 29

[Vervallen]

Artikel 30
  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen dertien weken na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in artikel 22 of de aanvraag wordt voorgelegd aan het dagelijks bestuur.

  • 2. Aanvragen welke overeenkomstig het gestelde in artikel 23 lid 2 zijn aangehouden tot een volgend jaar worden voor wat betreft de werking van dit artikel geacht te zijn ontvangen op 1 januari van dit volgende jaar.

Artikel 31

De indiening van de aanvraag bij het dagelijks bestuur gaat vergezeld van een verklaring van burgemeester en wethouders dat is voldaan aan het gestelde in deze verordening.

Artikel 32

Een aanvraag om geldelijke steun als bedoeld in artikel 22 wordt door burgemeester en wethouders aan het dagelijks bestuur voorgelegd voor 1 december van het jaar waarin de beslissing wordt gevraagd.

Paragraaf 3. De verlening van geldelijke steun

Artikel 33

Het dagelijkse bestuur bevestigt binnen twee weken aan burgemeester en wethouders en aan de initiatiefnemer dat de aanvraag bedoeld in artikel 31 door burgemeester en wethouders aan het dagelijks bestuur is voorgelegd.

Artikel 34

Het dagelijks bestuur beslist binnen vier weken na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in artikel 33.

Artikel 35

Het dagelijks bestuur verleent geldelijke steun indien de voor de gemeente gepleegde reservering niet wordt overschreden.

Artikel 36
  • 1. Het dagelijks bestuur verleent geldelijke steun onder voorwaarde dat:

    • a.

      wordt voldaan aan de door de gemeenteraad gestelde prioriteiten en nadere voorwaarden als bedoeld in artikel 9;

    • b.

      zonder toestemming van burgemeester en wethouders bij de werkzaamheden niet wordt afgeweken van het bouwplan;

    • c.

      voor 1 december volgend op het jaar van het besluit tot verlening van geldelijke steun de eerste paal is geslagen dan wel ingeval van verbouw, het bouwen van woonwagens of standplaatsen of het treffen van voorzieningen met de werkzaamheden is gestart en een regelmatige voortgang van de werkzaamheden gerealiseerd wordt; de initiatiefnemer dient dit moment schriftelijk te melden aan burgemeester en wethouders;

    • d.

      het besluit waarbij de geldelijke steun is verleend komt te vervallen, indien niet voor de onder sub c genoemde datum met de werkzaamheden is gestart;

    • e.

      de gereedmelding van de werkzaamheden plaatsvindt overeenkomstig artikel 38;

    • f.

      de initiatiefnemer de informatie beschikbaar houdt die de minister noodzakelijk acht voor een juist toezicht op de naleving van de in het Besluit gestelde voorwaarden en op verzoek van het dagelijks bestuur of burgemeester en wethouders terstond levert.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan op verzoek van burgemeester en wethouders en/of de initiatiefnemer de in het eerste lid onder c. bedoelde termijn met maximaal 12 maanden verlengen.

Artikel 37

Het dagelijks bestuur verleent geldelijke steun onder de voorwaarde dat de door burgemeester en wethouders daartoe aangewezen personen op door burgemeester en wethouders te bepalen tijdstippen:

  • a.

    toegang wordt verleend tot de bouwplaats, de woning, de standplaats, de woonwagen of het gebouw dat tot woning wordt verbouwd;

  • b.

    inzage wordt verleend in de op de bouw betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

  • c.

    alle inlichtingen worden verstrekt die naar hun oordeel noodzakelijk zijn voor de beoordeling of aan de voorwaarden verbonden aan het verlenen van geldelijke steun wordt voldaan.

Paragraaf 4 De gereedmelding

Artikel 38
  • 1. De begunstigde verklaart door tussenkomst van burgemeester en wethouders aan het dagelijks bestuur, onder overlegging van een door het dagelijks bestuur vastgesteld en door begunstigde volledig ingevuld en ondertekend gereedmeldingsformulier, dat de bedoelde werkzaamheden volledig zijn uitgevoerd.

  • 2. De gereedmelding wordt tevens aangemerkt als een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de geldelijke steun.

  • 3. De begunstigde dient de gereedmelding, bedoeld in het eerste lid, terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen drie jaar na het verlenen van de geldelijke steun in bij burgemeester en wethouders.

Artikel 39
  • 1. De gereedmelding bedoeld in artikel 38, eerste lid, gaat vergezeld van een verklaring dat bij de bouw respectievelijk het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de geldelijke steun is verleend.

  • 2. De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid gaat tevens vergezeld van de op grond van de hoofdstuk 3 eventueel vereiste gegevens.

  • 3. De initiatiefnemer dient gedurende een periode van vijf jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

Artikel 40

Burgemeester en wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de gereedmelding, bedoeld in artikel 38.

Artikel 41
  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen dertien weken na ontvangst van een gereedmelding, bedoeld in artikel 38, of de gereedmelding wordt ingediend bij het dagelijks bestuur.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een besluit bedoeld in het eerste lid eenmaal met vier weken verdagen.

Artikel 42

De indiening van de gereedmelding bij het dagelijks bestuur gaat vergezeld van een verklaring van burgemeester en wethouders dat is voldaan aan het gestelde in deze verordening.

Paragraaf 5. De vaststelling van de geldelijke steun

Artikel 43

Het dagelijks bestuur bevestigt binnen twee weken aan burgemeester en wethouders en aan de begunstigde de ontvangst van de gereedmelding bedoeld in artikel 42.

Artikel 44
  • 1. Binnen vier weken na ontvangst van de gereedmelding bedoeld in artikel 42, neemt het dagelijks bestuur een besluit op het verzoek tot vaststelling en uitbetaling van de geldelijke steun.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan een besluit als bedoeld in het eerste lid eenmaal met vier weken verdagen.

Artikel 45
  • 1. Indien het dagelijks bestuur instemt met het verzoek tot vaststelling en uitbetaling van de geldelijke steun, stelt het de geldelijke steun vast.

  • 2. De geldelijke steun wordt in beginsel slechts vastgesteld en uitbetaald wanneer aan alle in deze verordening genoemde voorwaarden is voldaan die van toepassing zijn op de desbetreffende subsidiecategorie.

Artikel 46

De subsidie wordt uitbetaald ingeval van:

  • 1.

    een sociale verhuurder: 50 procent na declaratie bij het gereedkomen van de eerste woning. De uitbetaling vindt plaats binnen 14 werkdagen na de datum van goedkeuring van de declaratie. De tweede 50 procent wordt uitbetaald binnen 14 werkdagen na de beslissing als bedoeld in artikel 45.

  • 2.

    Aan iedere andere begunstigde binnen 14 werkdagen na de beslissing als bedoeld in artikel 45.

Paragraaf 6. De intrekking van geldelijke steun

Artikel 47
  • 1. Het dagelijks bestuur kan, al dan niet op aangeven van burgemeester en wethouders, een besluit tot verlening of vaststelling van geldelijke steun geheel of gedeeltelijk intrekken alsmede een reeds betaalde bijdrage geheel of gedeeltelijk terugvorderen indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      een bijdrage op grond van deze verordening is verleend of vastgesteld op grond van gegevens en gebleken is dat deze zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Indien in een geval als bedoeld in het eerste lid onder b de begunstigde wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat de aldaar bedoelde gegevens onjuist waren, vordert het dagelijks bestuur reeds betaalde geldelijke steun met vergoeding van wettelijke rente volledig terug.

  • 3. Het dagelijks bestuur trekt zijn besluit tot verlening van geldelijke steun in ieder geval in, indien de initiatiefnemer door tussenkomst van burgemeester en wethouders meldt dat de bouw geen doorgang zal vinden.

Paragraaf 7. Nadere bepalingen

Artikel 48

Het dagelijks bestuur en burgemeester en wethouders delen een besluit als bedoeld in dit hoofdstuk onverwijld schriftelijk mee aan hetzij de initiatiefnemer hetzij de begunstigde, onder vermelding van de gronden waarop het besluit berust.

Artikel 49

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing, tenzij in hoofdstuk 3 hiervan nadrukkelijk is afgeweken.

Artikel 50
  • 1. Het dagelijks bestuur kan op een daartoe strekkend en gemotiveerd verzoek van burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de in artikel 32 genoemde termijn. Een dergelijk verzoek wordt vóór het verstrijken van de betreffende termijn bij het dagelijks bestuur ingediend.

  • 2. Indien het dagelijks bestuur een verzoek als bedoeld in het eerste lid honoreert, geeft het een nieuwe termijn aan en stelt hiervan de initiatiefnemer in kennis.

Artikel 51
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkend gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer dan wel de begunstigde ontheffing verlenen van de termijnen genoemd in de artikelen 23 en 38. Een dergelijk verzoek wordt schriftelijk voor het verstrijken van de betreffende termijn bij burgemeester en wethouders ingediend

  • 2. Indien burgemeester en wethouders een verzoek als in het eerste lid bedoeld honoreren, geven zij een nieuwe termijn aan.

Artikel 51a

Het dagelijks bestuur kan toestaan dat de, in de artikelen 55, 57b, 59, 69, en 104 genoemde, maximum huurprijzen op een hoger bedrag worden vastgesteld indien de gereedkomingsdatum ligt na 1 juli 2002.

Artikel 52
  • 1. Van een melding start bouw als bedoeld in artikel 36, lid 1 sub c wordt het dagelijks bestuur onverwijld door burgemeester en wethouders in kennis gesteld.

  • 2. De gemeenteraad en burgemeester en wethouders verstrekken op verzoek van de regioraad en het dagelijks bestuur alle informatie met betrekking tot de op grond van de bepalingen van deze verordening door hen uitgevoerde werkzaamheden.

Artikel 53

Het dagelijks bestuur kan voor de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.

HOOFDSTUK 3. BEPALINGEN PER SUBSIDIECATEGORIE

Paragraaf 1. Sociale-huurwoningen

Artikel 54

Het dagelijks bestuur kan aan een initiatiefnemer ten laste van de reservering genoemd in artikel 11, tweede lid, onder a.1, geldelijke steun verlenen voor het bouwen van een sociale-huurwoning.

Artikel 55

In aanvulling op het gestelde in artikel 27 dienen burgemeester en wethouders een aanvraag om geldelijke steun in indien de huurprijs bij de gereedmelding niet hoger is dan € 433,36.

Artikel 56

De subsidie als bedoeld in artikel 54 bedraagt een door burgemeester en wethouders, met inachtneming van het gestelde in artikel 8 lid 6 en 7, bepaalde, bij de indiening van de aanvraag conform artikel 31 aan het dagelijks bestuur kenbaar gemaakte, geldsom.

Artikel 57
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen van de huurprijs, genoemd in artikel 55 afwijken, indien de woning vijf of meer kamers zal hebben.

  • 2. Voor het bepalen van het aantal kamers als bedoeld in het eerste lid wordt een afzonderlijke keuken en een afzonderlijke badkamer niet meegerekend.

Paragraaf 1a. Middeldure huurwoningen

Artikel 57a

Het dagelijks bestuur kan aan een initiatiefnemer ten laste van de reservering genoemd in artikel 11, tweede lid, onder b.1, geldelijke steun verlenen voor het bouwen van een middeldure huurwoning.

Artikel 57b

In aanvulling op het gestelde in artikel 27 dienen burgemeester en wethouders een aanvraag om geldelijke steun slechts in indien de huurprijs bij de gereedmelding niet hoger is dan € 567,23.

Artikel 57c

De subsidie als bedoeld in artikel 57a bedraagt een door burgemeester en wethouders, met inachtneming van het gestelde in artikel 8 lid 6 en 7, bepaalde, bij de indiening van de aanvraag conform artikel 31 aan het dagelijks bestuur kenbaar gemaakte, geldsom.

Paragraaf 2. Huurstandplaatsen en huurwoonwagens

Artikel 58

Het dagelijks bestuur kan ten laste van de reservering genoemd in artikel 11, tweede lid, onder a2 aan een initiatiefnemer geldelijke steun verlenen voor het bouwen van een huurstandplaats of een huurwoonwagen.

Artikel 59

In aanvulling op het gestelde in artikel 27 dienen burgemeester en wethouders een aanvraag om subsidie in indien:

  • a.

    de huurprijs voor de standplaats bij de gereedmelding niet hoger is dan € 163,36 en voor de huurwoonwagen niet hoger is dan € 256,39;

  • b.

    door het bouwen van de standplaats in de onmiddellijke nabijheid van andere standplaatsen het aantal bijeen gelegen standplaatsen niet meer dan 15 zal bedragen, tenzij met instemming van Gedeputeerde Staten daarvan wordt afgeweken.

Artikel 60

De subsidie als bedoeld in artikel 58 bedraagt een door burgemeester en wethouders, met inachtneming van het gestelde in artikel 8 lid 6 en 7, bepaalde, bij de indiening van de aanvraag conform artikel 31 aan het dagelijks bestuur kenbaar gemaakte, geldsom voor de standplaats en/of voor de huurwoonwagen.

Paragraaf 3. Sociale-koopwoningen

Artikel 61

Het dagelijks bestuur kan aan de initiatiefnemer ten laste van de reservering als genoemd in artikel 11, tweede lid, onder a.3, geldelijke steun verlenen voor het bouwen van een sociale koopwoning.

Artikel 62

In aanvulling op het gestelde in artikel 27 dienen burgemeester en wethouders een aanvraag om subsidie in indien de kosten voor het verkrijgen in eigendom niet hoger zijn dan € 84.403,12.

Artikel 63
  • 1. Bouwprojecten worden slechts ingevolge artikel 61 als sociale koop aangemerkt indien:

    • a.

      het aangaan van de koopovereenkomst of de koop- en aanneemovereenkomst niet afhankelijk wordt gesteld van het tegen een meerprijs afnemen van voorzieningen, leveringen of diensten.

    • b.

      een garantiecertificaat wordt afgegeven door een door de minister erkende ter zake kundige instantie;

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid onder b is niet van toepassing, indien de aanvraag betrekking heeft op:

    • a.

      een woning die geheel of in belangrijke mate wordt gebouwd door degene die als eigenaar zal bewonen;

    • b.

      een woning die wordt gebouwd als casco;

    • c.

      een woning die onderdeel is van een complex waarvan ook andere woningen of niet voor bewoning bestemde onderdelen deel uitmaken;

    • d.

      woonruimte die ontstaat door het verbouwen van een niet voor bewoning geschikt gebouwde onroerende zaak;

    • e.

      een sociale-huurwoning die op grond van artikel 14 wordt omgezet in een sociale-koopwoning.

  • 3. In de in het tweede lid genoemde gevallen kunnen burgemeester en wethouders in plaats van het garantiecertificaat een bankgarantie verlangen en eisen dat de bouwer is aangesloten bij een door de minister erkende ter zake kundige instantie;

  • 4. Het bepaalde in het eerste lid onder c, is evenmin van toepassing indien naar het oordeel burgemeester en wethouders voldoende is gewaarborgd dat aan de doelstelling van een garantiecertificaat is voldaan.

Artikel 63a

Een bijdrage als bedoeld in artikel 61 wordt verleend onder de voorwaarde dat de bij verkoop betaalde prijs niet hoger is dan de bij de aanvraag gemelde verkoopprijs tenzij deze hogere verkoopprijs is gerechtvaardigd door meerwerkkosten die door burgemeester en wethouders zijn goedgekeurd.

Artikel 63b

De subsidie als bedoeld in artikel 61 lid 1 bedraagt een door burgemeester en wethouders, met inachtneming van het gestelde in artikel 8 lid 6 en 7, bepaalde, bij de indiening van de aanvraag conform artikel 31 aan het dagelijks bestuur kenbaar gemaakte, geldsom.

Paragraaf 3a. Middeldure koopwoningen

Artikel 63c

Het dagelijks bestuur kan aan de initiatiefnemer ten laste van de reservering als genoemd in artikel 11, tweede lid, onder b.2, geldelijke steun verlenen voor het bouwen van een middeldure koopwoning.

Artikel 63d

In aanvulling op het gestelde in artikel 27 dienen burgemeester en wethouders een aanvraag om subsidie slechts in indien de kosten voor het verkrijgen in eigendom niet hoger zijn dan € 107.092,13.

Artikel 63e

De artikelen 63 en 63a zijn op het verlenen van geldelijke steun op grond van deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

Artikel 63f

De subsidie als bedoeld in artikel 63b bedraagt een door burgemeester en wethouders, met inachtneming van het gestelde in artikel 8 lid 6 en 7, bepaalde, bij de indiening van de aanvraag conform artikel 31 aan het dagelijks bestuur kenbaar gemaakte, geldsom.

Paragraaf 4. Koopstandplaatsen en koopwoonwagens

Artikel 64

Het dagelijks bestuur kan aan een initiatiefnemer ten laste van de reservering genoemd in artikel 11, tweede lid, onder a.2, voor het bouwen van een koopstandplaats of koopwoonwagen geldelijke steun verlenen.

Artikel 65

In aanvulling op het gestelde in artikel 27 dienen burgemeester en wethouders een aanvraag om subsidie in indien:

  • a.

    de kosten van het verkrijgen in eigendom voor de standplaats niet hoger is dan € 24.957,91 en voor de koopwoonwagen niet hoger is dan € 35.167,97;

  • b.

    door het bouwen van de standplaats in de onmiddellijke nabijheid van andere standplaatsen het aantal bijeen gelegen standplaatsen niet meer dan 15 zal bedragen, tenzij met instemming van Gedeputeerde Staten daarvan wordt afgeweken.

Artikel 66

De subsidie als bedoeld in artikel 64 bedraagt een door burgemeester en wethouders, met inachtneming van het gestelde in artikel 8 lid 6 en 7, bepaalde, bij de indiening van de aanvraag conform artikel 31 aan het dagelijks bestuur kenbaar gemaakte, geldsom voor de koopstandplaats en/of voor de koopwoonwagen.

Paragraaf 5. Ingrijpende voorzieningen aan sociale-huurwoningen

Artikel 67

Het dagelijks bestuur kan ten laste van de reservering genoemd in artikel 11, tweede lid, onder a.4, geldelijke steun verlenen voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan woningen van een sociale verhuurder.

Artikel 68

In aanvulling op het gestelde in artikel 27 dienen burgemeester en wethouders een aanvraag om geldelijke steun in indien:

  • a.

    de bouw van de woningen is voltooid vóór 1 januari 1946;

  • b.

    de kosten van het treffen van de ingrijpende voorzieningen meer bedragen dan € 22.689,01;

  • c.

    de warmteweerstand van de gevel en het dak na het treffen van ingrijpende voorzieningen gelijk is aan of hoger is dan 1,3 m2.K/W, met inbegrip van de afwijkingsmogelijkheden, genoemd in artikel 27, derde lid, van het Besluit;

  • d.

    naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate overleg over het bouwplan heeft plaatsgehad over het bouwplan met degene(n) die met de verhuurder van de woning(en) waarop het bouwplan betrekking heeft een huurovereenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 7A:1584 van het Burgerlijk Wetboek, en/of met hen vertegenwoordigende organisatie(s);

  • e.

    voor de woning waaraan de voorzieningen worden getroffen, geen gemeenteraadsbesluit tot onteigening dan wel tot ontbinding van de erfpachtsrechten is genomen.

Artikel 69

In aanvulling op het gestelde in artikel 68 dienen burgemeester en wethouders een aanvraag om geldelijke steun in indien de huurprijs bij de gereedmelding niet hoger is dan € 419,75.

Artikel 70

De subsidie als bedoeld in artikel 67 bedraagt een door burgemeester en wethouders, met inachtneming van het gestelde in artikel 8 lid 6 en 7, bepaalde, bij de indiening van de aanvraag conform artikel 31 aan het dagelijks bestuur kenbaar gemaakte, geldsom.

Artikel 71
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen van de huurprijs, genoemd in artikel 69 afwijken, indien de woning vijf of meer kamers zal hebben.

  • 2. Voor het bepalen van het aantal kamers als bedoeld in het eerste lid wordt een afzonderlijke keuken en een afzonderlijke badkamer niet meegerekend.

Paragraaf 6. Ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen

Artikel 72

In aanvulling op en deels in afwijking van hetgeen is gesteld onder de begripsbepalingen in Hoofdstuk I, paragraaf 1 wordt in deze paragraaf verstaan onder:

  • a.

    actieve woningverbeteringsprojecten: door burgemeester en wethouders als zodanig geselecteerde woningverbeteringsprojecten;

  • aa.

    actief beheer gebied: een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen gebied of gebiedsdeel.

  • b.

    convenant: een overeenkomst tussen burgemeester en wethouders enerzijds en een toekomstige subsidieaanvrager anderzijds op basis waarvan burgemeester en wethouders overgaan tot reservering ten behoeve van een nader aangeduid woningverbeteringsproject in een bepaald jaar ten laste van een bepaalde subsidiecategorie en waarin de toekomstige subsidieaanvrager toezegt te zullen overgaan tot de planvoorbereiding met inachtneming van de in het convenant bepaalde randvoorwaarden;

  • c.

    onderhoudsplan: een door burgemeester en wethouders goedgekeurd overzicht van onderhoudswerkzaamheden die gedurende een periode van 15 jaar nodig worden geacht, om het bouwtechnische kwaliteitsniveau dat met de voorzieningen is of zal worden bereikt, minimaal te handhaven dan wel te verbeteren;

  • d.

    passieve woningverbeteringsprojecten: al dan niet door burgemeester en wethouders aangewezen projecten niet zijnde actieve of convenant-projecten;

  • e.

    uitvoeringsschema: overzicht van een nauwkeurige planning van de uit te voeren werkzaamheden en een daaraan gekoppelde termijnbetalingsregeling voor de aannemer, conform het 1000-puntensysteem, een en ander overeenkomstig een door burgemeester en wethouders vastgesteld model;

  • f.

    woningverbeteringscontract: overeenkomst tussen huurder en verhuurder inhoudende een samenstel van afspraken betreffende de uitvoering van de werkzaamheden, de eventuele huurverhoging en mogelijke andere gevolgen van het treffen van de voorzieningen, een en ander overeenkomstig een door burgemeester en wethouders vastgesteld model.

Artikel 73
  • 1. Deze paragraaf is niet van toepassing op woningen die bedrijfsmatig kamergewijs worden verhuurd.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan op verzoek van burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen afwijken van het in het eerste lid gestelde.

Artikel 74
  • 1. Het dagelijks bestuur kan ten laste van het deelbudget genoemd in artikel 11, tweede lid, onder a.5, geldelijke steun verlenen voor particuliere huurwoningen.

  • 2. De geldelijke steun wordt verleend aan de eigenaar van de woning waaraan ingrijpende voorzieningen worden getroffen.

  • 3. Ingeval van brandschade worden de subsidiabele kosten berekend aan de hand van de kosten van de voorzieningen bedoeld in artikel 82 minus de verzekeringspenningen.

Artikel 75

De geldelijke steun wordt verleend:

  • a.

    als bijdrage ineens of

  • b.

    indien de betreffende gemeenteraad deze mogelijkheid nadrukkelijk heeft geopend, op verzoek van de eigenaar, als bijdrage ineens op termijn.

Artikel 76
  • 1. De bijdrage ineens als bedoeld in artikel 75 sub a bedraagt een door burgemeester en wethouders te bepalen percentage van de kosten van de ingreep dan wel een door burgemeester en wethouders te bepalen geldsom.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen voor de subsidieberekening de kosten van de ingreep als in het eerste lid bedoeld binden aan een maximum bedrag.

  • 3. Uitbetaling van de bijdrage ineens vindt in afwijking van artikel 46 plaats na vaststelling van de geldelijke steun.

Artikel 77
  • 1. De bijdrage ineens op termijn als bedoeld in artikel 75 sub b is gelijk aan een, overeenkomstig een door burgemeester en wethouders vast te stellen rente-afhankelijke tabel te bepalen, percentage van de kosten van de ingreep.

  • 2. Het tweede lid van artikel 76 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het rentepercentage als bedoeld in het eerste en vijfde lid is gelijk aan het op het moment van verlening van de geldelijke steun geldende standaardrentepercentage zoals gedefinieerd in de, op het moment van verlening van de geldelijke steun geldende, samenwerkingsovereenkomst tussen de stichting Nationaal Restauratiefonds en de betreffende gemeente dan wel de gemeente Rotterdam.

  • 4. Uitbetaling van de bijdrage op termijn vindt in afwijking van artikel 46 plaats na zeven jaren na vaststelling van de geldelijke steun.

  • 5. In afwijking van het gestelde in het eerste lid bedraagt de bijdrage op termijn ingeval van eigendomsoverdracht voor ommekomst van de in het vierde lid bedoelde termijn een percentage van de kosten van de ingreep volgens een hiertoe door burgemeester en wethouders vast te stellen rente-afhankelijke tabel.

  • 6. In afwijking van het gestelde in het vierde lid wordt de bijdrage op termijn als bedoeld in het vijfde lid uitbetaald na de eigendomsoverdracht van de woning mits aan de voorwaarden en verplichtingen zoals in deze verordening bepaald wordt voldaan.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen voor onderscheiden gebieden en/of projecten afzonderlijke tabellen als bedoeld in het eerste lid vaststellen.

Artikel 78

[Vervallen]

Artikel 79

[Vervallen]

Artikel 80

[Vervallen]

Artikel 81

[Vervallen]

Artikel 82
  • 1. Onder kosten van ingrijpende voorzieningen als bedoeld in artikel 1, sub r, wordt in deze paragraaf verstaan de door burgemeester en wethouders goedgekeurde kosten die worden gemaakt ter zake van direct met het treffen van de voorzieningen samenhangende kostenposten zoals die door burgemeester en wethouders zijn vastgesteld.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot:

    • a.

      de normering van de in het eerste lid genoemde kostensoorten;

    • b.

      de wijze van specificatie van elk van die kostensoorten;

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de wijze waarop, bij een gemeenschappelijke aanpak, de uitvoering van de werkzaamheden juridisch en financieel moet worden vormgegeven.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen, indien de betrokken gemeenteraad hen daartoe heeft gemachtigd, in het belang van de ontwikkeling en voortgang van woningverbeteringsprojecten overeenkomsten aangaan.

Artikel 83
  • 1. Overeenkomstig het gestelde in artikel 11, derde lid, kan de raad jaarlijks de in artikel 11, tweede lid sub a onder 5 genoemde subsidiecategorie in de nagenoemde subsidiecategorieën verdelen:

    • a.

      de subsidiecategorie Actief en Convenanten, ten behoeve van actieve woningverbeteringsprojecten en woningverbeteringsprojecten waarvoor door burgemeester en wethouders met toekomstige subsidieaanvragers een convenant is afgesloten;

    • b.

      de subsidiecategorie Passief, ten behoeve van passieve woningverbeteringsprojecten.

  • 2. Indien het vooruitzicht bestaat, dat een bepaalde subsidiecategorie niet of niet geheel zal worden besteed, zijn burgemeester en wethouders gerechtigd deze subsidiecategorie geheel of gedeeltelijk aan een andere subsidiecategorie toe te kennen.

  • 3. In afwijking van het in het eerste lid en van het in artikel 72 sub d gestelde, kunnen burgemeester en wethouders ten laste van het deelbudget passief in het belang van de verbetering van door de gemeenteraad aangewezen woonhuismonumenten convenanten aangaan, in welk geval artikel 92 lid 5 van toepassing is.

Artikel 84
  • 1. Een aanvraag om geldelijke steun als bedoeld in artikel 74 gaat in aanvulling en deels in afwijking op de gegevens van artikel 24 vergezeld van:

    • a.

      de in het aanvraagformulier genoemde bescheiden;

    • b.

      alle overige bescheiden en gegevens die naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig zijn voor een juiste beoordeling van de aanvraag.

  • 2. De in het eerste lid genoemde gegevens dienen in drievoud geleverd te worden tenzij op het aanvraagformulier anders is aangegeven.

Artikel 85

Geldelijke steun wordt slechts verleend voor woningen, gereed gekomen voor 1 januari 1946, gelegen in die delen van het grondgebied van een gemeente die voor het betreffende jaar door de gemeenteraad aangewezen zijn voor particuliere woningverbetering.

Artikel 86
  • 1. Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun in aanvulling op artikel 27 slechts in indien:

    • a.

      de kosten van het treffen van de voorzieningen meer bedragen dan de bij of krachtens het Besluit bepaalde minimum kosten;

    • b.

      de warmteweerstand van de gevel en het dak na het treffen van voorzieningen gelijk of hoger is dan het bij of krachtens het Besluit bepaalde met inbegrip van de daarbij gegeven uitzonderingsbepalingen;

    • c.

      de woning na het treffen van de voorzieningen zoals bedoeld in artikel 1, onder o, voldoet aan het kwaliteitsniveau zoals dat vooraf door burgemeester en wethouders is omschreven, welk kwaliteitsniveau kan zijn neergelegd in een door burgemeester en wethouders vastgesteld programma van eisen.

    • d.

      de verdeling van de kosten van de voorzieningen, conform de in de betreffende akte van splitsing opgenomen kostenverdeelsleutel, niet leidt tot een onredelijk resultaat, tenzij hiervan wordt afgeweken;

    • e.

      de woning waaraan de voorzieningen worden getroffen niet binnen 15 jaar voor het tijdstip van de indiening van de aanvraag met geldelijke steun ingevolge deze verordening is verbeterd.

    • f.

      naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate overleg over het bouwplan heeft plaatsgevonden met de huurder(s) van de woning(en), waarop het bouwplan betrekking heeft en/of de hen vertegenwoordigende organisaties;

    • g.

      voor het pand waarin de woning waaraan de voorzieningen worden getroffen gelegen is, geen raadsbesluit tot onteigening dan wel tot ontbinding van de erfpachtsrechten is genomen;

  • 2. Indien de in het eerste lid onder a. bedoelde kosten betrekking hebben op een aantal administratief in een plan voor het treffen van voorzieningen samengevoegde woningen van één eigenaar en aan die woningen voorzieningen worden getroffen die in financieel opzicht met elkaar vergelijkbaar zijn geldt het daartoe in het Besluit bepaalde.

  • 3. Bij de beoordeling van de redelijkheid van de verdeling van de kosten van de voorzieningen als bedoeld in het eerste lid onder d, wordt tenminste rekening gehouden met de functie en de gebruiksoppervlakte van die gedeelten van het gebouw, die bestemd zijn of worden om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt en waarvan volgens de akte van splitsing het uitsluitend gebruik in een appartementsrecht is begrepen, alsmede met alle overige factoren die naar het oordeel van burgemeester en wethouders voor deze beoordeling relevant zijn.

  • 4. Plannen met betrekking tot woningen, waaraan voor de laatste maal voorzieningen zijn getroffen op voet van een andere regeling kunnen voor verlening van geldelijke steun in de kosten van het treffen van voorzieningen in aanmerking worden gebracht op of na 1 januari 2010, tenzij de op het voor de laatste maal treffen van voorzieningen aan de desbetreffende woning van toepassing zijnde regeling een eerder tijdstip mogelijk maakt, in welk geval dat eerdere tijdstip van toepassing blijft.

Artikel 87
  • 1. Het dagelijks bestuur verleent in aanvulling op artikel 36 en 37 geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen onder de voorwaarde dat:

    • a.

      [vervallen]

    • b.

      bij niet-gefaseerde plannen niet tot verkoop van de woning wordt overgaan tot aan het moment van vaststelling van de geldelijke steun conform de bepalingen van deze verordening, tenzij voor een zodanige verkoop vooraf door burgemeester en wethouders toestemming is verleend.

  • 2. De in het eerste lid onder b en c bedoelde toestemming kan slechts worden verleend indien:

    1. de koper zich schriftelijk akkoord verklaart met de projectgewijze aanpak en overname van alle rechten en verplichtingen welke voor de aanvrager uit de verleningsbeschikking voortvloeien;

    2. de koopprijs gezien de getaxeerde waarde van de woning voor het treffen van de voorzieningen niet onevenredig hoog is als gevolg van de verlening van de geldelijke steun;

    3. de financiering van de ingreep naar het oordeel van burgemeester en wethouders afdoende is zeker gesteld.

Artikel 88

Het dagelijks bestuur verleent in aanvulling op en deels in afwijking van het gestelde in artikel 36, 37 en 87 op verzoek van burgemeester en wethouders slechts geldelijke steun onder de voorwaarde dat binnen drie maanden na de dag waarop aan de aanvrager het besluit tot verlening van geldelijke steun is toegezonden, een plan van uitvoering bij burgemeester en wethouders wordt ingeleverd. Onder een plan van uitvoering dient ten minste te worden verstaan:

  • -

    een uitvoeringsschema;

  • -

    woningverbeteringscontracten.

Artikel 89
  • 1. Het dagelijks bestuur verleent in aanvulling op en deels in afwijking van het gestelde in artikel 36 en 37 slechts geldelijke steun onder de voorwaarde dat:

    • a.

      de aanvang van de werkzaamheden vooraf schriftelijk wordt gemeld bij burgemeester en wethouders met dien verstande dat deze melding, en dienovereenkomstig de start van de uitvoering, niet eerder plaatsvindt dan nadat het plan van uitvoering, indien van toepassing, door burgemeester en wethouders schriftelijk is goedgekeurd;

    • b.

      in afwijking van artikel 36 sub c, met de uitvoering van de werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt binnen 22 weken na de dag waarop het besluit tot verlening van de geldelijke steun is verzonden;

    • c.

      binnen drie weken na de dag waarop het totale werk is opgeleverd, conform het goedgekeurde plan van uitvoering, de voltooiing van de werkzaamheden bij burgemeester en wethouders wordt gemeld, onder vermelding van de werkzaamheden die niet of niet geheel conform het goedgekeurde plan zijn verricht (melding voltooiing). Heeft de melding voltooiing mede betrekking op geluidwerende voorzieningen, dan wordt een schriftelijke verklaring overgelegd, waaruit blijkt aan welke woningen, aangegeven met straat, huisnummer en postcode, geluidwerende voorzieningen zijn getroffen onder vermelding van de in het plan begrepen woningen waaraan eventueel geen geluidwerende voorzieningen zijn aangebracht;

    • d.

      de melding voltooiing plaatsvindt binnen 18 maanden nadat met de uitvoering van de werkzaamheden, overeenkomstig het hierboven onder sub c bepaalde, een aanvang is gemaakt;

    • e.

      uiterlijk binnen dertien weken na de dag waarop de melding voltooiing heeft plaatsgevonden en nadat de werkzaamheden door burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden, de werkzaamheden met inachtneming van de in artikel 38, lid 3 genoemde termijn door tussenkomst van burgemeester en wethouders bij het dagelijks bestuur worden gereedgemeld.

  • 2. Het zonder toestemming afwijken van het goedgekeurde plan en de goedgekeurde raming van de kosten van het treffen van de voorzieningen alsmede het, indien van toepassing, treffen van de voorzieningen zonder een goedgekeurd plan van uitvoering is voor eigen rekening en risico van de aanvrager.

  • 3. Controle van de werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid, onder e, vindt plaats binnen veertien werkdagen na de dag waarop de melding voltooiing van alle in het plan van uitvoering begrepen werkzaamheden, overeenkomstig het eerste lid, onder c, heeft plaatsgevonden.

  • 4. Binnen 7 werkdagen na de dag waarop de werkzaamheden overeenkomstig het derde lid zijn gecontroleerd, wordt het besluit omtrent de goedkeuring van deze werkzaamheden, aan de aanvrager gezonden.

Artikel 90
  • 1. Een gereedmelding als bedoeld in artikel 38, gaat naast de in artikel 39 bedoelde verklaring vergezeld van:

    • a.

      een opgave van de gereedkomingsdatum van het bouwplan;

    • b.

      een volledig ingevuld door burgemeester en wethouders voorgeschreven gereedmeldingsformulier;

    • c.

      een kostenoverzicht volgens een door burgemeester en wethouders voorgeschreven model;

    • d.

      alle rekeningen welke per kostencomponent, als in het kostenoverzicht aangegeven, zijn gerangschikt en waarbij het totaal van deze kostencomponent afzonderlijk is aangegeven;

    • e.

      alle betalingsbewijzen welke op datum van betaling zijn gerangschikt;

    • f.

      indien de kosten van het meer- en minderwerk ingevolge het gestelde in artikel 91 lid 3 sub b nog niet door burgemeester en wethouders zijn vastgesteld; een gespecificeerde begroting van de kosten die verband houden met de goedgekeurde planafwijking(en);

    • g.

      ingeval geluidwerende voorzieningen zijn aangebracht, een meetrapport van de binnen de betreffende gemeente met controle belaste gemeentelijke organisatie waaruit blijkt dat deze voorzieningen zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • h.

      een verklaring van een accountant waaruit blijkt, dat het overgelegde kostenoverzicht juist en volledig is, tenzij burgemeester en wethouders hebben aangegeven dat een dergelijke accountantsverklaring niet nodig is.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op verzoek van het dagelijks bestuur, nadere eisen stellen aan de aard en de omvang van het in het eerste lid onder h, bedoelde accountantsonderzoek.

Artikel 91
  • 1. Indien gedurende het treffen van de voorzieningen, zich de noodzaak voordoet om van het vastgestelde bouwplan, zoals bedoeld in artikel 1, onder d, af te wijken, behoeft die afwijking de voorafgaande toestemming van burgemeester en wethouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen terzake van een planafwijking als bedoeld in het eerste lid de kosten van het meer- en minderwerk vast.

  • 3. Toestemming als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend indien:.

    • a.

      genoegzaam is aangegeven om welke redenen de afwijking noodzakelijk is;

    • b.

      een gespecificeerde begroting is, of uiterlijk bij de gereedmelding als bedoeld in artikel 90 eerste lid wordt overgelegd van de kosten die verband houden met de afwijking;

    • c.

      de kosten van het treffen van de voorzieningen als gevolg van de afwijking niet lager worden dan in artikel 1, sub o bedoelde minimum kosten;

    • d.

      een opgaaf is verstrekt van de eventuele gevolgen die de afwijking zal hebben op de berekening van de huurprijs na verbetering, alsmede zonodig een schriftelijke instemming van de huurder met die veranderde huurprijs;

    • e.

      opgegeven is tot welke andere wijzigingen de afwijking leidt in de gegevens zoals vermeld in de aanvraag;

    • f.

      ook overigens door de afwijking geen strijd ontstaat met enige bepaling in deze verordening.

  • 4. Indien de kosten van het meer- en minderwerk, ingevolge het gestelde in het derde lid onder b, niet gelijktijdig met de goedkeuring van de planafwijking kunnen worden vastgesteld, draagt de aanvrager het risico van het in het derde lid onder c en f gestelde.

  • 5. De besteding van een eventuele reservering voor kostenverhogingen vindt plaats na voorafgaande schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders.

  • 6. Indien zonder voorafgaande toestemming van burgemeester en wethouders, als in het eerste lid bedoeld, van het bouwplan wordt afgeweken worden de hiermee samenhangende kosten van het meerwerk niet gerekend tot de kosten van de voorzieningen als bedoeld in artikel 1 sub o en evenmin gecompenseerd met kostenbesparingen als gevolg van eventueel minderwerk.

  • 8. Burgemeester en wethouders beslissen binnen dertig dagen na ontvangst van een verzoek tot afwijking. Een beslissing tot weigering is met redenen omkleed.

Artikel 92
  • 1. Aanvragen voor het verlenen van geldelijke steun krachtens deze paragraaf worden afgehandeld naar volgorde van indiening.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt voor wat betreft de volgorde van indiening geacht te zijn ingediend, op het moment dat de aanvrager heeft voldaan aan het gestelde in artikel 24 en 84.

  • 3. Indien een subsidiecategorie als bedoeld in artikel 83 niet toereikend is om alle aanvragen te honoreren, zijn burgemeester en wethouders bevoegd voor deze subsidiecategorie een indieningsstop met betrekking tot aanvragen om verlening van geldelijke steun, als bedoeld in artikel 84, af te kondigen. Een indieningsstop wordt bekend gemaakt in één of meer dag- of nieuwsbladen en geldt voor een door burgemeester en wethouders te bepalen termijn.

  • 4. In afwijking van het in het eerste lid gestelde, kan het dagelijks bestuur, op verzoek van burgemeester en wethouders, de beslissing omtrent aanvragen voor het verlenen van geldelijke steun in de tijd naar voren of naar achter schuiven, indien dit ten behoeve van een projectgewijze aanpak waarbij sprake is van een gemengde eigendomsstructuur redelijkerwijs noodzakelijk is, dan wel een afwijking als hier bedoeld noodzakelijk is, om tot een volledige uitputting van een subsidiecategorie als bedoeld in artikel 11, tweede lid, sub a, onder 5 of de subsidiecategorieën, als bedoeld in artikel 83, te kunnen komen.

  • 5. In afwijking van het in het eerste lid gestelde geven burgemeester en wethouders en het dagelijks bestuur voorrang aan aanvragen met betrekking tot welke een convenant als bedoeld in artikel 83 lid 3 is aangegaan.

Artikel 93
  • 1. Indiening van de gereedmelding door burgemeester en wethouders bij het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 41 vindt plaats nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden op een daartoe door burgemeester en wethouders te verstrekken formulier zijn gereedgemeld;

    • b.

      de onder a bedoelde werkzaamheden door of vanwege burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • c.

      de bij de gereedmelding behorende gegevens en bescheiden als genoemd in artikel 90, zijn overgelegd en door of vanwege burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • d.

      is voldaan aan de gestelde voorwaarden in de artikelen 86, 87, 88, 89 en 91;

  • 2. De geldelijke steun wordt bepaald aan de hand van de bij vaststelling goedgekeurde en door middel van rekeningen en betalingsbewijzen aantoonbaar gemaakte kosten.

Artikel 94
  • 1. In aanvulling op artikel 36, 37, 87, 88 en 89 verleent het dagelijks bestuur de geldelijke steun en stelt het deze vast, onder de voorwaarde dat de eigenaar, alsmede de rechtsopvolger, de woning deugdelijk zal onderhouden.

  • 2. Het dagelijks bestuur verleent, op verzoek van burgemeester en wethouders, de geldelijke steun en stelt deze vast onder de voorwaarde dat de eigenaar, alsmede de rechtsopvolger:

    • -

      de woning zal onderhouden overeenkomstig een door burgemeester en wethouders goed te keuren onderhoudsplan als bedoeld in artikel 72 sub c;

    • -

      deelneemt aan een door burgemeester en wethouders goed te keuren cascofondsconstructie ten behoeve van het gezamenlijk planmatig onderhoud door eigenaren op complexniveau;

    • -

      periodiek een bouwkundig inspectierapport overlegt, opgemaakt door een daartoe naar het oordeel van burgemeester en wethouders deskundige partij, onder de verplichting om de in een dergelijk rapport geconstateerde bouwkundige gebreken onverwijld te (laten) herstellen.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan op verzoek van burgemeester en wethouders nadere voorwaarden stellen met betrekking tot het eerste en het tweede lid.

Artikel 95

In aanvulling op artikel 36, 37, 87, 88, 89 en 94 verleent het dagelijks bestuur, op verzoek van burgemeester en wethouders, de geldelijke steun en stelt het deze vast, onder de voorwaarde dat:

  • a.

    de huurprijs van de woning in overeenstemming zal zijn met de Huurprijzenwet Woonruimte en het Besluit huurprijzen woonruimte;

  • b.

    gedurende 15 jaren na de verlening van de geldelijke steun op verzoek van het dagelijks bestuur dan wel burgemeester en wethouders een opgave van de op dat moment geldende huur wordt gedaan op een hiervoor ter beschikking gesteld formulier hetwelk is ondertekend door de verhuurder en de huurder.

Artikel 96
  • 1. In aanvulling op artikel 36, 37, 87, 88, 89, 94 en 95 verleent het dagelijks bestuur,op verzoek van burgemeester en wethouders, de geldelijke steun en stelt het deze vast onder de voorwaarde dat de eigenaar, alsmede de rechtsopvolger, de eigendom van de woning niet laat overgaan op een derde tenzij voor een zodanige eigendomsoverdracht vooraf door het dagelijks bestuur toestemming is verleend.

  • 2. Toestemming als bedoeld in het eerste lid kan worden verleend indien:

    • a.

      bij de eigendomsoverdracht de voorwaarden en verplichtingen, zoals in deze verordening bepaald, mede worden overgedragen, en;

    • b.

      leningen welke, ter financiering van de kosten van het treffen van de voorzieningen, door de eigenaar dan wel de rechtsopvolger, zijn aangegaan en waarbij de betaling van rente en aflossing door of vanwege de gemeente op enigerlei wijze is gegarandeerd, voor de eigendomsoverdracht, algeheel worden afgelost.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan, al dan niet op verzoek van burgemeester en wethouders, voorwaarden verbinden aan de toestemming als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 97
  • 1. In aanvulling op artikel 36, 37, 87, 88, 89, 94, 95 en 96 verleent het dagelijks bestuur,op verzoek van burgemeester en wethouders, de geldelijke steun en stelt het deze vast onder de voorwaarde dat:

    • a.

      de eigenaar, alsmede de rechtsopvolger, geen splitsingsvergunning aanvraagt, of indien reeds een splitsingsvergunning verleend is, niet tot splitsing overgaat van het gebouw in appartementsrechten en dit gebouw ook niet inbrengt in een vereniging of vennootschap tot verlening van deelnemings- of lidmaatschapsrechten, indien deze deelnemings- of lidmaatschapsrechten recht geven op gebruik van één of meer gedeelten van het gebouw als woning;

    • b.

      de woning waaraan de voorzieningen zijn getroffen niet wordt gesloopt of aan de bestemming tot woning wordt onttrokken, dan wel wordt onttrokken aan de bestemming om gedurende het gehele jaar door dezelfde persoon of personen te worden bewoond.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan, al dan niet op verzoek van burgemeester en wethouders, aan de verlening en vaststelling van de geldelijke steun voorwaarden verbinden.

Artikel 98

De voorwaarden als bedoeld in de artikelen 94 t/m 97 gelden gedurende een periode van 15 jaren na de vaststelling van de geldelijke steun.

Artikel 99
  • 1. Ingeval van overtreding van de voorwaarden als bedoeld in de artikelen 94 t/m 97 zal het dagelijks bestuur al naar gelang de ernst van de overtreding:

    • a.

      een besluit tot verlening en vaststelling van geldelijke steun geheel of gedeeltelijk intrekken;

    • b.

      reeds betaalde geldelijke steun geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 2. Ingeval overtreding van de voorwaarden als bedoeld in het eerste lid niet of niet geheel verwijtbaar is kan het dagelijks bestuur besluiten geheel of gedeeltelijk van het gestelde in het eerste lid af te wijken.

Artikel 100
  • 1. De geldelijke steun wordt uitbetaald aan de eigenaar van de woningen waaraan ingrijpende voorzieningen zijn getroffen.

  • 2. De geldelijke steun zoals bedoeld in artikel 75, wordt uitbetaald binnen 14 werkdagen na de afloop van de in artikel 76 lid 3, 77 lid 4 en 6 en 79 lid 1 bedoelde termijnen.

  • 3. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet indien het gaat om:

    • a.

      woningen terzake waarvan degene, die als eigenaar of uit anderen hoofde bevoegd is voor het treffen van voorzieningen is aangeschreven krachtens artikel 14 van de Woningwet, ingeval de in de aanschrijving bepaalde termijn, gedurende welke de voorzieningen dienen te worden getroffen, is verstreken;

    • b.

      woningen die op grond van de Huisvestingswet zijn gevorderd.

Paragraaf 7 Het bouwtechnisch splitsen van naoorlogse woningen in de sociale sector.

Artikel 101

Het dagelijks bestuur kan aan een initiatiefnemer ten laste van de reservering genoemd in artikel 11, tweede lid, onder a.6, geldelijke steun verlenen voor het bouwtechnisch splitsen van een naoorlogse woning in de sociale sector.

Artikel 102

In aanvulling op het gestelde in artikel 27 dienen burgemeester en wethouders een aanvraag om geldelijke steun slechts in, indien de kosten van de splitsing tenminste € 22.689,01 bedragen.

Artikel 103

De subsidie als bedoeld in artikel 101 bedraagt een door burgemeester en wethouders, met inachtneming van het gestelde in artikel 8 lid 6 en 7, bepaalde, bij de indiening van de aanvraag conform artikel 31 aan het dagelijks bestuur kenbaar gemaakte, geldsom.

Paragraaf 8 Toeslagen ten behoeve van bereikbaarheid

Artikel 104
  • 1. Het dagelijks bestuur kan ten laste van de reservering als genoemd in artikel 11, tweede lid, onder c, een bereikbaarheidstoeslag verlenen:

    • a.

      aan een sociale verhuurder die door nieuwbouw een huurwoning of een huurstandplaats en woonwagen in eigendom verkrijgt danwel een woning in eigendom heeft waaraan ingrijpende voorzieningen worden getroffen.

    • b.

      aan een verhuurder, niet zijnde een onder a. bedoelde verhuurder, die door nieuwbouw een huurwoning in eigendom verkrijgt.

    • c.

      ten behoeve van het treffen van ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen om de in paragraaf 6 van dit hoofdstuk genoemde subsidiehoogte te bewerkstelligen.

  • 2. De bereikbaarheidstoeslag wordt in de in het eerste lid onder a en b bedoelde gevallen slechts verleend, indien de huurprijs van de woning, of standplaats en woonwagen, op het tijdstip van de gereedmelding het maximum van € 363,02 en bij een woning met vijf of meer kamers het maximum van € 415,21 niet overschrijdt.

  • 3. De bereikbaarheidstoeslag wordt in de in het eerste lid onder a en b bedoelde gevallen slechts verleend onder de voorwaarde dat de eigenaar van de woning, alsmede diens rechtsopvolgers, de woning gedurende een periode van 10 jaren bereikbaar houdt.

  • 4. De bereikbaarheidstoeslag wordt in de in het eerste lid onder a en b bedoelde gevallen slechts verleend onder de voorwaarde dat de nieuw te bouwen woning, danwel de woning waaraan de voorzieningen worden getroffen, minimaal een gebruiksoppervlakte heeft van 45m2.

  • 5. De bereikbaarheidstoeslag wordt in de in het eerste lid onder b bedoelde gevallen slechts verleend, indien en voorzover in het eerste lid onder a bedoelde initiatieven van sociale verhuurders hiertoe, naar het oordeel van het dagelijks bestuur de ruimte laat.

  • 6. De bereikbaarheidstoeslag wordt in de in het eerste lid onder b bedoelde gevallen slechts verleend, onder de voorwaarde dat de eigenaar van de woning, alsmede diens rechtsopvolgers, de woning gedurende een periode van tenminste 25 jaren als huurwoning zal exploiteren met inachtneming van nader door het dagelijks bestuur te stellen voorwaarden ten aanzien van het systeem van woningtoewijzing.

Artikel 105

Een aanvraag om een toeslag ten behoeve van bereikbaarheid vindt door tussenkomst van burgemeester en wethouders plaats op hetzelfde formulier waarmee geldelijke steun wordt aangevraagd ingevolge de paragrafen 1, 2 en 5 van dit hoofdstuk.

Artikel 106

Het dagelijks bestuur verleent een toeslag en stelt deze vast in aanvulling op een besluit tot het verlenen of vaststellen van geldelijke steun als bedoeld in de paragrafen 1, 2, 5 of 6 van dit hoofdstuk, tenzij de betreffende locatie door de regioraad alleen is aangewezen als locatie waar toeslagen op grond van deze paragraaf kunnen worden verleend.

Artikel 107
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorwaarden stellen aan het indienen van een aanvraag om een toeslag bij het dagelijks bestuur.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen de hoogte van de aan te vragen toeslag ten behoeve van bereikbaarheid vast met inachtneming van de door de gemeenteraad gestelde prioriteiten en nadere voorwaarden bedoeld in artikel 9.

HOOFDSTUK 4. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 108

Op aanvragen die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend en waarop een bijdrage is verleend en/of vastgesteld, blijven de bepalingen van de verordening op grond waarvan de bijdrage is verleend van toepassing.

Artikel 109

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de uitvoering van deze verordening voor zover die uitvoering tot hun bevoegdheid behoort, opdragen aan één of meer door hen aan te wijzen gemeenteambtenaren.

  • 2. In besluiten van ambtenaren bedoeld in het eerste lid wordt tot uitdrukking gebracht dat dezen namens burgemeester en wethouders zijn genomen.

Artikel 110

  • 1. Het dagelijks bestuur kan de uitvoering van deze verordening, voor zover die uitvoering tot zijn bevoegdheid behoort, opdragen aan door hem aan te wijzen gemeenteambtenaren en ambtenaren van het openbaar lichaam.

  • 2. In besluiten van ambtenaren bedoeld in het eerste lid wordt tot uitdrukking gebracht dat dezen namens het dagelijks bestuur zijn genomen

  • 3. Wanneer de uitvoering als bedoeld in het eerste lid wordt opgedragen aan gemeenteambtenaren, is hiervoor de toestemming van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente(n) vereist.

Artikel 111

Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van het dagelijks bestuur dan wel naar het oordeel van burgemeester en wethouders, ieder voor zover zij tot het nemen van een dergelijke beslissing bevoegd zijn, zou leiden tot een onredelijk besluit kunnen het dagelijks bestuur en burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 112

Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening Woninggebonden Subsidies 1995.

Artikel 113

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op de dag waarop zij is bekend gemaakt.

TOELICHTING BIJ DE VERORDENING WONINGGEBONDEN SUBSIDIES 1995 zoals deze luidt per 24 februari 2000

Regionaal budgetbeheer

Op grond van het BWS 1995 kan een budgetbeheerder zijn: een regionaal openbaar bestuur zoals genoemd in artikel 1 van de Kaderwet bestuur in verandering, een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen waarin gemeenten samenwerken die gezamenlijk ten minste 30.000 inwoners tellen, de raad van een gemeente met ten minste 30.000 inwoners en de staten van een provincie die hun taken niet hebben overgedragen aan gemeenten.

Deze verordening is bedoeld voor de stadsregio Rotterdam waarin de navolgende gemeenten samenwerken: Albrandswaard, Barendrecht, Bergschenhoek. Berkel en Rodenrijs, Bernisse, Bleiswijk, Brielle, Capelle aan den IJssel, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Maassluis, Ridderkerk, Rotterdam, Rozenburg, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen en Westvoorne.

De verordening gaat uit van de volgende taakverdeling tussen de budgetbeheerder en de deelnemende gemeenten:

Budgetbeheerder Gemeente

Vaststellen subsidieverordening Vaststellen uitgangspunten subsidiebeleid

Sparen

Verdelen budgetten over gemeenten Vaststellen subsidiecategorieën

Verlenen subsidie Onderhandelen

Vaststellen subsidie Vaststellen verdeelbesluit

Betalen subsidie Planbeoordeling

Intrekken subsidie Indienen (doorsturen) aanvraag

Feitelijk budgetbeheer Indienen (doorsturen) gereedmelding

Herverdelen

Verantwoorden achteraf aan het Rijk

Dit leidt tot de volgende procedure:

De budgetbeheerder besluit jaarlijks welk deel van het budget wordt gespaard. De budgetbeheerder verdeelt het restant over de gemeenten. Dat wil zeggen dat een gemeente 8 weken na de jaarlijkse budgetbrief van het rijk weet welk bedrag aan subsidie voor het volgende jaar beschikbaar is. De budgetbeheerder reserveert als het ware een bepaald bedrag voor een gemeente en kan aan de besteding daarvan voorwaarden en voorschriften verbinden.

De hoogte van de reservering wordt berekend aan hand van door de budgetbeheerder gestelde normbedragen. De gemeente kan bij de besteding van het budget afwijken van het aangemelde bouwprogramma en de normbedragen. De afrekening tussen gemeente en budgetbeheerder vindt in dat geval plaats op basis van het daadwerkelijk ingediende bouwprogramma onder gebruikmaking van de door de regioraad vastgestelde normbedragen.

Eventuele budgetoverschrijdingen worden gecorrigeerd op de budgetreservering van het volgende jaar (artikel 8).

Ten aanzien van de bereikbaarheidstoeslag is tenslotte nog bepaald dat deze in beginsel slechts voor huurverlaging mogen worden ingezet.

Subsidie wordt door de aanvrager, door tussenkomst van de gemeente, aangevraagd bij de budgetbeheerder. De gemeente toetst het plan aan de door de gemeenteraad vastgestelde subsidiecategorieën, de gestelde bijzondere voorwaarden en het verdeelbesluit en kijkt - indien subsidie wordt toegezegd - of het voor de gemeente gereserveerde bedrag niet wordt overschreden. Daarnaast toetst de gemeente het plan aan de voorwaarden die in de verordening en het BWS 1995 worden genoemd. De prioriteitstelling vindt dus plaats door de gemeente bij het al dan niet doorsturen van de aanvraag naar het openbaar lichaam.

De gereedmelding vindt eveneens plaats door de aanvrager door tussenkomst van de gemeente. Ook hier toetst de gemeente of aan de voorwaarden is voldaan.

De budgetbeheerder verleent de subsidie. Hij weigert aanvragen slechts wanneer het voor de gemeente gereserveerde bedrag wordt overschreden. Vaststelling, betaling en eventuele intrekking geschieden eveneens door de budgetbeheerder. Aanvragers respectievelijk subsidie-ontvangers hebben dus na de vaststelling verder met de budgetbeheerder te maken.

Verdeelbesluit

In de systematiek van de verordening verdeelt de regionale budgetbeheerder het van het Rijk ontvangen budget over de deelnemende gemeenten in de vorm van reserveringen. Deze reservering biedt vanaf 1995 meer zekerheid: de rente heeft geen (directe) invloed meer op het aantal woningen dat gesubsidieerd kan worden. Bij de verdeling over de gemeenten neemt het openbaar lichaam de kerncriteria vanuit het BWS art. 23 in acht. Dit is van belang omdat de budgetbeheerder zich achteraf aan het Rijk dient te verantwoorden over de naleving van deze criteria.

Verordening en Algemene wet bestuursrecht

In de verordening wordt de hele procedure, vanaf de aanvraag tot en met het besluit tot vaststelling van subsidie, beschreven. In de procedure kunnen vier momenten worden aangegeven, waaruit besluiten voortvloeien waarop de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is:

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen of de aanvraag om subsidie wordt ingediend bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam beslist vervolgens of de subsidie wordt verleend.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders beslissen of de gereedmelding wordt ingediend bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam neemt een besluit op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Daarnaast is ook een eventueel besluit van het dagelijks bestuur tot gehele of gedeeltelijke intrekking van een besluit tot verlening van subsidie een Awb-besluit.

Naast de specifieke eisen die de verordening stelt aan de aanvraag, de voorbereiding en de beslissing, zijn hierop derhalve ook de voorschriften van de Awb van toepassing. De volgende artikelen van de Awb zijn relevant voor de procedures van de verordening:

  • -

    De artikelen 4:1 tot en met 4:6 zijn van toepassing op de aanvraag tot het geven van een beschikking. De voorschriften hebben onder andere betrekking op de wijze waarop de aanvraag moet worden ingediend, welke gegevens ten minste op de aanvraag moeten staan en wanneer de aanvraag in behandeling kan worden genomen.

  • -

    De artikelen 4:7 tot en met 4:12 hebben betrekking op het in de gelegenheid stellen van de aanvrager of subsidieontvanger om zijn zienswijze naar voren te brengen voordat een bestuursorgaan een afwijzende beschikking geeft.

  • -

    In de verordening worden de termijnen aangegeven waarbinnen de beschikkingen genomen moeten worden. Artikel 4:15 is hierbij van belang. In dit artikel is bepaald dat de termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort wanneer de aanvrager de gelegenheid krijgt de aanvraag met de ontbrekende gegevens en bescheiden aan te vullen. De beslistermijn wordt opgeschort tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

  • -

    De artikelen 4:16 tot en met 4:20 zijn van toepassing op de motivering van de beschikking. Het uitgangspunt van deze artikelen is dat een beschikking dient te berusten op een deugdelijke motivering en dat de motivering wordt vermeld bij de bekendmaking van de beschikking.

  • -

    De artikelen 3:40 tot en met 3:42 en 3:45 regelen de bekendmaking van de beschikking. Een beschikking treedt niet in werking voordat deze is bekendgemaakt.

Bovengenoemde artikelen van de Awb zijn op de vier beschikkingsmomenten van deze verordening van toepassing. Ieder van de vier momenten houdt een aanvraag tot het geven van een beschikking in. Onder aanvraag verstaat de Awb "een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen" (artikel 1:3, derde lid). Een beschikking behoort tot de categorie besluiten. Een beschikking wordt in de Awb omschreven als "een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, die niet van algemene strekking is, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling, met inbegrip van de afwijzing van de aanvraag daarvan" (artikel 1:3, eerste en tweede lid).

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

De algemene bepalingen van hoofdstuk 1, alsmede de bepalingen van hoofdstuk 2, gelden voor alle onderdelen. Specifieke bepalingen of aanvullingen op deze algemene bepalingen staan in hoofdstuk 3. De bepalingen van hoofdstuk 1 en 2 zijn derhalve naast de in hoofdstuk 3 genoemde voorwaarden van toepassing.

Paragraaf 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

  • b.

    Het begrip bereikbare woning is opgenomen met het doel binnen de regio een eenduidige betekenis van de term bereikbare woning te krijgen.

  • f.

    De budgetten in de verordening bevatten ook het restant van de in vorige jaren van het Rijk verkregen budgetten. Ook bedragen die beschikbaar komen als gevolg van een intrekking van een besluit tot verlening van subsidie moeten volgens artikel 19, sub c, van het BWS worden toegevoegd aan het budget. Er wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen middelen die wel en middelen die niet dienen te worden besteed aan de doeleinden waarvoor de budgetten worden toegekend. Van laatstgenoemde middelen, de zogenoemde "vrijvallende middelen" waaraan geen enkele bestedingsvoorwaarde was gekoppeld, is geen sprake meer.

    De 100%-spaargrens heeft geen betrekking op het totaal beschikbare budget, maar op het bedrag dat de minister jaarlijks toekent ten behoeve van het budgetjaar.

  • k.

    Een woonwagen wordt meestal niet op de standplaats gebouwd. Voor een elders geproduceerde nieuwe wagen wordt daarom als gereedkomingsdatum de dag van plaatsing op de standplaats aangehouden.

  • q.

    In de verordening wordt een omschrijving gegeven van het begrip "kosten van het verkrijgen in eigendom". Dit is de uitvoering van de voorwaarde uit het BWS, dat de verordening in elk geval de wijze omvat waarop de budgetbeheerder de kosten vaststelt van het bouwen van woningen, standplaatsen en woonwagens, van het treffen van ingrijpende voorzieningen aan woningen en het splitsen van woningen die voor subsidie in aanmerking komen (artikel 24, lid 1, sub k). In deze verordening kunnen burgemeester en wethouders hieraan zo nodig nadere inhoud geven.

Er moet inzicht worden gegeven in de totale kosten. Bij overschrijding van de maximale kosten van het verkrijgen in eigendom kan worden achterhaald wat de reden van de overschrijding is. Op grond daarvan kunnen burgemeester en wethouders besluiten om ontheffing te verlenen van de stichtingskostengrens.

De kosten van het verkrijgen in eigendom worden gedefinieerd als de som van de koopsom van de grond en de koop- of koop/aanneemsom van de woning, de standplaats of de woonwagen. Tot deze kosten worden ook de overdrachtskosten gerekend. Als er voor een van beide geen of relatief weinig kosten worden gemaakt, omdat de woning of de standplaats op grond wordt gebouwd die reeds geruime tijd in bezit is, of omdat de woning, de standplaats of de woonwagen voor een belangrijk deel door de eigenaar-bewoner zelf wordt gebouwd, worden de kosten van het verkrijgen in eigendom door burgemeester en wethouders bepaald. Zij zullen daarbij uitgaan van de waarde in het maatschappelijk verkeer of van vergelijkbare grondprijzen van vergelijkbare woningen of standplaatsen in de regio. Datzelfde geldt voor het geval waarin de grond geen eigendom wordt, maar in erfpacht wordt uitgegeven. In dat geval zal worden uitgegaan van het bedrag waarvoor de erfpacht kan worden afgekocht. Indien dat niet mogelijk is, wordt uitgegaan van de uitgifteprijs van gronden voor soortgelijke woningen of standplaatsen in de gemeente of in een naburige gemeente.

Tenslotte is bepaald dat de kosten van het verkrijgen in eigendom kunnen worden verminderd met een bijdrage voor woningaanpassing ten behoeve van gehandicapten. Als gevolg van deze aanpassing kunnen de kosten van het verkrijgen in eigendom zodanig worden verhoogd dat het maximum volgens de verordening wordt overschreden. Daarom kan subsidie voor deze woningaanpassingen worden afgetrokken.

ff.Het begrip "subsidiecategorie" duidt op een onderdeel van het voor een gemeente door de regioraad gereserveerde bedrag. Er is geen sprake van een echt budget, maar van een reservering door de gemeenteraad voor een bepaalde categorie binnen het totaal van de voor een gemeente door de budgetbeheerder gereserveerde middelen.

Artikel 2

Onzelfstandige woonruimte is niet uitgesloten van verlening van subsidie (sub 3). Een budgetbeheerder dan wel een gemeente is vrij te bepalen of ook ten behoeve van onzelfstandige woonruimte subsidie wordt verleend. Het is in dat geval verstandig bij de bijzondere voorwaarden aan te geven in welke gevallen deze woningen in aanmerking komen voor subsidie.

Verbouw van bestaande panden, geen woningen zijnde, tot woningen wordt volgens sub 5 gelijkgesteld aan nieuwbouw.

Artikel 22, lid 1, van het BWS staat subsidiëring van ingrijpende voorzieningen aan standplaatsen niet toe. De reden hiervoor is niet inhoudelijk maar praktisch: deregulering. Vandaar dat onder het bouwen van standplaatsen mede het treffen van ingrijpende voorzieningen wordt begrepen (sub f). Dit betekent dat wanneer subsidie wordt toegekend voor de ingrijpende verbetering van standplaatsen, deze verbeterde standplaatsen geacht worden nieuwe standplaatsen te zijn.

Artikel 3

Dit artikel is opgenomen ter uitvoering van artikel 24, lid 1, sub f, van het BWS, dat bepaalt dat de verordening de gronden omvat, genoemd in de artikelen 25 en 26, om subsidie niet te verlenen.

In sub c is herhaald hetgeen in artikel 1, lid 3, van het BWS is verwoord.

Artikel 4

De voorwaarden die in de hoofdstukken 2 en 3 worden gesteld zijn aanvullingen op de algemene bepalingen, tenzij hiervan nadrukkelijk wordt afgeweken. In het laatste geval gaan de bijzondere bepalingen voor.

Paragraaf 2 Grondslag en werkingssfeer

Artikel 5

Dit artikel is opgenomen ter uitvoering van artikel 24, lid 1, sub a, van het BWS, dat bepaalt dat de verordening de doeleinden omvat waarvoor de budgetbeheerder subsidie kan verlenen. Het betreft een limitatieve opsomming.

Paragraaf 3 Vaststelling en reservering van de budgetten

Artikel 8

Het is de bedoeling dat de minister jaarlijks vóór 1 oktober de omvang van het budget voor het volgende jaar meedeelt aan de budgetbeheerder. Praktisch gezien is dit echter nog niet voorgekomen. Volgens dit artikel deelt de budgetbeheerder binnen 8 weken na de budgetbrief aan de gemeenten mee welk deel van het budget voor de onderscheiden gemeenten beschikbaar is. Het algemeen bestuur besluit daarmee welk deel van het budget in het budgetjaar wordt aangewend en welk deel wordt gespaard. Hieraan zullen niet zozeer beleidsoverwegingen ten grondslag liggen, alswel vooral praktische argumenten. In de mogelijkheid tot sparen door de afzonderlijke gemeenten voorziet deze verordening niet.

De verdeling over de gemeenten van de op grond van lid 1 vastgestelde subsidie geschiedt door middel van reserveringen. De budgetbeheerder reserveert een bepaalde hoeveelheid subsidie voor een gemeente.

Het dagelijks bestuur neemt bij de reservering de kerncriteria in acht.

In lid 4 is bepaald dat de regioraad bij de verdeling van het budget over de gemeenten gebruik maakt van door hem vast te stellen normbedragen. Bij de besteding van het budget kan de gemeente afwijken van het aangemelde bouwprogramma en de normbedragen (lid 6).

De afrekening tussen gemeente en de budgetbeheerder vindt in dat geval plaats op basis van het daadwerkelijk ingediende bouwprogramma onder gebruikmaking van de door de regioraad vastgestelde normbedragen (lid 7). Eventuele budgetoverschrijdingen worden op de budgetreservering van een opvolgend jaar in mindering gebracht.

In lid 5 tenslotte wordt gewezen op de mogelijkheid dat de minister op verzoek van twee of meer provincies de verdeling wijzigt, dan wel bepaalt dat een deel van het budget voor bepaalde categorieën(standplaatsen en woonwagens) moet worden besteed.

Indien de minister van deze mogelijkheden gebruik maakt, dient het algemeen bestuur hiermee rekening te houden bij de verdeling over de gemeenten.

Paragraaf 4 Prioriteiten en nadere voorwaarden

Artikelen 9 en 10

Prioriteiten worden in de systematiek van deze verordening niet door het algemeen bestuur. maar door de gemeenteraad geformuleerd. Hieruit blijkt dat de beleidskeuzen met betrekking tot de subsidiëring van nieuwbouw en verbetering door de gemeente worden gemaakt.

Over dit artikel heeft in 1991 tijdens de voorbereiding van de verordening voor budgetbeherende gemeenten een discussie plaatsgevonden tussen de staatssecretaris van VROM en de VNG. In een brief aan de Tweede Kamer (12 juli 1991, TK 20066, nr. 66) heeft de staatssecretaris uiteengezet op welke wijze de gemeenten met de mogelijkheden van de regelgeving kunnen omgaan. Het is van belang dat gemeenten en samenwerkingsverbanden van gemeenten in de geest van deze brief handelen bij de uitoefening van hun bevoegdheden. Eisen die voor alle woningen gelden, zoals bijvoorbeeld aanvullende bouw- en woontechnische eisen, behoren primair in algemene regelgeving te worden vastgesteld en niet in de subsidieverordening.

In artikel 9 is een onderscheid gemaakt in het stellen van prioriteiten en het stellen van aanvullende voorwaarden.

Op grond van gestelde prioriteiten (eerste lid) kunnen bouwplannen bij voorrang boven andere plannen voor geldelijke steun in aanmerking komen (zie ook artikel 25). Als een bouwplan niet aan gestelde nadere voorwaarden (tweede lid) voldoet, wordt een aanvraag om het verlenen van geldelijke steun niet bij het dagelijks bestuur ingediend (zie artikel 26, onder d).

Wat zich leent voor enerzijds het stellen van prioriteiten en anderzijds het stellen van nadere voorwaarden betreft een beleidskeuze. Bij het maken van deze keuze is de genoemde brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer van belang. Het stellen van nadere voorwaarden is de meest vergaande bemoeienis van een gemeente met door opdrachtgevers te ontwikkelen plannen. Het stellen van nadere voorwaarden wordt alleen als acceptabel gezien, indien:

  • 1.

    gelet is op de hiërarchie van instrumenten: voorliggende instrumenten moeten bezien worden op hun mogelijkheden. Indien een ander instrument geschikter is om het gestelde doel te bereiken, dan dient dat gebruikt te worden. Te denken valt bijvoorbeeld aan bestemmingsplanvoorschriften om globale stedenbouwkundige randvoorwaarden vast te leggen.

  • 2.

    de nadere voorwaarden de functionaliteitstoets kunnen doorstaan: de nadere voorwaarden dienen functioneel te zijn ten opzichte van de beleidsdoelstellingen van het subsidie-instrument, derhalve gegrond te zijn op de zorg voor het tot stand komen van goede en betaalbare woningen voor diegenen die zelf niet of onvoldoende in staat zijn deze te verkrijgen. Deze functionaliteit kan worden aangegeven in het volkshuisvestingsplan. Beleidsuitgangen, zoals huurklasse, woningtype en woninggrootte lenen zich voor zowel het stellen van prioriteiten als het stellen van nadere voorwaarden. Ten aanzien van deze beleidsuitgangspunten zal het de gemeente geen moeite kosten om aan te tonen dat er geen ander instrument dan de subsidieverordening ter regulering voorhanden is. Ook aan de eis van functionaliteit zal kunnen worden voldaan. Lokale beleidsoverwegingen en de woningmarktsituatie kunnen evenwel tot het oordeel leiden, dat het stellen van prioriteiten een meer voor de hand liggende weg is dan het stellen van nadere voorwaarden, omdat het beleidsuitgangspunt, dat er in ieder geval woningbouw gerealiseerd moet worden, belangrijker wordt geacht dan de beleidsuitgangspunten over huurklasse, woningtype en woninggrootte. Overigens moet er rekening mee worden gehouden dat een opdrachtgever in staat moet zijn te komen tot een kostendekkende exploitatie, rekening houdend met de ontvangen huuropbrengst en de te verlenen bijdragen.

De beleidsuitgangspunten, die de gemeente ten aanzien van overige kwaliteitsaspecten hanteert, lenen zich in ieder geval voor het stellen van prioriteiten. Het gaat daarbij niet om kwaliteitseisen op het terrein van bouw- en woontechniek in enge zin, zoals bijvoorbeeld materiaalkeuze, maar om die aspecten van architectuur, sociale veiligheid, milieu en aanpasbaar bouwen, waarvan gesteld kan worden, dat het slagen van het gemeentelijk beleid op deze aspecten mede afhankelijk is van de mate waarin de opdrachtgevers hiermee rekening houden. Wil een gemeente deze beleidsuitgangspunten vastleggen in nadere voorwaarden, dan zal zij de functionaliteit daarvan moeten kunnen aangeven. Ten tenslotte kan de gemeente aangeven op welke wijze het gemeentelijk toezicht op de verhouding tussen kosten en kwaliteit wordt vormgegeven.

Voor de totstandkoming van prioriteiten en nadere voorwaarden is een zorgvuldige procedure als uitgangspunt genomen, namelijk het bij apart gemeenteraadsbesluit vaststellen ervan na raadpleging van de belanghebbende organisaties. Het ligt voor de hand dit te doen in een volkshuisvestingsplan, waarbij tevens de relatie met het gemeentelijk beleid op andere terreinen kan worden aangegeven, zoals het gemeentelijk milieubeleid. Realisering van het gemeentelijk beleid heeft de meeste kans van slagen, indien dit in goed overleg met de betrokken partijen tot stand komt.

Artikel 10

Op grond van artikel 10 worden over de prioriteiten en nader voorwaarden vooraf belanghebbende organisatie geraadpleegd en wordt vastgelegd dat burgemeester en wethouders bij het doen van hun voorstel aan de gemeenteraad ingaan op de tijdens de raadpleging naar voren gebrachte argumenten.

Artikel 11

Het vaststellen van subsidiecategorieën is een belangrijk sturingsinstrument bij de subsidiëring. De sturing vindt in dit geval plaats bij het indienen van aanvragen om subsidie door de gemeente bij de budgetbeheerder. Omdat het openbaar lichaam budgetbeheerder is, beschikt de gemeente niet over budgetten in de zin van het BWS, maar over een reservering door de budgetbeheerder. Met het begrip subsidiecategorie wordt hier gedoeld op een onderdeel van het voor een gemeente gereserveerde bedrag (zie ook de toelichting op artikel 1, sub ff).

Artikel 12

Op grond van prognose indieningen krijgen de initiatiefnemers vooraf inzicht in hun mogelijkheden om ten behoeve van een bouwplan op een bepaalde locatie voor geldelijke steun in aanmerking te komen, indien zij een aanvraag indienen. Initiatiefnemers krijgen op deze wijze een redelijke mate van zekerheid dat zij hun planontwikkelingskosten niet vergeefs maken. Een bouwprogramma is slecht globaal van inhoud en geeft nog geen aanspraak op geldelijke steun voor een concreet bouwplan. Het bouwprogramma kan voor de onderscheiden subsidiecategorieën een meer of minder gedetailleerde inhoud hebben. De vaststelling van subsidiecategorieën(artikel 11) en het vaststellen van het bouwprogramma zullen vaak samenvallen. Een bouwprogramma kan ook worden vastgesteld indien er geen subsidiecategorieën zijn. Dit ligt voor de hand in een gemeente waarvoor weinig geldelijke steun beschikbaar is. Met het oog op de zekerheid voor initiatiefnemers dient een bouwprogramma zo snel mogelijk te worden genomen nadat bekend is hoeveel geldelijke steun voor de gemeente gereserveerd is.

Artikel 13

Omdat de gemeentelijke planning op veel manieren kan worden verstoord, kan de gemeenteraad besluiten onder nader door hem te bepalen grenzen en nader te bepalen voorwaarden het verdeelbesluit te wijzigen.

Aanpassing van het verdeelbesluit kan noodzakelijk zijn als een in het verdeelbesluit opgenomen bouwplan wordt gewijzigd (bijvoorbeeld een ander aantal woningen). Gelet op de rechtszekerheid voor de aanvragers van plannen die in het verdeelbesluit zijn opgenomen, ligt het voor de hand dat burgemeester en wethouders pas overgaan tot een dergelijke wijziging van het verdeelbesluit indien de aanvrager daarom verzoekt.

Aanpassing van het verdeelbesluit kan ook noodzakelijk zijn na een herverdeling van subsidie door het openbaar lichaam over de gemeenten (zie de artikelen 16 en 16a).

Gelet op het belang van de wijzigingen, ligt het voor de hand de betreffende raadscommissie(s) vooraf te consulteren.

Artikel 14

Bedoeld is de omzetting van sociale-huurwoningen in sociale-koopwoningen en vice versa. Het is verstandig tevoren te bepalen of een degelijke omzetting toelaatbaar wordt geacht.

Volgens dit artikel verzoekt de aanvrager door tussenkomst van burgemeester en wethouders om de wijziging. Deze aanvraag wordt door burgemeester en wethouders slechts doorgestuurd naar het openbaar lichaam indien zij met de aanvrager overeenstemming hebben bereikt over de voorwaarden.

Artikel 15

Op grond van dit artikel kan het dagelijks bestuur afwijken van de op grond van artikel 8 vastgestelde hoogte van het budget en van de verdeling over de gemeenten. Na de verdeling van het budget over de gemeenten kan de minister een besluit tot toekenning van een budget aan het openbaar lichaam geheel of gedeeltelijk intrekken. Reeds aangegane verplichtingen dienen nagekomen te worden. Op grond van dit artikel kan de wijziging van een budget gevolgen hebben voor de omvang van de subsidie die voor een gemeente is gereserveerd.

Artikel 16

De verdeling over de gemeenten wordt vastgesteld door de regioraad (artikel 8). Uit praktische overwegingen stelt de regioraad de herverdeling vast. Het is daarom verstandig reeds bij de verdeling uitgangspunten te formuleren voor de herverdeling. Sub a van dit artikel maakt een herverdeling in het lopende budgetjaar mogelijk. Indien plannen geen doorgang kunnen vinden en een gemeente het voor hen gereserveerde bedrag in dat jaar niet volledig benut, kan dit worden aangewend voor plannen in andere gemeenten. Daarbij kan worden afgesproken dat de gemeente die budget afstaat in het volgende budgetjaar wordt gecompenseerd voor dit bedrag. Het gaat hierbij in feite om het ruilen en lenen van budget, zoals dat in veel regionale volkshuisvestingscommissies reeds gebruikelijk was. De regioraad kan op grond van dit artikel niet tot herverdeling overgaan zonder instemming van de gemeente(n) waarvan (een deel van) de budgetreservering wordt gebruikt voor de herverdeling. Met de herverdeling wordt immers ingegrepen in verworven rechten.

Ondanks het feit dat de spaargrens 100% bedraagt, opent dit artikel (in sub b) tevens de mogelijkheid dat het regionaal bestuur tot een herverdeling overgaat indien onvoldoende plannen worden ingediend.

De herverdeling heeft tot doel gemeenten met plannen die op korte termijn kunnen worden gerealiseerd, de kans te geven de aanvragen om subsidie door te sturen aan het dagelijks bestuur. De herverdeling heeft uiteraard niet de bedoeling dat voor reeds ingediende plannen geen subsidie meer beschikbaar is. Reeds aangegane verplichtingen dienen nagekomen te worden.

Paragraaf 5 Raadpleging belanghebbende personen en organisaties

Artikel 17

Aangezien de verordening pas geldt wanneer zij is vastgesteld, is in dit artikel slechts sprake van het raadplegen van belanghebbenden, wanneer de verordening wordt gewijzigd. Het Besluit stelt echter het horen van belanghebbenden ook verplicht bij de vaststelling van de verordening.

Raadpleging van belanghebbenden kan schriftelijk geschieden. Het verdient aanbeveling met de toegelaten instellingen en de woonconsumentenorganisaties ook mondeling overleg te hebben. Wat betreft de woonconsumentenorganisaties is niet altijd eenvoudig te bepalen welke daarvoor in aanmerking komen. Er kunnen in het gebied van het openbaar lichaam veel van dergelijke organisaties zijn. Indien organisaties zich hebben gebundeld, zal overleg met dit samenwerkingsverband in elk geval voor de hand liggen.

Volgens het derde lid wordt schriftelijk verslag gedaan aan het algemeen bestuur. Het spreekt vanzelf dat in het betreffende voorstel wordt ingegaan op de tijdens de raadpleging naar voren gebrachte standpunten en argumenten.

Artikel 18

Omdat de uitvoering van deze verordening grotendeels op gemeentelijk niveau plaatsvindt, voert de gemeente volgens dit artikel het overleg daarover (zie ook de toelichting bij artikel 17). Het ligt voor de hand dat het openbaar lichaam direct op de hoogte wordt gesteld van de resultaten van dit overleg.

Artikel 20

Dit artikel heeft betrekking op convenanten ter uitvoering van de verordening. Deze convenanten kunnen worden gesloten door zowel burgemeester en wethouders als het dagelijks bestuur. Betreft het convenanten met een verstrekkend karakter, dan zal de gemeenteraad dan wel het algemeen bestuur deze zelf sluiten.

Hoofdstuk 2. Aanvragen, verlenen en vaststellen van subsidie

Algemeen

Het systeem van deze verordening gaat uit van vier onderscheiden momenten:

  • -

    de aanvraag om geldelijke steun (paragraaf 2);

  • -

    de verlening van de geldelijke steun (paragraaf 3);

  • -

    de gereedmelding (paragraaf 4);

  • -

    de vaststelling van de geldelijke steun (paragraaf 5).

De initiatiefnemer vraagt subsidie aan bij het openbaar lichaam door tussenkomst van de gemeente. Geldelijke steun wordt verleend door het openbaar lichaam. De initiatiefnemer stuurt het aanvraagformulier aan burgemeester en wethouders. Dezen beoordelen of aan de voorwaarden en de door de gemeente vastgestelde prioriteiten en nadere voorwaarden wordt voldaan. Indien dit het geval is, dienen zij de aanvraag bij het openbaar lichaam in. In feite vindt de gehele plantoetsing door de gemeente plaats. Bij de aanvraag voegen burgemeester en wethouders de verklaring dat het plan voldoet aan de verordening. Het dagelijks bestuur hoeft niets anders na te gaan dan of het voor de gemeente gereserveerde bedrag niet wordt overschreden. Deze constructie bewerkstelligt dat de beleidskeuzen door de gemeente kunnen worden gemaakt. De gereedmelding volgt dezelfde procedure. De gereedmelding geschiedt door de begunstigde (dat is niet altijd de initiatiefnemer) door tussenkomst van burgemeester en wethouders. Zij beoordelen of aan de voorwaarden is voldaan. De gereedmelding is tegelijkertijd het verzoek om vaststelling en uitbetaling van de geldelijke steun. De vaststelling en uitbetaling hebben dan ook rechtstreeks betrekking op de begunstigde, zijnde degene die de geldelijke steun ontvangt. Vaststelling, uitbetaling en intrekking behoren tot de competentie van het openbaar lichaam.

Het is mogelijk dat met name een kleinere gemeente de plantoetsing niet zelf wenst uit te voeren. De afspraak kan worden gemaakt dat deze taak wordt overgeheveld naar het openbaar lichaam of naar de gemeente die voor het openbaar lichaam de feitelijke budgetwerkzaamheden uitvoert.

Voor de aanvraagfase zijn de volgende termijnen aangehouden. Aanvragen om geldelijke steun moeten vóór 1 december van het budgetjaar bij het dagelijks bestuur zijn ingediend. Het dagelijks bestuur neemt binnen vier weken, dat wil zeggen vóór het einde van het budgetjaar, een beslissing. Een aanvraag om geldelijke steun moet door de initiatiefnemer vóór 1 oktober aan burgemeester en wethouders zijn gestuurd. Burgemeester en wethouders nemen binnen dertien weken, dat wil zeggen vóór de uiterste aanvraagdatum van 1 december, een beslissing. Gelet op de krappe termijnen is afgezien van een mogelijkheid voor het dagelijks bestuur of voor burgemeester en wethouders hun beslissingstermijn met 4 weken te verlengen.

paragraaf 2 De aanvraag om geldelijke steun

Artikel 23

Om te kunnen beoordelen in hoeverre de voor de gemeente gereserveerde geldelijke steun of de door de gemeenteraad vastgestelde subsidiecategorieën worden benut of dreigen te worden overschreden, is het voor de gemeente nodig tijdig een overzicht te hebben van het totaal aantal aanvragen om geldelijke steun. Hierbij moet rekening worden gehouden met het indienen van de aanvraag bij het openbaar lichaam vóór 1 december. Aanvragen om geldelijke steun worden in principe op volgorde van binnenkomst behandeld, met inachtneming van de termijn van dit artikel. Aanvragen die al in het bouwprogramma zijn opgenomen behoeven alleen aan de subsidievoorwaarden te worden getoetst. Bij het vaststellen van het bouwprogramma heeft de gemeenteraad uiteraard rekening gehouden met de prioriteiten.

Aanvragen om het verlenen van geldelijke steun, die na 1 oktober aan burgemeester en wethouders worden gestuurd, kunnen worden afgewezen. Zij kunnen echter ook worden aangehouden tot het volgende jaar. De aanhouding geeft niet automatisch recht op geldelijke steun in het volgende jaar. Beoordeling van de aanvraag geschiedt op basis van de in het jaar van verlening van geldelijke steun geldende criteria.

Om te voorkomen dat plannen jarenlang worden aangehouden, kan aanhouding slechts eenmaal plaatsvinden. In het volgende jaar dient wel een positieve of negatieve beslissing te worden genomen. Het staat de initiatiefnemer vrij opnieuw een aanvraag in te dienen.

Artikel 26

Naast overschrijding van een subsidiecategorie of van de voor de gemeente gereserveerde geldelijke steun, is een grond voor aanhouding de bepaling dat een bouwplan in het bouwprogramma moet zijn opgenomen om te voorkomen dat er niet-voorziene aanvragen moeten worden gehonoreerd. Daardoor komen andere plannen niet in aanmerking. Als de betreffende subsidiecategorie hiervoor wel ruimte laat, kunnen plannen die niet in het bouwprogramma zijn opgenomen alsnog worden gehonoreerd.

Indien de beslissing omtrent het indienen van een aanvraag om geldelijke steun voor een bouwplan eenmaal is aangehouden, moet het volgende jaar wel een positieve of negatieve beslissing worden genomen. Zie ook de toelichting op artikel 25.

Als gevolg van het derde lid zijn burgemeester en wethouders vrij te bevorderen dat bouwplannen die in het bouwprogramma zijn opgenomen alsnog in het betreffende jaar worden ingediend dan wel bouwplannen die niet in het bouwprogramma zijn opgenomen in plaats van de eerstgenoemde plannen, wanneer deze geen doorgang vinden, voor subsidie in aanmerking te brengen.

Artikel 27

Om de kosten/kwaliteitsverhouding van het bouwplan te kunnen beoordelen is het nodig een relatie met de kosten te leggen. Ook kan een relatie worden gelegd tussen de kwaliteit en de voorgestelde aanvangshuur. Met betrekking tot de noodzaak van het treffen van voorzieningen kunnen burgemeester en wethouders aangeven dat naast andere voorzieningen ook bouwtechnische voorzieningen aan het casco moeten worden getroffen. Zie ook de toelichting op artikel 9. Een kosten-kwaliteitstoets kan een hulpmiddel zijn bij de beoordeling van de doelmatigheid. Het uiteindelijke oordeel over soberheid en doelmatigheid dient echter door de gemeente te worden gegeven.

Onder e wordt bepaald dat het plan voor een bouwvergunning in aanmerking moet kunnen komen. Wanneer een bouwplan voldoet aan de criteria van deze verordening, maar om andere redenen geen bouwvergunning kan worden verleend, zou een verplichting aangegaan moeten worden terwijl het bouwplan niet gerealiseerd mag worden.

Artikel 32

Om tijdig te kunnen beoordelen in hoeverre de voor de gemeente beschikbare geldelijke steun wordt overschreden, is het nodig dat het openbaar lichaam tijdig een overzicht heeft van het totaal aantal gedane aanvragen.

paragraaf 3 De verlening van geldelijke steun

Artikel 34

Omdat de plantoetsing door de gemeente wordt gedaan, hoeft met het verlenen van geldelijke steun door het openbaar lichaam weinig tijd gemoeid te zijn. Een termijn van vier weken moet daarom toereikend zijn.

Artikel 35

Het openbaar lichaam verleent uiteindelijk de geldelijke steun. Het verleent slechts geldelijke steun indien de voor de gemeente gereserveerde geldelijke steun niet wordt overschreden. Het dagelijks bestuur toetst niet opnieuw het bouwplan. De gemeente verklaart dat het plan voldoet aan de verordening (artikel 31). Het is van belang dat de plantoetsing door de gemeente op deugdelijke wijze geschiedt. In uiterste consequentie wordt immers het openbaar lichaam door het Rijk aangesproken. Indien achteraf dergelijke problemen ontstaan, heeft de betreffende gemeente hiervoor een bijzondere verantwoordelijkheid. Het is aan te raden dat het openbaar lichaam en de gemeenten afspraken maken over de wijze van plantoetsing.

Artikel 36

Omdat de geldelijke steun door het openbaar lichaam wordt verleend, stelt deze ook de voorwaarden. Het is de bedoeling dat de gemeente na de gereedmelding controleert of aan de voorwaarden is voldaan.

In een besluit kan worden bepaald dat grotere afwijkingen aan burgemeester en wethouders worden voorgelegd en kleinere ambtelijk worden behandeld.

De onder c genoemde termijn dient onder andere om vroegtijdig te kunnen bepalen welke projecten (nog) geen doorgang vinden. Dat kan aanleiding zijn de beschikbare geldelijke steun anders te benutten.

Paragraaf 4 Gereedmelding

Artikel 38

De gereedmelding vindt plaats door de subsidieontvanger door tussenkomst van burgemeester en wethouders. De procedure is analoog aan de aanvraagprocedure. In veel gevallen zullen aanvrager en subsidieontvanger dezelfde zijn, zoals bij huurwoningen. Dit hoeft echter niet altijd het geval te zijn. Wanneer de aanvrager niet tevens subsidieontvanger is, heeft de aanvrager geen belang bij de gereedmelding en zou de subsidieontvanger (de koper) de dupe kunnen worden. Om deze reden is er voor gekozen de subsidieontvanger de gereedmelding te laten doen.

Een gereedmeldingstermijn (lid 3) is gewenst om de voortgang van de plannen te garanderen en om te voorkomen dat onnodig lang een verplichting tot betaling van subsidie blijft bestaan.

Artikel 39

Het gerealiseerde bouwplan moet overeenstemmen met het door burgemeester en wethouders goedgekeurde bouwplan. De gemeente controleert dus achteraf of aan de bijzondere voorwaarden bij het verlenen van subsidie is voldaan. Om te voorkomen dat iedere voorwaarde daadwerkelijk moet worden gecontroleerd, is er voor gekozen een verklaring te vragen. Indien later blijkt dat bij de bouw van de woning(en) is afgeweken van het goedgekeurde bouwplan, kan de subsidie alsnog worden ingetrokken en eventueel teruggevorderd.

Omdat de gemeente en het openbaar lichaam controle moeten kunnen uitoefenen, moeten de rekeningen en betalingsbewijzen beschikbaar worden gehouden (lid 3).

Paragraaf 5 Vaststelling van subsidie

Artikel 45

De hoogte van de subsidie wordt allereerst opgenomen in het verdeelbesluit en daarna door burgemeester en wethouders gecontroleerd bij de verlening van de subsidie. De vaststelling is de formele bevestiging daarvan door het dagelijks bestuur.

Artikel 46

Met betrekking tot het moment van uitbetalen van de subsidie is onderscheid gemaakt tussen enerzijds sociale verhuurders en overige initiatiefnemers.

Paragraaf 6 Intrekking van subsidie

Artikel 47

Het onderscheid tussen lid 1, sub b, en lid 2 betreft verwijtbaarheid. Indien er geen sprake is van verwijtbaarheid, wordt de subsidie vastgesteld op grond van de juiste gegevens (en moet eventueel de te veel betaalde subsidie worden terugbetaald). Indien er wel sprake is van verwijtbaarheid, vordert het dagelijks bestuur de subsidie geheel of gedeeltelijk terug met vergoeding van de wettelijke rente (ook het deel van de subsidie dat met de juiste gegevens wèl betaald zou zijn).

Paragraaf 7 Nadere bepalingen

Artikelen 50 en 51

Deze artikelen strekken ertoe voor de gestelde termijnen een algemene ontheffingsgrond te geven voor het dagelijks bestuur en burgemeester en wethouders om indien nodig betrokkenen meer tijd te gunnen. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het aanleveren van noodzakelijke gegevens of het verlengen van de gereedmeldingstermijn.

Hoofdstuk 3. Bepalingen per subsidiecategorie

In de subsidieverordening is ervoor gekozen om de nadere bepalingen per subsidiecategorie op te nemen. Dat komt de duidelijkheid ten goede. Vanzelfsprekend is het mogelijk om enige categorieën te combineren, zodat het aantal artikelen vermindert.

Dit hoofdstuk moet in samenhang met hoofdstuk 2 worden gelezen. Daarin zijn de procedures van aanvragen, gereedmeldingen en dergelijke vastgelegd. Hoofdstuk 3 geeft aanvullende bepalingen.

In het BWS 1995 is een reeks subsidievoorwaarden vervallen, waaronder de maximale grondprijzen voor de sociaalbouwsector (huur en koop). Daarmee komen ook de regelingen voor de richt- en maximumprijzen van grond voor woningen in de sociaalbouwsector met ingang van 1995 te vervallen. Van belang is dat de gemeente nadenkt over de vraag hoe daarmee rekening kan worden gehouden bij de exploitatie van toekomstige bestemmingsplannen.

Paragraaf 1 Sociale-huurwoningen

Artikel 57

Het BWS laat de gemeenten en budgetbeheerder vrij om een maximale huur in de verordening vast te leggen. De verordening kent een maximum huurprijs, waarvan kan worden afgeweken indien de te bouwen woning minimaal vijf kamers heeft.

Paragraaf 1a Middeldure-huurwoningen

Paragraaf 2 Huurstandplaatsen en huurwoonwagens

Onder het vorige BWS was het bereiken van een sluitende exploitatie van te bouwen huurstandplaatsen nauwelijks mogelijk. Vooral wanneer op de nieuwe standplaatsen sanitaire voorzieningen nodig waren, leidde de gestelde maximale aanvangshuur bijna onherroepelijk tot een niet-sluitende exploitatie.

Omdat onder het BWS 1995 de subsidiebedragen en de maximale huurprijs op plaatselijk niveau kunnen worden bepaald, is het hiervoor geschetste probleem in theorie opgeheven. Bedacht dient echter te worden dat het beschikbare budget klein is en dat het verstrekken van ruime subsidies ten behoeve van standplaatsen ertoe leidt dat minder subsidie resteert voor andere plannen.

Doordat de gemeente vrij is in het bepalen van de subsidiehoogte, kan het bestaande sterke onderscheid tussen zwaar gesubsidieerde en ongesubsidieerde standplaatsen vervagen. De mogelijkheid doet zich nu voor om, net als bij woningen, ook standplaatsen in de licht gesubsidieerde sfeer te bouwen. Het ligt voor de hand om bij het bepalen van de hoogte van de subsidie voor standplaatsen een relatie te leggen met de woonwagen die daarop wordt geplaatst: naarmate de wagen groter en duurder is, wordt minder subsidie voor de standplaats verstrekt.

De ingrijpende voorzieningen aan standplaatsen ontbreken omdat artikel 22, lid 1, van het BWS subsidiëring hiervan niet toestaat. De reden hiervoor is niet inhoudelijk maar praktisch: deregulering. Dit betekent dat wanneer subsidie wordt toegekend voor de ingrijpende verbetering van standplaatsen, deze verbeterde standplaatsen geacht worden nieuwe standplaatsen te zijn.

Artikel 59

Volgens artikel 24, lid 1, sub f, van het BWS moeten in de verordening de gronden worden opgenomen om subsidie niet te verlenen. Een daarvan is de bepaling genoemd in artikel 26 van het BWS, namelijk dat subsidie voor een standplaats kan worden verstrekt, tenzij daardoor het aantal bijeen gelegen standplaatsen groter wordt dan 15 (sub b).

Paragraaf 3 Sociale-koopwoningen

Artikel 61

Met ingang van 1997 wordt er geen bijdrage meer verleend aan de eigenaar-bewoner. De subsidie wordt nog slechts beschikbaar gesteld voor plaatselijk verschillende omstandigheden wordt betaald aan de aanvrager.

Artikel 62 en 63

Hoe de kosten van het verkrijgen in eigendom worden vastgesteld, is bepaald in de begripsbepalingen (zie artikel 1, onder cc).

Meerwerk is toegestaan voorzover de kosten van het verkrijgen in eigendom niet worden overschreden. De verkoop van extra voorzieningen, leveringen en diensten (meerwerk) mag echter niet verplicht worden gekoppeld aan de koopovereenkomst.

Paragraaf 3 Middeldure-koopwoningen

Hoe de kosten van het verkrijgen in eigendom worden vastgesteld, is bepaald in de begripsbepalingen (zie artikel 1, onder u).

Meerwerk is toegestaan voorzover de kosten van het verkrijgen in eigendom niet worden overschreden. De verkoop van extra voorzieningen, leveringen en diensten (meerwerk) mag echter niet verplicht worden gekoppeld aan de koopovereenkomst.

Paragraaf 4 Koopstandplaatsen en koopwoonwagens

Artikel 65

Zie de toelichting op artikel 59.

Paragraaf 5 Ingrijpende voorzieningen aan sociale-huurwoningen

Artikel 68

Ingrijpende voorzieningen kunnen slechts worden gesubsidieerd wanneer het bouwplan betrekking heeft op vooroorlogse woningen (sub a) en de kosten van ingreep meer bedragen dan € 22.689,01 (sub b). Beide grenzen vloeien voort uit het BWS 1995 (zie respectievelijk artikel 3, lid 1, onder c, en artikel 27, lid 1, onder a, van het besluit). Hoe de investeringsgrens moet worden beoordeeld, ingeval voor het treffen van voorzieningen sprake is van een aantal administratief samengevoegde woningen dan wel het treffen van de voorzieningen leidt tot bouwkundige splitsing of samenvoeging van woningen, wordt in het BWS bepaald. Zie respectievelijk de leden 2 en 4 van artikel 27.

Het gestelde onder c vloeit rechtstreeks voort uit artikel 27 van het BWS.

Daarin wordt voorgeschreven dat de warmteweerstand van de gevel en het dak na het treffen van de voorzieningen aan een woning gelijk is aan of hoger is dan 1,3 m2.K/W. Tevens is bepaald dat hiervan ontheffing kan worden verleend in een aantal omschreven gevallen, namelijk indien:

  • 1.

    de gevel niet geschikt is voor het daaraan aanbrengen van spouwmuurisolatie;

  • 2.

    het dak niet geschikt is voor het aanbrengen van isolatie tussen de dakbedekking en het dakbeschot; of

  • 3.

    de betrokken woning een beschermd monument is in de zin van artikel 3 van de Monumentenwet 1988, door het treffen van de voorzieningen dat monument zou worden gewijzigd en daarvoor geen vergunning als bedoeld in artikel 11 van die wet zou worden verleend.

Voor het treffen van ingrijpende voorzieningen moet overleg worden gevoerd met de huurders van de woningen waaraan de voorzieningen worden getroffen. Dit om zeker te weten dat het plan voldoende draagvlak heeft onder de bewoners. Indien op enigerlei wijze blijkt dat geen of onvoldoende overleg met de bewoners heeft plaatsgevonden, of dit overleg naar het oordeel van burgemeester en wethouders van onvoldoende kwaliteit is geweest, wordt de aanvraag afgewezen.

Paragraaf 6 Ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen

Artikel 72

Teneinde versnippering en ondoelmatige besteding van de beschikbare gelden te voorkomen is bepaald dat, indien het treffen van meer subsidiabele voorzieningen noodzakelijk is, deze voorzieningen samenhangend en tegelijk dienen te worden uitgevoerd (complexgewijze aanpak).

De prioriteit hiervoor komt ook in de omvang van het deelbudget Actief en Convenant naar voren.

Artikel 73

Bedrijfsmatige kamerverhuur, met voornamelijk het oogmerk van het behalen van winst wordt uitgesloten. Indien er ideële en/of sociaal-maatschappelijke motieven aangetoond worden kan er afgeweken worden van deze bepaling.

Artikel 74

Met de eigenaar van de woning wordt bedoeld de juridisch eigenaar.

Artikel 74, lid 3

Dit betekent dat de subsidiabele kosten op de gebruikelijke manier berekend worden minus de verzekeringspenningen. Ook hier blijft de eis dat de kosten meer bedragen dan de in het Besluit genoemde minimum kosten.

Artikel 75

Eigenaar-verhuurders hebben de keuze tussen een subsidie in de vorm van een bijdrage ineens (na gemeentelijk goedkeuring van de uitgevoerde werkzaamheden wordt uitbetaald) of, indien de betreffende gemeenteraad deze mogelijkheid nadrukkelijk heeft geopend, een subsidie op termijn (na verloop van 7 jaar na verlening van de geldelijke steun wordt de bijdrage betaald).

Artikel 76

Op grond van dit artikel kunnen burgemeester en wethouders een maximum bedrag aan subsidiabele stichtingskosten per woning vaststellen.

Artikel 77

Ingeval van eigendomsoverdracht voordat de termijn van 7 jaar na de verleningsbeschikking is verstreken wordt conform lid 5 de subsidie berekend.

Bij het voldoen aan de voorwaarden en verplichtingen zoals in de verordening opgenomen wordt de bijdrage uitbetaald na de eigendomsoverdracht.

Paragraaf 7 Het bouwtechnisch splitsen van naoorlogse woningen in de sociale sector

In 1996 heeft VROM de regelgeving van het BWS verruimd en is ook het bouwtechnisch splitsen van woningen opgenomen. Het openbaar lichaam stelt deze ingreep slechts open voor de sociale sector.

Paragraaf 8 Toeslagen ten behoeve van bereikbaarheid

Artikel 104

De bereikbaarheidstoeslagen kunnen in principe slechts worden aangewend ten behoeve van de categorieën als genoemd in artikel 104 lid 1a en lid 1c. In lid 5 van voornoemd artikel is de voorwaarde opgenomen waaronder een niet sociale verhuurder in aanmerking kan komen.

De in het derde lid opgenomen minimale oppervlaktenorm beoogt de subsidiëring van te kleine wooneenheden te voorkomen waarbij zij aangemerkt dat het op grote schaal realiseren van woningen die net aan deze norm voldoen ook niet wenselijk moet worden geacht.

Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 108

De bepalingen van de regeling op grond waarvan subsidie is verleend blijven van toepassing zoals deze luidden op het moment van de verlening van de subsidie. Dit kan ook van belang zijn in verband met een ingesteld beroep.

Artikel 109

De uitvoering van de verordening en daarmee samenhangend de rechtsbescherming, kan op twee manieren geregeld worden. Gekozen kan worden tussen delegatie van de uitvoering aan een of meer ambtenaren of het mandateren van de uitvoering aan een of meer ambtenaren. In deze verordening is gekozen voor mandatering. Bij mandaat is er geen sprake van bevoegdheidsverschuiving. Er wordt gehandeld namens burgemeester en wethouders, met als gevolg dat alle handelingen rechtstreeks worden toegerekend aan burgemeester en wethouders. Dit heeft tot gevolg dan belanghebbenden eerst een bezwaarschrift moeten indienen bij burgemeester en wethouders, alvorens beroep openstaat bij de administratieve kamer van de arrondissementsrechtbank en zo mogelijk hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Artikel 110

Zie de toelichting op artikel 109.

Artikel 111

Voor de toepassing van de verordening geldt een algemene hardheidsclausule. Een hardheidsclausule kan slechts in bijzondere omstandigheden worden toegepast. Uiteraard blijft het dagelijks bestuur bij gebruikmaking van deze mogelijkheid gehouden aan de regels van het BWS (een regeling van hogere aard).