Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bolsward

Privacyverordening Bolsward 1994

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bolsward
Officiële naam regelingPrivacyverordening Bolsward 1994
CiteertitelPrivacyverordening Bolsward 1994
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpGeen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet
  2. Algemene wet bestuursrecht
  3. Wet persoonsregistraties

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-12-199301-01-2013Nieuwe regeling

21-12-1993

Onbekend

Geen

Tekst van de regeling

Onderwerp:

Privacyverordening

Bolsward 1994.

De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Bolsward, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 december 1993;

overwegende dat het gewenst is nadere regels te stellen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer bij de persoonsregistraties;

overwegende dat het door de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht noodzakelijk is om de "privacyverordening Bolsward" van 25 september 1990 aan te passen;

gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet en de Wet persoonsregistraties;

besluiten:

vast te stellen de volgende

Privacyverordening Bolsward 1994.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

-de Wet: de Wet persoonsregistraties (28 december 1988, Stbl. 665);

-persoonsgegevens: een gegeven als bedoeld in artikel 1 van de wet,

zijnde: een gegeven dat herleidbaar is tot een individuele natuurlijke persoon;

-persoonsregistratie: een persoonsregistratie als bedoeld in artikel 1 van de wet, zijnde: een samenhangende verzameling van op verschillende personen betrekking hebbende persoonsgegevens, die langs geautomatiseerde weg wordt gevoerd of met het oog op een doeltreffende raadpleging van die gegevens systematisch is aangelegd;

-reglement: het reglement als bedoeld in artikel 19 en artikel 20 van de wet;

-houder: de houder als bedoeld in artikel 1 van de wet, zijnde: degene die de zeggenschap heeft over een persoonsregistratie;

-beheerder: de functionaris die onder verantwoordelijkheid van de houder is belast met de dagelijkse zorg voor een persoonsregistratie;

-verstrekken van gegevens uit een persoonsregistratie: een verstrekking als bedoeld in artikel 1 van de wet, zijnde: het bekendmaken of ter beschikking stellen van persoonsgegevens, voor zover zulks geheel of grotendeels steunt op gegevens die in die persoonsregistratie zijn opgenomen, of die door verwerking daarvan, al dan niet in verband met andere gegevens, zijn verkregen.

Artikel 2
  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle gemeentelijke persoonsregistraties, met uitzondering van de in artikel 2 van de wet vermelde.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is de verordening ook van toepassing op de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

Hoofdstuk 2 Houderschap en toezicht

Artikel 3
  • 1. Burgemeester en wethouders zij n houder van de gemeentelijke persoonsregistraties, met uitzondering van de in het tweede lid bedoelde persoonsregistraties.

  • 2. De burgemeester is houder van de persoonsregistraties die zijn aangelegd ten dienste van de taken van de burgemeester.

Artikel 4

De houder neemt de besluiten op grond van de artikelen 5, leden 1 en 2; 11 en 13 volgens de in de wet vastgelegde normen.

Hoofdstuk 3 Het reglement

Artikel 5
  • 1. De houder stelt voor zijn persoonsregistraties, niet zijnde persoonsregistraties als bedoeld in artikel 22 van de wet, een reglement vast.

  • 2. De houder kan voor andere persoonsregistraties dan bedoeld in het eerste lid een reglement vaststellen.

Artikel 6
  • 1. In aanvulling op de wettelijke voorschriften betreffende de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bevat het reglement voor de gemeentelijke basisadministratie een duidelijke regeling van:

    • a.

      welke personen of categorieën van personen binnen de gemeente rechtstreekse toegang hebben tot de basisadministratie en tot welke gegevens;

    • b.

      aan welke personen en organisatie-onderdelen binnen de gemeente systematisch gegevens worden verstrekt;

    • c.

      welke gegevens aan de onder b bedoelde personen en organisatie-onderdelen kunnen worden verstrekt;

    • d.

      welke verbanden er bestaan tussen de gemeentelijke basisadministratie en de andere persoonsregistraties;

    • e.

      op welke gronden tot het verstrekken van gegevens aan derden zal worden overgegaan en welke gegevens verstrekt mogen worden.

  • 2. Onder derden wordt in het eerste lid verstaan de derde als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

Hoofdstuk 4 Het openbaar register

Artikel 7
  • 1. Burgemeester en wethouders houden een openbaar register bij, waarin alle persoonsregistraties en de besluiten tot verstrekking als bedoeld in de artikelen 10 en 11 worden ingeschreven.

  • 2. Het register ligt voor een ieder kosteloos ter inzage ter gemeentesecretarie.

Artikel 8

De inschrijving van een persoonsregistratie, waarvoor op grond van de wet of deze verordening een reglement is opgesteld, geschiedt door opneming van het reglement in het register en bij de overige persoonsregistraties door vermelding van de naam, het doel, de categorieën van personen waarvan persoonsgegevens zijn opgenomen, de categorieën van opgenomen gegevens en het organisatie-onderdeel waar de persoonsregistratie wordt

gehouden.

Artikel 9

De houder draagt er zorg voor dat iedere wijziging van een reglement terstond in het register wordt opgenomen.

Hoofdstuk 5 Bijzondere vormen van verstrekking van persoonsgegevens

Artikel 10
  • 1. Het samenbrengen van verschillende persoonsregistraties in een gegevensverzameling op zodanig wijze dat meervoudige opslag wordt voorkomen en de samengebrachte gegevens uitsluitend afzonderlijk kunnen worden gebruikt overeenkomstig de doelstellingen, het reglement en andere eisen gesteld voor de afzonderlijke persoonsregistraties, mag alleen plaatsvinden op grond van een besluit van de houder.

  • 2. Het besluit wordt in het openbaar register opgenomen.

Artikel 11
  • 1. Een niet in het reglement voorziene verstrekking van gegevens uit een geautomatiseerde persoonsregistratie door een beheerder aan een andere beheerder met het oog op het in verband brengen van deze gegevens met gegevens uit een andere geautomatiseerde persoonsregistratie kan alleen plaatsvinden op grond van een besluit van de houder van de betrokken persoonsregistraties.

  • 2. Het besluit wordt in het openbaar register opgenomen.

  • 3. Indien de in het eerste lid bedoelde verstrekking plaats vindt v oor een eenmalig gebruik van het aangelegde verband, wordt in het besluit vermeld met welk doel de gegevens uitsluitend met elkaar in verband mogen worden gebracht en mogen worden gebruikt.

  • 4. In andere gevallen behelst het besluit tevens de vaststelling van een reglement en de aanpassing van het reglement van de persoonsregistratie waaruit de verstrekking plaatsvindt.

Artikel 12
  • 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 10 en 11 kan de houder, met in achtneming van de toepasselijke wettelijke voorschriften, besluiten dat aan andere personen en instanties dan voorzien in een reglement persoonsgegevens kunnen worden verstrekt.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 10 en 11 kan de houder besluiten dat aan personen en instanties als vermeld in een reglement andere persoonsgegevens worden verstrekt dan in het reglement is voorzien.

  • 3. Een besluit als bedoeld in de voorgaande leden kan slechts genomen worden naar aanleiding van een concrete aanvraag om het incidenteel verstrekken van persoonsgegevens.

Hoofdstuk 6 Beveiliging

Artikel 13

Burgemeester en wethouders nemen beveiligingsmaatregelen welke van technische en organisatorische aard zijn om verlies of aantasting van gegevens tegen te gaan alsmede tegen onbevoegde kennisneming, wijziging of verstrekking ervan.

Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14
  • 1. Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die waar op zij is bekendgemaakt. Tezelfdertijd vervalt de "Privacyverordening Bolsward" van 25 september 1990.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid treden de artikelen 2, lid 2, en artikel 6 in werking bij het inwerking treden van de Wet op de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

Artikel 15

Deze verordening kan worden aangehaald als; "Privacyverordening Bolsward 1994".

Toelichting Algemeen

Op 1 juli 1989 is de Wet persoonsregistraties (Stb. '88, 665) in werking getreden. Daarmee heeft een aantal belangrijke elementen van de privacybescherming een wettelijke basis gekregen.

Zo geeft de wet voorschriften betreffende:

  • a.

    de toelaatbaarheid van persoonsregistraties en van het opnemen daarin en verstrekken daaruit van persoonsgegevens;

  • b.

    de taken en verantwoordelijkheden van de houder;

  • c.

    de rechtpositie van de geregistreerde;

  • d.

    het toezicht en de controle op de naleving van de wet;

  • e.

    de plicht van overheidslichamen om de onder hun verantwoordelijkheid bijgehouden persoonsregistaties op een bepaalde wijze te reglementeren.

De wet is rechtstreeks toepasbaar in de gemeenten. Toch achten wij het gewenst om in aanvulling op de wet een verordening vast te stellen. Dit omdat de bescherming van persoonsgegevens niet alleen gediend is met een landelijke regeling, maar ook vooral door het binnen de gemeente scheppen van bestuurlijke en organisatorische waarborgen voor een juist gebruik ervan. Deze wenselijkheid bestaat er met betrekking tot de volgende onderwerpen:

  • 1.

    het eenduidig bepalen wie binnen de gemeente houder is en welke verplichtingen, naast de in de wet genoemde, op de houder rusten;

  • 2.

    het scheppen van interne controle op de besluiten die mede op basis van de verordening genomen werden;

  • 3.

    het scheppen van duidelijkheid aan de geregistreerden over de binnen de gemeente aanwezige persoonsregistraties, door het instellen van een openbaar gemeentelijk register;

  • 4.

    het koppelen en integreren van persoonsregistraties, in de verordening aangeduid met bijzondere vormen van verstrekking.

De verordening is opgebouwd uit de volgende hoofdstukken:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Hoofdstuk 2. Houderschap en toezicht

Hoofdstuk 3. Het reglement

Hoofdstuk 4. Het openbaar register

Hoofdstuk 5. Bijzondere vormen van verstrekking van persoonsgegevens

Hoofdstuk 6. Beveiliging

Hoofdstuk 7. Slot- en overgangsbepalingen

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1

De begrippen die in de verordening worden gebruikt zijn de begrippen uit artikel 1 van de wet. Het kernbegrip is "de persoonsregistratie", zijnde een samenhangende verzameling van op verschillende personen betrekking hebbende persoonsgegevens, die langs geautomatiseerde weg wordt gevoerd of met het oog op een doeltreffende raadpleging van die gegevens systematisch is aangelegd.

In de definitie zitten de volgende elementen:

-persoonsgegevens; dit zijn gegevens die herleidbaar zijn tot een individuele, natuurlijke persoon. Naast het in cijfers of letters vastleggen van persoonsgegevens, kan ook gedacht worden aan persoonsgegevens in de vorm van foto's, vingerafdrukken e.d. In de praktijk komt het voor dat in een registratie naast gegevens over natuurlijke personen ook gegevens over rechtspersonen zijn opgenomen. Deze laatste gegevens zijn geen persoonsgegevens. De verzameling als geheel kan veelal wel als een persoonsregistratie worden aangemerkt;

-de registratie moet persoonsgegevens bevatten van verschillende personen;

-de registratie moet een samenhangende verzameling van persoonsgegevens zijn. Deze samenhang kan onder meer blijken uit de wijze waarop die verzameling toegankelijke is;

-de registratie dient - voor zover zij niet langs geautomatiseerde weg wordt gevoerd - met het oog op een doeltreffende raadpleging systematisch te zijn aangelegd. Zo zullen gegevensbestanden in de vorm van kaartsystemen, of in hoofdzaak bestaande uit voorgedrukte formulieren, in de regel wel onder het begrip systematisch aangelegd vallen. Dossierverzamelingen die uitsluitend bestaan uit een hoeveelheid op alfabet gerangschikte dossiers met losse aantekeningen en min of meer chronologisch geordende

documenten van velerlei aard, zullen vaak niet onder het begrip vallen. Denk hierbij aan personeelsdossiers, waarbij alle persoonsgegevens over een personeelslid chronologisch zijn opgeborgen, zonder nadere rubricering naar onderwerp. Ook een dossier met vergunningaanvragen en -besluiten die chronologisch zijn gerangschikt is veelal niet systematisch toegankelijk. Het begrippenapparaat van de wet is toegespitst op systematisch

aangelegde verzamelingen en niet op verzamelingen waarin weinig structuur zit. Zo is het bij de laatstgenoemde verzamelingen ondoenlijk aan te geven welke soorten van gegevens in de verzameling zijn opgenomen waardoor ook niet op voorhand bepaald kan worden aan wie welke gegevens zullen worden verstrekt.

Artikel 2 W.P.R. luidt:

1. Deze wet is niet van toepassing op:

a. persoonsregistraties die naar hun aard voor persoonlijk of huiselijk gebruik bestemd zijn;

b. persoonsregistraties die uitsluitend ten dienste staan van de openbare informatievoorziening door pers, radio of televisie;

c. boeken en andere schriftelijke publikaties, alsmede catalogiseringen daarvan;

d. persoonsregistraties die berusten in een archiefbewaarplaats als bedoeld in de Archiefwet 1962 (stbl. 313 )

2. Deze wet is niet van toepassing op openbare registers die bij de wet zijn ingesteld.

3. Deze wet is niet van toepassing op:

a. persoonsregistraties, gehouden bij of ten behoeve van de inlichtingen en veiligheidsdiensten, bedoeld in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten;

b. persoonsregistraties aangelegd ten dienste van de uitvoering van de politietaak, omschreven in artikel 28 van de Politiewet (stbl. 1957, 244)

Artikel 2

Dit artikel neemt artikel 2 van de wet als uitgangspunt voor de beschrijving van het toepassingsbereik van de verordening. Met deze model-verordening wordt beoogd om de organisatie en het toezicht op alle gemeentelijke persoonsregistraties te stroomlijnen. Daarom is overwogen om naast de gemeentelijke basisadministratie ook de politieregisters onder het bereik van de verordening te brengen. Omdat de Wet op de politieregisters een van de W. P. R. afwijkende regeling voor politieregisters bevat, is echter van onderbrenging bij deze verordening op regeltechnische gronden afgezien. Om de gemeentelijke basisadministratie van persoonsgegevens, zoals deze op basis van de Wet GBA in 1994 geautomatiseerd is, onder de werking van de verordening te laten vallen is het tweede lid van artikel 2 opgenomen. Dit was nodig omdat bij de invoering van de GBA-wet deze laatste wet van de werking van de WPR zal worden uitgesloten door uitbreiding van artikel 2, lid 3, WPR. Tot dat de Wet GBA in werking treedt zal voor de bevolkingsadministratie het Besluit bevolkingsboekhouding van toepassing blijven. Via een AMvB ex artikel 54, lid 4, WPR zal worden bepaald dat de WPR niet van toepassing zal zijn op de bevolkingsadministratie.

Hoofdstuk 2. Houderschap en toezicht

Artikel 3

De zeggenschap over gemeentelijke persoonsregistraties wordt in beginsel opgedragen aan burgemeester en wethouders. Over registraties die ter uitvoering van tal van bijzondere wetten worden bijgehouden, hebben burgemeester en wethouders die zeggenschap veelal niet op basis van deze verordening, maar op basis van de bijzondere wet dan wel artikel 108 van de Gemeentewet. Soms zal de burgemeester op basis van de bijzondere wet de zeggenschap over een persoonsregistratie hebben (bijvoorbeeld de Jachtwet). Het tweede lid legt vast dat deze zeggenschap onverkort van kracht blijft. De wijze waarop de zeggenschap moet worden uitgeoefend, wordt, naast de WPR, beheerst door deze verordening. Wanneer functionele of territoriale commissies ex. artikel 61 juncto 63 met het houderschap worden belast (wat in de rede ligt wanneer zij de taak uitoefenen waarvoor een persoonsregistratie is ingericht) zal dat expliciet in de regeling op de commissie moeten worden opgenomen.

Artikel 4

Het toezicht binnen de gemeente krijgt concreet vorm doordat op burgemeester en wethouders de plicht rust om bij een aantal essentiële besluiten zich aan de regels te houden zoals die door de WPR zijn vastgesteld. Het staat een gemeente vrij te kiezen voor een andere vorm van toezicht. Omdat een interne beroepsgang geen schorsende werking heeft op de beroepstermijnen van de wet adviseren wij u af te zien van het creëren van een eigen beroepsgang. Om tegemoet te komen aan het bezwaar van de niet-schorsende werking zou bepaald kunnen worden dat burgemeester en wethouders geen beslissing tot weigering nemen dan nadat de voorgenomen weigering om advies aan de commissie is voorgelegd.

Hoofdstuk 3. Het reglement

Artikel 5

De WPR kent het stelsel dat in beginsel alle persoonsregistraties reglementsplichtig zijn. Bij AMvB kan een registratie van de reglementsplicht worden ontheven. In deze verordening is vastgelegd dat de houder voor deze registraties de mogelijkheid heeft om alsnog een reglement vast te stellen. Voor de inhoud van het reglement is artikel 20 WPR bepalend. Daarin is vastgelegd dat in ieder geval de volgende onderwerpen geregeld moeten zijn:

a. doel van de registratie;

b. categorieën van personen over wie gegevens in de registratie worden opgenomen;

c. soorten van opgenomen gegevens en wijze van verkrijging;

d. verwijdering van gegevens;

e. categorieën van personen en instanties waaraan gegevens worden verstrekt;

f. soorten van gegevens die aan deze personen en instanties verstrekt worden;

g. rechtstreekse toegang tot de registratie;

h. verbanden met andere registraties;

i. de wijze waarop de geregistreerde kennisneming en verbetering van de opgenomen gegevens kan verkrijgen;

j. de wij ze waarop de geregistreerde mededeling van verstrekking van gegevens aan derden kan verkrijgen;

k. hoofdlijnen van het beheer. Het reglement is vormvrij.

Artikel 6

Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

In de toelichting op hoofdstuk 1 werd al opgemerkt dat deze verordening ook van toepassing is op de gemeentelijke basisadministratie. Bij of krachtens de wet GBA zal tot in detail worden bepaald welke gegevens aan welke afnemer zullen worden verstrekt. Twee restcategorieën van verstrekkingen zullen bij het van kracht worden van de wet GBA echter nog door de gemeente moeten worden geregeld. Het betreft hier de in artikel 6 genoemde onderwerpen. Om de structuur van de regelgeving op basis van de WPR en de wet GBA bij de gemeente te stroomlijnen, is niet voor een aparte verordening gekozen. Op deze wijze wordt ondubbelzinnig de uitvoering van de toekomstige GBA-wet bij burgemeester en wethouders gelegd. Het spreekt voor zich dat burgemeester en wethouders bij het uitoefenen van het houderschap voor wat de gemeentelijke basisadministratie betreft gebonden zijn aan de wet GBA. Artikel 6 behoeft pas in werking te treden wanneer de wet GBA kracht van wet zal krijgen (zie artikel 14, lid 4).

Artikel 6, onder b, heeft betrekking op het op systematische wijze verstrekken van gegevens. De incidentele verstrekking van gegevens aan organisatieonderdelen van de gemeente (binnengemeentelijke afnemers) behoeft niet nader geregeld te worden. Voor deze vorm van verstrekking geldt uiteraard wel de hoofdregel van de artikelen 64 en 65 (ontwerpwet GBA) dat deze gegevens noodzakelijk moeten zijn voor de vervulling van de taak van de ontvangende organisatie-onderdelen . De ontwerpwet GBA kent zowel een protocolplicht bij de incidentele verstrekking van gegevens aan binnengemeentelijke afnemers als bij de incidentele verstrekkingen aan personen of instanties buiten de gemeente (artikel 75). De WPR kent geen protocolplicht bij binnengemeentelijke verstrekkingen. Mede in dit licht staat de prot0colplicht bij de basisadministratie, zeker waar het de binnengemeentelijke verstrekking betreft, nog ter discussie.

Artikel 6, ad. e

Derdenverstrekking.

Onder derde wordt verstaan: elke persoon of instelling anders dan een afnemer en de ingeschrevene (artikel 1 (ontwerp-) wet GBA). Onder afnemers vallen publiekrechtelijke organen, andere op grond van een AMvB aangewezen organen en de binnengemeentelijke organen (bedoeld zal zijn organisatie-onderdelen).

Het begrip derde wordt vervolgens weer onderverdeeld in:

-de derde die gegevens nodig heeft in verband met de uitvoering van een algemeen verbindend voorschrift;

-de derde met een publiek of bijzonder belang die op grond

van een algemene maatregel van bestuur via een netwerk gegevens krijgt;

-de andere derden.

De wet GBA kent voor de ‘andere’ derden de hoofdregel dat alleen een beperkte categorie van gegevens kan worden verstrekt: naam, adres, gemeente van inschrijving, geboortedatum en datum overlijden. In bijzondere gevallen kunnen andere gegevens worden verstrekt voor zover de persoonlijke levenssfeer daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Overigens blijft verstrekking achterwege wanneer de geregistreerde da a r om heeft verzocht en de verstrekking niet wordt verzocht ter uitvoering v a n een algemeen verbindend voorschrift. Bovendien is verstrekking van de 'andere' derden alleen mogelijk wanneer daarvoor bij of krachtens een gemeentelijke verordening een regeling is getroffen. Artikel 6 geeft aan dat

een zodanige regeling binnen de gemeente zal worden opgesteld. In het licht van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zal het in de rede liggen dat burgemeester en wethouders bepalen dat de verstrekking van gegevens aan derden niet plaatsvindt wanneer het belang van de verstrekking niet opweegt tegen het recht van een ieder op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Ook is het mogelijk te bepalen dat met de inwilliging van de aanvraag het algemeen belang gediend moet zijn.

Voor die gemeenten die al een reglement op de bevolkingsadministratie hadden vastgesteld, zal de daarin gekozen lijn zoveel mogelijk in dit GBA-reglement kunnen worden overgenomen.

Hoofdstuk 4. Het openbaar register

Artikel 19 WPR bepaalt dat de reglementen alsmede de wijziging en de intrekking ervan bekend worden gemaakt en voor een ieder ter inzage worden gelegd overeenstemming regels bij algemene maatregel van bestuur te stellen. In de lijn hiervan ligt de in de verordening opgenomen verplichting dat burgemeester en wethouders een openbaar register instellen. Naast reglementen zal dit register ook gegevens bevatten van registraties die op basis van artikel 22 WPR niet reglementsplichtig zijn. Het betreft hier de gegevens over het doel van de registratie, de categorieën van personen waarvan persoonsgegevens zijn opgenomen, de categorieën van opgenomen gegevens, het organisatie-onderdeel dat belast is met het beheer over de registratie en de naam van de registratie. Door opname van deze gegevens wordt openheid aan de geregistreerde geboden.

Hoofdstuk 5. De bijzondere vormen van gegevensverstrekking

Tot de bijzondere vormen behoort vooral het samenvoegen van persoonsgegevens binnen een gemeente. Voor het samenvoegen van persoonsgegevens gebruikt men vaak de termen koppeling en integratie. De wet kent deze termen niet. Omdat aan iedere koppeling of integratie een verstrekking van gegevens voorafgaat en deze verstrekking al aan normen is gebonden, werd van het gebruik van de termen koppeling en integratie afgezien. Voor de verstrekking van gegevens binnen de gemeente geldt als norm dat de ontvanger van de gegevens deze gegevens ingevolge zijn taak mag ontvangen. Bovendien geldt als eis dat het gebruik van een gegeven – en het koppelen is een vorm van gebruik - verenigbaar moet zijn met het doel van de registratie waar dit gegeven in opgenomen is. Omdat de wet al de normen aangeeft waaraan verstrekkingen moeten voldoen was een apart regime voor het samenvoegen of het met elkaar in verband brengen van gegevens niet meer nodig. Wij menen echter dat deze vormen van extra waarborg moeten worden voorzien. De in de artikelen 10 en 11 bedoelde verstrekking moet daarom in het openbaar register worden opgenomen.

Bovendien moet bij de in artikel 11 bedoelde verstrekking het advies van de commissie als bedoeld in artikel 4 worden ingewonnen. Het betreft hier dan ook het verstrekken van gegevens met het oog op het met elkaar in verband brengen van gegevens. Artikel 12 regelt de incidentele verstrekking van gegevens welke niet in het reglement is voorzien noch in de artikelen 10 en 11 . Bovendien moet aan de verstrekking een aanvraag ten grondslag liggen. De achtergrond van dit artikel is dat niet alle verstrekkingen voorzienbaar zijn en een plaats in het reglement zullen hebben gekregen. Te denken valt hier aan aanvragen van derden om gegevens uit een onder de WPR vallende persoonsregistratie. Dergelijke aanvragen moeten veelal op grond van de WOB beoordeeld worden. Eveneens kan gedacht worden aan aanvragen van personen en instanties met een publiekrechtelijke taak waarvoor, naast artikel 11, artikel 18, lid 3, van de wet een bevoegdheid tot gegevensverstrekking biedt. Tot slot kan binnen het kader van de WPR gedacht worden aan niet-voorzienbare binnengemeentelijke gegevensverstrekking. Artikel 6, leden 1 en 2 van de wet geven de normen aan waarbinnen tot verstrekking kan worden overgegaan. Artikel 12 heeft, gezien de reikwijdte van de verordening ook betrekking op gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Te denken valt hier aan de incidentele binnengemeentelijke gegevensverstrekkingen, de verstrekking aan derden in bijzondere gevallen van andere dan de normale gegevens (naam, adres, woonplaats en dergelijke) .

Hoofdstuk 6. Beveiliging

Beveiligingsmaatregelen kunnen zich richten op het voorkomen (preventiemaatregelen), verbeteren (correctiemaatregelen) en op het zo beperkt mogelijk houden van de schade (repressieve maatregelen) van een ongewenste inbreuk op het (geautomatiseerde) bestand. De maatregelen dienen zich te richten op de handhaving van de betrouwbaarheid van gegevens, op garantie voor de continuïteit van gegevens en bestand en op de bescherming van de vertrouwelijkheid van gegevens. Dit kunnen technische maatregelen zijn, zoals het opbergen van magneetbanden, schijven, e.d. in kluizen en maatregelen in de organisatorische sfeer.

De beveiligingsplanmaatregelen kunnen zodanig worden opgesteld dat in de reglementen bij de afzonderlijke persoonsregistraties voor het onderwerp beveiliging met een verwijzing naar deze maatregelen kan worden volstaan.

Hoofdstuk 7. Slot- en overgangsbepalingen

Het van kracht worden van de artikelen die specifiek op de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zijn toegesneden, wordt gekoppeld aan de inwerkingtreding van de wet GBA. Tot dat moment zal het Besluit bevolkingsboekhouding op deze administratie van toepassing zijn.