Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Dirksland

Besluit krediethypotheek en pandrecht WWB

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Dirksland
Officiële naam regelingBesluit krediethypotheek en pandrecht WWB
CiteertitelBesluit krediethypotheek en pandrecht WWB
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, art. 50, tweede lid

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-200427-02-2013Besluit

10-12-2004

Gemeenteblad, 2006, 19

Besluit krediethypotheek en pandrecht WWB

Tekst van de regeling

Artikel 1 Bijstand voor vestigingskosten hypotheek of pand

  • 1 De geldlening als bedoeld in artikel 50, tweede lid, Wet werk en bijstand (WWB), wordt verstrekt onder verband van hypotheek of onder vestiging van pandrecht, indien het bedrag aan uitkering dat kan worden verstrekt in de vorm van een lening meer bedraagt dan 6 maal de norm bedoeld in artikel 21, onder c, WWB. Indien het te verstrekken bedrag lager is, wordt er een lening verstrekt zonder hypothecaire zekerheid of zonder vestiging van pandrecht.

  • 2 Indien bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek cq onder vestiging van pandrecht, wordt daartoe mede gerekend de eventuele bijstand in de kosten genoemd in artikel 2, derde en vierde lid.

Artikel 2 Hoogte lening; taxatie en vestigingskosten ten laste van belanghebbende

  • 1 De geldlening, bedoeld in artikel 1, is ten hoogste de waarde van de woning/woonschip/woonwagen in het economisch verkeer bij vrije oplevering, verminderd met de daarop drukkende schulden en met het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder d van de WWB.

  • 2 Indien de waarde van de woning volgens art. 2 lid 1 een relatief lage hypothecaire zekerheid oplevert, wordt er een lening verstrekt zonder hypothecaire zekerheid.

  • 3 Ter vaststelling van de waarde van de woning/woonschip/woonwagen vindt taxatie plaats door een taxateur voor onroerende zaken, die door het college in overeenstemming met de belanghebbende wordt aangewezen, of door een gemeentelijk taxateur.

  • 4 De kosten verbonden aan de taxatie, de hypotheekakte en de inschrijving van de hypotheek, de pandovereenkomst, alsmede de bijkomende kosten, komen ten laste van de belanghebbende. De bijstand voor deze kosten wordt aangemerkt als algemene bijstand, tenzij aan de belanghebbende uitsluitend bijzondere bijstand wordt verleend.

Artikel 3 Opname voorwaarden in hypotheekakte c.q. pandovereenkomst

  • 1 Aan de geldlening worden in elk geval verbonden de voorwaarden, genoemd in de artikelen 4 en 5.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde voorwaarden worden tezamen met de gebruikelijke bedingen opgenomen in de hypotheekakte c.q. pandovereenkomst.

Artikel 4 Aflossingsvoorwaarden hypotheek c.q. pand

  • 1 Aflossing van de volledige geldlening vindt plaats gedurende ten hoogste tien jaar.

  • 2 De aflossing vangt aan op het moment van beëindiging van de bijstandverlening en vindt maandelijks plaats.

  • 3 Het maandbedrag van de aflossing wordt telkens voor een periode van één jaar vastgesteld.

  • 4 Bij een inkomen als bedoeld in artikel 32 van de Wet werk en bijstand, dat niet uitgaat boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 3.1 t/m 3.3 van genoemde wet, wordt geen aflossing gevergd. Tevens wordt geen aflossing gevergd indien belanghebbende een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars ontvangt.

  • 5 Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, stelt het college, zo nodig tussentijds, het maandbedrag van de aflossing op een lager dan wel hoger bedrag vast..

  • 6 Bij de beoordeling van de omstandigheden als bedoeld in het vijfde lid wordt rekening gehouden met noodzakelijke, voor eigen rekening van belanghebbende komende, bijzondere bestaanskosten. Deze worden in mindering gebracht op het inkomen.

  • 7 Indien belanghebbende tijdens de aflossingsperiode van tien jaar schuldig nalatig is in het voldoen van de vastgestelde aflossing, is het nog niet afgeloste deel van de geldlening terstond opeisbaar en is daarover tevens de wettelijke rente verschuldigd.

Artikel 5 Rentevordering

  • 1 Indien door toepassing van artikel 4, vierde tot en met het zesde lid, na afloop van de aflossingsperiode van tien jaar een deel van de geldlening nog niet is afgelost, is vanaf dat moment maandelijks rente verschuldigd over het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 2 De rente, bedoeld in het eerste lid, is de wettelijke rente, verminderd met 3 procent.

  • 3 Indien belanghebbende naar het oordeel van het college de rente geheel of gedeeltelijk kan betalen, doch niet kan aflossen, wordt een betaling eerst tot ten hoogste het bedrag van de verschuldigde maandrente aangemerkt als aflossing en wordt de rente die daardoor niet wordt betaald bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 4 Indien belanghebbende naar het oordeel van het college geen rente kan betalen, wordt de verschuldigde rente bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 5 Over een bijgeschreven rentevordering is geen rente verschuldigd.

Artikel 6 Aflossing geldlening bij vererving en verkoop woning, woonwagen of woonschip

  • 1 Bij verkoop of bij vererving van de woning, de woonwagen of het woonschip en indien het een echtpaar betreft bij vererving na overlijden van de langstlevende echtgenoot, wordt het nog niet afgeloste deel van de geldlening, alsmede de op grond van artikel 5, derde en vierde lid, bijgeschreven rente, terstond afgelost.

  • 2 Bij verkoop van de woning kan het college wegens bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard van belanghebbende, na toepassing van het eerste lid, besluiten tot het verlenen van een nieuwe geldlening eveneens onder verband van hypotheek voor de aankoop van een andere woning, tot ten hoogste het bedrag van de ingevolge het eerste lid afgeloste geldlening, onder de voorwaarde dat belanghebbende het na aflossing vrijgekomen vermogen, met inbegrip van het in het derde lid bedoelde bedrag, volledig inzet voor de aankoop van de andere woning.

  • 3 Indien bij verkoop van de woning, de woonwagen of het woonschip op basis van de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering het voor de afrekening beschikbare bedrag lager is dan het resterende bedrag van de geldlening en van de rentevordering, wordt het verschil kwijtgescholden.

Artikel 7 Toepassing laatst gevestigde hypotheek c.q. laatst gevestigd pandrecht bij niet-duurzame onderbreking bijstandverlening

Indien binnen een periode van twee jaar na beëindiging van de bijstandverlening onder verband van hypotheek c.q. onder vestiging van pandrecht wederom recht op bijstand bestaat, wordt deze/dit verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek c.q. het laatst gevestigde pandrecht.

Artikel 8 Jaarlijkse opgave restantschuld en rentevorderingen

Aan belanghebbende wordt telkens na afloop van een kalenderjaar een opgave verstrekt van de stand van de geldlening en van de rentevorderingen.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 december 2004.

Artikel 10 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit krediethypotheek en pandrecht WWB.