Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Eijsden

Verordening houdende nadere voorschriften ten aanzien van de subsidiëring van regionale welzijnsinstellingen.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Eijsden
Officiële naam regelingVerordening houdende nadere voorschriften ten aanzien van de subsidiëring van regionale welzijnsinstellingen.
CiteertitelVerordening houdende nadere voorschriften ten aanzien van de subsidiëring van regionale welzijnsinstellingen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpOndersteuning kwetsbare inwoners

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening is van rechtswege vervallen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Ahri

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-2013van rechtswege vervallen

01-01-2013

onbekend

Onbekend.
01-01-198601-01-2013nieuwe regeling

25-03-1986

onbekend

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening houdende nadere voorschriften ten aanzien van de subsidiëring van regionale welzijnsinstellingen

De Raad der Gemeente Eijsden;

gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 11 maart 1986;

medegezien de adviezen van het Samenwerkingsverband Heuvelland d.d.

26 juli 1985 en 18 november 1985 en van de Welzijnsraad Eijsden d.d.

6 maart 1986;

overwegende dat het wenselijk is dat de gemeenten die participeren in het Samenwerkingsverband Heuvelland een uniforme regeling hanteren met betrekking tot de subsidiëring van de in het Heuvelland werkende regio­nale welzijnsinstellingen;

gelet op het bepaalde in artikel 168 van de gemeentewet;

BESLUIT:

  • I.

    vast te stellen de volgende "Verordening houdende nadere voorschriften ten aanzien van de subsidiëring van regionale welzijnsinstellingen".

§ 1. Begripsbepalingen.

Artikel. 1.

algemene subsidieverordening: Algemene Subsidieverordening Specifiek Welzijn regionale instelling: een instelling die werkzaam is ten behoeve van de bevolking van twee of meer gemeenten in het Heuvelland

samenwerkingsverband: Samenwerkingsverband Heuvelland gevestigd te Valkenburg aan de Geul.

§ 2. Reikwijdte en toepassing.

Artikel. 2.

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van het Regionaal Centrum voor Gezinszorg, Maatschappelijk Werk en Gecoördineerd Ouderenwerk Z.L. en de Stichting Sociaal- Cultureel Werk Z.L. en op andere door de gemeente aan te wijzen instellingen op het terrein van Welzijn.

  • 2. Het bepaalde in de algemene subsidieverordening is van overeenkomstige toepassing, voor zover in deze verordening niet anders is bepaald.

§ 3. De subsidieaanvraag.

Artikel. 3.

  • 1. Een regionale instelling dient de subsidieaanvraag schriftelijk in bij Burgemeester en Wethouders vóór 1 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een werkplan en een uitgewerkte begroting voor het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3. Een afschrift van de subsidieaanvraag dient door de instelling ter kennisname te worden verzonden aan het samenwerkingsverband.

Artikel. 4. Werkplan.

  • 1. Het werkplan is een globale samenvatting van doelstellingen en beleidsvoornemens en de concretisering ervan voor het jaar waarop het werkplan betrekking heeft.

  • 2. Het werkplan van een regionale instelling dient op eenvoudige en overzichtelijke wijze aan te geven:

    • a.

      Ade wijze waarop de binnen de regionale instelling onderscheiden functies worden waargemaakt;

    • b.

      welke activiteiten worden uitgevoerd ten behoeve van de gezamenlijke deelnemende gemeenten;

    • c.

      welke activiteiten worden uitgevoerd ten behoeve van de individuele gemeenten;

    • d.

      de inzet van beroepskrachten;

    • e.

      de inzet van vrijwilligers;

    • f.

      de wijze waarop gebruikers, deelnemers c.q. cliënten bij de totstandkoming van het instellingsbeleid worden betrokken;

    • g.

      de wijze waarop beroepskrachten bij de totstandkoming van het instellingsbeleid worden betrokken;

    • h.

      de wijze waarop vorm en inhoud wordt gegeven aan samenwerking met andere maatschappelijke organisaties.

Artikel. 5. Begroting.

  • 1. De begroting is de financiële vertaling van het werkplan. In elk

    geval dienen de volgende kostensectoren onderscheiden te worden:

    • 1.

      personeelskosten;

    • 2.

      huisvestingskosten;

    • 3.

      organisatiekosten;

    • 4.

      uitvoeringskosten.

    Bij de bepaling van deze kosten wordt verstaan onder:

    • 1.

      Personeelskosten:

      • a.

        de subsidiabel gestelde salarissen, vergoedingen en vakantietoeslag, ~et uitzondering van.vergoedingen voor overwerk, onverplichte gratificaties en andere bijzondere beloningen;

      • b.

        het werkgeversaandeel in de wettelijk verplichte sociale lasten en in de premiekosten van een afgesloten pensioenverzekering;

      • c.

        de door de werkgever ontvangen uitkeringen ingevolge de Ziektewet worden niet in mindering gebracht op de personeelskosten, indien en voor zover deze zijn aangewend voor tijdelijke vervanging van de betrokken werknemer(s);

      • d.

        kosten van werving van personeel;

      • e.

        overige door burgemeester en wethouders aanvaarde kosten.

    • 2.

      Huisvestingskosten:

      • a.

        afschrijving op gebouwen;

      • b.

        afschrijving op verbouwing/uitbreiding, eerste inrichting, verwarmingsinstallatie en buitengewoon onderhoud;

      • c.

        rente van geldleningen, gesloten ten behoeve van de financiering van investeringen voor huisvesting;

      • d.

        huren, waaronder wordt verstaan de kosten van het huren van gebouwen of lokalen en van terreinen, alsmede de kosten van erfpacht of enig ander zakelijk recht; de door de instellingen aan te gane overeenkomsten tot huur van de benodigde ruimten dienen vooraf ter goedkeuring te worden voorgelegd aan burgemeester en wethouders;

      • e.

        kosten van verlichting, verwarming, water en schoonmaak;

      • f.

        kosten van onderhoud van gehuurde gebouwen, lokalen en terreinen, die ingevolge de wet of plaatselijk gebruik of overeenkomst voor rekening van de huurder komen;

      • g.

        kosten van onderhoud van eigen gebouwen en terreinen;

      • h.

        kosten van buitenaccommodatie;

      • i.

        de premies van verzekeringen en overige lasten, voortvloeiende uit de eigendom van gebouwen en terreinen;

      • j.

        kleine aanschaffingen ten behoeve van de inrichting;

      • k.

        overige door burgemeester en wethouders aanvaarde kosten.

    • 3.

      Organisatiekosten:

      • a.

        afschrijving op kantoormachines;

      • b.

        verlies bij verkoop kantoormachines, mits deze verkoop vooraf door burgemeester en wethouders is goedgekeurd;

      • c.

        bureaukosten;

      • d.

        drukwerk, stencilwerk;

      • e.

        rente/bankkosten;

      • f.

        administratie- en/of accountantskosten;

      • g.

        kosten van voorlichting en public relations;

      • h.

        representatiekosten;

      • i.

        bestuurskosten, waaronder begrepen kosten van eenvoudige consumpties, gebruikt tijdens bestuursvergaderingen;

      • j.

        bijdragen aan begeleidende organen, lidmaatschappen e.d.;

      • k.

        reis- en verblijfkosten;

      • l.

        kosten van documentatie en literatuur;

      • m.

        kosten van deskundigheidsbevordering van personeel, vrijwillig medewerkende of bestuursleden, voor zover deze in direct verband staan met de taak van de betrokkenen bij de uitvoering of begeleiding van gesubsidieerde activiteiten en vooraf door burgemeester en wethouders goedkeuring is verleend;

      • n.

        premies van een burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering;

      • o.

        andere als zodanig door burgemeester en wethouders aanvaarde kosten.

    • 4.

      Uitvoeringskosten:

      • a.

        afschrijving op apparatuur, gereedschappen, toestellen, uniformen, instrumenten;

      • b.

        huur van apparatuur, gereedschappen e.d.;

      • c.

        rente van geldleningen gesloten ten behoeve van investeringen in apparatuur, gereedschappen e.d.;

      • d.

        kosten van vrijwillig medewerkenden;

      • e.

        gebruiks- en verbruiksmaterialen binnen het kader van de uit te voeren activiteiten;

      • f.

        overige door burgemeester en wethouders aangewezen kosten.

  • 2. Indien door een regionale instelling meer werksoorten worden uitgevoerd, dient door middel van de begroting inzicht te worden gegeven in de wijze waarop de toerekening van gezamenlijke kosten aan de onderscheiden werksoorten geschiedt.

  • 3. De verdeelsleutel voor de bepaling van het aandeel der afzonderlijke gemeenten in het totale begrote subsidie wordt gebaseerd op het inwoneraantal op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend.

§ 4. Subsidiebeschikking.

Artikel. 6.

  • 1. Burgemeester en Wethouders beschikken op een subsidieaanvraag als bedoeld in art. 3 lid 1 en 2 vóór 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Alvorens een beschikking af te geven als bedoeld in lidi winnen Burgemeester en Wethouders advies in bij het samenwerkingsverband. Indien daartoe aanleiding is of op verzoek van Burgemeester en Wethouders kan door het samenwerkingsverband een overleg terzake worden geïnitieerd tussen de deelnemende gemeenten, resp. de deelnemende gemeenten en de regionale instelling. Bedoeld advies wordt afgegeven uiterlijk 2 maanden nadat de adviesaanvrage bij het samenwerkingsverband is binnengekomen.

  • 3. Burgemeester en Wethouders kunnen hun beschikking, met opgave van redenen, uiterlijk vier maanden verdagen. Zij stellen de regionale instelling op de hoogte van hun besluit tot verdaging.

  • 4. Indien geen beschikking is getroffen vóór de aanvang van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, dan is de aanvrager bevoegd uitgaven te doen tot ten hoogste 4/12 deel van de bedragen die op overeenkomstige posten van de laatst toegekende subsidie zijn geraamd.

Artikel. 7.

  • 1. Burgemeester en Wethouders geven in de beschikking tot gehele of gedeeltelijke toekenning aan:

    • a.

      welke voorwaarden aan de subsidie zijn verbonden;

    • b.

      welke bepalingen van de algemene subsidieverordening c.q. bijzondere subsidieverordening niet van toepassing zijn;

    • c.

      het toegekende subsidiebedrag, dan wel de methode met behulp waarvan de berekening van het definitieve subsidiebedrag zal plaatsvinden.

  • 2. Burgemeester en Wethouders zenden onverwijld een afschrift van hun beschikking aan de regionale instelling en het samenwerkingsverband.

§ 5. Definitieve vaststelling.

Artikel. 8.

  • 1. Burgemeester en Wethouders stellen het subsidiebedrag vast vóór 1 oktober van het jaar volgend op dat waarin de gesubsidieerde activiteiten hebben plaatsgevonden.

  • 2. Alvorens over te gaan tot definitieve vaststelling als bedoeld in lid 1 winnen Burgemeester en Wethouders advies in bij het samenwerkingsverband. Indien daartoe aanleiding is of op verzoek van Burgemeester en Wethouders kan door het samenwerkingsverband een overleg terzake worden geïnitieerd tussen de deelnemende gemeenten, resp. de deelnemende gemeenten en de regionale instelling. Bedoeld advies wordt afgegeven uiterlijk 1 maand nadat de adviesaanvrage bij het samenwerkingsverband is binnengekomen.

  • 3. De regionale instelling verstrekt daartoe vóór 1 april van het in het eerste lid bedoelde jaar een voorlopige jaarrekening, alsmede het jaarverslag van de door de regionale instelling verrichte werkzaamheden.

  • 4. De instelling verstrekt daartoe vóór 1 juli van het in het eerste lid bedoelde jaar de door het bestuur van de regionale instelling gewaarmerkte belans per 31 december van het jaar waarin de gesubsidieerde activiteiten hebben plaatsgevonden en de definitieve jaarrekening, alsmede een duidelijke en volledige, aan de begroting gerelateerde toelichting per post en een verklaring van een registeraccountant.

Artikel. 9.

  • 1. Het jaarverslag als bedoeld in art. 8 lid 3 bevat naast een kwantitatief overzicht van de door de regionale instelling verrichte werkzaamheden en evaluatie van de doelstellingen zoals verwoord in het werkplan.

  • 2. Het bepaalde in art. 4 lid 2 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel. 10.

  • 1. Ten aanzien van de opstelling van de jaarrekening is het bepaalde in artikel 5 lid 2 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De verdeelsleutel bij de vaststelling van het definitieve subsidie wordt gebaseerd op het inwonersaantal op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de subsidieaanvraag is ingediend.

§ 6. Voorschotten.

Artikel. 11.

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen aan een regionale instelling waaraan zij subsidie hebben toegekend voorschotten verstrekken.

  • 2. De bevoorschotting vindt dat plaats op de eerste dag van ieder kwartaal. Het voorschot is 25% van het in de goedgekeurde begroting opgenomen bedrage als gemeentelijke bijdrage in de exploitatiekosten.

  • 3. Bij te late bevoorschotting komen de daaruitvoortvloeiende rentekosten voor rekening van de gemeente.

  • 4. In overleg met de instelling kunnen burgemeester en wethouders besluiten de bevoorschotting te laten verlopen via het samenwerkingsverband.

Artikel. 12.

  • 1. De regionale instelling voert de activiteiten uit overeenkomstig het werkplan indien en voor zover dat als grondslag voor subsidiëring is aanvaard.

  • 2. Afwijking van het werkplan en de begroting behoeft vooraf goedkeuring van Burgemeester en Wethouders.

  • 3. Het bepaalde in artikel 6 lid 2 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel. 13.

  • 1. Indien de personeelsformatie zoals vastgesteld in het werkplan wijziging behoeft, dan wordt de gewijzigde personeelsformatie vastgesteld door het gemeentebestuur.

  • 2. Ontstane vacatures worden terstond gemeld bij het gemeentebestuur.

  • 3. Het gemeentebestuur beslist binnen een maand nadat het verzoek van de instelling als bedoeld in lid 1 is ontvangen.

  • 4. Het bepaalde in artikel 6 lid 2 is van overeenkomstige toepassing.

    • II.

      dat de onder 1 genoemde verordening in werking treedt met ingang van 1 januari 1986 met dien verstande dat zij voor het subsidiejaar 1986 voor het eerst van toepassing is.

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 25 maart 1986.

    De raad voornoemd,

    De secretaris, De voorzitter

    J.H.M. Bronckers, J.G.T. Bouwens